OPGEHEVEN : Decreet betreffende het mentorschap.
(uittreksel)
goedkeuringsdatum
16 APRIL 1996
publicatiedatum
B.S.12/06/1996
datum laatste wijziging
01/09/2010
(opschrift gewijzigd bij Decr. 15-12-2006 en bij Decr.
8-5-2009)
COORDINATIE
Decr. 8-7-1996 - B.S. 5-9-1996
Decr.
15-12-2006 - B.S. 6-2-2007
Decr. 22-6-2007 - B.S.
21-8-2007
Decr. 8-5-2009 - B.S. 28-8-2009
Decr.
8-5-2009 - B.S. 28-8-2009
opgeheven door Decr. 18-12-2009 -
B.S. 30-12-2009
Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij,
Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :
TITEL I. - Inleidende bepalingen
Artikel 1.
Dit decreet regelt een
gemeenschapsaangelegenheid.
TITEL II. - [Het mentorschap
Art. 2.
§ 1. Het mentorschap bestaat uit
:
1° ondersteuning van de student/cursist tijdens de
stage;
2° ondersteuning van de leraar-in-opleiding [[vanaf
het schooljaar 2008-2009]]¹;
3° aanvangsbegeleiding
gedurende het eerste jaar van de beroepsuitoefening als
leraar.
§ 2. Elk centrum, instelling of school
zorgt voor de ondersteuning van de student/cursist tijdens de stage, de
ondersteuning van de leraar-in-opleiding en voor de aanvangsbegeleiding van de
beginnende leraar. Die taken worden toevertrouwd aan één of meer
personeelsleden die belast zijn met het
mentorschap.
Art. 3.
[[§ 1.]]² [[Voor het mentorschap
worden de volgende budgetten voorzien :
1° voor de
ondersteuning van de student/cursist tijdens de stage :
a) voor
het schooljaar 2007-2008 : 5.231.066,31 euro;
b) vanaf het
schooljaar 2008-2009 : 3.510.527,59 euro;
2° voor de
ondersteuning van de leraar in opleiding vanaf het schooljaar 2008-2009 :
5.027.288,72 euro;
3° voor de aanvangsbegeleiding gedurende
het eerste jaar van de beroepsuitoefening als leraar :
a) voor
het schooljaar 2007-2008 : 2.678.597,57 euro;
b) vanaf het
schooljaar 2008-2009 : 4.371.847,57 euro.
De beschikbare
budgetten volgen de evolutie van het prijsindexcijfer dat berekend en benoemd
wordt voor de toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 24
december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van
's lands concurrentievermogen, bekrachtigd bij wet van 30 maart
1994.
De Vlaamse Regering bepaalt per budget de verdeelsleutel
over het basisonderwijs, het secundair onderwijs, het volwassenenonderwijs en
het deeltijds kunstonderwijs.]]¹
[[§ 2. Het budget dat jaarlijks toegekend
wordt voor de ondersteuning van de leraren in opleiding is gelijk aan 4000 euro
vermenigvuldigd met het totale aantal leraren in opleiding in de periode van de
eerste lesdag van september tot en met 31 mei van het voorgaande schooljaar en
is ten hoogste gelijk aan het budget, vermeld in § 1, 2°.
Als het budget, vermeld in § 1, 2°, groter is dan
4000 euro vermenigvuldigd met het totale aantal leraren in opleiding in de
periode van de eerste lesdag van september tot en met 31 mei van het voorgaande
schooljaar, dan wordt 50 procent van het verschil tussen beide bedragen
toegevoegd aan het budget, vermeld in § 1, 1°, b), en 50 procent aan
het budget, vermeld in het § 1, 3°,
b).]]²
Art. 4.
§ 1. Binnen het beschikbare budget kent
de Vlaamse Regering middelen voor mentorschap toe aan centra, instellingen of
scholen die behoren tot een van de volgende instanties :
1°
een scholengemeenschap in het basis- of secundair
onderwijs;
2° een scholengroep;
3° een
samenwerkingsplatform tussen twee of meer van de volgende instanties
:
- scholengemeenschappen in het basis- of secundair
onderwijs;
- scholengroepen;
- scholen voor
gewoon en/of buitengewoon basisonderwijs, voorzover deze niet behoren tot een
scholengemeenschap in het basisonderwijs;
- een
onderwijsinstelling(en) voor gewoon secundair onderwijs, voorzover deze niet
behoren tot een scholengemeenschap in het secundair
onderwijs;
- onderwijsinstellingen voor buitengewoon secundair
onderwijs;
- centra voor
volwassenenonderwijs;
- instellingen voor deeltijds
kunstonderwijs.
§ 2. De middelen worden toegekend onder
de vorm van lestijden (basisonderwijs), uren-leraar (secundair onderwijs en
deeltijds kunstonderwijs), lesuren (buitengewoon secundair onderwijs),
leraarsuren ([[secundair volwassenenonderwijs]]¹).
De
Vlaamse Regering berekent de middelen op basis van :
-
[[...]]¹
- de gemiddelde brutoloonkost op
jaarbasis;
- de gemiddelde weekopdracht van een leraar in het
betrokken onderwijsniveau.
§ 3. De middelen worden samen gelegd op
het niveau van het samenwerkingsverband zoals bedoeld in § 1.§
1.
Art. 5.
§ 1. De scholengemeenschap, de
scholengroep of het samenwerkingsplatform maakt afspraken over de verdeling van
de middelen naar de instellingen die tot de scholengemeenschap, de scholengroep
of het samenwerkingsplatform behoren. De verdelingscriteria worden onderhandeld
in het lokale comité. Indien er geen lokaal comité bestaat,
moeten de scholengemeenschap, de scholengroep of het samenwerkingsplatform een
akkoord hebben in de respectieve onderhandelingscomités van de partners.
§ 2. De middelen kunnen enkel worden
aangewend voor het oprichten van één of meer betrekkingen in een
wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel.
§ 3. Het personeelslid belast met het
mentorschap kan ten belope van maximaal de helft van zijn opdracht worden
aangesteld in de betrekking vermeld in de tweede
paragraaf.
Art. 6.
De personeelsleden belast met het
mentorschap worden geselecteerd in overleg tussen de centra, instellingen of
scholen enerzijds en anderzijds de centra voor volwassenenonderwijs,
hogescholen of universiteiten. Zij moeten een mentoren- of een equivalente
opleiding volgen of gevolgd hebben.
Kunnen niet belast worden
met het mentorschap personeelsleden die :
- in het gewoon of
buitengewoon basisonderwijs een betrekking uitoefenen in het ambt van directeur
of adjunct-directeur;
- in het gewoon of buitengewoon secundair
onderwijs een betrekking uitoefenen in het ambt van directeur of
adjunct-directeur of coördinator;
- in het [[secundair
volwassenenonderwijs]]¹ een betrekking uitoefenen in het ambt van
directeur, adjunct-directeur of coördinator;
- in het
deeltijds kunstonderwijs een betrekking uitoefenen in het ambt van
directeur.]
Decr. 15-12-2006; [[ ]]¹
Decr. 22-6-2007: [[ ]]² Decr.
van 8-5-2009
TITEL V. - Opheffings- en slotbepalingen
Art. 57.
Dit decreet treedt in werking
op 1 september 1997, met uitzondering van :
- de
hoofdstukken I, II en III van Titel II die in werking treden op 1 september
1996;
...
Dit decreet zal na
acht jaar onderworpen worden aan een evaluatie.
...