Besluit van de Vlaamse regering [1B.Vl.R. van 05/12/2003
B.S. 21/01/2004
betreffende het verlof om een ambt uit te oefenen in een ministerieel kabinet van een lid van een Gemeenschaps- of Gewestregering, van een lid van de federale regering of van een gewestelijk staatssecretaris, en bij een secretariaat, de cel algemene beleidscoördinatie en een cel algemeen beleid bij een lid van de federale regering door personeelsleden van het onderwijs en van de centra voor leerlingenbegeleiding1B.Vl.R. van 05/12/2003
B.S. 21/01/2004
]

  • goedkeuringsdatum
    28 JULI 1995
  • publicatiedatum
    B.S.27/10/1995
  • zie ook
  • datum laatste wijziging
    01/01/2017

COORDINATIE

(1) B.Vl.R. van 05/12/2003 (B.S. 21/01/2004)

(2) B.Vl.R. van 28/10/2016 (B.S. 29/12/2016)

De Vlaamse regering,

Gelet op de wet van 18 februari 1977 betreffende de inrichting van het hoger onderwijs en inzonderheid van het technisch hoger en het agrarisch onderwijs van het lange type, inzonderheid op artikel 15, § 3;

Gelet op het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs-II, inzonderheid op artikel 201, § 2;

Gelet op het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs, inzonderheid op artikel 77, eerste lid;

Gelet op het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra, inzonderheid op artikel 51, eerste lid;

Gelet op het decreet van 17 juli 1991 betreffende inspectie en pedagogische begeleidingsdiensten, inzonderheid op de artikelen 68, eerste lid, 93, § 1, en 97;

Gelet op het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken, inzonderheid op artikel 21;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financïen, gegeven op 10 maart 1995;

Gelet op het protocol van 19 april 1995 houdende de conclusies van de onderhandelingen gevoerd in de gemeenschappelijke vergadering van Sectorcomité X en van onderafdeling "Vlaamse Gemeenschap" van afdeling 2 van het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;

Gelet op het advies van de Raad van State;

Op het voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken;

Na beraadslaging,

Besluit :

Artikel 1.

§ 1. [1B.Vl.R. van 05/12/2003
B.S. 21/01/2004
Dit besluit is van toepassing op :

1° de personeelsleden, bedoeld in artikel 2, § 1, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs;

2° de personeelsleden, bedoeld in artikel 4, § 1, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding;

3° [2B.Vl.R. van 28/10/2016
B.S. 29/12/2016
de leden van de onderwijsinspectie, bedoeld in het decreet betreffende kwaliteit van onderwijs; 2B.Vl.R. van 28/10/2016
B.S. 29/12/2016
]

4° [2B.Vl.R. van 28/10/2016
B.S. 29/12/2016
de personeelsleden van de pedagogische begeleidingsdiensten, bedoeld in het decreet betreffende kwaliteit van onderwijs;2B.Vl.R. van 28/10/2016
B.S. 29/12/2016
]

5° [2B.Vl.R. van 28/10/2016
B.S. 29/12/2016
...2B.Vl.R. van 28/10/2016
B.S. 29/12/2016
]

6° [2B.Vl.R. van 28/10/2016
B.S. 29/12/2016
...2B.Vl.R. van 28/10/2016
B.S. 29/12/2016
]

7° de personeelsleden, bedoeld in artikel 10 van het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken.

1B.Vl.R. van 05/12/2003
B.S. 21/01/2004
]

§ 2. Onverminderd de bepalingen van artikel 4, geldt dit besluit voor de in § 1 vermelde personeelsleden, ongeacht of ze hun ambt als hoofdambt dan wel als bijbetrekking uitoefenen.

Art. 2.

[1B.Vl.R. van 05/12/2003
B.S. 21/01/2004

§ 1. De in artikel 1 genoemde personeelsleden die vast benoemd of tot de proeftijd toegelaten zijn, krijgen, onder de in § 4 vermelde voorwaarden, verlof als zij opgeroepen worden om een ambt uit te oefenen :

1° in een kabinet van een lid van een Gemeenschaps- of Gewestregering of van een lid van de federale regering of van een gewestelijk staatssecretaris;

2° bij een secretariaat, de cel algemene beleidscoördinatie of een cel algemeen beleid bij een lid van de federale regering;

3° bij een cel of secretariaat van een regeringscommissaris.

§ 2. De in artikel 1 genoemde personeelsleden die tijdelijk aangesteld zijn en de in artikel 1 genoemde personeelsleden die waarnemend of tijdelijk in een selectie- of bevorderingsambt aangesteld zijn, kunnen onder dezelfde voorwaarden verlof krijgen op voorwaarde dat zij aangesteld zijn :

1° in één of meer betrekkingen die voor hun geheel niet vatbaar zijn voor reaffectatie of wedertewerkstelling;

2° voor een volledig schooljaar in één of meer vacante of niet-vacante betrekkingen;

3° in een ambt dat beschouwd wordt als hoofdambt;

4° in één of meer betrekkingen die samen het aantal prestatie-eenheden omvatten die vereist zijn voor een ambt met volledige prestaties.

§ 3. De in artikel 1 genoemde personeelsleden die bij mandaat zijn aangesteld in het bevorderingsambt van directeur van een centrum voor leerlingenbegeleiding, ter uitvoering van hoofdstuk Vter van het in artikel 1, § 1, 1° bedoelde decreet of ter uitvoering van hoofdstuk IVter van het in artikel 1, § 1, 2°, bedoelde decreet, kunnen onder dezelfde voorwaarden verlof krijgen.

§ 4. Het lid van een Gemeenschaps- of Gewestregering of een gewestelijk staatssecretaris die een personeelslid wensen op te nemen in hun kabinet, het lid van de federale regering dat een personeelslid wenst op te nemen bij zijn secretariaat, de cel algemene beleidscoördinatie of zijn cel algemeen beleid of, in voorkomend geval, in zijn kabinet of een regeringscommissaris die een personeelslid wenst op te nemen bij zijn cel of secretariaat dient daartoe een verzoek in bij de Vlaamse minister, bevoegd voor het Onderwijs, en stelt de betrokken inrichtende macht van de personeelsleden, bedoeld in artikel 1, § 1, 1°, 2° en 6°, hiervan in kennis.

Het verzoek kan slechts worden ingewilligd als de verbintenis wordt aangegaan om elk kwartaal het integrale bedrag van de bezoldigingen, vergoedingen en toelagen die aan de betrokken personeelsleden uitbetaald worden voor de niet meer werkelijk uitgeoefende opdracht(en) in de onderwijsinstellingen, de centra voor leerlingenbegeleiding, de inspectiediensten, de dienst voor onderwijsontwikkeling of de pedagogische begeleidingsdiensten, verhoogd met de werkgeversbijdragen, terug te storten en dit zowel voor de periode bedoeld in artikel 2, §§ 1 tot en met 3, als voor de periode bedoeld in artikel 5.

1B.Vl.R. van 05/12/2003
B.S. 21/01/2004
]

Art. 3.

§ 1. Tijdens het in artikel 2 bedoelde verlof gelden voor de betrokken personeelsleden, naar gelang van het geval, de bepalingen die de samenstelling en de werking regelen van het kabinet [1B.Vl.R. van 05/12/2003
B.S. 21/01/2004
, het secretariaat of de cel1B.Vl.R. van 05/12/2003
B.S. 21/01/2004
] waar zij werken.

§ 2. Het voormeld verlof wordt met een periode van dienstactiviteit gelijkgesteld. Dit verlof wordt niet in aanmerking genomen om de duur van de proeftijd te berekenen.

Art. 4.

§ 1. De personeelsleden bedoeld in [1B.Vl.R. van 05/12/2003
B.S. 21/01/2004
artikel 2, §§ 1 tot en met 31B.Vl.R. van 05/12/2003
B.S. 21/01/2004
] , mogen noch de betrekking(en) waarmee zij als hoofdambt belast waren voor hun oproeping om een ambt uit te oefenen bij een voormeld kabinet, [1B.Vl.R. van 05/12/2003
B.S. 21/01/2004
een secretariaat of een cel1B.Vl.R. van 05/12/2003
B.S. 21/01/2004
] noch de bevoegdheden ervan, verder blijven uitoefenen. Zij krijgen alsdan een verlof voor hun volledig hoofdambt.

In afwijking van voorgaand lid mogen zij echter, als zij opgeroepen worden om een ambt uit te oefenen bij een kabinet van een Vlaamse minister, de betrekking(en) waarmee zij voorheen als hoofdambt belast waren en de bevoegdheden ervan, gedeeltelijk verder blijven uitoefenen. Zij krijgen alsdan een verlof voor een deel van hun hoofdambt.

§ 2. Als een personeelslid voor zijn oproeping om een ambt uit te oefenen bij een ministerieel kabinet, een bijbetrekking uitoefende, kan dit personeelslid ofwel deze bijbetrekking blijven uitoefenen tijdens de periode gedurende welke hij een ambt bekleedt bij het kabinet, [1B.Vl.R. van 05/12/2003
B.S. 21/01/2004
een secretariaat of een cel1B.Vl.R. van 05/12/2003
B.S. 21/01/2004
] ofwel voor deze bijbetrekking eveneens het in [1B.Vl.R. van 05/12/2003
B.S. 21/01/2004
artikel 2, §§ 1 tot en met 31B.Vl.R. van 05/12/2003
B.S. 21/01/2004
] , bedoelde verlof krijgen.

Als het personeelslid de bijbetrekking blijft uitoefenen, krijgt het voor deze prestaties een wedde of weddetoelage die verder berekend wordt volgens de bezoldigingsregeling van een bijbetrekking; als het personeelslid voor de bijbetrekking verlof krijgt, heeft het hiervoor geen recht op wedde of weddetoelage.

Art. 5.

De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, kan, op verzoek van een lid van een Gemeenschaps- of Gewestregering, [1B.Vl.R. van 05/12/2003
B.S. 21/01/2004
van een lid van de federale Regering, van een gewestelijk staatssecretaris of van een regeringscommissaris1B.Vl.R. van 05/12/2003
B.S. 21/01/2004
] , de personeelsleden aan wie het verlof bedoeld in [1B.Vl.R. van 05/12/2003
B.S. 21/01/2004
artikel 2, §§ 1 tot en met 31B.Vl.R. van 05/12/2003
B.S. 21/01/2004
] , is toegekend, toestaan de hervatting van hun oorspronkelijke opdracht gedurende een bepaalde periode uit te stellen.

Deze periode bedraagt één werkdag per maand activiteit in een kabinet, [1B.Vl.R. van 05/12/2003
B.S. 21/01/2004
een secretariaat of een cel1B.Vl.R. van 05/12/2003
B.S. 21/01/2004
] met een minimum van drie dagen en een maximum van vijftien dagen.

Tijdens deze periode krijgt het personeelslid een verlof, bevindt het zich in de stand dienstactiviteit en kan het worden vervangen.

De in het eerste lid bedoelde toestemming wordt echter niet verleend aan de personeelsleden die naar een ander kabinet [1B.Vl.R. van 05/12/2003
B.S. 21/01/2004
, secretariaat of cel1B.Vl.R. van 05/12/2003
B.S. 21/01/2004
] overgaan.

Art. 6.

Het besluit van de Vlaamse regering van 13 november 1991 omtrent het verlof dat aan personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra kan worden toegestaan om een ambt in een ministerieel kabinet uit te oefenen wordt opgeheven.

Art. 7.

Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 1993, met uitzondering van artikel 4, dat uitwerking heeft met ingang van 22 januari 1992.

Art. 8.

De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.