[OPGEHEVEN]
Decreet betreffende de medezeggenschap in het gesubsidieerd
onderwijs.
goedkeuringsdatum
23 OKTOBER 1991
publicatiedatum
B.S.14/11/1991
datum laatste wijziging
24/06/2011
COORDINATIE
[Dit decreet werd opgeheven voor wat betreft het basis-
en secundair onderwijs (Decr. 2-4-2004; Art. 58, 1°)]
(1)
Decr. van 28/04/1993 (B.S. 28/05/1993)
detail
Decreet betreffende het onderwijs-IV ;
(2)
Decr. van 15/12/1993 (B.S. 01/03/1994)
detail
Decreet betreffende het onderwijs-V ;
(2/1)
Decr. van 13/07/1994 (B.S. 31/08/1994)
detail
Decreet betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap ;
(3)
Decr. van 05/04/1995 (B.S. 08/06/1995)
detail
Decreet tot oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd onderwijs ;
(4)
Decr. van 01/12/1998 (B.S. 10/04/1999)
detail
Decreet betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding ;
(5)
Decr. van 18/05/1999 (B.S. 31/08/1999)
detail
Decreet betreffende het onderwijs XI ;
(6)
Decr. van 02/04/2004 (B.S. 06/08/2004)
detail
Decreet betreffende participatie op school en de Vlaamse Onderwijsraad ;
(7)
B.Vl.R. van 17/12/2010 (B.S. 24/06/2011)
detail
Gecodificeerde decreten betreffende het secundair onderwijs [citeeropschrift: "Codex Secundair Onderwijs"] ;
De Vlaamse Raad heeft aangenomen en Wij,
Regering bekrachtigen hetgeen volgt :
HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen
Artikel 1.
Dit decreet regelt een
aangelegenheid bedoeld in artikel 59bis, § 2, 2° van de Grondwet.
Art. 2.
Dit decreet is van toepassing
op de onderwijsinstellingen van het gewoon en buitengewoon kleuter-, lager,
basis- en secundair onderwijs die voltijds onderwijs organiseren en door de
Vlaamse Gemeenschap worden gesubsidieerd.
[...]
.
HOOFDSTUK II. - De participatieraden
Art. 3.
In iedere onderwijsinstelling
wordt een participatieraad opgericht.
Wordt als
één onderwijsinstelling beschouwd, het geheel van
onderwijsniveaus, onderwijsvormen, cycli, graden, afdelingen, opties, klassen
en inplantingspunten afhangend van éénzelfde directie.
Art. 4.
De inrichtende macht kan na
overleg met de aan de onderwijsinstellingen verbonden erkende ouderverenigingen
en de afgevaardigden van de representatieve vakorganisaties één
participatieraad oprichten per pedagogische entiteit. Onder pedagogische
entiteit wordt begrepen het geheel van onderwijsinstellingen die afhangen van
eenzelfde inrichtende macht en die in eenzelfde gebouwencomplex zijn gelegen.
Deze regeling geldt voor de duur van het mandaat van de participatieraad.
Art. 5.
Na overleg door de
inrichtende macht met de aan de onderwijsinstellingen verbonden erkende
ouderverenigingen en de afgevaardigden van de representatieve vakorganisaties
kan de inrichtende macht één participatieraad oprichten voor
maximaal drie onderwijsinstellingen samen, die behoren tot eenzelfde
inrichtende macht. Deze regeling geldt voor de duur van het mandaat van de
participatieraad.
[
Art. 5bis.
Na akkoord van de bestaande
participatieraden van haar onderwijsinstellingen binnen de scholengemeenschap
kan de inrichtende macht één participatieraad oprichten voor haar
onderwijsinstellingen die tot dezelfde scholengemeenschap behoren. Deze
regeling geldt voor de duur van het mandaat van de participatieraad.
]
Art. 6.
De per onderwijsinstelling
opgerichte participatieraden kunnen overeenkomen een gemeenschappelijke
participatieraad op te richten die bevoegd is voor verscheidene
onderwijsinstellingen behorende tot dezelfde inrichtende macht en gelegen op
het grondgebied van dezelfde gemeente of binnen een afstand van 4 kilometer
voor het basisonderwijs en 8 kilometer voor het secundair onderwijs.
Die overeenkomst geldt voor de duur van het
mandaat van de samenstellende participatieraden. Zij regelt de
vertegenwoordiging van de raden in de gemeenschappelijke participatieraad en
duidt aan in welke aangelegenheden deze de betrokken raden vervangt.
De bepalingen van dit decreet met betrekking tot
de participatieraad zijn van toepassing op de gemeenschappelijke
participatieraad.
Art. 7.
De onderwijsinstellingen met
een inrichtende macht waarvan de vertegenwoordigers van de personeelsleden en
van de ouders statutair deel uitmaken op basis van de specificiteit van het
pedagogisch project, zijn ontslagen van de verplichting tot oprichting van een
participatieraad op voorwaarde dat :
1° deze
vertegenwoordigers op een democratische wijze door respectievelijk de
personeelsleden en de ouders worden verkozen en
2° de samenstelling van de inrichtende macht gelijkaardig is
aan die van een participatieraad.
[...]
HOOFDSTUK III. - De samenstelling
Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 8.
De participatieraad is
samengesteld uit een gelijk aantal vertegenwoordigers van :
1° de inrichtende macht;
2°
de ouders;
3° het personeel;
4° de lokale gemeenschap.
Art. 9.
Het aantal mandaten per
geleding, met een minimum van twee, wordt,
[...]
na overleg in de
participatieraad bepaald.
Art. 10.
De inrichtende macht kan
het lidmaatschap van de participatieraad afhankelijk maken van het formeel
onderschrijven van het pedagogisch project.
Art. 11.
Aan het mandaat in de
participatieraad komt een einde wanneer het lid :
- niet opnieuw wordt verkozen;
- niet
langer voldoet aan de voorwaarden van de geleding waarvan hij deel
uitmaakt;
- ontslag neemt;
- het pedagogisch project van de onderwijsinstelling niet langer
onderschrijft;
- in een toestand van
onverenigbaarheid komt.
Bij betwisting over
één van deze punten, beslist de participatieraad.
De opvolger beëindigt het mandaat van zijn
voorganger.
Art. 12.
De leden van de
participatieraad zijn gehouden tot discretie over de aangelegenheden die zij in
de uitoefening van hun mandaat vernemen.
Afdeling 2. - De vertegenwoordigers van de
inrichtende macht
Art. 13.
De inrichtende macht
duidt zijn vertegenwoordigers aan. Wanneer de vertegenwoordigers van de
inrichtende macht niet in de vergadering aanwezig kunnen zijn, kan de directeur
door de inrichtende macht gemandateerd worden om de stellingen van de
inrichtende macht aan de participatieraad mede te delen en om namens de
inrichtende macht aan de stemmingen deel te nemen.
Afdeling 3. - De vertegenwoordigers van de
ouders
Art. 14.
De vertegenwoordigers van
de ouders worden gekozen door en onder de ouders van de regelmatig ingeschreven
leerlingen van de onderwijsinstellingen die onder de participatieraad
ressorteren.
Voor de verkiezing van de
vertegenwoordigers van de ouders heeft eenieder die naar Belgisch recht in het
bezit is van het ouderlijk gezag over de hiervoor bedoelde leerlingen, of die
de voogdij of de pleegvoogdij uitoefent per participatieraad een stem. In geval
van pleegvoogdij hebben de ouders geen stemrecht.
Al de hiervoor bedoelde stemgerechtigde personen kunnen zich
kandidaat stellen. Al de stemgerechtigde ouders, voogden of pleegouders moeten
door de inrichtende macht worden uitgenodigd om zich kandidaat te stellen.
Art. 15.
De kandidaten worden in
volgorde van hun stemmenaantal verkozen. Bij gelijk aantal stemmen is de
jongste verkozen.
De kandidaten die niet werden
verkozen, worden in volgorde van hun stemmenaantal, als opvolger aangewezen.
Art. 16.
Indien er niet meer
kandidaten zijn dan er plaatsen te begeven zijn dan zijn de kandidaten van
rechtswege verkozen.
Indien de vertegenwoordiging
van de ouders wegens gebrek aan kandidaten niet volledig kan worden
samengesteld, bestaat de participatieraad ook rechtsgeldig.
Art. 17.
Het mandaat van de
vertegenwoordigers van de ouders duurt vier jaar en is hernieuwbaar.
Art. 18.
§ 1. De
participatieraad bepaalt het reglement voor de verkiezingen van de
vertegenwoordigers van de ouders.
§ 2. De
inrichtende macht is verantwoordelijk voor de organisatie van de verkiezingen.
De verkiezingen worden georganiseerd in samenwerking met de aan de
onderwijsinstelling verbonden erkende
oudervereniging.
Afdeling 4. - De vertegenwoordigers van het
personeel
Art. 19.
[
De vertegenwoordigers
van het personeel worden gekozen door en onder de gesubsidieerde
personeelsleden van de onderwijsinstellingen die onder de participatieraad
ressorteren.
Al de personeelsleden, met
uitzondering van de directeur, zijn stemgerechtigd en zijn verkiesbaar.
]
Art. 20.
[...]
Art. 21.
De kandidaten worden in
volgorde van hun stemmenaantal verkozen. Bij gelijk aantal stemmen wordt
voorrang gegeven aan de kandidaat met de grootste anciënniteit in de
betrokken instelling.
De kandidaten die niet
werden verkozen, worden in volgorde van hun stemmenaantal, als opvolger
aangewezen.
Art. 22.
Het mandaat van de
vertegenwoordigers van het personeel, bedoeld in artikel 19,
[...]
duurt vier
jaar en is hernieuwbaar.
Art. 23.
De participatieraad
bepaalt het reglement voor de verkiezingen van de vertegenwoordigers van het
personeel.
Art. 24.
De personeelsleden die
deel uitmaken van de participatieraad kunnen voor de daden gesteld in de
uitoefening van hun mandaat geen tuchtsancties oplopen zoals bedoeld in
artikel 64 van het
decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige
personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde
psycho-medisch-sociale centra.
Afdeling 5. - De vertegenwoordigers van de lokale
gemeenschap
Art. 25.
De vertegenwoordigers in
de participatieraad van de inrichtende macht, van het personeel en van de
ouders, coopteren na overleg de vertegenwoordigers uit de lokale gemeenschap
binnen een termijn van zestig dagen na de eerste vergadering van de nieuwe
samengestelde participatieraad.
Indien om redenen
van gebrek aan kandidaten er niet tot coöptatie of tot een volledige
coöptatie kan worden overgegaan, is de participatieraad rechtsgeldig
samengesteld.
Art. 26.
Het mandaat van de
vertegenwoordigers van de lokale gemeenschap loopt samen met het mandaat van de
vertegenwoordigers van de ouders en is hernieuwbaar.
HOOFDSTUK IV. - De werking van de
participatieraad
Art. 27.
De participatieraad wordt
voorgezeten door de directeur van de instelling. Hij behoort tot geen enkele
van de in artikel 8 genoemde geledingen.
Indien
de participatieraad bevoegd is voor meerdere onderwijsinstellingen, duidt de
inrichtende macht, na overleg in de participatieraad, de voorzitter aan onder
de directeurs van de betrokken onderwijsinstellingen.
Wanneer de directeur of de directeurs niet wensen te zetelen als
voorzitters wordt na overleg een lid van de participatieraad tot voorzitter
aangewezen.
De directeur of de directeurs wonen
de vergadering met raadgevende stem bij.
Art. 28.
De inrichtende macht stelt na
overleg binnen de participatieraad het reglement van orde op.
Dit reglement van orde bepaalt minimaal :
1° het aantal bijeenkomsten, met een minimum van drie per
jaar;
2° de wijze van bijeenroeping;
3° de wijze van mededeling van de documenten;
4° onverminderd de door dit decreet
toegekende bevoegdheden, de vaststelling en de omschrijving van de bevoegdheden
van de participatieraad bedoeld in artikel 29;
5° de wijze van besluitvorming en de stemming;
6° de wijze waarop de beslissingen die worden
genomen in het kader van de participatie worden meegedeeld aan de leden van de
participatieraad;
7° het secretariaat van de
participatieraad;
8° het aantal mandaten per
geleding en desgevallend bij toepassing van de artikelen 4, 5 en 6 de verdeling
ervan over de betrokken onderwijsinstellingen. Indien de participatieraad
bevoegd is voor verschillende onderwijsinstellingen, moeten deze
onderwijsinstellingen in de geledingen op een evenwichtige wijze
vertegenwoordigd zijn;
9° de wijze van
coöptatie in artikel 25;
10° de wijze
waarop de leerlingen of hun vertegenwoordigers gehoord worden.
HOOFDSTUK V. - De bevoegdheden
Art. 29.
§ 1. Aan de
participatieraad wordt ten minste een adviesbevoegdheid verleend met betrekking
tot de algemene organisatie en werking van de school, de planificatie van de
school en de algemene criteria inzake begeleiding en evaluatie van de
leerlingen.
Onder adviesbevoegdheid wordt
begrepen het verlenen en het opstellen van een advies na bespreking van de
aangelegenheden in de participatieraad.
§ 2. Aan de
participatieraad wordt ten minste een overlegbevoegdheid verleend met
betrekking tot :
1° de vaststelling van de
criteria voor de aanwending van het lestijdenpakket en de uren-leraar;
2° de vaststelling en de wijziging van het
reglement van de school;
3° het door de
inrichtende macht georganiseerde leerlingenvervoer;
4° de veiligheid en de gezondheid van de leerlingen.
[5° de vaststelling en de wijziging van het
beleidsplan of het beleidscontract dat de samenwerking regelt tussen de school
en het centrum voor leerlingenbegeleiding.]
Onder overlegbevoegdheid wordt begrepen het nastreven van een
consensus over de bedoelde aangelegenheid. Onverminderd de bevoegdheden van de
gemeentelijke en provinciale overheden, voert de inrichtende macht het bij
consensus genomen besluit uit. Indien geen consensus kan worden bereikt,
beslist de inrichtende macht.
§ 3. Aan de
participatieraad kunnen daarenboven volgende rechten en bevoegdheden worden
toegewezen :
1°
[recht op inlichtingen met
betrekking tot :
1° de evolutie van het
aantal leerlingen en de weerslag ervan op de tewerkstelling en de
infrastructuur;
2° de structuur van de
scho(o)l(en) inclusief over de fusies, overname, sluiting, uitbreiding,
rationalisering of andere belangrijke structuurwijzigingen, waarover de
inrichtende macht onderhandelingen voert;
3°
de projecten en maatregelen die van aard zijn de omstandigheden en voorwaarden
waarin het werk in de school wordt uitgevoerd te wijzigen;
4° het juridisch statuut en de samenstelling van de
inrichtende macht;
5° de positie van de
scho(o)l(en);
6° het beleid inzake
recrutering van leerlingen en informatie aan de ouders;
7° de infrastructuur van de scho(o)l(en);
8° de ontvangen toelagen en andere inkomsten;
9° de jaarrekeningen van het laatste kalenderjaar;
10° de overeenkomsten en akkoorden die
fundamentele en duurzame gevolgen hebben voor de toestand van de scho(o)l(en);
11° gebeurtenissen of interne beslissingen
die een belangrijke weerslag hebben op het schoolleven;
]
2° een adviesbevoegdheid in andere aangelegenheden dan die
bedoeld in § 1;
3° een
overlegbevoegdheid in andere aangelegenheden dan die bedoeld in § 2;
4° in het vrij gesubsidieerd onderwijs ook
een instemmingsbevoegdheid;
in dat
geval kan de inrichtende macht geen beslissing nemen zonder het akkoord van de
participatieraad.
Het informatierecht, toegekend
door of krachtens dit decreet, kan, na overleg in de participatieraad, in het
reglement van orde in een advies-, overleg- of instemmingsbevoegdheid worden
omgezet. De advies- of overlegbevoegdheid, toegekend door of krachtens dit
decreet, kan op overeenkomstige wijze in een overleg- of instemmingsbevoegdheid
worden omgezet.
§ 4. De Vlaamse
Regering kan de uitoefening van bepaalde bevoegdheden door de inrichtende macht
afhankelijk maken van voorafgaand advies van of overleg in de
participatieraad.
HOOFDSTUK VI. - De
participatiecolleges
Art. 30.
Er wordt voor het
gesubsidieerd vrij onderwijs en het gesubsidieerd officieel onderwijs telkens
één participatiecollege opgericht.
Dit college wordt door de Vlaamse Regering samengesteld uit
vertegenwoordigers van de voor het respectieve net, meest representatieve
organisaties van inrichtende machten, ouderverenigingen en vakorganisaties.
Het participatiecollege wordt opgericht in de
schoot van de Vlaamse onderwijsraad. De Vlaamse Regering bepaalt de
samenstelling en de werking van de participatiecolleges.
Art. 31.
Het participatiecollege is
bevoegd om :
1° op klacht van een
vertegenwoordiger van de personeelsleden of de ouders de gelijkaardigheid vast
te stellen bedoeld in artikel 7, eerste lid, 2;
2° op verzoek van twee of meer geledingen van een
participatieraad, bemiddelend op te treden wanneer de werking van die raad
grondig is verstoord;
3° op klacht van
één van de geledingen van een participatieraad, de inbreuken op
de bepalingen van dit decreet vast te stellen.
Art. 32.
De Vlaamse Regering kan na
het optreden van of de vaststelling door het participatiecollege, van de
inrichtende macht die wetens en willens of door nalatigheid de verplichtingen
voortvloeiend uit dit decreet niet naleeft, maximaal 5 % van de
werkingstoelagen terugvorderen die voor het voorafgaand schooljaar werden
toegekend aan de onderwijsinstelling waar de overtreding werd vastgesteld.
HOOFDSTUK VII. -
[...]
Art. 33.
[...]
Art. 34.
[...]
[HOOFDSTUK VIIbis - Participatieraad van de
scholengemeenschap ]
(voetnoot 1)
[
Art. 34bis.
In elke scholengemeenschap
zoals bedoeld in
[de codificatie betreffende het secundair
onderwijs]
, wordt een participatieraad van de
scholengemeenschap opgericht.
]
[
Art. 34ter.
De participatieraad van de
scholengemeenschap, geleid door één inrichtende macht, is
samengesteld uit een gelijk aantal vertegenwoordigers per geleding, met een
minimum van 3.
De participatieraad van een
scholengemeenschap geleid door verschillende inrichtende machten omvat een
gelijk aantal vertegenwoordigers per geleding. Per inrichtende macht vaardigt
elke geleding één vertegenwoordiger af. Hiervan kan in overleg
worden afgeweken zonder de pariteit tussen de geledingen op te heffen.
Alle leden van de geledingen van de
participatieraad van een scholengemeenschap komen uit de participatieraden van
de scholen die tot een scholengemeenschap behoren.
]
[
Art. 34quater.
De participatieraad van de
scholengemeenschap, geleid door één inrichtende macht, wordt
voorgezeten door de coördinerend directeur. Indien er geen
coördinerend directeur is, duidt de inrichtende macht een directeur aan,
na overleg met de participatieraad om de participatieraad voor te zitten;
De participatieraad van de scholengemeenschap,
geleid door verschillende inrichtende machten, wordt voorgezeten door de
coördinerend directeur. Indien er geen coördinerend directeur is,
duiden de participerende inrichtende machten, na overleg met de
participatieraad, een directeur aan om de participatieraad voor te zitten.
De directeurs, zo ze geen afgevaardigde zijn van
de inrichtende machten, kunnen de vergadering met raadgevende stem bijwonen.
]
[
Art. 34quinquies.
In onderling overleg wordt
een reglement van orde bepaald.
Dit reglement van
orde bepaalt ten minste :
1° het aantal
bijeenkomsten, met een minimum van twee per jaar;
2° de wijze van bijeenroeping, van mededeling van documenten,
van besluitvorming en stemming;
3° de wijze
waarop de beslissingen die worden genomen in het kader van de participatie van
de scholengemeenschap, worden meegedeeld aan de participatieraden van de
betrokken onderwijsinstellingen van de scholengemeenschap;
4° de bevoegdheden zoals bepaald in artikel 33quinquies;
5° de wijze waarop de leerlingen gehoord
worden.
]
[
Art. 34sexies.
De participatieraad van de
scholengemeenschap heeft adviesbevoegdheid over de aangelegenheden waarvoor de
scholengemeenschap bevoegd is. Hij heeft overlegbevoegdheid inzake de ordening
van een rationeel aanbod en de leerlingenoriëntering en -begeleiding.
]
[
Art. 34septies.
Onder overlegbevoegdheid
wordt begrepen het nastreven van een consensus over de bedoelde aangelegenheid.
Onverminderd de bevoegdheden van de gemeentelijke en provinciale overheden,
voert de inrichtende macht het bij consensus genomen besluit uit. Indien geen
consensus kan worden bereikt, beslist de inrichtende macht.
]
[
Art. 34octies.
Het participatiecollege is
bevoegd voor de participatieraad van de scholengemeenschap, zoals bepaald in
artikel 31, 2° en 3° van ditzelfde decreet.
]
HOOFDSTUK VIII. - Overgangs-, opheffings- en
slotbepalingen
Art. 35.
§ 1. In
afwijking van artikel 9 wordt, voor de eerste samenstelling van de
participatieraad, het aantal mandaten met een minimum van twee en rekening
gehouden met de bepalingen van artikel 19, § 1 vastgelegd na overleg met
de aan de onderwijsinstelling verbonden erkende oudervereniging en de
afgevaardigden van de representatieve vakorganisaties.
§ 2. In
afwijking van het artikel 18, § 1 bepaalt de inrichtende macht het
reglement van de verkiezingen voor de vertegenwoordigers van de ouders voor de
samenstelling van de eerste participatieraad in overleg met de aan de
onderwijsinstelling verbonden erkende ouderverenging.
§ 3. In
afwijking van artikel 20, § 2, 2° lid wordt voor de eerste
samenstelling van de participatieraad het beroep tegen de weigering van een
representatieve vakorganisatie om een personeelslid op zijn lijst te nemen,
behandeld door een college dat is samengesteld door de vakbondsafgevaardigden
van de betrokken onderwijsinstelling en een gelijk aantal vertegenwoordigers
van de inrichtende macht en van de aan de onderwijsinstelling verbonden erkende
oudervereniging.
§ 4. In
afwijking van artikel 23 bepaalt de inrichtende macht na overleg met de
afvaardiging van de representatieve vakorganisaties, het reglement voor de
eerste verkiezingen van de vertegenwoordigers van het
personeel.
§ 5. In
afwijking van artikel 25 geschiedt de in dit artikel bedoelde coöptatie
van de eerste participatieraad tegen uiterlijk 31 mei
1992.
Art. 36.
§ 1. In titel
VIII van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs-II worden
volgende wijzigingen aangebracht : ...
Art. 37.
Dit decreet treedt in werking
de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, met
uitzondering van de hoofdstukken V en VI, die in werking treden op het ogenblik
dat de coöptatie, zoals bepaald in artikel 25, gebeurd is en uiterlijk op
31 mei 1992 voor de onderwijsinstellingen bedoeld in artikel 2, eerste lid, en
op 1 januari 1993 voor de onderwijsinstellingen bedoeld in artikel 2, tweede
lid.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in
het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
- (2):
Opgeheven voor wat betreft het basis-
en secundair onderwijs (Decr. 2-4-2004; Art. 58, 1°).
- (1):
Het huidige Hoofdstuk VII werd
nog niet opgeheven; daardoor wordt de wijziging in Decr. XI, dd. 18-5-1999,
Art. 166 "aangepast".