[5B.Vl.R. van 22/01/2016
B.S. 03/02/2016
OPGEHEVEN5B.Vl.R. van 22/01/2016
B.S. 03/02/2016
] Besluit van de Vlaamse regering houdende instelling van een aanmoedigingspremie voor loopbaanonderbreking voor de personeelsleden van de Vlaamse openbare sector en het Nederlandstalig onderwijs in het raam van de maatregelen tot herverdeling van de arbeid.

  • goedkeuringsdatum
    22 SEPTEMBER 1998
  • publicatiedatum
    B.S.30/01/1999
  • datum laatste wijziging
    03/02/2016

COORDINATIE

B.Vl.R. 10-6-2005 - B.S. 15-7-2005

B.Vl.R. 19-12-2008 - B.S. 16-3-2009

B.Vl.R. 25-10-2013 - B.S. 30-10-2013

B.Vl.R. 20-6-2014 - B.S. 20-10-2014

(5) B.Vl.R. van 22/01/2016 (B.S. 03/02/2016)

De Vlaamse regering,

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen, inzonderheid op artikel 87, § 3, gewijzigd bij de wet van 8 augustus 1988 en bij de bijzondere wetten van 12 januari 1989, 16 januari 1989, 5 mei 1993 en 16 juli 1993;

Gelet op het decreet van 19 december 1997 houdende algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 1998;

Gelet op de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, zoals gewijzigd bij de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen;

Gelet op het koninklijk besluit van 28 februari 1991 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan in de besturen en andere diensten van de ministeries, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 14 oktober 1994;

Gelet op het koninklijk besluit van 12 augustus 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 16 december 1997 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 24 november 1993 houdende de organisatie van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en de regeling van de rechtspositie van het personeel, inzonderheid op de artikelen XI 43 tot XI 63;

Gelet op het protocol nr. 5 houdende de conclusies van de onderhandelingen die gevoerd werden in de gemeenschappelijke vergaderingen van de sectorcomités XVIII en X, het comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten, afdeling 1, onderafdeling "Vlaams Gewest en Vlaamse Gemeenschap" en het comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten, afdeling 2, onderafdeling "Vlaamse Gemeenschap", van 22 juli 1998;

Gelet op het begrotingsakkoord gegeven op 26 mei 1998;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op, artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wet van 4 juli 1989;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat dringend verdere maatregelen dienen te worden genomen om de hoge werkloosheid te bestrijden, om de arbeid te herverdelen en om werklozen weder tewerk te stellen;

Op voorstel van de Vlaamse minister bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid en van de Vlaamse minister bevoegd voor onderwijs en ambtenarenzaken;

Na beraadslaging,

Besluit :

Begripsomschrijvingen

Artikel 1.

[1° volledige loopbaanonderbreking: de onderbreking van de beroepsloopbaan, vermeld in artikel 100 tot en met 101bis van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, waarvoor een onderbrekingsuitkering wordt toegekend;

2° gedeeltelijke loopbaanonderbreking: de vermindering van de arbeidsprestaties, vermeld in artikel 102 tot en met 103 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, waarvoor een onderbrekingsuitkering wordt toegekend, [[met uitzondering van de vermindering van de arbeidsprestaties, toegekend met toepassing van een van de volgende bepalingen :

a) artikel 8, § 2, § 3 of § 4, van het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen;

b) artikel 3, § 2, § 3 of § 4, van het koninklijk besluit van 12 augustus 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra;

c) artikel 8, § 1 of § 2, of artikel 8bis van het koninklijk besluit van 7 mei 1999 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van het personeel van de besturen;]]

3° opleiding :

a) elke vorm van onderwijs en opleiding die georganiseerd, gefinancierd, gesubsidieerd of erkend wordt door de Vlaamse overheid, waarvan het programma minimaal 120 contacturen of 9 studiepunten op jaarbasis omvat;

b) elke opleiding die georganiseerd wordt door een opleidingsverstrekker die erkend is krachtens het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2003 betreffende de opleidings- en begeleidingscheques voor werknemers of het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2008 tot toekenning van steun aan kleine en middelgrote ondernemingen voor ondernemerschapsbevorderende diensten, waarvan het programma minimaal 120 contacturen of 9 studiepunten op jaarbasis omvat;]¹

4°[Departement WSE : het DepartementWerk en Sociale Economie van het Vlaams Ministerie vanWerk en Sociale Economie.]²

[ ]¹ B.Vl.R. 25-10-2013; [ ]² B.Vl.R. 20-6-2014; [[ ]] B.Vl.R. van 22-1-2016

Toepassingsgebied

Art. 2.

[Dit besluit is van toepassing op :

1° de personeelsleden van de Vlaamse ministeries;

2° de personeelsleden van de verzelfstandigde agentschappen, vermeld in hoofdstuk IV, van het kaderdecreet bestuurlijk beleid van 18 juli 2003;

3° de personeelsleden van de Vlaamse openbare instellingen, die niet onder de toepassing vallen van het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003;

4° de personeelsleden, vermeld in artikel 2, § 1, van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991;

5° de personeelsleden, vermeld in artikel 4, § 1, van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991;

6° de leden van de inspectie, vermeld in artikel 61 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs;

7° de personeelsleden, vermeld in artikel 10 van het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken;

8° de contractuele personeelsleden van het onderwijs en van de centra voor leerlingenbegeleiding;

9° de personeelsleden van de universiteiten en de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap;

10° de personeelsleden van de gemeenten, de autonome gemeentebedrijven, de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de publiekrechtelijke verenigingen van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de provincies, de autonome provinciebedrijven en de intercommunales met maatschappelijke zetel in het Vlaamse Gewest.

De personeelsleden, vermeld in het eerste lid :

1° zijn statutair of contractueel tewerkgesteld;

2° vallen niet onder het toepassingsgebied van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités.]

B.Vl.R. van 25-10-2013

Voorwaarden en modaliteiten

Art. 3.

§ 1. [Binnen de perken van de jaarlijkse kredieten en volgens de voorwaarden, vermeld in dit besluit, wordt aanvullend bij de onderbrekingsuitkering een aanmoedigingspremie toegekend aan het personeelslid dat zijn loopbaan volledig of gedeeltelijk onderbreekt.]

§ 2. De aanmoedigingspremie kan tijdens de beroepsloopbaan gedurende maximum twee jaar toegekend worden. Voor het bepalen van de maximumduur van twee jaar wordt gerekend vanaf 1 januari 1995.

[...]

B.Vl.R. van 25-10-2013

Bedrag

Art. 4.

§ 1. [De aanmoedigingspremie bedraagt :

1° 123, 95 euro bruto per volledige maand voor het personeelslid dat aan de volgende voorwaarden voldoet :

a) het personeelslid is gedurende twaalf maanden voorafgaand aan de aanvang van de loopbaanonderbreking tewerkgesteld in een arbeidsregeling die minimaal 75 % bedraagt van de voltijdse arbeidsregeling;

b) het personeelslid neemt volledige loopbaanonderbreking op;

2° 74, 37 euro bruto per volledige maand voor het personeelslid dat aan de volgende voorwaarden voldoet :

a) het personeelslid is gedurende twaalf maanden voorafgaand aan de aanvang van de loopbaanonderbreking tewerkgesteld in een arbeidsregeling die minimaal 50 % bedraagt van de voltijdse arbeidsregeling;

b) het personeelslid neemt volledige loopbaanonderbreking op;

3° 74,37 euro bruto per volledige maand voor het personeelslid dat aan de volgende voorwaarden voldoet :

a) het personeelslid vermindert de arbeidsprestaties met de helft of een derde van het normale aantal arbeidsuren van een voltijdse betrekking. De vermindering met de helft of een derde wordt berekend op basis van de arbeidsregeling waarin het personeelslid gedurende twaalf maanden voorafgaand aan de aanvang van de loopbaanonderbreking tewerkgesteld is;

b) het personeelslid neemt gedeeltelijke loopbaanonderbreking op;

4° 49, 58 euro bruto voor het personeelslid per volledige maand voor het personeelslid dat aan de volgende voorwaarden voldoet :

a) het personeelslid vermindert de arbeidsprestaties met een vierde of een vijfde van het normale aantal arbeidsuren van een voltijdse betrekking. De vermindering met een vierde of een vijfde wordt berekend op basis van de arbeidsregeling waarin het personeelslid gedurende twaalf maanden voorafgaand aan de aanvang van de loopbaanonderbreking tewerkgesteld is;

b) het personeelslid neemt gedeeltelijke loopbaanonderbreking op.]

§ 2. De voormelde bedragen worden verdubbeld voor de periode dat het personeelslid tijdens de loopbaanonderbreking, waarvoor een premie wordt toegekend, een opleiding zoals bepaald in artikel 1, 3°, volgt. De periode van verdubbeling van de aanmoedigingspremie blijft beperkt tot de duur van de opleiding, met een minimum uitkering voor één kwartaal.

[§ 3. Voor de toepassing van paragraaf 1 :

1° worden voor de tijdelijke personeelsleden uit het onderwijs de maanden juli en augustus beschouwd als maanden waarin ze in dezelfde arbeidsregeling waren tewerkgesteld als die waarin ze op 30 juni waren tewerkgesteld;

2° geldt voor personeelsleden die een jaar voorafgaand aan de loopbaanonderbreking van een verlof genoten dat gelijkgesteld is met dienstactiviteit, een verlof- of afwezigheidsstelsel voor verminderde prestaties of een verlof voor loopbaanonderbreking, de arbeidsregeling waarin ze tewerkgesteld waren voorafgaand aan dat verlof.]

B.Vl.R. van 25-10-2013

Procedure

Art. 5.

[§ 1. De werknemer dient een aanvraag voor de aanmoedigingspremie in bij het [[Departement WSE]].

§ 2. De aanvraag wordt ingediend met het papieren aanvraagformulier of, voor zover dat door het [[Departement WSE]] ter beschikking wordt gesteld, met het elektronische aanvraagformulier.

De minister bepaalt het model van aanvraagformulier.

§ 3. De aanvraag is alleen ontvankelijk als ze voldoet aan de volgende voorwaarden :

1° het aanvraagformulier wordt volledig en correct ingevuld en ondertekend;

2° alle verplichte bewijsstukken worden bij het aanvraagformulier gevoegd, conform de vereisten die zijn opgenomen in het aanvraagformulier.]

B.Vl.R. 19-12-2008; [[ ]] B.Vl.R. van 20-6-2014

Art. 6.

§ 1. Om geldig te zijn dient de aanvraag tot het bekomen van de aanmoedigingspremie ingediend te worden binnen 6 maanden na aanvang van de loopbaanonderbreking.

§ 2. [Het [[Departement WSE]] betaalt de aanmoedigingspremie maandelijks uit.]

B.Vl.R. 25-10-2013; [[ ]] B.Vl.R. van 20-6-2014

Controle en sancties

Art. 7.

§ 1. Vanaf de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop het personeelslid niet meer voldoet aan de voorwaarden waaronder de aanmoedigingspremie werd toegekend, vervalt het recht op de aanmoedigingspremie.

§ 2. [Onrechtmatig verkregen aanmoedigingspremies worden teruggevorderd.]²

§ 3. De controle op de naleving van de voorwaarden wordt uitgeoefend door [de sociaalrechtelijke inspecteurs van de afdeling Inspectie van het departement Werk en Sociale Economie]¹.

[ ]¹ B.Vl.R. 19-12-2008; [ ]² B.Vl.R. van 25-10-2013

Evaluatie

Art. 8.

§ 1. De opvolgingscommissie, opgericht krachtens artikel 13 van het besluit van de Vlaamse regering van 26 mei 1998 houdende de aanmoediging in het Vlaamse Gewest van de wedertewerkstelling van uitkeringsgerechtigde volledig werklozen of van de daarmee gelijkgestelde personen door middel van herverdeling van de arbeid, zal de maatregelen van dit besluit zesmaandelijks evalueren en mogelijke bijsturingen en uitbreidingen ervan onderzoeken.

§ 2. [Het [[Departement WSE]] ]² maakt via haar vertegenwoordiger de nodige relevante informatie omtrent het stelsel van de aanmoedigingspremies over aan elk betrokken [Regionaal Sociaal-economisch Overlegcomité]¹.

[ ]¹ B.Vl.R. 10-6-2005; [ ]² B.Vl.R. 19-12-2008; [[ ]] B.Vl.R. van 20-6-2014

Overgangsbepalingen

Art. 9.

§ 1. De beslissingen genomen ter uitvoering van het besluit van de Vlaamse regering van 3 mei 1995 houdende instelling van een aanmoedigingspremie voor loopbaanonderbreking voor de personeelsleden van de Vlaamse openbare sector en het Nederlandstalig onderwijs in het raam van de maatregelen tot herverdeling van de arbeid, zoals gewijzigd bij besluiten van de Vlaamse regering van 21 januari 1997 en 31 maart 1998, blijven van kracht voor de toegestane periodes.

§ 2. Voor de aanvragen van de aanmoedigingspremie die betrekking hebben op een loopbaanonderbreking die ingegaan is op 1 april 1998 of op een latere datum, maar voorafgaand aan de datum waarop dit besluit in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, begint de indieningstermijn van 6 maanden te lopen vanaf de datum waarop dit besluit in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

[Art. 9/1.

Op de aanvragen van een aanmoedigingspremie die betrekking hebben op een gedeeltelijke loopbaanonderbreking die is ingegaan vóór 1 februari 2016, worden de uitzonderingen, vermeld in artikel 1, 2°, a) tot en met c), niet toegepast.]

B.Vl.R. van 22-1-2016

Slotbepalingen

Art. 10.

Het besluit van de Vlaamse regering van 3 mei 1995 houdende instelling van een aanmoedigingspremie voor loopbaanonderbreking voor de personeelsleden van de Vlaamse openbare sector en het Nederlandstalig onderwijs in het raam van de maatregelen tot herverdeling van de arbeid, zoals gewijzigd bij besluiten van de Vlaamse regering van 21 januari 1997 en 31 maart 1998, wordt opgeheven.

Art. 11.

Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 april 1998.

Art. 12.

De Vlaamse minister, bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.