Koninklijk besluit
[betreffende de verklaringen af te leggen
in verband met subsidies, vergoedingen en toelagen]
.
goedkeuringsdatum
31 MEI 1933
publicatiedatum
B.S.01/06/1933
datum laatste wijziging
24/02/2021
COORDINATIE
(1)
Wet van 14/03/1960 (B.S. 07/04/1960)
(2)
Wet van 07/06/1994 (B.S. 08/07/1994)
(3)
Wet van 06/06/2010 (B.S. 01/07/2010)
(4)
Wet van 17/02/2021 (B.S. 24/02/2021)
Albert, Koning der Belgen,
Aan allen, tegenwoordigen en toekomenden, Heil.
Gelet op de wet van 17 mei 1933, waarbij aan de regering
bevoegdheid wordt toegekend om haar toe te laten zekere maatregelen te treffen
met het oog op het financieel herstel en het verwezenlijken van het
begrotingsevenwicht;
Op de in Raad overlegde
voordracht van Onze Ministers,
Wij hebben
besloten en Wij besluiten :
Artikel 1.
[
Elke verklaring afgelegd in
verband met een aanvraag tot het bekomen of behouden van een subsidie,
vergoeding of toelage, die geheel of gedeeltelijk ten laste van de Staat, een
andere publiekrechtelijke rechtspersoon, van de Europese Gemeenschap of een
andere internationale instelling is, of geheel of gedeeltelijk bestaat uit
openbare gelden, moet oprecht en volledig zijn.
Hij die weet of moest weten dat hij geen recht meer heeft op het
gehele bedrag van een subsidie, vergoeding of toelage, bedoeld in het eerste
lid, is verplicht dit te verklaren.
]
Art. 2.
[
§ 1. Hij die geen
verklaring, bedoeld in artikel 1, tweede lid, heeft afgelegd en die een
subsidie, vergoeding of toelage, bedoeld in artikel 1, of een gedeelte daarvan,
aanvaardt of behoudt, wetende dat hij daarop geen of slechts gedeeltelijk recht
heeft, wordt gestraft met een gevangenisstraf
[van zes maanden tot vier jaar]
en
een geldboete van zesentwintig frank tot vijftienduizend frank.
§ 2. Hij die wetens
en willens een onjuiste of onvolledige verklaring aflegt in verband met een
aanvraag tot het bekomen of behouden van een subsidie, vergoeding of toelage,
bedoeld in artikel 1, wordt gestraft met een gevangenisstraf
[van zes maanden
tot drie jaar]
en een geldboete van zesentwintig frank tot vijftigduizend
frank.
§ 3. Hij die een
subsidie, vergoeding of toelage, bedoeld in artikel 1, aanwendt voor andere
doeleinden dan die waarvoor ze werd bekomen, wordt gestraft met een
gevangenisstraf van zes maanden tot vijf jaar en een geldboete van zesentwintig
frank tot vijfenzeventigduizend frank.
§ 4. Hij die, ten
gevo1ge van een verklaring, bedoeld in § 2, een subsidie, vergoeding of
toelage, bedoeld in artikel 1, ontvangt of behoudt, wordt gestraft met een
gevangenisstraf van een jaar tot vijf jaar en een geldboete van zesentwintig
frank tot honderdduizend frank.
§ 5. De straffen
gesteld in de vorige paragrafen worden verdubbeld indien een overtreding van
één van die bepalingen wordt begaan binnen vijf jaar na de
uitspraak van een vonnis of een arrest houdende veroordeling wegens
één van die strafbare feiten dat in kracht van gewijsde is
gegaan.
]
[
Art. 2bis.
De natuurlijke en rechtspersonen
die overeenkomstig artikel 1384 van het Burgerlijk Wetboek burgerlijk
verantwoordelijk zijn voor de schadevergoeding, de intresten en de kosten, zijn
eveneens verantwoordelijk voor de betaling van de geldboeten.
]
Art. 3.
De teruggave van de ten onrechte
betaalde sommen wordt ambtshalve gelast door de rechtbank bij welke de
vervolging aanhangig is gemaakt.
[...]
Art. 4.
Al de bepalingen van boek I van
het Strafwetboek zijn op de door de vorige artikelen voorziene misdrijven
toepasselijk.
De bijzondere verbeurdverklaring
toepasselijk op de zaken bedoeld in artikel 42 van het Strafwetboek wordt
evenwel altijd uitgesproken.