OPGEHEVEN : Besluit van de Vlaamse regering betreffende het ziekte-, bevallings- en borstvoedingsverlof toegekend aan tijdelijk aangestelde personeelsleden van de onderwijsinstellingen, georganiseerd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap.

  • goedkeuringsdatum
    22 JULI 1993
  • publicatiedatum
    B.S.15/09/1993
  • datum laatste wijziging
    09/07/2012

COORDINATIE

B.Vl.R. 23-9-2005 - B.S. 25-11-2005

B.Vl.R. 15-2-2008 - B.S. 10-4-2008

B.Vl.R. 3-7-2009 - B.S. 13-10-2009

opgeheven door B.Vl.R. 8-6-2012 - B.S. 9-7-2012

De Vlaamse regering,

Gelet op de arbeidswet van 16 maart 1971, inzonderheid op artikel 39, gewijzigd bij de programmawet van 22 december 1989 en bij de wet van 29 december 1990;

Gelet op de wet van 18 februari 1977 betreffende de inrichting van het hoger onderwijs en inzonderheid van het technisch hoger en het agrarisch onderwijs van het lange type, inzonderheid op artikel 15, § 3;

Gelet op het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs, inzonderheid op artikel 77, eerste lid;

Gelet op het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra, inzonderheid op artikel 51, eerste lid;

Gelet op het protocol van 11 mei 1993 houdende de conclusie van de onderhandelingen gevoerd in de gemeenschappelijke vergadering van Sectorcomité X en van onderafdeling "Vlaamse Gemeenschap" van afdeling 2 van het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister bevoegd voor begroting, gegeven op 25 februari 1993;

Gelet op het advies van de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken;

Na beraadslaging,

Besluit :

Artikel 1.

[Dit besluit is van toepassing op de tijdelijk aangestelde leden van :

- het bestuurs- en onderwijzend personeel met inbegrip van de godsdienstleerkrachten;

- het opvoedend hulppersoneel;

- het paramedisch personeel;

- het psychologisch, orthopedagogisch, sociaal en medisch personeel;

- het ondersteunend personeel met uitzondering van de administratieve medewerker;

- het beleids- en ondersteunend personeel met uitzondering van de administratieve medewerker;

van de onderwijsinstellingen georganiseerd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap, die onderworpen zijn aan :

- het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs;

- het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding.]

B.Vl.R. van 23-9-2005

Art. 2.

Het in artikel 1 bedoelde personeelslid dat, eenmaal zijn dienst opgenomen, een eerste keer afwezig is wegens ziekte of gebrekkigheid, krijgt een aantal dagen bezoldigd ziekteverlof, berekend naar rata van één dag per reeks van tien dagen werkelijke diensten verstrekt als tijdelijk personeelslid sedert 1 april 1969.

Wanneer het personeelslid opnieuw afwezig is wegens ziekte of gebrekkigheid, wordt het aantal dagen bezoldigd ziekteverlof waarop het aanspraak kan maken, bepaald door het resultaat van de aftrekking met als eerste term het overeenkomstig het vorige lid berekend aantal dagen en als tweede term het aantal dagen bezoldigd ziekteverlof dat het sedert 1 april 1969 heeft genoten.

Art. 3.

In afwijking van artikel 2, kan in het artikel 1 bedoelde personeelslid dat aangesteld werd voor de volledige duur van het school- of academiejaar en dat, eenmaal zijn dienst opgenomen, afwezig is wegens ziekte of gebrekkigheid, voor dat jaar aanspraak maken op dertig dagen bezoldigd ziekteverlof indien de toepassing van voormeld artikel 2 voor hem minder gunstig is.

Indien het betrokken personeelslid echter vrijwillig of gedwongen zijn functie neerlegt vóór het einde van het school- of academiejaar, wordt het bedrag, gelijk aan het verschil tussen de bezoldiging die het op grond van het eerste lid van dit artikel heeft gekregen en de bezoldiging waarop het aanspraak zou kunnen maken hebben bij toepassing van artikel 2, aan de belanghebbende teruggevraagd.

Art. 4.

De bezoldigde afwezigheid wegens ziekte of gebrekkigheid, bedoeld in de artikelen 2 en 3, is een periode van verlof gelijkgesteld met dienstactiviteit.

Art. 5.

Indien de afwezigheid wegens ziekte of gebrekkigheid van een in artikel 1 bedoeld perosneelslid langer duurt dan de periode waarvoor het werd aangesteld, mag de toepassing van de bepalingen van artikel 2 of 3 niet tot gevolg hebben dat de betrokkene bezoldigd wordt gedurende een periode na de datum waarop zijn tijdelijke aanstelling geëindigd is.

Art. 6.

[Het in artikel 1 bedoelde vrouwelijk personeelslid krijgt het verlof dat met het oog op de moederschapsbescherming toegestaan is door artikel 39 van de arbeidswet van 16 maart 1971, hierna bevallingsverlof genoemd.

De afwezigheid die het gevolg is van dit verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

De periode van afwezigheid wegens ziekte of gebrekkigheid gedurende de periode van het prenataal verlof wordt omgezet in bevallingsverlof. De omzetting gebeurt enkel voor zover er geen werkhervatting is geweest.

Als de voormelde afwezigheid langer duurt dan de periode waarvoor het in artikel 1 bedoelde personeelslid werd aangesteld, geldt de bepaling van het eerste lid niet voor de periode na de datum waarop de tijdelijke aanstelling geëindigd is.]

B.Vl.R. van 23-9-2005

Art. 7.

Na het verstrijken van en onmiddellijk aansluitend op het bevallingsverlof kan het in artikel 1 bedoelde vrouwelijk personeelslid een borstvoedingsverlof krijgen.

Gedurende dit verlof dat de duur van drie maanden niet mag overschrijden en dat ononderbroken moet worden genomen, wordt het personeelslid niet vergoed. Dit verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

Als de voormelde afwezigheid langer duurt dan de periode waarvoor het in artikel 1 bedoelde personeelslid werd aangesteld, geldt de bepaling van het eerste lid niet voor de periode na de datum waarop de tijdelijke aanstelling geëindigd is.

Art. 8.

Het koninklijk besluit van 29 mei 1972 betreffende de dagen bezoldigd ziekte- en bevallingsverlof toegekend aan het tijdelijk aangesteld bestuurs- en onderwijzend personeel, opvoedend hulppersoneel en paramedisch personeel der rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, wordt opgeheven.

Art. 9.

Dit besluit treedt in werking op 1 september 1993, met uitzondering van artikel 6, eerste, tweede, derde en vijfde lid die uitwerking hebben met ingang van 1 mei 1991. Deze datum heeft echter, wat de toepassing van artikel 6, tweede lid, betreft geen gevolgen voor de periode vóór 1 januari 1993.

Art. 10.

De Vlaamse minister bevoegd voor het onderwijs is belast met de uitvoering van dit besluit.

- (1): Art. 2 t.e.m. 5 worden opgeheven voor de instellingen en de personeelsleden waarop B.Vl.R. 15-2-2008 van toepassing is (B.Vl.R. 15-2-2008; Art. 42)

- (2): Art. 7 wordt opgeheven voor de instellingen en de personeelsleden waarop het B.Vl.R. 3-7-2009 van toepassing is (Art. 11, § 2)