Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de voorwaarden en de modaliteiten onder dewelke de leerlingen van het deeltijds beroepssecundair onderwijs en de voor de vervulling van de leerplicht erkende vorming worden begeleid door de psycho-medisch-sociale centra.

  • goedkeuringsdatum
    31 JULI 1990
  • publicatiedatum
    B.S.13/12/1990
  • zie ook
  • datum laatste wijziging
    10/10/2000

De Vlaamse Regering,

Gelet op de wet van 1 april 1960 betreffende de psycho-medisch-sociale centra, inzonderheid op artikel 2, § 2, ingevoegd bij koninklijk besluit nr. 467 van 1 oktober 1986;

Gelet op het koninklijk besluit van 13 augustus 1962 tot regeling van de psycho-medisch-sociale centra, inzonderheid op artikel 3, §§ 1 en 2, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 24 augustus 1981 en het koninklijk besluit van 2 september 1985;

Gelet op het advies van de Hoge Raad voor psycho-medisch-sociale begeleiding van 2 juli 1990;

Gelet op het akkoord van de Gemeenschapsminister van Financiën en Begroting van 23 juli 1990;

Gelet op het protocol van 20 juli 1990 houdende de conclusies van de onderhandelingen die gevoerd werden in de schoot van het gemeenschappelijk comité voor alle overheidsdiensten;

Gelet op de wetten van de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wet van 9 augustus 1980;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat deze maatregelen zo spoedig mogelijk aan de betrokken psycho-medisch-sociale centra medegedeeld moeten worden met het oog op een vlotte voorbereiding van het komende schooljaar;

Op de voordracht van de Gemeenschapsminister van Onderwijs;

Na beraadslaging,

Besluit :

HOOFDSTUK I. - Erkenning en omkadering

Artikel 1.

§ 1. Voor de uitvoering van de opdrachten, vermeld in artikel 3, §§ 1 en 2 van het koninklijk besluit van 13 augustus 1962 tot regeling van de psycho-medisch-sociale centra, worden ten aanzien van de leerlingen van het deeltijds beroepssecundair onderwijs en ten behoeve van de deelnemers van de voor de vervulling van de leerplicht erkende vorming maximaal achtenveertig psycho-medisch-sociale centra voor de Vlaamse Regering erkend, waarvan vierentwintig gesubsidieerde vrije psycho-medisch-sociale centra, en vierentwintig officiële psycho-medisch-sociale centra.

§ 2. De aanwijzing door de Vlaamse Regering gebeurt op voorstel van :

- de Autonome Raad van het Gemeenschapsonderwijs;

- de representatieve verenigingen van inrichtende machten van de gesubsidieerde vrije psycho-medisch-sociale centra;

- de representatieve verenigingen van inrichtende machten van de gesubsidieerde officiële psycho-medisch-sociale centra;

- op voorstel van de inrichtende macht wanneer deze niet door een representatieve vereniging vertegenwoordigd wordt.

Art. 2.

§ 1. Aan elk psycho-medisch-sociaal centrum, bedoeld in artikel 1, § 1 wordt, onverminderd de formatie, zoals bepaald overeenkomstig de wet van 1 april 1960 betreffende de psycho-medisch-sociale centra, zoals gewijzigd bij het decreet betreffende het onderwijs van 5 juli 1989 en het koninklijk besluit nr. 467 van 1 oktober 1986, één volledige betrekking in het ambt van maatschappelijk werker toegekend, voor minimum 72 leerlingen uit het deeltijds beroepssecundair onderwijs of deelnemers uit de erkende vormingen voor de vervulling van de deeltijdse leerplicht.

§ 2. Onverminderd de bepalingen van § 1 wordt een volledige betrekking in het ambt van psycho-pedagogisch werker toegekend voor minimum 500 leerlingen uit het deeltijds beroepssecundair onderwijs of deelnemers uit de erkende vormingen voor de vervulling van de deeltijdse leerplicht.

Art. 3.

Voor de toepassing van artikel 2 :

§ 1. 1° worden de leerlingen uit de bediende centra voor deeltijds beroepssecundair onderwijs, die tot dezelfde inrichtende macht als het psycho-medisch-sociaal centrum behoren of die tot hetzelfde net als het psycho-medisch-sociaal centrum behoren en waarmee een contract afgesloten is voor de duur van ten minste zes jaar voor het uitvoeren van de opdrachten vermeld in artikel 3 van het besluit van 13 augustus 1962 tot regeling van de psycho-medisch-sociale centra, in aanmerking genomen;

2° mag in afwijking van 1° van deze paragraaf een centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs bij ontstentenis van een psycho-medisch-sociaal centrum dat behoort tot dezelfde inrichtende macht een contract sluiten voor de duur van ten minste zes jaar met een ander psycho-medisch-sociaal centrum;

3° worden de leerlingen bedoeld in artikel 2 per dienstjaar gerechtvaardigd op basis van het aantal leerlingen dat in de bediende centra voor deeltijds beroepssecundair onderwijs geteld werd op de datum of gedurende de periode die in de betreffende onderwijswetgeving of -reglementering in aanmerking wordt genomen voor het bepalen van het aantal lestijden of betrekkingen en die voorafgaat aan de datum die in de reglementering betreffende de psycho-medisch-sociale centra geldt als tellingsdatum voor het bepalen van het aantal betrekkingen per centrum;

4° wordt onder leerling, bedoeld in deze paragraaf, verstaan : elke regelmatige leerling, bedoeld in hoofdstuk II van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende inrichting van het deeltijds beroepssecundair onderwijs.

§ 2. 1° worden de deelnemers uit de erkende vormingen voor het vervullen van de deeltijdse leerplicht per begeleidend psycho-medisch-sociaal centrum, bedoeld in 2° van deze paragraaf in aanmerking genomen volgens de voorwaarden bepaald in 3°, 4° en 5° van deze paragraaf;

2° kan de bevoegde instantie van elke erkende vorming voor het vervullen van de deeltijdse leerplicht maximum drie contracten sluiten met erkende psycho-medisch-sociale centra, bedoeld in dit besluit, waarvan maximum één contract per net.

Onverminderd het bepaalde in het voorgaande lid zijn de bevoegde instanties van de verenigingen of instellingen erkend op basis van het koninklijk besluit van 4 oktober 1976 betreffende de voortdurende vorming in de middenstand ertoe gehouden één contract met een vrij psycho-medisch-sociaal centrum en één of twee contracten met officiële psycho-medisch-sociale centra te sluiten.

Deze contracten worden gesloten voor de duur van minimum zes jaar, voor het uitvoeren van de opdrachten genoemd in artikel 3 van het koninklijk besluit van 13 augustus 1962 tot regeling van de psycho-medisch-sociale centra.

De psycho-medisch-sociale centra, waarmede contracten gesloten worden, moeten erkende vormingen voor de vervulling van de deeltijdse leerplicht bedienen, die gelegen zijn op maximum 30 km afstand van deze psycho-medisch-sociale centra. Deze afstand wordt berekend, overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 15 oktober 1969 tot vaststelling der wettelijke afstanden;

3° wordt het aantal deelnemers per dienstjaar gerechtvaardigd op basis van het aantal deelnemers dat in de bediende erkende vormingen geteld werd op de datum die in de desbetreffende reglementering in aanmerking wordt genomen voor het bepalen van het aantal deelnemersuren en die onmiddellijk voorafgaat aan de datum die in de reglementering betreffende de psycho-medisch-sociale centra geldt als tellingsdatum voor het bepalen van het aantal betrekkingen per centrum;

4° a) wordt aan elk van de begeleidende psycho-medisch-sociale centra, bedoeld in 2° van onderhavige paragraaf een gedeelte van het aantal deelnemers toegewezen op basis van het aantal leerlingen dat in het schooljaar voorafgaand aan de eerste inschrijving in de voor de vervulling van de deeltijdse leerplicht erkende vorming en op de datum of gedurende de periode die in de desbetreffende reglementering gedurende dat schooljaar in aanmerking wordt genomen voor het bepalen van het aantal betrekkingen of lestijden, ingeschreven was in een onderwijsinstelling die bediend werd door een psycho-medisch-sociaal centrum uit hetzelfde net;

b) worden daarenboven de deelnemers die in het schooljaar voorafgaand aan de eerste inschrijving in de voor de vervulling van de deeltijdse leerplicht erkende vorming ingeschreven waren in een onderwijsinstelling die begeleid werd door een psycho-medisch-sociaal centrum van een net, dat geen contract heeft afgesloten met de erkende vorming, aan de psycho-medisch-sociale centra, bedoeld in 2°, toegewezen volgens de verhouding vastgesteld onder 4°, a);

5° wordt onder deelnemer in deze paragraaf verstaan : elke leerplichtige bedoeld in artikel 8, § 3, 1° van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende de organisatie, de normering en de financiering van de erkende vormingen in het kader van de deeltijdse leerplicht.

Art. 4.

1° De betrekking bedoeld in artikel 2, § 2, blijft behouden voor zover het aantal leerlingen of deelnemers 450 bedraagt.

2° Vanaf het dienstjaar 1991-1992, mag de betrekking bedoeld in artikel 2, § 2, slechts opgericht worden voor zover het aantal leerlingen of deelnemers 550 bedraagt.

HOOFDSTUK II. - Wijzigingsbepalingen

Art. 5.

Artikel 2, 7°, van het koninklijk besluit van 13 augustus 1962 tot regeling van de psycho-medisch-sociale centra zoals ingevoegd bij koninklijk besluit van 24 augustus 1981 en gewijzigd bij koninklijk besluit van 2 september 1985 wordt vervangen door de volgende bepaling : ...

Art. 6.

Artikel 3, § 2, van hetzelfde besluit, wordt vervangen door de volgende bepaling : ...

Art. 7.

Artikel 6, § 2 van het hetzelfde besluit, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 24 augustus 1981 en 2 september 1985 tot regeling van de psycho-medisch-sociale centra wordt vervangen door de volgende bepaling : ...

Art. 8.

Artikel 16 van hetzelfde besluit, zoals gewijzigd door de koninklijk besluiten van 24 augustus 1981 en 2 september 1985, wordt vervangen door de volgende bepaling : ...

Art. 9.

Artikel 52, a), § 1, 1°, van hetzelfde besluit, zoals gewijzigd door de koninklijke besluiten van 24 augustus 1981 en 2 september 1985 en door het besluit van de Vlaamse Regering van 12 juli 1990, wordt vervangen door de volgende bepaling : ...

HOOFDSTUK III. - Overgangsbepalingen

Art. 10.

§ 1. Voor het bepalen van de in artikel 2, §§ 1 en 2 bedoelde omkadering tijdens het dienstjaar 1990-1991, wordt het aantal leerlingen in aanmerking genomen dat op de datum bepaald in artikel 3, § 1, 3°, ingeschreven was in een centrum voor experimenteel deeltijds onderwijs, dat met ingang van 1 september 1990 door de Vlaamse Regering wordt erkend als centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs en dat met ingang van 1 september 1990 bediend wordt door het psycho-medisch-sociaal centrum.

§ 2. Voor het bepalen van de in artikel 2, §§ 1 en 2 bedoelde omkadering tijdens het schooljaar 1990-1991, wordt voor de centra voor deeltijds beroepssecundair onderwijs die met ingang van 1 september 1990 door de Vlaamse Regering worden erkend en die tijdens het schooljaar 1989-1990 niet erkend waren als centrum voor experimenteel deeltijds onderwijs, in afwijking met de bepaling van artikel 3, § 1, 3°, het aantal leerlingen in aanmerking genomen die op 1 oktober 1990 ingeschreven is in het centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs, dat met ingang van 1 september 1990 bediend wordt door het psycho-medisch-sociaal centrum.

Art. 11.

Indien een betrekking in het ambt van maatschappelijk werker wordt ingericht, zoals bedoeld in artikel 2, § 1, dient de inrichtende macht, in afwijking van de bepalingen van het koninklijk besluit van 27 juli 1979 tot vaststelling van het statuut van de leden van het technisch personeel van de Rijks-psycho-medisch-sociale centra, van de Rijksvormingscentra en van de inspectiediensten belast met het toezicht op de psycho-medisch-sociale centra, de diensten voor studie- en beroepsoriëntering en de gespecialiseerde psycho-medisch-sociale centra en van de reglementering inzake terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking en reaffectatie, deze betrekking toe te wijzen aan het personeelslid dat met ingang van 1 februari 1989 ononderbroken in het ambt van maatschappelijk werker in het centrum aangesteld was overeenkomstig de bepalingen van artikel 28 van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 juli 1989 houdende inrichting van een experimenteel secundair onderwijs met beperkt leerplan, voor zover deze personeelsleden niet vóór 30 juni 1990 in vooropzeg werden gesteld.

Voor de toepassing van voormelde bepalingen worden niet als dienstonderbreking beschouwd : de vakantieperioden, de militaire dienst, perioden van wederoproeping, de ziekte- of bevallingsverloven, de borstvoedingsverloven, de verloven van korte duur met behoud van wedde (toelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van familiale of sociale aard, alsook de verloven zonder behoud van wedde (toelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per schooljaar, alsmede een periode van ten hoogste 30 kalenderdagen per schooljaar. Voornoemde verloven en afwezigheden kunnen eveneens aanvangen op 1 februari 1989.

Art. 12.

In afwijking van artikel 2, § 1, wordt de betrekking in het ambt van maatschappelijk werker vervangen door een betrekking in het ambt van psycho-pedagogisch consulent of psycho-pedagogisch werker en toegewezen, in afwijking van de bepalingen van het koninklijk besluit van 27 april 1979 tot vaststelling van het statuut van de leden van het technisch personeel van de Rijks-psycho-medisch-sociale centra, van de Rijksvormingscentra en van de inspectiediensten belast met het toezicht op de psycho-medisch-sociale centra, de diensten voor studie- en beroepsoriëntering en de gespecialiseerde psycho-medisch-sociale centra en van de reglementering inzake terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking en reaffectatie, aan het personeelslid dat met ingang van 1 februari 1989 ononderbroken in het ambt van psycho-pedagogisch consulent of psycho-pedagogisch werker in het centrum aangesteld was overeenkomstig de bepaling van artikel 28 van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 juli 1989 houdende inrichting van een experimenteel secundair onderwijs met beperkt leerplan, voor zover deze personeelsleden niet vóór 30 juni 1990 in vooropzeg werden gesteld.

Voor de toepassing van voormelde bepalingen worden niet als dienstonderbreking beschouwd : de vakantieperioden, de militaire dienst, perioden van wederoproeping, de ziekte- of bevallingsverloven, de borstvoedingsverloven, de verloven van korte duur met behoud van wedde (toelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van familiale of sociale aard, alsook de verloven zonder behoud van wedde (toelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per schooljaar, alsmede een periode van ten hoogste 30 kalenderdagen per schooljaar. Voornoemde verloven en afwezigheden kunnen eveneens aanvangen op 1 februari 1989.

Deze bepaling geldt tot op de dag dat de titularis van het ambt de betrekking definitief verlaat. Zij behouden de weddeschaal die hen werd toegekend voor de inwerkingtreding van dit besluit.

HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen

Art. 13.

De Gemeenschapsminister van Onderwijs is belast met de uitvoering van dit besluit.

Art. 14.

Dit besluit treedt in werking op 1 september 1990.