Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van artikel 10, § 6, van het koninklijk besluit nr. 63 van 20 juli 1982 houdende wijziging van de bezoldigingsregels van toepassing op het onderwijzend en daarmee gelijkgesteld personeel van het onderwijs met volledig leerplan en van het onderwijs voor sociale promotie of met beperkt leerplan.

  • goedkeuringsdatum
    24 MAART 1993
  • publicatiedatum
    B.S.09/07/1993
  • zie ook
  • datum laatste wijziging
    10/10/2000

De Vlaamse Regering,

Gelet op het decreet van 9 april 1992 betreffende het onderwijs III, inzonderheid op artikel 20;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 63 van 20 juli 1982 houdende wijziging van de bezoldigingsregels van toepassing op het onderwijzend en daarmee gelijkgesteld personeel van het onderwijs met volledig leerplan en van het onderwijs voor sociale promotie of met beperkt leerplan, inzonderheid op artikel 10, § 6, vervangen bij decreet van 9 april 1992;

Gelet op het protocol van 21 oktober 1992 houdende de conclusies van de onderhandelingen gevoerd in de gemeenschappelijke vergadering van Sectorcomité X en van onderafdeling "Vlaamse Gemeenschap" van afdeling 2 van het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister bevoegd voor begroting, gegeven op 6 juli 1992;

Gelet op het advies van de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken;

Na beraadslaging;

Besluit :

Artikel 1.

Tegen de toewijzing aan een personeelslid van prestaties die als bijbetrekking of overwerk dienen te worden beschouwd, kan de gegriefde per aangetekende brief in verhaal komen bij de Vlaamse minister bevoegd voor het onderwijs, hierna te noemen de Vlaamse minister, op voorwaarde dat :

1° de periode waarvoor de prestaties toegewezen zijn, 104 kalenderdagen overschrijdt ;

2° de gegriefde bij de inrichtende macht die de prestaties heeft toegewezen, een kandidatuur voor een betrekking van het toegewezen ambt, vak of de specialiteit had gesteld ;

3° de gegriefde bij de inrichtende macht tegen de toewijzing bezwaar heeft aangetekend en deze laatste binnen tien werkdagen na ontvangst ervan, op het bezwaar niet is ingegaan. Het bezwaarschrift bevat het bewijs dat de gegriefde zich kandidaat heeft gesteld voor een betrekking van het toegewezen ambt, vak of de specialiteit en de bevestiging van het verzoek tot aanstelling.

Art. 2.

§ 1. Indien er geen akkoord wordt bereikt tussen de inrichtende macht en de kandidaat, kan deze laatste binnen een termijn van 60 kalenderdagen per aangetekende brief bij de Vlaamse minister verhaal indienen. Deze termijn van 60 kalenderdagen begint op de dag waarop de kandidaat feitelijk kennis neemt van de toewijzing en voor zover deze datum valt binnen hetzelfde school-, academie- of dienstjaar. Elk verhaal dat niet binnen deze termijn wordt ingediend, is onontvankelijk.

§ 2. De Vlaamse minister of zijn afgevaardigde vraagt bij het ontvangen van het bedoelde verhaal onverwijld aan de betrokken inrichtende macht de motivering mede te delen voor het toewijzen van de prestaties als bijbetrekking of als overwerk.

Voor deze mededeling beschikt de inrichtende macht over een termijn van 10 werkdagen. Deze termijn gaat in vanaf de datum van ontvangst van de vraag tot motivering. Niet-naleving hiervan heeft tot gevolg dat de inrichtende macht het recht op de wedde, de weddetoelage of de toelage verliest voor het personeelslid dat de prestaties uitoefent als bijbetrekking of als overwerk vanaf de eerste van de maand die volgt op het verstrijken van de termijn van 10 werkdagen.

§ 3. Binnen 15 werkdagen na ontvangst van het antwoord van de betrokken inrichtende macht onderzoekt de Vlaamse minister of zijn afgevaardigde :

a) of de toewijzing is gebeurd overeenkomstig de procedures bepaald in dit besluit en in het koninklijk besluit nr. 63 van 20 juli 1982 houdende wijziging van de bezoldigingsregels van toepassing op het onderwijzend en daarmee gelijkgesteld personeel van het onderwijs met volledig leerplan en van het onderwijs voor sociale promotie of met beperkt leerplan;

b) of er een motivering is gegeven voor de beslissing waartegen wordt opgekomen.

Indien de Vlaamse minister of zijn afgevaardigde vaststelt dat de procedures werden nageleefd en dat door de inrichtende macht een motivering werd gegeven, worden de kandidaat die het bezwaarschrift heeft ingediend en de inrichtende macht hiervan onmiddellijk in kennis gesteld.

Indien de Vlaamse minister of zijn afgevaardigde vaststelt dat de procedures niet werden nageleefd of dat door de inrichtende macht geen motivering werd gegeven, verliest de inrichtende macht het recht op de wedde, de weddetoelage of de toelage voor het personeelslid dat ten onrechte met de prestaties werd belast en dit met ingang van de eerste van de maand die volgt op die waarin de beslissing werd meegedeeld. Deze beslissing wordt zowel aan de betrokken inrichtende macht als aan de kandidaat, die het bezwaarschrift heeft ingediend, per aangetekende brief meegedeeld.

§ 4. Elke procedure die werd ingeleid op de wijze zoals hierboven uiteengezet, eindigt van rechtswege op de laatste dag van het lopende school-, academie- of dienstjaar.

Art. 3.

Artikel 17, 3° , van het decreet van 9 april 1992 betreffende het onderwijs-III, evenals dit besluit treden in werking met ingang van het schooljaar 1993-1994.

Art. 4.

De Vlaamse minister bevoegd voor het onderwijs is belast met de uitvoering van dit besluit.