Besluit van de Vlaamse regering betreffende de bijzondere
terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden voorafgaand aan het
rustpensioen voor sommige personeelsleden van het voltijds gewoon secundair
onderwijs.
goedkeuringsdatum
14 SEPTEMBER 1999
publicatiedatum
B.S.28/12/1999
datum laatste wijziging
17/01/2002
COORDINATIE
(1)
B.Vl.R. van 14/09/2001 (B.S. 17/01/2002)
De Vlaamse regering,
Gelet op het decreet van 27 maart 1991 betreffende de
rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs,
inzonderheid op artikel 82, eerste lid, f), en 84, eerste lid, a), gewijzigd
bij het decreet van 28 april 1993;
Gelet op het
decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige
personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde
psycho-medisch-sociale centra, inzonderheid op artikel 56, eerste lid, f), en
58, eerste lid, a), gewijzigd bij het decreet van 28 april 1993;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister,
bevoegd voor de Begroting, gegeven op 8 maart 1999;
Gelet op het protocol nr. 329 van 11 mei 1999 houdende de
conclusies van de onderhandelingen gevoerd in de gemeenschappelijke vergadering
van Sectorcomité X en van onderafdeling "Vlaamse Gemeenschap " van
afdeling 2 van het Comité voor de provinciale en plaatselijke
overheidsdiensten;
Gelet op het protocol nr. 104
van 11 mei 1999 houdende de conclusies van de onderhandelingen gevoerd in het
Overkoepelend onderhandelingscomité, bedoeld in het decreet van 5 april
1995 tot oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd
onderwijs;
Gelet op de dringende
noodzakelijkheid, gemotiveerd door de omstandigheid dat ingevolge de bepalingen
van het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking
tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari
1997 betreffende het basisonderwijs, de inrichtende machten thans de
organisatie van de nieuwe scholengemeenschappen ten volle voorbereiden en dat
het personeelsbeleid in de individuele scholen steeds meer wordt afgestemd op
het beleid van de hele scholengemeenschap; dat het uiteraard vereist is te
weten hoeveel personeelsleden op 1 september dit beleid zullen kunnen schragen;
dat het daarom dringend noodzakelijk is aan de scholen te kunnen meedelen welke
personeelsleden al dan niet een bijzondere terbeschikkingstelling kunnen
verkrijgen zodat zij in de mogelijkheid zijn zo snel mogelijk het aantal
personeelsleden te kennen waarop zij op 1 september 1999 binnen de nieuwe
scholengemeenschap een beroep kunnen doen. Aangezien de voormelde
terbeschikkingstelling tijdig moet worden aangevraagd, moeten de scholen
spoedig worden ingelicht;
Gelet op het advies van
de Raad van State, gegeven op 17 juni 1999, met toepassing van artikel 84,
eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs
en Vorming;
Na beraadslaging,
Besluit :
Artikel 1.
Dit besluit is van toepassing op
de leden van :
1° het bestuurs- en
onderwijzend personeel, met inbegrip van de godsdienstleerkrachten;
2° het administratief personeel, het
opvoedend hulppersoneel en het ondersteunend personeel,
die onderworpen zijn aan het decreet van 27 maart 1991 betreffende
de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs en
het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige
personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde
psycho-medisch-sociale centra en die vast benoemd zijn in het voltijds gewoon
secundair onderwijs, dat gefinancierd of gesubsidieerd is door de Vlaamse
Gemeenschap.
Art. 2.
§ 1. De leden van
het administratief personeel, het opvoedend hulppersoneel en het ondersteunend
personeel, genoemd in artikel 1, kunnen een bijzondere terbeschikkingstelling
wegens persoonlijke aangelegenheden voorafgaand aan het rustpensioen krijgen,
als zij op de vooravond van de terbeschikkingstelling :
1° vastbenoemd zijn;
2° de
leeftijd van vijfenvijftig jaar hebben bereikt;
3° hun ambt als hoofdambt uitoefenen.
§ 2. De leden van
het bestuurs- en onderwijzend personeel, genoemd in artikel 1, kunnen een
bijzondere terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden
voorafgaand aan het rustpensioen krijgen, als zij op de vooravond van de
terbeschikkingstelling in het voltijds gewoon secundair onderwijs
:
1° a) ofwel vastbenoemd zijn
voor ten minste een halve opdracht;
b) ofwel ter
beschikking gesteld zijn wegens volledige ontstentenis van betrekking en niet
voor ten minste een halftijdse opdracht gereaffecteerd en/of wedertewerkgesteld
zijn in een organieke betrekking;
2° de
leeftijd van vijfenvijftig jaar hebben bereikt;
3° ten minste twintig jaren geldelijke anciënniteit
hebben;
4° hun ambt als hoofdambt uitoefenen.
§ 3. Aan het
personeelslid dat voldoet aan de voorwaarden genoemd in § 2, 1°, a),
2°, 3° en 4° kan de bijzondere terbeschikkingstelling wegens
persoonlijke aangelegenheden voorafgaand aan het rustpensioen slechts worden
toegekend als de instelling waaraan de betrokkene geaffecteerd is of de
scholengemeenschap waartoe die instelling behoort, minder uren per
vak/specialiteit of minder ambten organiseert ten gevolge van :
1° de splitsing van de instellingen met het oog op de
programmatie van een nieuwe instelling bedoeld in artikel 2, 27°, 10, 25,
§ 3 tot en met § 6, en 31, § 3, § 4, en § 5, van het
decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het
secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997
betreffende het basisonderwijs;
2° de
omvorming van een structuuronderdeel, bedoeld in artikel 2, 16° en 44 van
decreet genoemd in 1°;
3° de overheveling
van een structuuronderdeel, bedoeld in artikel 2, 25° en 45 van het decreet
genoemd in 1°;
4° de maatregelen, bedoeld
in artikel 92 van het decreet genoemd in 1°;
5° de opheffing of de afbouw van een structuuronderdeel;
6° de vrijwillige fusies van instellingen,
bedoeld in artikel 58bis van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het
onderwijs II die werden doorgevoerd vanaf september 1994.
§ 4. Of een
personeelslid, bedoeld in § 3, recht heeft op een bijzondere
terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden voorafgaand aan het
rustpensioen wordt als volgt vastgesteld :
1°
per instelling wordt berekend hoeveel ambten en voor het ambt van leraar
hoeveel uren per vak of specialiteit minder worden georganiseerd dan het jaar
voorheen. Voor instellingen die tot een scholengemeenschap behoren, wordt dit
aantal ambten en voor het ambt van leraar en godsdienstleraar dit aantal uren
vervolgens voor de hele scholengemeenschap samengebundeld per ambt en voor het
ambt van leraar per vak en per specialiteit;
2° het personeelslid kan de bijzondere terbeschikkingstelling
wegens persoonlijke aangelegenheden voorafgaand aan het rustpensioen slechts
verkrijgen als het vastbenoemd is voor het ambt dat minder wordt georganiseerd
of voor het ambt van leraar of godsdienstleraar als het vastbenoemd is voor het
vak/specialiteit waarvoor uren worden ingeleverd of voor dit vak of deze
specialiteit over een vereist bekwaamheidsbewijs beschikt;
3° het personeelslid dat vastbenoemd is voor minder dan de
helft van een voltijdse betrekking in het vak/specialiteit waarvoor uren worden
ingeleverd, en tevens voor minder dan de helft van een voltijdse betrekking
vastbenoemd is voor een ander vak/specialiteit maar bij wie beide betrekkingen
samen meer dan de helft van een voltijdse opdracht bedragen, komt ook in
aanmerking voor de bijzondere terbeschikkingstelling wegens persoonlijke
aangelegenheden voorafgaand aan het rustpensioen;
4° voor het ambt van leraar of godsdienstleraar wordt het
pakket uren dat in de instelling of in de scholengemeenschap per
vak/specialiteit wordt ingeleverd, verminderd met het aantal uren dat in dit
vak of in deze specialiteit zou worden toegekend aan het personeelslid dat de
bijzondere terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden
voorafgaand aan het rustpensioen neemt. Als de overblijvende uren ten minste
een halftijdse opdracht bedragen, kan aan nog een personeelslid voor hoogstens
een voltijdse opdracht een bijzondere terbeschikkingstelling worden toegekend;
5° als een instelling of een
scholengemeenschap per vak of specialiteit een totaal pakket uren inlevert dat
lager is dan een volledige opdracht maar hoger is dan of gelijk is aan een
halve opdracht kan een personeelslid de bijzondere terbeschikkingstelling
wegens persoonlijke aangelegenheden voorafgaand aan het rustpensioen voor een
volledige opdracht verkrijgen;
6° de
aanvragen voor de bijzondere terbeschikkingstelling worden verzameld per
instelling of per scholengemeenschap voor instellingen die tot een
scholengemeenschap behoren. Zijn er té veel kandidaten voor een bepaald
ambt, en voor het ambt van leraar voor een bepaald vak of een bepaalde
specialiteit, dan moet de instelling of de scholengemeenschap de volgende
criteria in dalende volgorde toepassen :
a) de
personeelsleden, terbeschikking gesteld wegens volledige of gedeeltelijke
ontstentenis van betrekking voor ten minste een halve opdracht in een ambt en
voor het ambt van leraar voor een bepaald vak of een bepaalde
specialiteit;
b) de personeelsleden die titularis
zijn van ten minste een halve opdracht in een ambt en voor het ambt van leraar
voor een bepaald vak of een bepaalde specialiteit.
Binnen elk van deze categorieën wordt eerst met de leeftijd,
dan met de dienstanciënniteit en vervolgens met de ambtsanciënniteit
rekening gehouden;
7° de
scholengemeenschappen zijn vrij om met de aangrenzende scholengemeenschappen
samen te werken om meer personeelsleden de kans te geven om een bijzondere
terbeschikkingstelling te genieten.
§ 5. De bijzondere
terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden voorafgaand aan het
rustpensioen kan slechts worden toegekend als het personeelslid op de
aanvangsdatum van de terbeschikkingstelling geen aanspraak kan maken op een
rustpensioen ten laste van de Schatkist.
§ 6. Een
personeelslid dat vast benoemd is :
1° voor
een halve opdracht in een ambt van het administratief personeel of in het ambt
van administratief medewerker en tevens voor de andere helft van een voltijdse
opdracht in een ambt van het opvoedend hulppersoneel of in het ambt van
opvoeder;
2° of voor een halve opdracht in
een ambt van het opvoedend hulppersoneel/administratief/ondersteunend personeel
en tevens voor een onvolledige opdracht in een ambt van het bestuurs- en
onderwijzend personeel, kan voor het geheel van deze opdrachten aanspraak maken
op een bijzondere terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden
voorafgaand aan het rustpensioen op voorwaarde dat het voor elk ambt aan alle
voorwaarden voldoet.
§ 7. In afwijking
van § 6 kan het personeelslid dat vast benoemd is voor een halve opdracht
in een ambt van het opvoedend hulppersoneel, het administratief personeel of
het ondersteunend personeel en ook vastbenoemd is in een ambt van het bestuurs-
en onderwijzend personeel, maar voor dit laatste ambt niet voldoet aan de
voorwaarden om een bijzondere terbeschikkingstelling wegens persoonlijke
aangelegenheden voorafgaand aan het rustpensioen te verkrijgen, voor
eerstgenoemd ambt een bijzondere terbeschikkingstelling wegens persoonlijke
aangelegenheden voorafgaand aan het rustpensioen verkrijgen en voor het
laatstgenoemd ambt een volledige terbeschikkingstelling wegens persoonlijke
aangelegenheden voorafgaand aan het rustpensioen.
§ 8. De bijzondere
terbeschikkingstelling wordt toegekend tot de vooravond van de dag waarop het
personeelslid op een rustpensioen ten laste van de Schatkist aanspraak kan
maken.
Art. 3.
Personeelsleden die in het
voltijds gewoon secundair onderwijs met volledig leerplan en in het onderwijs
voor sociale promotie of met beperkt leerplan prestaties uitoefenen die worden
bezoldigd op grond van de bepalingen van artikel 2, § 4, van het
koninklijk besluit van 29 augustus 1985 houdende harmonisering van de
bezoldigingsregels van toepassing op het onderwijzend en daarmee gelijkgesteld
personeel van het onderwijs met volledig leerplan en van het onderwijs voor
sociale promotie of met beperkt leerplan, kunnen eveneens de bijzondere
terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden voorafgaand aan het
rustpensioen verkrijgen.
Als het personeelslid in
het voltijds gewoon secundair onderwijs aan alle voorwaarden voldoet, wordt de
bijzondere terbeschikkingstelling toegekend voor het geheel van de genoemde
prestaties.
Art. 4.
Het personeelslid dat prestaties
uitoefent in het voltijds gewoon secundair onderwijs en aan alle voorwaarden
voldoet om de bijzondere terbeschikkingstelling wegens persoonlijke
aangelegenheden voorafgaand aan het rustpensioen te bekomen en tevens
prestaties uitoefent op een ander onderwijsniveau en op dit niveau eveneens aan
alle voorwaarden voldoet om een volledige terbeschikkingstelling wegens
persoonlijke aangelegenheden voorafgaand aan het rustpensioen te verkrijgen,
kan voor de hogervermelde prestaties aanspraak maken op respectievelijk de
voormelde bijzondere terbeschikkingstelling en volledige
terbeschikkingstelling.
Deze
terbeschikkingstellingen worden toegekend volgens de nadere bepalingen en onder
de voorwaarden die gelden voor elk onderwijsniveau afzonderlijk.
Art. 5.
§ 1. De bijzondere
terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden voorafgaand aan het
rustpensioen is onherroepelijk.
§ 2. De betrekking
waarvoor het personeelslid aangewezen is of waarin het geaffecteerd is, mag
vacant worden verklaard volgens de bepalingen van :
1° het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie
van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs;
2° het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie
van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de
gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra.
Art. 6.
Op verzoek van het personeelslid
kent de inrichtende macht de bijzondere terbeschikkingstelling wegens
persoonlijke aangelegenheden voorafgaand aan het rustpensioen toe. Als de
betrokkene aan alle voorwaarden voldoet, kan de inrichtende macht die
terbeschikkingstelling niet weigeren.
Art. 7.
§ 1. Het
personeelslid dat een bijzondere terbeschikkingstelling wegens persoonlijke
aangelegenheden voorafgaand aan het rustpensioen krijgt, geniet een wachtgeld
of wachtgeldtoelage.
Het bedrag van het wachtgeld
of van de wachtgeldtoelage is gedurende de hele periode van de
terbeschikkingstelling gelijk aan een percentage van de laatste
activiteitswedde of laatste activiteitsweddetoelage. Dit percentage wordt
vastgesteld op :
1° 70 % voor :
a) de opvoeder-huismeester;
b) de
directiesecretaris;
c) de
secretaris-bibliothecaris, andere dan bedoeld in 2°, b);
d) de bibliothecaris;
e) het
personeelslid, bedoeld onder a), b), c) of d) dat herbenoemd wordt in een
betrekking in een ambt van het ondersteunend personeel en dat op grond van
overgangsbepalingen zijn weddenschaal behoudt;
f)
het lid van het opvoedend hulppersoneel of het ondersteunend personeel met
recht op de weddenschaal 106;
g) de administratief
medewerker en de opvoeder met bekwaamheidsbewijs hoger onderwijs van het lange
type of universitair onderwijs;
h) het bestuurs-
en onderwijzend personeel;
2° 72 % voor :
a) de studiemeester-opvoeder, andere dan bedoeld
in 1°, f);
b) de secretaris-bibliothecaris met
recht op weddenschaal code 122 of 158 andere dan bedoeld in 1°,
f);
c) het personeelslid, bedoeld onder a) en b),
dat herbenoemd wordt in een betrekking in een ambt van het ondersteunend
personeel en dat op grond van overgangsbepalingen zijn weddenschaal
behoudt;
d) de administratief medewerker en de
opvoeder met bekwaamheidsbewijs hoger onderwijs van het korte type en met
weddenschaal 158;
3° 75 % voor :
a) het administratief personeel;
b) de administratief medewerker en de opvoeder, andere dan bedoeld
in 1°, e), f) en g) of 2°, c) en d).
Voor
de personeelsleden, bedoeld in artikel 3, wordt het percentage vastgesteld op
grond van het ambt dat in het voltijds gewoon secundair onderwijs wordt
uitgeoefend.
Voor de toepassing van het tweede
lid wordt de laatste activiteitswedde of laatste activiteitsweddetoelage
beperkt tot de wedde of weddetoelage die het personeelslid op de vooravond van
de bijzondere terbeschikkingstelling genoot voor het door hem uitgeoefende
hoofdambt met volledige prestaties.
Als het
personeelslid op de vooravond van de terbeschikkingstelling vastbenoemd is voor
een opdracht die meer bedraagt dan een ambt met volledige prestaties, dan wordt
voor de toepassing van het tweede en het vierde lid, bij de vaststelling van de
laatste activiteitswedde of laatste activiteitsweddentoelage voor een ambt met
volledige prestaties eerst de wedde of weddentoelage genomen verbonden aan de
opdracht die bezoldigd is op grond van de hoogste weddenschaal.
§ 2. Voor de
toepassing van § 1, tweede lid, wordt voor het personeelslid dat overgaat
van :
1° een verlof of afwezigheid voor
verminderde prestaties;
2° een volledige of
gedeeltelijke loopbaanonderbreking;
3° een
verlof om tijdelijk een andere opdracht uit te oefenen;
4° een terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van
betrekking;
5° een deeltijdse
terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden voorafgaand aan het
rustpensioen;
6° een terbeschikkingstelling
wegens ziekte of gebrekkigheid,
naar een
bijzondere terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden
voorafgaand aan het rustpensioen, als laatste activiteitswedde of laatste
activiteitsweddetoelage beschouwd, de wedde of weddentoelage die het
personeelslid zou hebben genoten indien het zijn prestaties voorafgaand aan de
periode, vermeld in 1° tot en met 6°, tot op de vooravond van de
bijzondere terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden
voorafgaand aan het rustpensioen verder zou hebben uitgeoefend.
§ 3. Voor de
toepassing van § 1 wordt met prestaties bedoeld : prestaties waarvoor het
personeelslid vastbenoemd is.
§ 4. Het bedrag van
voormeld wachtgeld of voormelde wachtgeldtoelage schommelt met het indexcijfer
van de consumptieprijzen overeenkomstig de regelen voorgeschreven door de wet
van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven
in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk
worden gekoppeld. Het bedrag wordt aan het spilindexcijfer 138,01 gekoppeld.
Het bedrag zal, in voorkomend geval, worden aangepast overeenkomstig de
intersectorale akkoorden van sociale programmatie en de akkoorden van sectorale
sociale programmatie.
Het bedrag van voormeld
wachtgeld of voormelde wachtgeldtoelage zal echter niet worden aangepast
rekening houdend met de weddentrappen die het resultaat zijn van de periodieke
verhogingen binnen de weddenschaal, indien het personeelslid op het ogenblik
van de bijzondere terbeschikkingstelling niet het maximum van de weddenschaal
heeft bereikt.
[
Art. 7bis.
§ 1. Dit artikel is van
toepassing op de in artikel 1 bedoelde personeelsleden die recht hebben op een
overlevingspensioen.
§ 2. In afwijking van de
bepalingen van artikel 7 kan een personeelslid als bedoeld in § 1 dat een
bijzondere terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden
voorafgaand aan het rustpensioen krijgt of heeft gekregen, op zijn verzoek,
geheel of gedeeltelijk afstand doen van het recht op het wachtgeld dat of de
wachtgeldtoelage die hem op grond van artikel 7 kan worden
toegekend.
§ 3. Een personeelslid dat
geheel of gedeeltelijk afstand doet van het wachtgeld of de wachtgeldtoelage,
bedoeld in § 2, verklaart dat in een aangetekende brief aan het
departement Onderwijs. Bij gedeeltelijke afstand van wachtgeld of
wachtgeldtoelage verklaart hij in die brief welk bedrag à 100 % hij wil
ontvangen.
De eerste
verklaring heeft uitwerking op de aanvangsdatum van de terbeschikkingstelling,
op de eerste dag van de maand die volgt op de ontvangst ervan of op een latere
datum die door het personeelslid wordt bepaald. Een eerste verklaring kan reeds
worden gevoegd bij de aanvraag om de terbeschikkingstelling te
krijgen.
§ 4. De verklaring, bedoeld
in § 3, blijft onverminderd van toepassing tot op het einde van de
bijzondere terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden
voorafgaand aan het rustpensioen tenzij het personeelslid door een nieuwe
verklaring vóór 1 november om een aanpassing van zijn wachtgeld
of wachtgeldtoelage verzoekt. Dat verzoek om aanpassing heeft uitwerking vanaf
de eerste januari van het daaropvolgend
jaar.
]
Art. 8.
Het personeelslid dat al ter
beschikking gesteld is wegens ziekte of gebrekkigheid op de dag waarop de door
hem aangevraagde bijzondere terbeschikkingstelling wegens persoonlijke
aangelegenheden voorafgaand aan het rustpensioen ingaat, wordt opgeroepen om te
verschijnen voor de pensioencommissie van de Administratieve Gezondheidsdienst.
Als die commissie het personeelslid definitief ongeschikt acht om zijn ambt uit
te oefenen en het personeelslid de voorwaarden vervult om vroegtijdig met
pensioen te gaan, wordt de bijzondere terbeschikkingstelling wegens
persoonlijke aangelegenheden voorafgaand aan het rustpensioen beëindigd
door de pensionering van het personeelslid.
Art. 9.
§ 1. Gedurende de
bijzondere terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden
voorafgaand aan het rustpensioen mag het personeelslid in het onderwijs of de
psycho-medisch-sociale centra geen bezoldigde prestaties uitoefenen.
§ 2. In afwijking
van § 1 mag het personeelslid de onderwijsopdracht die het op de dag voor
de ingangsdatum van de terbeschikkingstelling, als bijbetrekking in het
onderwijs voor sociale promotie of met beperkt leerplan uitoefende, verder als
bijbetrekking blijven uitoefenen. Het personeelslid mag ook bezoldigde
prestaties uitoefenen in het kader van :
1° de
voor- en naschoolse opvang in het basisonderwijs;
2° het middagtoezicht in het basisonderwijs;
3° de busbegeleiding.
§ 3. Buiten het
onderwijs mag het betrokken personeelslid geen andere winstgevende activiteit
uitoefenen dan de activiteit die toegestaan is bij cumulatie van een
rustpensioen met een beroepsactiviteit, zoals bepaald in artikel 4, § 1
tot en met § 3, en artikel 9 van de wet van 5 april 1994 houdende regeling
van de cumulatie van pensioenen van de openbare sector met inkomsten
voortvloeiend uit de uitoefening van een beroepsactiviteit of met een
vervangingsinkomen.
Art. 10.
De bijzondere
terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden voorafgaand aan het
rustpensioen vangt aan :
1° voor het
administratief personeel, het opvoedend hulppersoneel of voor het ondersteunend
personeel : op de eerste dag van de maand
[en ten laatste de
eerste dag van de maand die volgt op december 2001]
;
2° voor het bestuurs- en onderwijzend
personeel : op 1 september. Na overleg van het personeelslid met de inrichtende
macht kan die datum worden vastgesteld op 1 oktober.
[Tijdens
het schooljaar 2001-2002 kan de terbeschikkingstelling enkel op 1 oktober 2001
aanvangen.]
De aanvraag voor het
verkrijgen van de terbeschikkingstelling moet via de hiërarchische
meerdere worden ingediend, uiterlijk drie maanden vóór de
aanvangsdatum ervan. Na overleg van het personeelslid met de inrichtende macht
kan die termijn worden ingekort. Voor het schooljaar 1999-2000
[en voor de periode 1 september 2001 tot en met 31 december
2001]
wordt de termijn van drie maanden teruggebracht op
één maand.
Art. 11.
[De in dit
besluit vastgestelde maatregelen worden vanaf 1 september 1998 tot en met 31
augustus 2001 jaarlijks
geëvalueerd.]
Art. 12.
[
§ 1. Dit besluit heeft
uitwerking met ingang van 1 september
1998.
§ 2. De bijzondere
terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden voorafgaand aan het
rustpensioen kan vanaf 1 september 2001 niet meer worden
toegekend.
§ 3. In afwijking van de
bepalingen van § 2, kan de bijzondere terbeschikkingstelling wegens
persoonlijke aangelegenheden voorafgaand aan het rustpensioen wel nog worden
toegestaan aan :
1° de
leden van het ondersteunend personeel, bedoeld in artikel 1, 2°, die
uiterlijk tot en met 31 december 2001 aan de voorwaarden, gesteld in artikel 2,
§ 1, voldoen;
2° de
leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, bedoeld in artikel 1,
1°, die op het ogenblik dat de terbeschikkingstelling aanvangt, voldoen aan
de voorwaarden, gesteld in artikel 2, § 2, 1°, b, 2°, 3° en
4°, en aan de voorwaarde dat zij op 30 juni 2001 wedertewerkgesteld waren
in een betrekking van het administratief personeel, het opvoedend hulppersoneel
of het ondersteunend
personeel.
]
Art. 13.
De Vlaamse minister, bevoegd voor
het Onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.