Koninklijk besluit betreffende de toekenning van een
vakantiegeld aan het personeel van 's lands algemeen bestuur.
goedkeuringsdatum
30 JANUARI 1979
publicatiedatum
B.S.07/02/1979
datum laatste wijziging
01/09/2019
(voetnoot 1)
(voetnoot 2)
COORDINATIE
(1)
K.B. van 07/05/1980 (B.S. 15/05/1980)
(2)
K.B. van 30/04/1981 (B.S. 19/05/1981)
(3)
K.B. van 17/05/1982 (B.S. 22/05/1982)
(4)
K.B. van 23/03/1984 (B.S. 29/03/1984)
(5)
K.B. van 19/04/1985 (B.S. 09/05/1985)
(6)
K.B. van 29/04/1986 (B.S. 30/04/1986)
(7)
K.B. van 04/11/1987 (B.S. 21/11/1987)
(8)
K.B. van 03/12/1987 (B.S. 05/12/1987)
(9)
K.B. van 24/03/1989 (B.S. 06/04/1989)
(10)
K.B. van 21/03/1990 (B.S. 30/03/1990)
(11)
K.B. van 23/04/1991 (B.S. 30/04/1991)
(12)
K.B. van 12/02/1992 (B.S. 03/03/1992)
(13)
K.B. van 05/05/1992 (B.S. 14/05/1992)
(14)
K.B. van 04/03/1993 (B.S. 23/03/1993)
(15)
K.B. van 06/05/1993 (B.S. 04/06/1993)
(16)
K.B. van 28/03/1995 (B.S. 06/04/1995)
(17)
B.Vl.R. van 28/01/1997 (B.S. 15/10/1997)
(18)
K.B. van 09/06/2000 (B.S. 30/06/2000)
(19)
K.B. van 20/07/2000 (B.S. 30/08/2000)
(20)
K.B. van 07/07/2002 (B.S. 18/07/2002)
(21)
K.B. van 05/08/2006 (B.S. 18/08/2006)
(22)
B.Vl.R. van 28/03/2014 (B.S. 02/07/2014)
(23)
B.Vl.R. van 03/07/2015 (B.S. 16/07/2015)
(24)
K.B. van 03/08/2016 (B.S. 24/08/2016)
(25)
B.Vl.R. van 19/01/2018 (B.S. 19/02/2018)
(26)
B.Vl.R. van 19/07/2019 (B.S. 09/09/2019)
BOUDEWIJN, Koning der Belgen
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op artikel 66, tweede lid, van de Grondwet;
Gelet op het akkoord van de Staatssecretaris voor
Begroting, gegeven op 31 december 1977;
Gelet op
het advies van de Algemene syndicale raad van advies;
Gelet op het advies van de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Openbaar Ambt en op het
advies van Onze in Raad vergaderde Ministers,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.
Het personeel van 's lands
algemeen bestuur ontvangt ieder jaar een vakantiegeld.
Art. 2.
Voor de toepassing van dit
besluit moeten de hierna volgende termen aldus worden verstaan :
"volledige prestaties" de prestaties waarvan de
uurregeling een normale beroepsactiviteit volkomen in beslag neemt;
"referentiejaar" het kalenderjaar dat aan het
jaar voorafgaat tijdens welk de vakantie moet worden toegestaan;
"jaarsalaris" het salaris, het loon of de in de plaats
daarvan gestelde vergoeding of toelage, met hierin begrepen de eventuele
haardtoelage of de standplaatstoelage.
Voor het
personeelslid dat het voordeel geniet van de gewaarborgde bezoldiging bij
toepassing van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende toekenning van
een gewaarborgde bezoldiging aan sommige personeelsleden van de ministeries is
het "jaarsalaris" gelijk aan genoemde gewaarborgde bezoldiging.
Art. 3.
[...]
Art. 4.
[De personeelsleden die betaald worden door het Ministerie van Onderwijs en Vorming, ontvangen een vakantiegeld waarvan het bedrag 92 % bedraagt van een twaalfde van hun geïndexeerd jaarsalaris dat het salaris bepaalt dat verschuldigd is voor de maand maart van het vakantiejaar.]
Art. 4bis.
[...]
Art. 5.
§ 1. Voor de
berekening van het bedrag van het vakantiegeld worden in aanmerking genomen de
perioden gedurende welke het personeelslid tijdens het referentiejaar :
1° het
[jaarsalaris]
geheel of gedeeltelijk heeft
genoten;
2° niet in dienst is kunnen treden
of zijn ambtsverrichtingen heeft geschorst wegens verplichtingen die op hem
rusten krachtens de dienstplichtwetten, gecoördineerd op 30 april 1962, of
krachtens de wetten houdende het statuut van de gewetensbezwaarden,
gecoördineerd op 20 februari 1980, met uitsluiting in beide gevallen van
de wederoproeping om tuchtredenen;
3° met
ouderschapsverlof was;
[4°
[afwezig is geweest
als gevolg van een verlof of een arbeidsonderbreking zoals vermeld in de
artikelen 39 en 42 tot 43bis van de arbeidswet van 16 maart 1971 of in artikel
18, tweede lid, van de wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige
aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare
sector;]
]
[5° met ziekteverlof was.
]
§ 2. Voor de
berekening van het vakantiegeld wordt eveneens in aanmerking genomen de periode
gaande van 1 januari van het referentiejaar tot de dag welke de datum
voorafgaat waarop het personeelslid die hoedanigheid heeft verkregen, op
voorwaarde :
1° minder dan 25 jaar
oud te zijn op het einde van het referentiejaar;
2° uiterlijk in dienst te zijn getreden op de laatste werkdag
van de vier maanden volgend op :
a) hetzij de
datum waarop het personeelslid de inrichting heeft verlaten waarin het zijn
studiën heeft gedaan onder de voorwaarden bepaald in artikel 62 van de
gecoördineerde wetten betreffende de kinderbijslag voor
loonarbeiders;
b) hetzij de datum waarop de
leerovereenkomst een einde heeft genomen.
Het
personeelslid moet het bewijs leveren dat hij aan de gestelde voorwaarden
voldoet. Bedoeld bewijs kan door alle rechtsmiddelen worden geleverd, getuigen
inbegrepen.
Art. 6.
[
In afwijking van artikel 5 worden
voor de berekening van het vakantiegeld niet in aanmerking genomen, de perioden
gedurende welke het personeelslid vrijstelling van dienst voor het vervullen
van een opdracht heeft gekregen.
]
Art. 7.
§ 1.
[Onverminderd
artikel 5, § 1, 2° en 3° , en § 2]
wordt, wanneer niet tijdens
het ganse referentiejaar volledige prestaties werden verricht, het vakantiegeld
als volgt vastgesteld :
a) een twaalfde van het
jaarbedrag voor elke prestatieperiode die een ganse maand
beslaat;
b) een dertigste van het maandbedrag per
kalenderdag wanneer de prestaties niet een ganse maand
beslaan.
§ 2. De toekenning
van
[een gedeeltelijk salaris]
wegens het uitoefenen van verminderde prestaties
heeft een overeenkomstige vermindering van het vakantiegeld voor
gevolg.
[...]
Art. 8.
[ In geval van onvolledige
prestaties wordt het vakantiegeld toegekend naar rato van de uren geleverde
prestaties op basis van de uurdeler(s) die in de bezoldigingsregeling van
toepassing is (zijn); in voorkomend geval is dezelfde verhouding van toepassing
op de perioden bedoeld in artikel 5, § 1, 2° , en § 2 van dit
besluit. ]
Art. 9.
[
Als de personeelsleden twee of meer ambten met volledige of onvolledige prestaties in het onderwijs
cumuleren, wordt het vakantiegeld beperkt tot het bedrag van het hoogste vakantiegeld dat ze krijgen als het
vakantiegeld van al de uitgeoefende ambten berekend worden op basis van volledige prestaties.
]
Art. 9bis.
[...]
Art. 10.
De bedragen welke het
personeelslid als vakantiegeld zou hebben ontvangen voor andere prestaties
welke gedurende het referentiejaar werden verricht, worden afgetrokken van het
bedrag van het vakantiegeld dat toegekend wordt in toepassing van artikel 5,
§ 2, van dit besluit.
Art. 11.
§ 1.
[Het vakantiegeld voor een bepaald jaar wordt uitbetaald in de maand mei van dat jaar.]
§ 2. In afwijking
van de in de vorige paragraaf omschreven regel, wordt het vakantiegeld
uitbetaald tijdens de maand volgend op de datum waarop het personeelslid de
leeftijdsgrens bereikt of op de datum van overlijden,
[...]
van ontslagneming, van
afdanking of van afzetting van de belanghebbende.
[Voor de toepassing van het vorige lid wordt het vakantiegeld
berekend rekening houdend met
[...]
het percentage en de
eventuele inhouding welke op de beschouwde datum gelden; het percentage wordt
toegepast
[op het jaarsalaris]
dat als basis dient voor de berekening
[van het salaris]
welke het personeelslid op die datum geniet. ]
Wanneer hij op die datum
[geen salaris of verminderd salaris]
geniet
wordt het percentage berekend
[op het salaris of de salarissen die]
hem dan verschuldigd zouden
geweest zijn.
Art. 11bis.
[...]
Art. 12.
Het koninklijk besluit van 24
april 1963 betreffende de toekenning van een vakantiegeld en een
gezinsvakantiebijslag aan het personeel van 's lands Algemeen Bestuur,
gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 5 maart 1964, 5 januari 1967, 4
januari 1974, 10 januari 1975, 11 februari 1977 en 2 juni 1977, en bij het
ministerieel besluit van 11 december 1970, wordt opgeheven.
Voor het jaar 1977 wordt in artikel 3 van hetzelfde besluit,
gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 januari 1974, 10 januari 1975 en
11 februari 1977, het bedrag van 16.500 frank op 17.902 frank gebracht en
worden de verwijzingen naar het jaar 1976 vervangen door verwijzingen naar het
jaar 1977.
Art. 13.
Dit besluit heeft uitwerking met
ingang van 1 januari 1978, met uitzondering van artikel 12, tweede lid, dat
uitwerking heeft van 1 januari 1977 tot 31 december 1977.
Art. 14.
Onze Ministers en Onze
Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van
dit besluit.
- (1):
Artikel 10, § 7, van het
koninklijk besluit nr. 63 van 20 juli 1982 bepaalt dat de personeelsleden die
op grond van dit artikel voor een bijbetrekking in het onderwijs bezoldigd
worden, in die hoedanigheid geen aanspraak kunnen maken op een
vakantiegeld.
- (2):
Wordt opgeheven voor wat de Vlaamse wetenschappelijke instellingen en hun personeel betreft, met ingang van 1 januari 1996 (B.Vl.R. 28-1-1997; Art. XV.1, 12°)