Koninklijk besluit tot vervanging, voor het personeel van
sommige overheidsdiensten, van het koninklijk besluit van 30 januari 1967
houdende toekenning van een haardtoelage of een standplaatstoelage aan het
personeel der ministeries.
goedkeuringsdatum
26 NOVEMBER 1997
publicatiedatum
B.S.11/12/1997
datum laatste wijziging
14/11/2013
COORDINATIE
(1)
K.B. van 27/05/1999 (B.S. 16/07/1999)
(2)
K.B. van 20/07/2000 (B.S. 30/08/2000)
(3)
K.B. van 09/01/2002 (B.S. 18/01/2002)
(4)
K.B. van 05/09/2002 (B.S. 26/09/2002)
(5)
K.B. van 25/10/2013 (B.S. 14/11/2013)
ALBERT II, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op artikel 107, tweede lid, van de
Grondwet;
Gelet op het koninklijk besluit van 26
september 1994 tot bepaling van de algemene principes van het administratief en
geldelijk statuut van de rijksambtenaren die van toepassing zijn op de
personeelsleden van de diensten van de Gemeenschaps- en Gewestregeringen en van
de Colleges van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en van de Franse
Gemeenschapscommissie, alsook op de publiekrechtelijke rechtspersonen die ervan
afhangen, inzonderheid op artikel 57;
Gelet op
het koninklijk besluit van 30 januari 1967 houdende toekenning van een
haardtoelage of een standplaatstoelage aan het personeel der ministeries;
Gelet op het protocol nr. 94/4 van 19 juni 1997
van het Gemeenschappelijk Comité voor alle overheidsdiensten;
Gelet op het advies van de Inspectie van
Financiën, gegeven op 6 juni 1997;
Gelet op
het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 24 juli 1997;
Gelet op het protocol nr. 279 van 16 oktober 1997
van het Comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke
overheidsdiensten;
Gelet op de wetten op de Raad
van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3,
§ 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de verhoogde limietbedragen voor de toekenning van
de haard- of standplaatstoelage op 1 december 1997 van toepassing worden en dat
zodoende deze maatregel zonder verwijl dient te worden meegedeeld aan de
onderscheiden betaaldiensten van de personeelsleden bedoeld in artikel 1;
Op de voordracht van Onze Minister van
Ambtenarenzaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.
[
Dit besluit is van toepassing op de personeelsleden van de volgende overheidsdiensten :
1° de volgende openbare instellingen die onder het gezag, de controle of het toezicht van de Staat vallen :
- het Hulp- en informatiebureau voor gezinnen van militairen;
- het Belgisch instituut voor normalisatie;
- het Nationaal orkest van België;
- de Koninklijke Muntschouwburg;
- het Paleis voor Schone Kunsten;
- de Controledienst voor de verzekeringen;
- het Federaal agentschap voor nucleaire controle;
- de Bijzondere verrekenkas voor gezinsvergoedingen ten bate van de arbeiders der diamantnijverheid;
- het Belgisch instituut voor postdiensten en telecommunicatie;
2° de volgende andere overheidsdiensten :
- het secretariaat van de Nationale arbeidsraad;
- het secretariaat van de Centrale raad voor het bedrijfsleven;
- het secretariaat van de Hoge raad voor de middenstand;
3° het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding.
]
Art. 2.
[
In het geval dat de jaarwedde,
vastgesteld voor volledige prestaties, van het personeelslid van
één van de in artikel 1 van dit besluit bedoelde
overheidsdiensten, de in artikel 3 vermelde bedragen niet overschrijdt :
1° heeft recht op een haardtoelage;
- het gehuwde personeelslid of het personeelslid
dat samenleeft tenzij de toelage toegekend wordt aan zijn echtgenoot of aan de
persoon met wie hij samenleeft;
- het
alleenstaande personeelslid van wie één of meer kinderen deel
uitmaken van het gezin die recht geven op kinderbijslag;
(voetnoot 1)
2° heeft
recht op een standplaatstoelage, het niet in 1° bedoelde
personeelslid.
]
[
Art. 2bis.
In het geval dat de twee
echtgenoten of de twee personen die samenleven elk beantwoorden aan de
voorwaarden om de haardtoelage of de standplaatstoelage te verkrijgen, wijzen
ze in wederzijds akkoord diegene van de twee aan wie de toelage zal uitbetaald
worden.
De uitbetaling van deze toelage wordt
afhankelijk gesteld van een verklaring op erewoord die door het personeelslid
wordt opgesteld volgens het bij dit besluit gevoegde
model.
]
Art. 3.
Het jaarlijks bedrag van de
haardtoelage of van de standplaatstoelage wordt vastgesteld als volgt :
1° Wedden die
[16.099,84]
EUR niet te boven gaan :
Haardtoelage :
[719,89 EUR]
Standplaatstoelage :
[359,95 EUR]
2° Wedden die hoger liggen dan1
[6.099,84
EUR]
doch
[18.329,27 EUR]
niet te boven gaan :
Haardtoelage :
[359,95
EUR]
Standplaatstoelage :
[179,98
EUR]
De bezoldiging van het personeelslid wiens
wedde
[16.099,84 EUR]
te boven gaat, mag niet
kleiner zijn dan die welke het zou bekomen ware zijn wedde gelijk aan dit
bedrag. Bij voorkomend geval wordt het verschil hem toegekend in de vorm van
een gedeeltelijke haardtoelage of van een gedeeltelijke standplaatstoelage.
De bezoldiging van het personeelslid wiens wedde
[18.329,27 EUR]
te boven gaat, mag niet
kleiner zijn dan die welke het zou bekomen, ware zijn wedde gelijk aan dit
bedrag. Bij voorkomend geval wordt het verschil hem toegekend in de vorm van
een gedeeltelijke haardtoelage of van een gedeeltelijke standplaatstoelage.
Onder bezoldiging moet worden verstaan de wedde,
verhoogd met de volledige of gedeeltelijke haardtoelage of de volledige of
gedeeltelijke standplaatstoelage, verminderd met de inhouding bestemd voor de
financiering van het wettelijk pensioen.
Art. 4.
De mobiliteitsregeling die geldt
voor de wedden van het
[personeel van de federale overheidsdiensten]
geldt ook voor de
haardtoelage, de standplaatstoelage en de grenswedden vastgesteld voor de
toekenning ervan.
Ze worden gekoppeld aan het
spilindexcijfer 138,01.
Art. 5.
De haardtoelage of de
standplaatstoelage wordt toegekend aan de personeelsleden met onvolledige
dienstverstrekkingen, naar rata van die verstrekkingen.
Zij wordt niet toegekend wegens nevenbetrekkingen.
[De in disponibiliteit gestelde ambtenaren
genieten noch de haardtoelage, noch de
standplaatstoelage.]
Art. 6.
De haardtoelage of de
standplaatstoelage wordt betaald terzelfdertijd als de wedde van de maand
waarop zij betrekking heeft. Zij wordt betaald in dezelfde mate en volgens
dezelfde modaliteiten als de wedde wanneer deze voor geen volle maand
verschuldigd is.
Wanneer zich in de loop van een
maand een feit voordoet dat het recht op de haard- of standplaatstoelage
wijzigt, zoals het bepaald is in artikel 2 van dit besluit, wordt het
voordeligste stelsel voor de volle maand toegepast.
Art. 7.
Dit besluit treedt in werking op
1 december 1997.
Art. 8.
Onze Ministers en Onze
Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van
dit besluit.
- (1):
Tussen 1 oktober 1997 en 1
januari 1999 (datum van inwerkingtreding van het wijzigend besluit), geniet het
alleenstaand personeelslid, bedoeld in artikel 2, 1°, tweede lid, de
haardtoelage, op voorwaarde dat hij bijslagtrekkende is van kinderbijslagen.
(K.B. 27-5-1999; Art. 5)