OPGEHEVEN : Decreet betreffende het onderwijs-III. (uittreksel - Personeel/B+OP)

  • goedkeuringsdatum
    09 APRIL 1992
  • publicatiedatum
    B.S.16/05/1992
  • datum laatste wijziging
    13/02/2017
  • erratum
    B.S.19-5-1992

COORDINATIE

Decr. 28-4-1993 - B.S. 28-5-1993; err.B.S. 17-9-1994

Decr. 21-12-1994 - B.S. 16-3-1995

B.Vl.R. 9-5-1996 - B.S. 25-7-1996

Decr. 14-7-1998 - B.S. 29-8-1998

Decr. 1-12-1998 - B.S. 10-4-1999

Decr. 18-5-1999 - B.S. 31-8-1999

Decr. 8-6-2000 - B.S. 25-8-2000

Decr. 20-10-2000 - B.S. 16-12-2000

Decr. 14-2-2003 - B.S. 1-7-2003

Decr. 7-7-2006 - B.S. 31-8-2006

Decr. 15-6-2007 - B.S. 31-8-2007

Decr. 13-7-2007 - B.S. 31-8-2007

Decr. 4-7-2008 - B.S. 1-9-2008

Decr. 8-5-2009 - B.S. 28-8-2009

Decr. 9-7-2010 - B.S. 31-8-2010

Decr. 1-7-2011 - B.S. 30-8-2011

Decr. 21-12-2012 - B.S. 19-2-2013

Decr. 12-7-2013 - B.S. 30-8-2013

Decr. 19-7-2013 - B.S. 27-8-2013

Decr. 25-4-2014 - B.S. 25-9-2014

Opgeheven door Decr. 23-12-2016 - B.S. 13-2-2017.

De Vlaamse Raad heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :

Titel I. - Inleidende bepalingen

Artikel 1.

Dit decreet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 59bis, § 2, 2° , van de Grondwet.

Titel II. - Rechtspositie van het personeel

(voetnoot 1)

HOOFDSTUK I. - Definities

Art. 2.

§ 1. Voor de toepassing van deze titel gelden de definities gegeven aan de begrippen "ambt" en "betrekking", voorkomend in de artikelen 3 en 5 van respectievelijk het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs en het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde [centra voor leerlingenbegeleiding].

Decr. van 1-12-1998

§ 2. [Voor de toepassing van deze titel wordt onder het begrip "inrichtende macht" voor het gemeenschapsonderwijs, tenzij uitdrukkelijk anders bepaald, verstaan de lokale raad en vanaf 1 januari 2000 de scholengroep. Bij ontstentenis van de lokale raad, en vanaf 1 januari 2000 de scholengroep, wordt onder het begrip "inrichtende macht" verstaan de centrale raad en vanaf 1 januari 2003 de Raad van het Gemeenschapsonderwijs.]

Decr. van 18-5-1999

Art. 3.

Voor de toekenning van de weddeschalen wordt onder universitair diploma verstaan een wettelijk diploma van de academische graden van licentiaat, doctor, apotheker, ingenieur of geaggregeerde, of een wetenschappelijk diploma van dezelfde graden, uitgereikt door een Belgische universiteit of daarmee gelijkgestelde instelling door een door de wet of door het decreet daartoe gemachtigde instelling, door de Centrale Examencommissie of door een examencommissie van de Staat of van de Vlaamse Gemeenschap voor het universitair onderwijs indien de duur van de studiën ten minste vier jaar bedraagt ook wanneer een gedeelte van deze studiën niet in een van de bedoelde onderwijsinstellingen werd volbracht.

Met een universitair diploma worden gelijkgesteld de in overeenstemming met de buitenlandse regeling behaalde einddiploma's die, krachtens wederkerigheidsakkoorden, verdragen, internationale overeenkomsten of met toepassing van de procedure voor het verlenen van gelijkwaardigheid, voorgeschreven bij de wet of het decreet, gelijkwaardig worden verklaard met één van de in het eerste lid vermelde diploma's.

HOOFDSTUK II. - De terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wedertewerkstelling

Art. 4.

[§ 1. De Vlaamse Regering kan de bepalingen van dit hoofdstuk binnen door haar bepaalde grenzen van toepassing verklaren op :

1° de personeelsleden, instellingen, centra en inrichtende machten op wie de bepalingen van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs van toepassing zijn;

2° de personeelsleden, instellingen, centra en inrichtende machten op wie de bepalingen van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding van toepassing zijn;

3° de personeelsleden op wie de bepalingen van het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken van toepassing zijn.

§ 2. De in § 1 bedoelde regeling geldt alleen voor de personeelsleden die op het ogenblik van de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking :

1° vast benoemd zijn;

2° de betrekking van het ambt waarin zij vast benoemd zijn uitoefenen :

- in het gemeenschapsonderwijs als hoofdambt of als bijbetrekking. In dit laatste geval zijn de bepalingen van toepassing van het koninklijk besluit nr. 68 van 20 juli 1982 tot regeling van de geldelijke toestand van de personeelsleden die in het Rijksonderwijs met een bijbetrekking belast zijn;

- in het gesubsidieerd onderwijs als hoofdambt;

3° op de vooravond van de te nemen maatregel een salaris of salaristoelage ten laste van de Vlaamse Gemeenschap genieten.

De vast benoemde personeelsleden die op regelmatige wijze in verlof of afwezig zijn of ter beschikking zijn gesteld om een andere reden dan de in artikel 5 bedoelde ontstentenis van betrekking, worden voor de toepassing van deze regeling gelijkgesteld met de in het eerste lid bedoelde personen.

§ 3. De bij dit hoofdstuk ingestelde regeling geldt niet voor de personeelsleden die in het gemeenschapsonderwijs tot de proeftijd zijn toegelaten in een selectie- of bevorderingsambt in toepassing van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs.]

Decr. van 9-7-2010

Art. 5.

§ 1. De personeelsleden kunnen worden ter beschikking gesteld wegens ontstentenis van betrekking als gevolg van :

- de toepassing van de geldende normen;

- een wijziging in de schoolbevolking;

- een door de Vlaamse Gemeenschap of door een inrichtende macht genomen beslissing betreffende de organisatie van het onderwijs, van de inspectie, van de instelling, [of van het centrum voor leerlingenbegeleiding]4;

- [...]²;

- een terugzetting in rang van een personeelslid dat vast benoemd is in een selectie- of bevorderingsambt;

[- een vrijwillig afzien door een personeelslid van zijn vaste benoeming in een selectie- of bevorderingsambt, overeenkomstig artikel 43ter van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en van de gesubsidieerde [[centra voor leerlingenbegeleiding]];]¹

- het vrijwillig afzien door een personeelslid van zijn vaste benoeming in een selectie- of bevorderingsambt, overeenkomstig artikel 53, a) van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs;

- de keuze van de directeur van een kleuterschool om onmiddellijk bij omvorming van een kleuterschool tot basisschool ter beschikking gesteld te worden in zijn ambt, of de beslissing van de inrichtende macht om dit personeelslid, na een proefperiode van één jaar, niet vast te benoemen in het ambt van directeur van de basisschool;

[- een beslissing van de raad van bestuur in toepassing van artikel 73quinquies decies, § 2, of artikel 73sexies decies, § 2, van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs;

- een beslissing van de inrichtende macht in toepassing van artikel 47quinquies decies, § 2, of artikel 47sexies decies, § 2, van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs;]³

[- een omvorming van een opleiding van het hoger beroepsonderwijs van niveau 5 volgens artikel 161 van het decreet van 30 april 2009 betreffende het secundair na secundair onderwijs en het hoger beroepsonderwijs;]5

[- een inperking van de draagwijdte van de vaste benoeming van een leraar in het kader van herinschakeling na arbeidsongeschiktheid volgens artikel 55vicies/4 van het decreet van 27 maart 1991 rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs;

- een inperking van de draagwijdte van de vaste benoeming van een leraar in het kader van herinschakeling na arbeidsongeschiktheid volgens artikel 44quinquies decies/4 van het decreet van 27 maart 1991 rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs;

- een nieuwe vaste benoeming in het kader van herinschakeling na arbeidsongeschiktheid volgens artikel 55vicies/6 van het decreet van 27 maart 1991 rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs;

- een nieuwe vaste benoeming in het kader van herinschakeling na arbeidsongeschiktheid volgens artikel 44quinquies decies/6 van het decreet van 27 maart 1991 rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs.]6

[ ]¹ Decr. 14-7-1998; [ ]² Decr. 8-6-2000; [ ]³ Decr. 13-7-2007; [ ]4 Decr. 1-7-2011; [ ]5 Decr. 12-7-2013; [ ]6 Decr. 25-4-2014; [[ ]] Decr. van 1-7-2011

[§ 1bis. [[...]] ]

Decr. 8-6-2000; [[ ]] Decr. van 25-4-2014

[§ 1ter. Een personeelslid dat getroffen is door een arbeidsongeval of een beroepsziekte en door de administratieve gezondheidsdienst ongeschikt is bevonden om zijn ambt uit te oefenen, moet op zijn verzoek door de inrichtende macht ter beschikking worden gesteld wegens ontstentenis van betrekking met ingang van de eerste kalenderdag van de maand volgend op zijn verzoek, indien het personeelslid in toepassing van artikel 6, § 2, van de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector andere in de onderwijsregelgeving voorziene ambten kan vervullen.

In afwijking van de bestaande reglementering :

- krijgt het personeelslid tijdens de volledige duur van TBS/OB zijn volledige wedde volgens het ambt van benoeming;

- worden de periodes van TBS/OB zonder reaffectatie of wedertewerkstelling als ziekteverlof beschouwd en in aanmerking genomen voor het recht op bezoldigd verlof.

[[De betrekking van het personeelslid, vermeld in artikel 4, § 1, 1° en 2°, wordt op het ogenblik van de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking definitief vacant en komt in aanmerking voor een definitieve affectatie, een mutatie en een vaste benoeming. Dit geldt eveneens voor de betrekkingen van de personeelsleden die op het ogenblik van het van kracht worden van deze bepaling al ter beschikking gesteld zijn wegens ontstentenis van betrekking.]]¹

[[Een terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking volgens de bepalingen van deze paragraaf wordt niet beschouwd als een nieuwe of bijkomende terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking voor de toepassing van :

- de reglementering betreffende een overdracht van uren-leraar, lesuren, lestijden, leraarsuren of andere omkaderingsmiddelen;

- de reglementering betreffende een herverdeling van uren-leraar, lesuren, lestijden, leraarsuren of andere omkaderingsmiddelen door een inrichtende macht;

- artikel 23, tweede lid, 2°, en artikel 88, tweede lid, 2°, van het decreet Rechtspositie Personeelsleden Gemeenschapsonderwijs en artikel 21, § 1, tweede lid, 2°, en artikel 62, tweede lid, 2°, van het decreet Rechtspositie Personeelsleden Gesubsidieerd Onderwijs.]]² ]

Decr. 14-2-2003; [[ ]]¹ Decr. 1-7-2011; [[ ]]² Decr. van 19-7-2013

[§ 1 quater. [[...]] ]

Decr. 8-5-2009; [[ ]] Decr. van 25-4-2014

§ 2. De terbeschikkingstelling wordt uitgesproken door de inrichtende macht overeenkomstig de door de Vlaamse Regering te bepalen regels en mits het vervuld zijn van de door de Vlaamse Regering vast te stellen voorwaarden.

§ 3. De terbeschikkingstelling kan worden uitgesproken wegens volledige of wegens gedeeltelijke ontstentenis van betrekking. De Vlaamse Regering bepaalt wat dient te worden verstaan onder volledige of gedeeltelijke ontstentenis van betrekking.

§ 4. Voor de terbeschikkingstelling van de personeelsleden bedoeld in artikel 4, § 1, 1° , c) gelden eveneens de bepalingen van artikel 57 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde [centra voor leerlingenbegeleiding].

Decr. van 1-12-1998

[§ 5. Voor de personeelsleden die uiterlijk met ingang van 1 augustus 2012 op basis van paragraaf 1bis of paragraaf 1quater ter beschikking gesteld zijn wegens ontstentenis van betrekking, en voor de personeelsleden die op basis van paragraaf 1ter ter beschikking gesteld zijn of worden, blijven de verplichtingen betreffende reaffectatie en wedertewerkstelling ongewijzigd gelden zoals ze van kracht waren in het schooljaar 2011-2012.]

Decr. van 21-12-2012

[§ 6. Voor de personeelsleden die tussen 1 augustus 2012 en 1 september 2014 op basis van paragraaf 1bis of paragraaf 1quater ter beschikking gesteld werden wegens ontstentenis van betrekking, blijven de verplichtingen betreffende reaffectatie en wedertewerkstelling ongewijzigd gelden zoals ze van kracht waren in het schooljaar 2013-2014.]

Decr. van 25-4-2014

Art. 6.

§ 1. De personeelsleden die ter beschikking gesteld worden wegens volledige ontstentenis van betrekking en die geen reaffectatie of wedertewerkstelling bekomen hebben, bekomen, op hun verzoek, onder door de de Vlaamse Regering te bepalen voorwaarden, naar gelang van het geval, een wachtgeld of een wachtgeldtoelage.

§ 2. De personeelsleden die ter beschikking gesteld worden wegens volledige ontstentenis van betrekking en die voor een gedeelte van of voor de gehele opdracht waarvoor ze ter beschikking gesteld zijn, een reaffectatie of wedertewerkstelling bekomen en aanvaard hebben, bekomen, op hun verzoek, onder de door de Vlaamse Regering te bepalen voorwaarden, naar gelang van het geval, een wedde of een weddetoelage.

§ 3. De personeelsleden die ter beschikking gesteld worden wegens gedeeltelijke ontstentenis van betrekking bekomen, op hun verzoek, onder de door de Vlaamse Regering te bepalen voorwaarden, naar gelang van het geval, een wedde of een weddetoelage.

Art. 7.

Een inrichtende macht is, onder de door de Vlaamse Regering te bepalen voorwaarden, ertoe gehouden bij wijze van reaffectatie, in hetzelfde ambt en wedertewerkstelling, in een ander ambt, een beroep te doen op personeelsleden die ter beschikking gesteld zijn wegens ontstentenis van betrekking.

De Vlaamse Regering bepaalt per onderwijssector en rekening houdend met het uitgeoefend ambt, [opleiding, module, vak of specialiteit]³ en het bekwaamheidsbewijs waarover het personeelslid beschikt wat onder "hetzelfde ambt" moet worden verstaan. Zij bepaalt eveneens wat op basis van dezelfde elementen moet worden verstaan onder "ander ambt".

Indien een personeelslid aangesteld of in dienst gehouden wordt in strijd met de door de Vlaamse Regering vast te stellen bepalingen wordt, onder de door de Vlaamse Regering te bepalen voorwaarden, in het Gemeenschapsonderwijs georganiseerd door of namens de Vlaamse Gemeenschap aan het betrokken personeelslid geen wedde betaald door de Vlaamse Gemeenschap.

Indien een personeelslid aangesteld of in dienst gehouden wordt in strijd met de door de Vlaamse Regering vast te stellen bepalingen verliest, onder de door de Vlaamse Regering te bepalen voorwaarden, in het gesubsidieerd onderwijs en in de gesubsidieerde [centra voor leerlingenbegeleiding]¹ de betrokken inrichtende macht het voordeel van de weddetoelage voor dit personeelslid.

[Tijdens de schooljaren 1999-2000 en 2000-2001 gelden de verplichtingen inzake reaffectatie en wedertewerkstelling niet voor de personeelsleden die ter beschikking gesteld zijn wegens ontstentenis van betrekking in centra voor volwassenenonderwijs. In het centrum waar zij ter beschikking gesteld zijn wegens ontstentenis van betrekking, worden de ter beschikking gestelde personeelsleden belast met pedagogische en administratieve taken. Zij ontvangen voor deze prestaties een wachtgeld of wachtgeldtoelage die gelijk is aan een activiteitswedde.]²

[ ]¹ Decr. 1-12-1998; [ ]² Decr. 20-10-2000; [ ]³ Decr. van 15-6-2007

Art. 8.

§ 1. Onverminderd de voordelen verleend in het kader van rationalisatie en programmatie, behoudt het terbeschikkinggestelde personeelslid dat, hetzij door een andere inrichtende macht, hetzij door dezelfde inrichtende macht in dienst genomen wordt, alle rechten verbonden aan zijn vaste benoeming bij de inrichtende macht die hem ter beschikking gesteld heeft, totdat hij opnieuw vast benoemd titularis is bij de inrichtende macht die hem in dienst genomen heeft.

De wedde of de weddetoelage, toegekend aan een terbeschikkinggesteld personeelslid dat gereaffecteerd of wedertewerkgesteld is, mag niet lager zijn dan het wachtgeld, de wachtgeldtoelage, de wedde of de weddetoelage waarop het aanspraak zou kunnen maken indien het verder ter beschikking gesteld was gebleven wegens ontstentenis van betrekking.

§ 2. De personeelsleden op wie de bepalingen van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs van toepassing zijn, behouden daarenboven alle rechten verbonden aan de hun door [de raad van bestuur], overeenkomstig artikel 39 van hetzelfde decreet toegewezen betrekking, totdat zij een [nieuwe affectatie] hebben bekomen.

Decr. van 14-2-2003

§ 3. De personeelsleden op wie de bepalingen van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra van toepassing zijn, behouden daarenboven alle rechten bij de instelling waaraan zij door de inrichtende macht geaffecteerd werden overeenkomstig artikel 31 van hetzelfde decreet, totdat zij een nieuwe affectatie hebben bekomen.

Art. 9.

§ 1. Het personeelslid dat ter beschikking gesteld is wegens volledige of gedeeltelijke ontstentenis van betrekking, is verplicht, onder de door de Vlaamse Regering te bepalen voorwaarden, de betrekking waarin het gereaffecteerd of wedertewerkgesteld wordt, te aanvaarden.

§ 2. Indien een personeelslid bedoeld in § 1 zonder geldige reden de toegewezen betrekking niet op de door de Vlaamse Regering vast te stellen datum opneemt, verliest dit personeelslid het voordeel van de bepalingen van titel II van dit decreet. De Vlaamse Regering bepaalt wat dient te worden verstaan onder geldige reden.

In afwijking van voorgaand lid, kan een personeelslid er echter toe gemachtigd worden een hem aangeboden betrekking te weigeren met behoud van het voordeel van de bepalingen van dit decreet en van de besluiten van de Vlaamse Regering getroffen ter uitvoering ervan, onder de door de Vlaamse Regering te bepalen voorwaarden.

§ 3. De hierna vermelde personeelsleden die ter beschikking gesteld zijn wegens ontstentenis van betrekking, blijven, in afwachting van reaffectatie en wedertewerkstelling, ten bedrage van het maximum aantal uren waarvoor zij ter beschikking gesteld zijn, beschikbaar voor het uitoefenen van pedagogische taken :

- diegenen die ter beschikking gesteld zijn wegens ontstentenis van betrekking, indien zij de voordelen genieten die werden toegekend in het kader van rationalisatie- en programmatiemaatregelen;

- diegenen die ter beschikking gesteld zijn wegens volledige ontstentenis van betrekking en een reaffectatie of wedertewerkstelling hebben aanvaard voor een gedeelte van de opdracht waarvoor zij werden ter beschikking gesteld wegens ontstentenis van bestrekking;

- diegenen die ter beschikking gesteld zijn wegens gedeeltelijke ontstentenis van betrekking.

Zij blijven in de eerste plaats beschikbaar voor de directeur van de instelling waarin zij voor hun terbeschikkingstelling waren tewerkgesteld of voor de inrichtende macht die hen heeft ter beschikking gesteld. Het uitoefenen van de pedagogische taken gebeurt pro rata van de prestaties waarvoor zij het voordeel van artikel 4 bekomen.

Indien de inrichtende macht geen beroep doet op het personeelslid dat ter beschikking is gesteld wegens ontstentenis van betrekking, moet zij schikkingen treffen om dit personeelslid de hierboven bedoelde taken te laten uitoefenen bij een andere inrichtende macht eveneens pro rata van de prestaties waarvoor hij dit voordeel geniet.

Indien de inrichtende macht deze verplichting niet nakomt, wordt het wachtgeld, de wachtgeldtoelagen, de wedde of de weddetoelagen van het betrokken personeelslid van haar teruggevorderd. In uitzonderlijke omstandigheden waarin het vervullen van pedagogische taken onmogelijk of niet wenselijk is, kan de Vlaamse Regering individuele afwijkingen verlenen op de bepalingen van deze paragraaf. Deze beslissingen moeten met redenen omkleed zijn.

§ 4. Elk personeelslid dat ter beschikking is gesteld wegens ontstentenis van betrekking en dat niet kan gereaffecteerd of wedertewerkgesteld worden, kan, onder de door de Vlaamse Regering te bepalen voorwaarden, zowel door de directeur of de inrichtende macht die het personeelslid ter beschikking heeft gesteld, als door een andere inrichtende macht, terug in dienst worden geroepen, op voorwaarde dat het personeelslid waarvan hij geheel of gedeeltelijk de prestaties overneemt, in dezelfde verhouding, met een andere opdracht in de instelling wordt belast. De toepassing van deze bepaling mag niet tot gevolg hebben dat het totaal van de prestaties van de ten laste van de Vlaamse Gemeenschap bezoldigde personeelsleden verminderd wordt.

§ 5. Onder de door de Vlaamse Regering te bepalen voorwaarden behouden de personeelsleden het voordeel van titel II van dit decreet indien zij een tewerkstelling aanvaarden in een dienst van de Staat, van een Gemeenschap of een Gewest, in een andere openbare dienst, in een privaatrechtelijke instelling of onderneming.

[Onder de door de Vlaamse Regering te bepalen voorwaarden behoudt een personeelslid eveneens het voordeel van titel II van dit decreet als hij een professionaliseringstraject aanvaardt dat hem wordt aangereikt door zijn inrichtende macht. Bij het vastleggen van deze voorwaarden houdt de Vlaamse Regering minstens rekening met volgende criteria :

- de inrichtende macht biedt een personeelslid het professionaliseringstraject aan als het van mening is dat het terbeschikkinggestelde personeelslid niet over voldoende competenties beschikt voor verdere tewerkstelling;

- de inrichtende macht stelt dit professionaliseringstraject op in samenspraak met het personeelslid en legt alle afspraken schriftelijk vast;

- het professionaliseringstraject is beperkt in tijd met een duur van maximum twee schooljaren en beoogt een zo snel mogelijk weer inzetten van het personeelslid;

- tijdens de duur van het professionaliseringstraject behoudt het personeelslid zijn salaris onder de vorm van een wachtgeld of wachtgeldtoelage;

- als het personeelslid na succesvolle beëindiging van het professionaliseringstraject geen passende betrekking kan worden aangeboden, blijft hij ter beschikking gesteld wegens ontstentenis van betrekking met behoud van zijn volledige wachtgeld of wachtgeldtoelage gedurende maximaal twee volledige schooljaren zoals bepaald in artikel 29 van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 april 1992 betreffende de verdeling van betrekkingen, de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie, de wedertewerkstelling en de toekenning van een wachtgeld of wachtgeldtoelage;

- als het personeelslid het professionaliseringstraject weigert of niet succesvol beëindigt, blijft hij ter beschikking gesteld wegens ontstentenis van betrekking en wordt het wachtgeld van het personeelslid onmiddellijk afgebouwd. De periode van twee volledige schooljaren zoals bepaald in artikel 29, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 april 1992 betreffende de verdeling van betrekkingen, de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie, de wedertewerkstelling en de toekenning van een wachtgeld of wachtgeldtoelage is dan niet van toepassing.]

Decr. van 12-7-2013

[§ 6. De toewijzingen die de Vlaamse reaffectatiecommissie, vermeld in artikel 10, tijdens het schooljaar 2009-2010 heeft uitgesproken voor personeelsleden van de pedagogische begeleidingsdiensten die volgens artikel 5, § 1bis, § 1ter, of § 1quater, ter beschikking gesteld werden wegens ontstentenis van betrekking, worden geacht gebeurd te zijn conform het besluit van de Vlaamse Regering van 29 april 1992 betreffende de verdeling van de betrekkingen, de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie, de wedertewerkstelling en de toekenning van een wachtgeld of wachtgeldtoelage.]

Decr. van 1-7-2011

Art. 10.

Voor de toepassing van dit hoofdstuk en van de besluiten van de Vlaamse Regering tot uitvoering ervan kunnen door de Vlaamse Regering de hiernavolgende reaffectatiecommissies worden opgericht :

[- reaffectatiecommissie per scholengemeenschap;]¹

- zonale reaffectatiecommissie per niveau en per net, bevoegd voor de reaffectaties en wedertewerkstellingen in die zone;

- interprovinciale reaffectatiecommissies bevoegd voor de reaffectaties en wedertewerkstellingen in een net;

- een Vlaamse reaffectatiecommissie bestaande uit twee kamers : één bevoegd voor het Gemeenschapsonderwijs en één bevoegd voor het gesubsidieerd onderwijs.

De reaffectatiescommissies zijn paritair samengesteld uit vertegenwoordigers van de [Raad voor het Gemeenschapsonderwijs] of de representatieve verenigingen van de inrichtende machten enerzijds en de representatieve vakorganisaties anderzijds.

De Vlaamse Regering kan daarenboven ambtenaren en inspectieleden aanduiden om te zetelen in deze reaffectatiecommissies.

Tegen de beslissingen van deze reaffectatiecommissies kan bezwaar worden ingediend. De Vlaamse Regering bepaalt de modaliteiten inzake de bezwaarschriften en de nadere werking van de reaffectatiecommissies.

[ ]¹ Decr. 14-7-1998; [ ]² Decr. van 18-5-1999

Art. 11.

[...]

Decr. van 4-7-2008

Art. 12.

Opgeheven worden : ...

HOOFDSTUK III. - Andere bepalingen

Art. 13.

...

Art. 14.

[...]

Decr. van 4-7-2008

Art. 15.

In afwijking van de bepalingen van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs mogen de personeelsleden die tijdelijk aangesteld zijn in het ambt van rekenplichtig correspondent of vast benoemd zijn in hetzelfde ambt of in het ambt van eerste rekenplichtig correspondent en die op 1 september 1990 het ambt van opvoeder-huismeester uitoefenden in een instelling voor buitengewoon secundair onderwijs van het Gemeenschapsonderwijs, ontstaan door de omvorming van een afdeling voor buitengewoon lager onderwijs voor dertienjarigen en meer (4e graad) in het voormalig Rijksonderwijs, verder dit ambt uitoefenen.

[Met ingang van 1 september 2006 behouden de personeelsleden bedoeld in het eerste lid het recht op een aanstelling in een ambt van het ondersteunend personeel als zij in toepassing van artikel 100quinquies van het decreet personeelsleden gemeenschapsonderwijs geconcordeerd worden naar een ambt van het ondersteunend personeel.]²

[Zij blijven wat hun administratieve en geldelijke toestand betreft, behoren tot het administratief personeel. In afwijking hiervan wordt hun wedde vastgesteld in de weddeschaal 125, toegekend aan personeelsleden van het buitengewoon onderwijs.]¹

Voor het bepalen van het aantal dagen dienstanciënniteit, bedoeld in artikel 97, § 1, van voormeld decreet, worden de personeelsleden die tijdelijk aangesteld zijn in het ambt van rekenplichtig correspondent doch het ambt van opvoeder-huismeester uitoefenen, geacht hun diensten te presteren in een administratief ambt.

[Voor de toepassing van hetzelfde artikel 97 :

- worden deze personeelsleden geacht op 1 april 1991 een betrekking van rekenplichtig correspondent in hoofdambt te bekleden;

- wordt de betrekking die de betrokken personeelsleden geacht worden te bekleden beschouwd als een betrekking waarin op deze datum niet moest worden voorzien door reaffectatie;

- wordt de betrekking die de betrokken personeelsleden geacht worden te bekleden, geacht te voldoen aan de bepaling van § 4 van artikel 97.]¹

Onverminderd de krachtens artikel 94 van de Grondwet door de wet georganiseerde rechtsbescherming wordt de toestand van de personeelsleden die tijdens de periode van 1 september 1980 tot 31 maart 1991 als rekenplichtig correspondent of als eerste rekenplichtig correspondent het ambt van opvoerder-huismeester hebben uitgeoefend in een in het eerste lid bedoelde instelling, bekrachtigd.

[ ]¹ Decr. 28-4-1993; [ ]² Decr. van 7-7-2006

Art. 16.

§ 1. De bepalingen van artikel 191 van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs-II en van artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 november 1990 tot uitvoering van artikel 191 van genoemd decreet zijn van toepassing vanaf 1 april 1991 voor de bepalingen van artikel 4 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs en vanaf 1 juni 1991 voor de bepalingen van artikel 6 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtpositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde [centra voor leerlingenbegeleiding]¹.

Voor de technische personeelsleden van de [centra voor leerlingenbegeleiding]¹ van het Gemeenschapsonderwijs en van de gesubsidieerde [centra voor leerlingenbegeleiding]¹ moeten bedoelde diensten verstrekt zijn in een functie als bedoeld in de wet van 1 april 1960 betreffende de psycho-medisch-sociale centra, in een [centrum voor leerlingenbegeleiding]¹ dat belast was met het uitvoeren van opdrachten ten behoeve van de leerlingen uit het deeltijds beroepssecundair onderwijs en de deelnemers uit de erkende vormingen voor het vervullen van de deeltijdse leerplicht.

§ 2. De diensten gepresteerd in het bijzonder tijdelijk kader of als gesubsidieerd contractueel personeelslid in de hiernavolgende projecten komen in aanmerking voor de toepassing van artikel 4 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs en van artikel 6 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde [centra voor leerlingenbegeleiding]¹.

Het betreft de projecten :

- "begeleiding leerkrachten van projecten in uitvoering van de EG-richtlijn 77/486";

- "migrantenleerlingen op het niveau secundair onderwijs";

- "ondersteuning basisscholen met meer dan 30 % kinderen die de onderwijstaal niet machtig zijn";

- "ontwikkelen van werkmethoden en werkmiddelen die tegemoet komen aan gedifferentieerde noden inzake PMS-begeleiding van migrantenkinderen".

Door de toepassing van de eerste alinea kunnen de personeelsleden een anciënniteit van maximaal twee jaren verwerven.

De hierboven bedoelde diensten worden beschouwd als zijnde gepresteerd in "een" aambt zoals bedoeld in de voormelde decreten.

§ 3. [...]²

[ ]¹ Decr. 1-12-1998; [ ]² Decr. van 4-7-2008

Art. 17.

...

Art. 18 en 19.

[...]

Decr. van 4-7-2008

Art. 20.

Deze titel heeft uitwerking met ingang van 1 juli 1991, met uitzondering van artikel 3, dat uitwerking heeft met ingang van 1 april 1972, artikel 15, dat uitwerking heeft op 1 april 1991, artikel 16, § 1 dat uitwerking heeft op de daarin vermelde data, de artikelen 17, 1° en 2° , en artikel 19 die uitwerking hebben op 1 september 1991 en artikel 17, 3° , dat uitwerking heeft op een door de Regering te bepalen datum.

...

Titel VII. - Diverse bepalingen

...

Art. 59.

De personeelsleden die, op basis van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de staat alsmede de internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, op 1 april 1991 in het Gemeenschapsonderwijs tot de stage waren toegelaten, worden voor de toepassing van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs als vast benoemd personeelslid beschouwd. De benoeming en de ranginneming geschiedt door de centrale raad van de ARGO. [Hetzelfde geldt voor de personeelsleden die op basis van het koninklijk besluit van 29 augustus 1966, het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 of het koninklijk besluit van 27 juli 1979 tot de stage waren toegelaten.]

Decr. van 21-12-1994

...

Art. 71.

Deze titel treedt in werking op 1 september 1991, met uitzondering van de artikelen 44 tot en met 48, 53, 54 en 56 die uitwerking hebben op 1 september 1990, het artikel 55 dat uitwerking heeft op 1 september 1985, het artikel 57 dat uitwerking heeft op 25 oktober 1981, het artikel 59, dat uitwerking heeft met ingang van 1 april 1991, de artikelen 60 en 61 die uitwerking hebben op 1 januari 1991 en artikel 64, § 4 dat uitwerking heeft op 1 juni 1991.

...

- (1): Opgeheven, voor zover het betrekking heeft op de hogescholen (B.Vl.R. 9-5-1996; Art. 2, 38°)