Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de
gelijkwaardigheid van bepaalde bekwaamheidsbewijzen van godsdienstige of
ideologische aard met de vereiste of de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen
in de door de Vlaamse Gemeenschap gesubsidieerde vrije
onderwijsinstellingen.
goedkeuringsdatum
31 JULI 1990
publicatiedatum
B.S.01/11/1990
datum laatste wijziging
01/01/2017
COORDINATIE
(1)
B.Vl.R. van 20/09/1995 (B.S. 01/12/1995)
(2)
B.Vl.R. van 21/02/2003 (B.S. 30/04/2003)
(3)
B.Vl.R. van 09/11/2007 (B.S. 25/01/2008)
(4)
B.Vl.R. van 04/09/2015 (B.S. 07/10/2015)
(5)
B.Vl.R. van 28/10/2016 (B.S. 29/12/2016)
De Vlaamse Regering,
Gelet op de wet van 29 mei 1959, tot wijziging van sommige
bepalingen van de onderwijswetgeving, inzonderheid op de artikelen 12bis,
§ 2, ingevoegd bij de wet van 11 juli 1973, en 29;
Gelet op het akkoord van de Gemeenschapsminister van Begroting,
gegeven op 18 juni 1990;
Gelet op het advies van
de Raad van State;
Op de voordracht van de
Gemeenschapsminister van Onderwijs;
Na
beraadslaging,
Besluit :
Artikel 1.
[Dit besluit bepaalt de
gelijkwaardigheid van bepaalde bekwaamheidsbewijzen van godsdienstige of
ideologische aard met de vereiste of de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen
voor de categorieën van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het
opvoedend hulppersoneel en van het ondersteunend personeel van de door de
Vlaamse Gemeenschap gesubsidieerde vrije onderwijsinstellingen waar uitvoering
is gegeven aan de bepalingen van
[artikel V.3 van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs]
.]
Art. 2.
[
§ 1.
[Op
voorwaarde dat de passende geschiktheid in hoofde van de hierna vermelde
bedienaars van de erkende erediensten wordt bewezen, wordt voor de toepassing
van
[artikel V.3 van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs]
de hoedanigheid van bedienaar van de eredienst gelijkwaardig verklaard :
1° voor de periode van 1 september 1989 tot
en met 31 augustus 1999, met het diploma van :
a)
kleuterleider en
b) kleuteronderwijzer
en
c) onderwijzer en
d) geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs voor de
algemene vakken en
e) tenminste hoger onderwijs
van het lange type (HOLT) + bewijs van pedagogische bekwaamheid
(BPB);
2° voor de periode van 1 september 1999
tot en met 31 augustus 2000, met het diploma van :
a) kleuterleider en
b)
kleuteronderwijzer en
c) onderwijzer
en
d) geaggregeerde voor het lager secundair
onderwijs voor de algemene vakken en
e)
geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs en
f) hoger onderwijs van het korte type (HOKT) + BPB
en
g) tenminste HOLT + BPB;
3° voor de periode van 1 september 2000 tot en met 31 augustus
2002, met het diploma van :
a) kleuterleider
en
b) kleuteronderwijzer en
c) onderwijzer en
d) geaggregeerde
voor het lager secundair onderwijs voor de algemene vakken en
e) geaggregeerde voor het secundair onderwijs-groep 1 voor de
algemene vakken en
f) geaggregeerde voor het lager
secundair onderwijs en
g) geaggregeerde voor het
secundair onderwijs-groep 1 en
h) HOKT + BPB
en
i) tenminste HOLT + BPB;
4° vanaf 1 september 2002, met het diploma van
:
a) kleuterleider en
b) kleuteronderwijzer en
c)
onderwijzer en
d) geaggregeerde voor het lager
secundair onderwijs voor de algemene vakken en
e)
geaggregeerde voor het secundair onderwijs-groep 1 voor de algemene vakken
en
f) geaggregeerde voor het lager secundair
onderwijs en
g) geaggregeerde voor het secundair
onderwijs-groep 1 en
h) tenminste HOKT + BPB
en
i) HOKT + BPB en
j) tenminste HOLT +
BPB.
]
[
5° vanaf 1 september 2006,
met het diploma van :
[...]
k) ten minste PBA
+ BPB
l) PBA +
BPB
m) ten minste master +
BPB.
]
[
6° vanaf 1 september 2013, met het diploma van :
a) ten minste bachelor + BPB;
b) bachelor + BPB.
]
§ 2. Voor de
toepassing van § 1 wordt het bewijs van de geschiktheid als volgt geleverd
:
- door de overlegging van een getuigschrift van
priesterschap wanneer het de bedienaar van de eredienst-priester
betreft;
- door de overlegging van een
getuigschrift van rabbijn of bedienaar van de eredienst, afgeleverd door het
Centraal Israëlitisch Consistorie van
België.
]
[
Art.2bis.
Als één van de in artikel 2,
§ 2, bedoelde personeelsleden uittreedt, blijft hij de
onderwijsbevoegdheid behouden die aan zijn getuigschrift verbonden
was.
]
Art. 3.
Dit besluit heeft uitwerking met
ingang van 1 september 1989.
Art. 4.
De Gemeenschapsminister van
Onderwijs is belast met de uitvoering van dit besluit.