Wet betreffende
[de preventie van of de schadevergoeding
voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor
beroepsziekten in de overheidssector.]
goedkeuringsdatum
03 JULI 1967
publicatiedatum
B.S.10/08/1967
datum laatste wijziging
02/12/2021
COORDINATIE
(1)
K.B. van 13/08/1971 (B.S. 25/09/1971)
(2)
K.B. van 25/08/1971 (B.S. 04/09/1971)
(3)
K.B. van 08/11/1971 (B.S. 18/11/1971)
(4)
Wet van 12/06/1972 (B.S. 02/09/1972)
(5)
Wet van 13/07/1973 (B.S. 08/08/1973)
(6)
K.B. van 16/05/1977 (B.S. 20/07/1977)
(7)
K.B. nr. 280 van 30/03/1984 (B.S. 06/04/1984)
(8)
K.B. nr. 419 van 16/07/1986 (B.S. 30/07/1986)
(9)
K.B. van 28/06/1990 (B.S. 04/08/1990)
(10)
Wet van 31/07/1991 (B.S. 07/09/1991)
(11)
Wet van 26/06/1992 (B.S. 30/06/1992)
(12)
Wet van 30/03/1994 (B.S. 31/03/1994)
(13)
Wet van 21/12/1994 (B.S. 23/12/1994)
(14)
Wet van 20/12/1995 (B.S. 23/12/1995)
(15)
Wet van 29/04/1996 (B.S. 30/04/1996; err. 20/08/1996)
(16)
K.B. van 03/04/1997 (B.S. 30/04/1997)
(17)
Wet van 20/05/1997 (B.S. 08/07/1997)
(18)
K.B. van 08/08/1997 (B.S. 27/08/1997)
(19)
Wet van 19/10/1998 (B.S. 25/11/1998)
(20)
Wet van 22/03/1999 (B.S. 30/04/1999)
(21)
K.B. van 20/07/2000 (B.S. 30/08/2000)
(22)
Wet van 27/12/2000 (B.S. 06/01/2001; err. 06/04/2001)
(23)
Wet van 19/01/2001 (B.S. 21/02/2001)
(24)
Arr. nr. 142/2001 van 06/11/2001 (B.S. 11/12/2001)
(25)
Arr. nr. 40/2002 van 20/02/2002 (B.S. 26/03/2002)
(26)
Arr. nr. 82/2002 van 08/05/2002 (B.S. 13/08/2002)
(27)
Wet van 21/06/2002 (B.S. 22/10/2002)
(28)
Wet van 02/08/2002 (B.S. 29/08/2002)
(29)
Arr. nr. 176/2002 van 05/12/2002 (B.S. 21/02/2003)
(30)
Wet van 24/12/2002 (B.S. 31/12/2002)
(31)
K.B. van 06/05/2003 (B.S. 13/05/2003)
(32)
Programmawet van 22/12/2003 (B.S. 31/12/2003)
(33)
K.B. van 27/05/2004 (B.S. 24/06/2004)
(34)
Wet van 27/12/2006 (B.S. 28/12/2006)
(35)
Wet van 11/05/2007 (B.S. 26/06/2007)
(36)
Wet van 17/05/2007 (B.S. 14/06/2007)
(37)
Wet van 30/12/2009 (B.S. 31/12/2009)
(38)
Arr. nr. 190/2009 van 26/11/2009 (B.S. 16/02/2010)
(39)
Wet van 29/03/2012 (B.S. 30/03/2012)
(40)
Wet van 31/07/2013 (B.S. 20/09/2013)
(41)
Wet van 25/04/2014 (B.S. 06/06/2014)
(42)
Wet van 11/12/2016 (B.S. 22/12/2016)
(43)
Wet van 25/12/2016 (B.S. 29/12/2016)
(44)
Wet van 30/09/2017 (B.S. 16/10/2017)
(45)
K.B. van 23/11/2017 (B.S. 14/12/2017)
(46)
Wet van 21/12/2018 (B.S. 17/01/2019)
(47)
K.B. van 07/11/2021 (B.S. 02/12/2021)
BOUDEWIJN, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen
hetgeen volgt :
HOOFDSTUK I. - Doel en werkingssfeer van de
wet
Artikel 1.
[
De bij deze wet vastgestelde regeling
voor het herstel van schade ten gevolge van arbeidsongevallen, ongevallen op de
weg naar of van het werk en ten gevolge van beroepsziekten wordt door de
Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, onder de voorwaarden en
binnen de perken die Hij bepaalt, toepasselijk verklaard op de leden van het
vast, stagedoend, tijdelijk, hulppersoneel of het personeel dat wordt in dienst
genomen door een arbeidsovereenkomst, die behoren tot :
1°
de federale besturen en andere rijksdiensten, met inbegrip van de rechterlijke
macht;
2°
[
[de publiekrechtelijke rechtspersonen en de
instellingen van openbaar nut]
die onder het gezag, de controle of het
toezicht van de Staat vallen, alsook de autonome overheidsbedrijven die zijn
ondergebracht in artikel 1, § 4, van de wet van 21 maart 1991 betreffende
de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven
[en de naamloze vennootschappen van publiek
recht “Brussels South Charleroi Airport Security”, “Liège Airport
Security” en “le circuit de Spa-Francorchamps]
[, enkel wat het
personeel betreft dat niet met een arbeidsovereenkomst in dienst is
genomen,]
en de openbare instellingen van sociale zekerheid die vermeld
zijn in artikel 3, § 2, van het koninklijk besluit van 3 april 1997
houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare
instellingen van sociale zekerheid, met toepassing van artikel 47 van de wet
van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring
van de leefbaarheid van de wettelijke persioenstelsels
[en de naamloze
vennootschap van privaatrecht Brussels International Airport Company of zijn
rechtsopvolgers, uitsluitend voor wat betreft de personeelsleden bedoeld bij
artikel 1,15 ° van het koninklijk besluit van 27 mei 2004 betreffende de
omzetting van B.I.A.C. in een naamloze vennootschap van privaatrecht en
betreffende de luchthaveninstallaties;]
]
3°
de besturen en andere diensten van de regeringen van de gemeenschappen en de
gewesten, alsook de besturen en andere diensten van het Verenigd College van de
Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie;
4° de besturen en
andere diensten van de Colleges van de Vlaamse en de Franse
Gemeenschapscommissie van het Brusselse Hoofdstedelijk
Gewest;
5° de onderwijsinrichtingen georganiseerd door of
namens de Gemeenschappen of de Gemeenschapscommissies;
6°
de gesubsidieerde onderwijsinrichtingen;
7°
[de
gesubsidieerde psychisch-medisch-sociale centra, de gesubsidieerde diensten
voor school- en beroepsoriëntering en de gesubsidieerde centra voor
leerlingenbegeleiding;]
8°
[de publiekrechtelijke
rechtspersonen en de instellingen van openbaar nut die onder het gezag, de
controle of het toezicht van een Gemeenschap, een Gewest, de Gemeenschappelijke
Gemeenschaps-commissie of de Franse Gemeenschapscommissie
vallen;]
9° de provincies, de gemeenten, de
intercommunales en de inrichtingen die aan de provincies en de gemeenten
ondergeschikt zijn, de agglomeraties en federaties en
gemeenten;
[10°
[de federale politie en de algemene
inspectie van de federale politie en de lokale politie inclusief de in artikel
4, § 2, van de wet van 27 december 2000 houdende diverse bepalingen met
betrekking tot de rechtspositie van het personeel van de politiediensten,
bedoelde militairen, zolang zij tot het administratief en logistiek korps
behoren;]
]
[11° de korpsen van de lokale
politie inclusief de in artikel 4, § 2, van de wet van 27 december 2000
houdende diverse bepalingen met betrekking tot de rechtspositie van het
personeel van de politiediensten, bedoelde militairen, zolang zij tot het
administratief en logistiek korps behoren.]
[12°
[de hulpverleningszones, met inbegrip van de vrijwillige leden van het operationeel personeel. Voor laatstgenoemden gelden echter alleen de bepalingen betreffende de beroepsziekten;]
]
[13° de Vlaamse bestuursrechtscolleges.]
In afwijking van het eerste lid, blijven voor de
militairen en daarmee gelijkgestelden de op 5 oktober 1948 gecoördineerde
wetten op de vergoedingspensioenen, gelden.
[De in het vorige
lid bepaalde afwijking is niet van toepassing op de personeelsleden van het
operationeel korps van de rijkswacht die gedetacheerd zijn bij de diensten
enquêtes van de vaste comités van toezicht van de politie- en
inlichtingendiensten.]
Echter, voor de
arbeidsongevallen, de ongevallen op de weg naar en van het werk en de
beroepsziekten waarvan zij het slachtoffer zijn tijdens de periode van hun
beziging, worden de
[militairen
die gebezigd worden overeenkomstig de wet van
20 mei 1994 betreffende de beziging van militairen buiten de Krijgsmacht
en overeenkomstig Titel V, Afdeling 2, van de wet van
28 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de militairen en
kandidaat-militairen van het actief kader van de Krijgsmacht]
voor de toepassing van deze wet, evenwel gelijkgesteld met de leden
van het vast benoemd personeel van het bestuur, de dienst of de instelling
waarbij zij gebezigd worden.
]
[Voor
de toepassing van het eerste lid, dienen onder "tijdelijk personeel" eveneens
te worden verstaan de personeelsleden die onder statuut geplaatst maar die niet
vastbenoemd zijn.]
[
Behalve
andersluidende bepaling, wordt het vastbenoemde personeelslid dat gemachtigd is
om voltijdse prestaties te verrichten bij één van de in dit
artikel bedoelde overheidsdiensten, andere dan diegene waartoe hij behoort,
voor de arbeidsongevallen, de ongevallen op de weg naar en van het werk en de
beroepsziekten waarvan hij/zij het slachtoffer wordt tijdens deze prestaties,
gelijkgesteld met het vastbenoemd personeel van de overheidsdienst waarbij het
deze prestaties verricht. Het slachtoffer kan, in dit geval, de toepassing van
artikel 14, § 1, 5°, inroepen tegen de overheidsdienst waarbij het
zijn prestaties verricht.
Voor de arbeidsongevallen, de
ongevallen op de weg naar en van het werk en de beroepsziekten waarvan zij het
slachtoffer zijn tijdens de periode van hun terbeschikkingstelling, worden de
bij de wet van 16 juli 2005 houdende de overplaatsing van sommige militairen
naar een openbare werkgever
[en bij Titel V,Afdeling 3, van de wet van 28 februari 2007 tot
vaststelling van het statuut van de militairen en kandidaat-militairen
van het actief kader van de Krijgsmacht]
ter beschikking gestelde militairen, voor de
toepassing van deze wet, gelijkgesteld met de leden van het vast benoemd
personeel van het bestuur, de dienst, de instelling of de rechtspersoon waarbij
zij ter beschikking worden
gesteld.
]
[
Art. 1/1.
Deze wet is niet van toepassing op de personeelsleden
van HR Rail, al dan niet ter beschikking gesteld aan de NMBS of
Infrabel, ongeacht of ze zich in een statutair verband met HR Rail
bevinden of onder arbeidsovereenkomst aangeworven zijn.
]
[
Art. 1bis.
[
Volgens de in artikel 1
vastgestelde modaliteiten wordt deze wet toepasselijk gemaakt op
:
1° de bedienaars van de katholieke,
protestantse, orthodoxe, anglicaanse, israëlitische erediensten, de imams
van de islamitische eredienst, de afgevaardigden van de Centrale Vrijzinnige
Raad, de aalmoezeniers en morele consulenten;
2° de personeelsleden van de door de Gemeenschappen
gesubsidieerde universitaire instellingen, waarvan de regeling inzake
rustpensioen ten laste van de Schatkist is, voor zover deze instellingen erom
verzoeken;
3° de personeelsleden van de
internationale instellingen met Belgische deelname, die door het Ministerie van
Defensie beheerd worden.
]
]
[
Art. 1ter.
Volgens de in artikel 1 vastgestelde modaliteiten wordt
deze wet toepasselijk gemaakt op de personen die bij de besturen,
diensten of instellingen vermeld in de artikelen 1 en 1bis arbeid
verrichten in het kader van een opleiding tot betaalde arbeid.
In afwijking van het eerste lid is de wet niet van toepassing op de
opleidingen die buiten enig wettelijk kader worden ingericht.
Voor de toepassing van deze wet worden voor de in het eerste lid
bedoelde personen gelijkgesteld met :
1° personeelslid : de persoon die arbeid verricht in het kader van een
opleiding tot betaalde arbeid;
2° ambt : opleiding waarbij arbeidsprestaties worden verricht;
3° arbeidsovereenkomst : de overeenkomst inzake opleiding tot
betaalde arbeid.
De Koning kan, voor de categorieën van personen die Hij bepaalt,
andere dan de in artikelen 1 en 1bis bedoelde besturen, rechtspersonen
of instellingen aanduiden voor de toepassing van de artikelen 2bis, 14,
14bis, 16, 19, tweede lid, 20sexies, 20octies, 20novies en 20decies van deze
wet.
De Koning bepaalt de categorieën van de getroffenen waarvoor de
bijzondere regeling van het artikel 86/1 van de arbeidsongevallenwet
van 10 april 1971 geldt.
]
Art. 2.
[
Onder arbeidsongeval wordt verstaan het
ongeval dat zich tijdens en door de uitoefening van het ambt heeft voorgedaan
en dat een letsel veroorzaakt.
Het ongeval overkomen tijdens de
uitoefening van het ambt wordt, behoudens tegenbewijs, geacht door de
uitoefening van het ambt te zijn overkomen.
[Het ongeval veroorzaakt door terrorisme, zoals bepaald in de wet van 1 april 2007 betreffende de verzekering tegen schade veroorzaakt door terrorisme, en overkomen tijdens de uitoefening van het ambt, wordt geacht te zijn overkomen door de uitoefening van het ambt.]
Worden eveneens
beschouwd als arbeidsongevallen :
1° het ongeval overkomen
op de weg naar en van het werk dat aan de vereisten voldoet om dit karakter te
hebben in de zin van artikel 8 van de arbeidsongevallenwet van 10 april
1971;
2° het ongeval dat een personeelslid als bedoeld in
artikel 1 buiten de uitoefening van zijn dienst is overkomen maar dat
veroorzaakt is door een derde [[wegens het door dit personeelslid uitgeoefend
ambt]]¹.
Wanneer de getroffene of zijn rechthebbende, benevens
het bestaan van een letsel, het bestaan van een plotselinge gebeurtenis
aanwijzen, wordt het letsel, behoudens tegenbewijs, vermoed door een ongeval te
zijn veroorzaakt.
[
Het personeelslid bedoeld in artikel 1
wordt geacht zich te bevinden op de plaats waar hij zijn ambt uitoefent wanneer
hij :
1° bij gelegenheid een opdracht in het buitenland
volbrengt in het kader van zijn ambt;
2° een activiteit
uitoefent als vakbondsafgevaardigde of vertegenwoordiger van het personeel,
zelfs buiten het Belgisch grondgebied, waarvoor hij verlof of een
dienstvrijstelling kreeg;
3° deelneemt aan de werkzaamheden
van de onderhandelings- of overlegorganen terwijl hij :
a)
krachtens de arbeidsregeling die hem is opgelegd niet verplicht is te
werken;
b) vooraf vakantieverlof heeft
gekregen;
c) niet verplicht is te werken omdat hij zijn ambt
uitoefent met verminderde prestaties, om welke reden ook, behalve voor
verminderde prestaties wegens ziekte;
4° uitdrukkelijk
vergunning krijgt om deel te nemen aan beroepsvormingsactiviteiten, zelfs
indien het niet verplicht is te werken krachtens de arbeidsregeling die hem is
opgelegd;
5° deelneemt aan activiteiten voor
vakbondsopleiding waarvoor hij verlof of een dienstvrijstelling heeft
gekregen;
6° deelneemt aan een vergelijkend examen, een
selectie, een examen, een competentiemeting of ieder andere proef, voor zover
die deelname is vastgelegd in de bepalingen die op hem van toepassing zijn,
terwijl hij krachtens de arbeidsregeling die hem is opgelegd niet verplicht is
te werken of met verlof is of een dienstvrijstelling kreeg.
]
]
[Onder
beroepsziekten worden verstaan de ziekten die als zodanig zijn aangemerkt ter
uitvoering van de artikelen 30 en 30bis van de wetten betreffende de preventie
van beroepsziekten en de vergoeding van de schade die uit die ziekten
voortvloeit, gecoördineerd op 3 juni 1970.]
[
Voor
de toepassing van deze wet wordt verstaan onder :
1°
wettelijke samenwoning : de samenwoning van twee partners die overeenkomstig
artikel 1478 van het Burgerlijk Wetboek een overeenkomst hebben opgesteld
waarin voor de partijen is voorzien in een verplichting tot hulp die, zelfs na
een eventuele breuk, financiële gevolgen kan
hebben;
2° wettelijk samenwonende partner : de persoon die
wettelijk samenwoont met een partner en waarbij tussen beide partners een
overeenkomst is opgesteld overeenkomstig artikel 1478 van het Burgerlijk
Wetboek waarin voor de partijen is voorzien in een verplichting tot hulp die,
zelfs na een eventuele breuk, financiële gevolgen kan
hebben.
]
[
Art. 2bis.
Wanneer de overheid die door
de Koning aangewezen is om de aangiften van ongeval te ontvangen, weigert het
geval ten laste te nemen van een personeelslid dat niet de hoedanigheid van
vastbenoemde ambtenaar heeft, of wanneer zij oordeelt dat er twijfel bestaat
inzake de toepassing van de wet op het ongeval van dit personeelslid,
verwittigt zij binnen de dertig dagen na ontvangst van de aangifte, het
slachtoffer of zijn rechthebbende en de verzekeringsinstelling waarbij het
slachtoffer aangesloten of ingeschreven is overeenkomstig de wetgeving op de
verplichte verzekering tegen ziekte en invaliditeit.
Deze kennisgeving, die vergezeld gaat van een afschrift van de
aangifte, wordt beschouwd als een aangifte van arbeidsongeschiktheid die binnen
de gestelde tijd bij de verzekeringsinstelling is ingediend.
De vergoedingen voor arbeidsongeschiktheid die door de verplichte
verzekering tegen ziekte en invaliditeit zijn vastgesteld, zijn door de
overheid die nalaat binnen de in het eerste lid bedoelde termijn te
verwittigen, verschuldigd van het begin van de ongeschiktheid tot en met de dag
van de aangifte, aan het personeelslid dat, behalve de vormvereiste van de
aangifte, alle voorwaarden vervult om ze te verkrijgen.
De voormelde vergoedingen wegens arbeidsongeschiktheid worden aan
het slachtoffer uitbetaald door de verzekeringsinstelling van de verplichte
verzekering tegen ziekte en invaliditeit en door haar rechtstreeks van de
overheid teruggevorderd.
]
[
Art. 2ter.
De verzekeringscontracten die
zijn afgesloten om de in artikel 1bis bedoelde personen te dekken, worden van
rechtswege ontbonden uiterlijk binnen de twaalf maanden na de datum waarop deze
wet ten opzicht van deze van kracht wordt.
]
HOOFDSTUK II. - Vergoedingen
Eerste Afdeling. - Diverse
vergoedingen
Art. 3.
[
Volgens de in artikel 1
bepaalde regelen :
1° heeft degene die
getroffen is door een arbeidsongeval, een ongeval op de weg naar en van het
werk of een beroepsziekte recht op :
a) een
vergoeding van de kosten voor dokter, chirurg, apotheker, verpleging, prothese
en orthopedie;
b) een rente in geval van blijvende
[arbeidsongeschiktheid]
;
[c) een bijslag
wegens verergering van de blijvende arbeidsongeschiktheid na de
herzieningstermijn;]
(voetnoot 8)
2° hebben de rechthebbenden van een overleden
[slachtoffer]
recht op :
a) een vergoeding
wegens begrafeniskosten;
b)
[een rente van
overlevende echtgenoot, van overlevende wettelijk samenwonende partner, wees of
rechthebbende in een andere hoedanigheid;]
[c)
een overlijdensbijslag na de herzieningstermijn;]
(voetnoot 8)
3°
[hebben het
slachtoffer, de echtgenoot, de wettelijk samenwonende partner, de kinderen en
de ouders recht op schadeloosstelling van de verplaatsing- en
overnachtingkosten die het gevolg zijn van het ongeval of de
beroepsziekte;]
[4° heeft het personeelslid
dat door een beroepsziekte
[bedreigd of aangetast]
wordt en dat daardoor
tijdelijk ophoudt zijn ambt uit te oefenen, recht op een
vergoeding.]
De vergoedingen van de kosten
voor dokter, chirurg, apotheker, verpleging, prothese en orthopedie, alsook de
begrafeniskosten worden uitgekeerd aan hen die deze kosten ten laste hebben
genomen.
]
[Als door een beroepsziekte bedreigd, wordt beschouwd het
personeelslid bij wie men een gepredisponeerdheid tot de beroepsziekte of het
verschijnen van de eerste symptomen ervan vaststelt.]
[
Art. 3bis.
Onder voorbehoud van de
toepassing van een meer gunstige wets- of verordeningsbepaling genieten de
personeelsleden op wie deze wet van toepassing werd verklaard,
[gedurende de
periode van tijdelijke ongeschiktheid tot de datum van volledige hervatting van
het werk]
, het voordeel van de bepalingen die voor een tijdelijke volledige
ongeschiktheid door de wetgeving op de arbeidsongevallen of door de wetgeving
op de beroepsziekten zijn vastgesteld.
[Voor de bij artikel 1ter, behoudens de uitzonderingen voorzien op
grond van het vijfde lid ervan, bedoelde personen wordt het basisloon
voor de berekening van de vergoedingen voor tijdelijke arbeidsongeschiktheid vastgesteld overeenkomstig artikel 38/1, eerste en
tweede lid, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971.]
[Onder voorbehoud van de toepassing van een meer gunstige wets- of
verordeningsbepaling, genieten de personeelsleden op wie deze wet van
toepassing werd verklaard, het voordeel van de bepalingen die door de wetgeving
op de schadevergoeding voor beroepsziekten zijn vastgesteld gedurende de
periode van tijdelijke volledige ongeschiktheid, wanneer zij, door een
beroepsziekte
[bedreigd of aangetast]
, tijdelijk hun ambt stopzetten en
niet voor andere opdrachten zijn kunnen ingezet worden.
[Voor de zwangere
werkneemster wordt de toepassing van de bepalingen die in geval van tijdelijke
volledige ongeschiktheid bepaald zijn, beperkt tot de periode tussen het begin
van de zwangerschap en het begin van de zes weken die aan de vermoedelijke
datum van de bevalling voorafgaan of van de acht weken wanneer een
meerlinggeboorte is voorzien.]
]
(voetnoot 6)
[De vergoeding voor tijdelijke ongeschiktheid wordt op dezelfde
tijdstippen betaald als de gewone wedde of het gewone loon.]
]
[
Art. 3ter.
[Het slachtoffer]
heeft
recht op de herstellings- en vervangingskosten van de prothese en orthopedische
toestellen waaraan het ongeval schade heeft veroorzaakt. Zo
[het slachtoffer]
ten gevolge van de in het eerste lid bedoelde schade een tijdelijke
arbeidsongeschiktheid oploopt, heeft hij tijdens de periode die voor het
herstellen of het vervangen van die prothese en orthopedische toestellen nodig
is, recht op de vergoedingen verleend overeenkomstig artikel 3bis.
]
[
Afdeling 1bis. - Diverse
voordelen
Art. 3quater.
De Koning bepaalt de
voordelen die aan de in de
[artikelen 1, 1bis en 1ter]
bedoelde personeelsleden
toegekend mogen worden om de preventie van de arbeidsongevallen, de ongevallen
op de weg naar en van het werk of van de beroepsziekten, te verzekeren.
]
Afdeling 2. - Renten
A. Renten in geval van blijvende
arbeidsongeschiktheid
Art. 4.
[
§ 1. De rente wegens blijvende
arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op grond van de jaarlijkse bezoldiging
waarop het slachtoffer recht heeft op het tijdstip dat het ongeval zich heeft
voorgedaan of de beroepsziekte is vastgesteld. Zij is evenredig met het aan het
slachtoffer toegekende percentage aan
arbeidsongeschiktheid.
Overschrijdt de jaarlijkse bezoldiging
[24.332,08 EUR]
(voetnoot 9)
, dan wordt zij slechts tot dat bedrag in aanmerking
genomen voor de berekenning van de rente.
[Het bedrag van dit plafond is dit
dat van kracht is op de datum van consolidatie van de arbeidsongeschiktheid of
op de datum waarop de arbeidsongeschiktheid een karakter van bestendigheid
vertoont.]
Naar aanleiding van een algemene
herwaardering van de wedden in de overheidssector en in de mate van die
herwaardering kan de Koning dit bedrag wijzigen.
§ 2. Als de toestand van het
slachtoffer absoluut de geregelde hulp van een derde vereist, kan het aanspraak
maken op een bijkomende vergoeding die vastgesteld wordt volgens de noodzaak
van deze hulp, berekend op basis van het gewaarborgd maandloon of van het
gemiddelde maandelijks minimuminkomen dat gewaarborgd wordt volgens de
bezoldigingsregeling die op het slachtoffer toepasselijk is in de dienst waar
het aangeworven of in dienst genomen is. Het jaarlijks bedrag van deze
bijkomende vergoeding mag niet meer bedragen dan de bovenvermelde vergoeding
vermenigvuldigd met 12.
In geval van opname van het slachtoffer
ten laste van de verzekeraar in een ziekenhuis of een verplegings- en
rustinstelling, wordt de vergoeding voor hulp door een derde, zoals bedoeld in
het vorige lid, opgeschort vanaf de 91ste dag van ononderbroken
opname.
Onverminderd artikel 19 stelt de Koning de wijze vast
waarop de arbeidsongeschiktheid wordt
bepaald.
]
[ § 3.]
De renten
voortspruitend uit ongevallen die zich hebben voorgedaan vanaf 1 april 1984, en
vastgesteld overeenkomstig § 1, worden verminderd met 50 pct. voor de
[arbeidsongeschiktheden]
van minder dan 5 pct. en met 25 pct. voor de
[arbeidsongeschiktheden]
die ten minste gelijk zijn aan 5 pct. maar
minder bedragen dan 10 pct.
(voetnoot 1)
[
Art. 4bis.
Wanneer
[het
slachtoffer]
een rust- of overlevingspensioen geniet dat slechts wordt
uitbetaald op voorwaarde dat de wettelijk vastgestelde perken van toegelaten
arbeid niet worden overschreden, wordt de basisbezoldiging vastgesteld
uitsluitend met inachtneming van het loon dat verschuldigd is ingevolge het
verrichten van de toegelaten arbeid.
(voetnoot 2)
]
[
Art. 4ter.
Voor de bij artikel 1ter, behoudens de uitzonderingen
voorzien op grond van het vijfde lid ervan, bedoelde personen wordt
de rente vastgesteld op grond van het bedrag, vastgesteld overeenkomstig artikel 38/1, derde lid, van de arbeidsongevallenwet van
10 april 1971.
]
Art. 5.
[Onverminderd de
bepalingen van de artikelen 6 en 7, kunnen de in artikel 3, eerste lid, 1°,
b, bedoelde rente en de in artikel 3, eerste lid, 1°, c, bedoelde bijslag
wegens verergering van de blijvende ongeschiktheid worden gecumuleerd met de
bezoldiging en met het rustpensioen, toegekend krachtens de wets- en
reglementsbepalingen eigen aan de overheidsdiensten.]
Art. 6.
§ 1.
[Zolang het slachtoffer de uitoefening van ambten behoudt, mogen de rente
bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1°, b, en de bijslag bedoeld in artikel
3, eerste lid, 1°, c, niet hoger liggen dan 25 % van de bezoldiging op
grond waarvan de rente werd
vastgesteld.]
§ 2.
[
[Het slachtoffer]
die ongeschikt is bevonden om zijn ambt uit te oefenen maar
die andere, met zijn gezondheidstoestand verenigbare ambten kan vervullen, kan
volgens de regelen en binnen de grenzen die zijn statuut bepaalt, weder te werk
gesteld worden in een betrekking welke met zulk een ambt
overeenkomt.
Het wedertewerkgestelde
[slachtoffer]
behoudt het voordeel van de bezoldigingsregeling welke hij
genoot toen het ongeval zich voordeed of de beroepsziekte werd vastgesteld.
]
[§ 3.
Indien de blijvende arbeidsongeschiktheid die in hoofde van het slachtoffer
erkend wordt, dusdanig verergert dat het zijn nieuwe betrekking tijdelijk niet
meer kan uitoefenen, heeft het tijdens deze afwezigheidsperiode recht op de in
artikel 3bis vastgestelde
schadeloosstelling.]
Art. 7.
[
§ 1.
Indien het slachtoffer zijn ambt neerlegt en een in artikel 5 bedoeld
rustpensioen verkrijgt, kunnen de in artikel 3, eerste lid, 1°, b, bedoelde
rente en de in artikel 3, eerste lid, 1°, c, bedoelde bijslag wegens
verergering van de blijvende arbeidsongeschiktheid met het pensioen slechts
worden gecumuleerd tot 100 % van de laatste bezoldiging, nadat deze in
voorkomend geval is aangepast volgens de voor rust- en overlevingspensioenen
geldende regelen.
Dat maximum kan tot
méér dan 100 %, echter niet tot méér dan 150 %,
worden opgevoerd voor slachtoffers wier toestand volstrekt de geregelde hulp
van een ander persoon vergt.
De rente of de
bijslag wegens verergering worden in voorkomend geval tot het passend bedrag
verminderd.
§ 2. Het
slachtoffer dat zijn ambt neerlegt zonder recht op een in artikel 5 bedoeld
rustpensioen te hebben, geniet de totale rente en de totale bijslag wegens
verergering.
]
B. Renten in geval van overlijden
Art. 8.
[
Indien het ongeval of
de beroepsziekte het overlijden van
[het slachtoffer]
tot gevolg heeft
gehad, wordt een rente gelijk aan 30 pct. van de in artikel 4
[of in artikel 4ter]
bepaalde
bezoldiging toegekend :
1°
[aan de echtenoot
die op het tijdstip van het ongeval of van de vaststelling van de beroepsziekte
noch uit de echt noch van tafel en bed is gescheiden of aan de partner die op
het tijdstip van het ongeval of van de vaststelling van de beroepsziekte
wettelijk met hem samenwoont;]
2°
[aan
de echtgenoot die op het tijdstip van het overlijden van het slachtoffer noch
uit de echt noch van tafel en bed is gescheiden of aan de partner die op het
tijdstip van het overlijden van het slachtoffer wettelijk met hem samenwoont,
op voorwaarde dat :
a) het huwelijk of de
wettelijke samenwoning na het ongeval of na de vaststelling van de
beroepsziekte ten minste één jaar voor het overlijden gesloten
werd of,
b) uit het huwelijk of de wettelijke
samenwoning een kind geboren is of,
c) bij het
overlijden een kind ten laste was waarvoor één van de echtgenoten
of één van de wettelijk samenwonenden partners kinderbijslag
ontving.
]
De overlevende die uit de echt of
van tafel en bed gescheiden is en die een wettelijk of conventioneel
onderhoudsgeld ontving ten laste van
[het slachtoffer]
[alsook de
langstlevende van een ontbonden wettelijke samenwoning, die een conventioneel
onderhoudsgeld ten laste van het slachtoffer genoot]
heeft eveneens
recht op de rente bedoeld in het eerste lid, zonder dat die rente meer mag
bedragen dan het onderhoudsgeld.
]
Art. 9.
[
§ 1.
[De kinderen die halve wezen zijn, hebben recht op een tijdelijke rente indien
het ongeval of de beroepsziekte het overlijden van
[het slachtoffer]
tot gevolg heeft gehad. De tijdelijke rente is voor ieder kind gelijk aan 15%
van de in artikel 4
[of in artikel 4ter]
bepaalde bezoldiging zonder dat het totaal 45% van die
bezoldiging mag overschrijden. Dit, indien de kinderen :
1.
[...]
kinderen zijn, geboren of verwerkt
vóór het overlijden van
[het
slachtoffer]
;
2.
[kinderen van de
overlevende echtgenoot of van de wettelijk samenwonende partner zijn, geboren
of verwekt vóór het overlijden van het
slachtoffer;]
3.
[...]
4. niet-erkende kinderen zijn, die
een pensioen hebben verkregen in toepassing van artikel 336 van het Burgerlijk
Wetboek.
]
§ 2. De
in § 1 bedoelde kinderen, die wees zijn van vader en moeder, en de
[...]
kinderen niet erkend door de ingevolge een arbeidsongeval of een
beroepsziekte overleden moeder, ontvangen een rente die voor ieder kind gelijk
is aan 20 pct. der in artikel 4
[of in artikel 4ter]
bepaalde bezoldiging zonder dat het totaal 60
pct. van die bezoldiging mag overschrijden.
§ 3.
[De rente die bij toepassing van § 1 wordt toegekend aan de kinderen van
de overlevende echtgenoot of van de overlevende wettelijk samenwonende partner
wordt verminderd met het bedrag van de rente die aan voornoemde kinderen wegens
een ander dodelijk arbeidsongeval of een andere beroepsziekte werd
toegekend.]
De zodanig verminderde rente en
de andere rente mogen samen evenwel niet lager zijn dan het bedrag van de rente
toegekend aan de kinderen van
[het slachtoffer]
.
§ 4. De
kinderen die
[...]
door één persoon zijn geadopteerd ontvangen
een rente die voor ieder kind gelijk is aan 20 pct. van de in artikel 4
[of in
artikel 4ter]
bepaalde bezoldiging van de overleden adoptant zonder dat het totaal 60 pct.
van die bezoldiging mag overschrijden.
De kinderen
die door twee personen zijn geadopteerd ontvangen voor ieder kind, een rente
gelijk aan :
a) 15 pct. van de in artikel 4
bepaalde bezoldiging zo één van de adoptanten de andere
overleeft, zonder dat het totaal 45 pct. van die bezoldiging mag
overschrijden;
b) 20 pct. van de in artikel 4
bepaalde bezoldiging zo één van de adoptanten
vóóroverleden is, zonder dat het totaal 60 pct. van die
bezoldiging mag overschrijden.
De geadopteerden
die overeenkomstig de bepalingen van
[artikel 353-15]
van het Burgerlijk
Wetboek rechten kunnen doen gelden in hun oorspronkelijke familie en in hun
adoptieve familie, mogen de rechten, waarop zij in elke van deze families
aanspraak kunnen maken, niet samenvoegen. Zij mogen echter kiezen tussen de
rente waarop zij recht hebben in hun oorspronkelijke of in hun adoptieve
familie. De geadopteerden kunnen steeds op hun keuze terugkomen wanneer zich in
hun oorspronkelijke of in hun adoptieve familie een nieuw ongeval met dodelijke
afloop voordoet.
[Zo de belangen van de
geadopteerde kinderen samenvallen met die van in § 1 bedoelde kinderen mag
de rente toegekend aan de geadopteerden niet hoger zijn dan deze toegekend aan
de andere kinderen.]
[De bepalingen van
deze paragraaf zijn uitsluitend van toepassing op de gewone
adoptie.]
§ 5.
Indien er meer dan drie kinderen zijn, wordt het bedrag van 15 pct. of van 20
pct. voor ieder kind verminderd door het te vermenigvuldigen met een breuk,
waarvan de teller gelijk is aan 3 en de noemer gelijk aan het aantal
kinderen.
De maximumbedragen van 45 pct. en van 60
pct. blijven toepasselijk op al de kinderen zolang hun aantal niet beneden drie
daalt. Blijven er niet meer dan twee kinderen over dan heeft ieder recht op een
rente van 15 pct. of 20 pct.
§ 6. De
kinderen hebben recht op de rente zolang zij gerechtigd zijn op kinderbijslag
en alleszins tot hun 18 jaar.
De rente is
verschuldigd tot op het einde van de maand waarin het recht
vervalt.
]
[§ 7.
[...]
]
Art. 10.
Indien het ongeval of
de beroepsziekte het overlijden van
[het slachtoffer]
tot gevolg heeft
gehad, kan aan andere rechthebbenden dan de in de artikelen 8 en 9 genoemden
een lijfrente of een tijdelijke rente worden toegekend
[onder de voorwaarden
bepaald in de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971.]
[
Art. 10bis.
[Zo de afstamming vastgesteld of
de adoptie toegekend wordt na het overlijden van de getroffene en indien deze
afstamming of adoptie een invloed heeft op de rechten van andere
rechthebbenden, heeft ze pas uitwerking voor de toepassing van de artikelen 8
tot 10 vanaf de dag waarop de in kracht van gewijsde gegane beslissing die de
afstamming vaststelt of de adoptie toekent, wordt betekend aan de overheid
belast met de renten, overeenkomstig artikel 16.]
Indien de
rechten van andere rechthebbenden door een beslissing van de overheid of een
gerechtelijke beslissing werden vastgesteld, wordt de wijziging van deze
rechten door een nieuwe beslissing van de overheid of door een nieuwe
gerechtelijke beslissing vastgelegd.
]
[
Art. 10ter.
Indien de toekenning van een rente aan een kind dat
minderjarig was op het ogenblik van het overlijden gebeurt na de
definitieve regeling van het ongeval of de beroepsziekte door een
beslissing van de overheid of een in kracht van gewijsde getreden
gerechtelijke beslissing en indien die toekenning een invloed heeft op
de rechten van de andere rechthebbenden, heeft ze voor die rechthebbenden pas uitwerking voor de toepassing van deze afdeling vanaf
de dag waarop de wijziging van deze rechten door een nieuwe
beslissing van de overheid of door een nieuwe in kracht van gewijsde
getreden gerechtelijke beslissing wordt vastgesteld.
]
Art. 11.
[ De krachtens deze
wet toegekende renten van overlevende echtgenoot, van overlevende wettelijk
samenwonende partner en van wees en de overlijdensbijslag kunnen gecumuleerd
worden met de weduwen- en wezenpensioenen, toegekend krachtens de wets- en
reglementsbepalingen eigen aan de overheidsdiensten.]
C. Regelen gemeen aan beide soorten van
renten
Art. 12.
[
§ 1. Op
aanvraag
[van het slachtoffer, van de overlevende echtgenoot of van de
overlevende wettelijk samenwonende partner]
, wordt ten hoogste een derde
van de waarde van de rente in kapitaal omgezet.
Het eerste lid is niet van toepassing inzake beroepsziekten of
wanneer de graad van blijvende
[arbeidsongeschiktheid]
geen
[16
pct.]
(voetnoot 7)
bereikt.
§ 2. De
in § 1 bedoelde omzetting in kapitaal vindt plaats op de eerste dag van de
derde maand die volgt op de indiening van de aanvraag, doch ten vroegste op de
eerste dag van de maand die volgt op de door de Koning vastgestelde
herzieningstermijn.
(voetnoot 3)
]
Art. 13.
[
De in artikel 3,
eerste lid, bedoelde renten, de in artikel 4, § 2, bijkomende
vergoedingen, de verergerings- en overlijdensbijslagen worden vermeerderd of
verminderd overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een
stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van
de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. De Koning bepaalt hoe zij
aan de spilindex 138,01 worden gekoppeld.
Het
eerste lid is evenwel niet van toepassing op de renten wanneer de blijvende
arbeidsongeschiktheid geen 16 % bereikt.
]
HOOFDSTUK III. -
[Cumulaties en burgerlijke
aansprakelijkheid]
Art. 14.
[
§ 1. Ongeacht
de uit deze wet voortvloeiende rechten blijft de rechtsvordering inzake
burgerlijke aansprakelijkheid mogelijk voor
[het slachtoffer]
of zijn
rechthebbenden :
1°
[tegen de personeelsleden
en de gemachtigden van de in artikel 1 bedoelde rechtspersonen of instellingen
die het arbeidsongeval of de beroepsziekte opzettelijk hebben
veroorzaakt;]
2° tegen de in artikel 1
bedoelde rechtspersonen of instellingen voor zover het arbeidsongeval of de
beroepsziekte aan de goederen van
[het slachtoffer]
schade heeft
veroorzaakt;
3°
[tegen de personen, behalve
de in artikel 1 bedoelde rechtspersonen of instellingen alsmede hun
gemachtigden en de leden van hun personeel, die voor het ongeval aansprakelijk
zijn;]
4°
[tegen de in artikel 1
bedoelde rechtspersonen of instellingen tot wier personeel het slachtoffer
behoort of tegen hun gemachtigden of de andere leden van dat personeel wanneer
het ongeval zich op de weg naar en van het werk heeft
voorgedaan;]
[
5° tegen de in artikel 1
bedoelde rechtspersonen of instellingen die de wettelijke en reglementaire
bepalingen betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun
werk zwaarwichtig hebben overtreden en die daardoor de personeelsleden aan het
risico van arbeidsongevallen of van beroepsziekte hebben blootgesteld, terwijl
de ambtenaren die zijn aangewezen om toezicht te houden op de naleving van die
bepalingen, in toepassing van artikel 3 van de wet van 16 november 1972
betreffende de arbeidsinspectie hun schriftelijk :
a) hebben gewezen op het gevaar waaraan zij de personeelsleden
blootstellen;
b) hebben meegedeeld welke
overtredingen werden vastgesteld;
c) passende
maatregelen hebben voorgeschreven;
d)
[...]
6° tegen de in artikel 1 bedoelde rechtspersonen of
instellingen en de leden van hun personeel wanneer het ongeval een
verkeersongeval is. Onder verkeersongeval wordt verstaan ieder ongeval in het
wegverkeer, waarbij één of meer al dan niet gemotoriseerde
voertuigen zijn betrokken en dat verband houdt met het verkeer op de openbare
weg.
]
§ 2.
Onverminderd de bepalingen van § 1, zijn de in artikel 1 bedoelde personen
of instellingen verplicht de vergoedingen en renten die voortvloeien uit deze
wet te betalen.
De volgens het gemeen recht
toegekende schadevergoeding kan evenwel niet samengevoegd worden met de
krachtens deze wet toegekende vergoedingen.
§ 3.
[Toepassing van het bepaalde in deze wet brengt van rechtswege mede dat de
hierboven bedoelde rechtspersonen of instellingen die de last van de rente
dragen, in alle rechten, vorderingen en rechtsmiddelen treden welke
[het
slachtoffer]
of zijn rechthebbenden, overeenkomstig § 1 mochten
kunnen doen gelden tegen de persoon die verantwoordelijk is voor het
arbeidsongeval of de beroepsziekte en zulks tot het bedrag van de renten en
vergoedingen door deze wet bepaald en van het bedrag gelijk aan het kapitaal
dat die renten vertegenwoordigt.
Bovendien treden
de hierboven bedoelde rechtspersonen of instellingen die de last van de
bezoldiging dragen van rechtswege in alle rechten, vorderingen en
rechtsmiddelen die
[het slachtoffer]
overeenkomstig § 1 mocht
kunnen doen gelden tegen de persoon die verantwoordelijk is voor het
arbeidsongeval of de beroepsziekte tot het bedrag van de bezoldiging uitgekeerd
gedurende de periode van tijdelijke ongeschiktheid.
[Wat de personeelsleden betreft die bedoeld zijn in artikel 1, 5
, 6 en 7 , wordt de Gemeenschap of de Gemeenschapscommissie van rechtswege in
de plaats gesteld tot beloop van de weddetoelage of van het loon, dat aan het
slachtoffer tijdens de periode van tijdelijke ongeschiktheid betaald
wordt.]
]
]
[
Art. 14bis.
§ 1.
Onverminderd de bepalingen van artikel 29bis van de wet van 21 november 1989
betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen,
blijven de in artikel 1 bedoelde rechtspersonen of instellingen
[alsook
degenen die de in artikel 1bis bedoelde personeelscategorieën
tewerkstellen]
verplicht de uit deze wet voortvloeiende vergoedingen en
rechten uit te betalen.
§ 2. De
overeenkomstig artikel 29bis van de voormelde wet van 21 november 1989
toegekende vergoeding, die geen betrekking kan hebben op de vergoeding van de
lichamelijke schade zoals zij gedekt is door deze wet, mag samengevoegd worden
met de krachtens deze wet toegekende vergoedingen.
§ 3.
[De in artikel 1 bedoelde rechtspersonen en instellingen,
degenen die de in artikel 1bis bedoelde personeelscategorieën
tewerkstellen, alsook hun eventuele verzekeraar kunnen een rechtsvordering
instellen tegen de verzekeraar die de aansprakelijkheid dekt van de eigenaar,
de bestuurder of de houder van het motorvoertuig of tegen het Gemeenschappelijk
Waarborgfonds bedoeld in artikel 80 van de wet van 9 juli 1975 betreffende de
controle der verzekeringsondernemingen, tot beloop van de krachtens § 1
gedane uitkeringen en de ermee overeenstemmende
kapitalen.]
Ze kunnen die
vordering instellen op dezelfde wijze als
[het slachtoffer]
of zijn
rechthebbenden en worden vervangen in de rechten die
[het slachtoffer]
of zijn rechthebbenden bij niet-vergoeding overeenkomstig § 1 hadden
kunnen uitoefenen krachtens artikel 29bis van de voormelde wet van 21 november
1989.
]
HOOFDSTUK IV. - Algemene bepalingen
Art. 15.
[De renten, bijslagen en
andere vergoedingen]
door deze wet bepaald, zijn niet verschuldigd als
[het slachtoffer]
het ongeval of de beroepsziekte opzettelijk heeft
veroorzaakt.
[Geen rente, bijslag of
vergoeding]
is verschuldigd aan die rechthebbende, die het ongeval of de
ziekte opzettelijk heeft veroorzaakt.
Art. 16.
[
De renten, bijslagen en
vergoedingen toegekend aan de personeelsleden van de besturen, diensten of
instellingen vermeld in artikel 1, 1°, 3° tot 7° en 10°, alsook
aan de in artikel 1bis, 1° en 2°, bedoelde personen vallen ten laste
van de Schatkist. Dit geldt eveneens voor de procedurekosten, behalve wanneer
het gaat om een tergende en roekeloze eis.
De
rechtspersonen vermeld in artikel 1, 2°, 8° en 9°, de korpsen van
de lokale politie vermeld in artikel 1, 11°, alsook de instellingen vermeld
in artikel 1bis, 3°, dragen de last van de renten, bijslagen en
vergoedingen, toegekend aan hun personeelsleden met toepassing van deze wet.
Dit geldt eveneens voor de procedurekosten, behalve wanneer het gaat om een
tergende en roekeloze eis. De Koning legt daartoe, indien nodig, de
verplichting op een verzekering aan te gaan. In dat geval kunnen zowel het
slachtoffer als de herverzekeraar geen rechtsvordering tegen elkaar instellen.
]
Art. 17.
[
§ 1. De
vernietiging van een benoeming of de nietigverklaring van de
arbeidsovereenkomst kunnen niet worden ingeroepen ten aanzien van de toepassing
van deze wet, wanneer zij geschieden na het ongeval of na de vaststelling van
de beroepsziekte.
§ 2. Elke
overeenkomst, strijdig met de bepalingen van deze wet, is van rechtswege
nietig.
]
Art. 18.
De krachtens deze wet aan
[de
slachtoffers]
of hun rechthebbenden
[verschuldigde renten en bijslagen]
zijn niet voor overdracht of beslag vatbaar dan om dezelfde redenen en binnen
dezelfde perken als die welke van toepassing zijn op de in uitvoering van de
wetten inzake herstel van schade uit arbeidsongevallen of uit beroepsziekten
toegekende renten en vergoedingen.
Art. 19.
Alle geschillen met betrekking
tot de toepassing van deze wet, ook die over de vaststelling van het percentage
aan blijvende
[arbeidsongeschiktheid]
, worden verwezen naar de rechterlijke
overheid die bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen met betrekking
tot de vergoedingen, waarin de wetgeving inzake herstel van schade uit
arbeidsongevallen of uit beroepsziekten voorziet.
[
Behalve wanneer zij slechts op de betaling van de rente, van de
bijslag wegens verergering of van de overlijdensbijslag slaat, wordt de
rechtsvordering, ingeleid door het personeelslid van de besturen, diensten of
instellingen vermeld in artikel 1 3° tot 7° uitsluitend gericht tegen
de Gemeenschap, het Gewest of het College waarvan het afhangt.
Deze bepaling sluit het betrekken van de Staat in de zaak uit, bij
wege van een gedwongen tussenkomst als bedoeld in artikel 813, tweede lid, van
het Gerechtelijk Wetboek, maar tast het recht van de Staat niet aan om in een
lopende procedure tussen te komen.
]
Art. 20.
(voetnoot 4)
[
[Vorderingen tot betaling van vergoedingen verjaren na het verstrijken van een
termijn van drie jaar te rekenen van de dag waarop de betwiste administratieve
rechtshandeling ter kennis werd gebracht.]
(voetnoot 5)
De verjaringen die gelden voor de in het
voorgaande lid bedoelde vorderingen worden gestuit of geschorst op dezelfde
wijze en op dezelfde gronden als bepaald door de wetgeving op de
arbeidsongevallen of door de wetgeving op de beroepsziekten.
[...]
]
[Vorderingen
tot betaling van de bijslagen wegens verergering van de blijvende
arbeidsongeschiktheid en van de overlijdensbijslagen verjaren na drie jaar
vanaf de eerste dag volgend op de betalingsperiode waarop zij betrekking
hebben, voor zover de verjaringstermijn van een eventuele hoofdvordering tot
betaling van de op deze periode betrekking hebbende vergoedingen niet is
verstreken.]
[
Art. 20bis.
(voetnoot 7)
[
[De renten, de
bijslagen en de kapitalen]
bepaald bij deze wet brengen van rechtswege
intrest op vanaf de eerste dag van de derde maand die volgt op de maand waarin
zij eisbaar worden]
.
]
[
Art. 20ter.
Alle akten en getuigschriften
waarvan de overlegging voor de uitvoering van deze wet kan worden geëist,
worden kosteloos afgegeven.
]
[
Art. 20quater.
Wanneer de instantie die bevoegd is voor
het vaststellen van de datum van consolidatie van de lichamelijke letsels
ingevolge een arbeidsongeval die datum met terugwerkende kracht vaststelt, mag
die terugwerkende kracht het slachtoffer niet benadelen, noch verplichtingen
met zich meebrengen ten laste van het slachtoffer.
]
[
Art. 20quinquies.
Wanneer de door een
beroepsziekte
[slachtoffer]
voor dezelfde beroepsziekte rechten kan doen
gelden in het kader van deze wet en van de wetten betreffende de
schadeloosstelling voor beroepsziekten, gecoördineerd op 3 juni 1970,
wordt de gehele schadeloosstelling waarop
[het slachtoffer]
of zijn
rechthebbenden aanspraak kunnnen maken, uitsluitend toegekend op grond van de
wetgeving waaronder
[het slachtoffer]
het laatst aan het bedoelde
beroepsrisico blootgesteld was, vóór de datum van de aanvraag die
aanleiding geeft tot de eerste schadeloosstelling.
Indien
[het slachtoffer]
, op het ogenblik van de laatste
blootstelling waarvan sprake in het eerste lid, onder het toepassingsgebied van
beide wetgevingen viel, wordt de gehele schadeloosstelling uitsluitend
toegekend op grond van de wetgeving waaronder het blootgesteld was door het
uitoefenen van zijn voornaamste
beroepsactiviteit.
]
[
Art. 20sexies.
De besturen, diensten,
instellingen, inrichtingen of personen die zijn opgesomd in de artikelen 1 en
1bis en waarop deze wet toepasselijk is gemaakt, delen het
[Fedris]
de elementen mede die voorkomen in de aangiften van
arbeidsongevallen of ongevallen op de weg naar en van het werk, alsook die
welke betrekking hebben op de regeling van deze ongevallen, voor statistische
verwerking mede.
De Koning bepaalt de termijnen,
de inhoud en de modaliteiten van deze mededeling.
[De
elektronische uitwisseling van sociale gegevens met betrekking tot de
arbeidsongevallen en met het oog op de toepassing van de sociale zekerheid
gebeurt overeenkomstig de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en
organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, door tussenkomst
[van Fedris]
als beheersinstelling van een secundair
netwerk.]
]
[HOOFDSTUK IVbis. Toezicht ]
[
Art. 20septies.
De sociaal inspecteurs, de sociaal
controleurs en de
[artsen]
[van Fedris]
, bedoeld in
artikel 87 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, houden toezicht op de
naleving van deze wet alsook van haar uitvoeringsbesluiten en
-reglementen.
Zij oefenen dit toezicht uit overeenkomstig de
bepalingen van de wet van 16 november 1972 betreffende de
arbeidsinspectie.
]
[
Art. 20octies.
Wanneer de overheid die door de Koning
werd aangeduid voor de aangiften van ongevallen weigert om het ongeval als een
arbeidsongeval te erkennen, informeert zij daarover tegelijkertijd
[Fedris]
en het slachtoffer of zijn
rechthebbenden.
[Fedris]
kan een
onderzoek naar de oorzaken en omstandigheden van het ongeval uitvoeren; in
voorkomend geval kan een proces-verbaal worden opgesteld.
Een
kopie van het proces-verbaal wordt naar de dienst en naar het slachtoffer of
zijn rechthebbenden gestuurd, en in de gevallen bedoeld in artikel 2bis, naar
de verzekeringsinstelling waarbij het slachtoffer aangesloten of ingeschreven
is overeenkomstig de wetgeving op de verplichte verzekering tegen ziekte en
invaliditeit.
]
[
Art. 20novies.
Als er een geschil betreffende de
erkenning van het arbeidsongeval blijft tussen de overheid en de sociaal
inspecteurs en sociaal controleurs, bedoeld in artikel 20septies,
[bezorgen zij de overheid en het slachtoffer of zijn rechthebbenden]
, bij aangetekende brief, hun gemotiveerd advies. Dat advies wordt
door de overheid neergelegd bij de griffie van de bevoegde rechtbank wanneer
bij deze een betwisting betreffende de erkenning van het arbeidsongeval
aanhangig wordt gemaakt.
]
[
Art. 20decies.
In geval van betwisting tussen een bestuur, een dienst, een instelling, een inrichting of een persoon die zijn opgesomd in de artikelen 1 en 1bis en waarop deze wet toepasselijk is gemaakt en
[Fedris]
over de tenlasteneming van het arbeidsongeval en de handhaving van de weigering van de overheid om het ongeval ten laste te nemen, kan
[Fedris]
het geschil voor de bevoegde rechtbank brengen.
Het brengt de overheid, het slachtoffer of zijn rechthebbenden en, in voorkomend geval, voor het personeelslid dat geen vast benoemd ambtenaar is, de verzekeringsinstelling van het slachtoffer, per aangetekende zending op de hoogte van zijn intentie om het geschil voor de bevoegde rechtbank te brengen na een termijn van drie maanden vanaf die verzending.
Het slachtoffer of zijn rechthebbenden kunnen, binnen die termijn van drie maanden, hun verzet tegen de instelling van die vordering door
[Fedris]
uitdrukkelijk kenbaar maken. In dat geval wordt de vordering stopgezet.
Wanneer de vordering bij de bevoegde rechtbank ingesteld wordt, worden het slachtoffer of zijn rechthebbenden en zijn verzekeringsinstelling in het geding betrokken.
Het vonnis dat wordt geveld, zal aan hen tegenstelbaar zijn.
]
HOOFDSTUK V. - Wijzigings- en
overgangsbepalingen
Art. 21.
[...]
impl.
opgeh.W.
van
17-6-1971
Art. 22.
§ 1. Artikel 1,
tweede lid, van het koninklijk besluit nr. 254 van 12 maart 1936 waarbij
eenheid wordt gebracht in het regime van de pensioenen der weduwen en wezen van
het burgerlijk staatspersoneel en het daarmee gelijkgesteld personeel,
gewijzigd bij de wet van 25 februari 1965, wordt door de volgende woorden
vervangen : ...
§ 2. Artikel 8,
tweede lid, van hetzelfde besluit wordt door de volgende bepaling vervangen :
...
Art. 23.
Onverminderd de verkregen
rechten op renten en andere vergoedingen, komen noch de leden van een personeel
waarop een koninklijk besluit de bij deze wet ingestelde regeling toepasselijk
heeft verklaard, noch hun rechthebbenden, vanaf de inwerkingtreding van dat
koninklijk besluit nog langer in aanmerking voor de wetsbepalingen inzake
herstel van schade uit arbeidsongevallen, ongevallen op de weg naar of van het
werk en beroepsziekten.
De Koning is gemachtigd
om aan de onderhavige wet aan te passen de wetten die bepalingen bevatten
inzake herstel van schade uit arbeidsongevallen, uit ongevallen op de weg naar
en van het werk of uit beroepsziekten van openbare ambtsdragers.
Art. 24.
De leden en gewezen leden van
een personeel waarop een koninklijk besluit de bij deze wet ingestelde regeling
toepasselijk heeft verklaard, alsook hun rechthebbenden kunnen, van 1 januari
1967 af, bekomen dat hun bezoldiging of pensioen wordt herzien opdat aan de
afhouding van een arbeidsongevallenrente een einde wordt gemaakt.
Art. 25.
§ 1. De leden en
gewezen leden van een personeel waarop een koninklijk besluit de bij deze wet
ingestelde regeling toepasselijk heeft verklaard, alsook hun rechthebbenden
kunnen vragen, dat zij voor die regeling in aanmerking komen wegens
arbeidsongevallen of ongevallen op de weg naar of van het werk die zich sedert
1 januari 1957 hebben voorgedaan of wegens beroepziekten die sedert die datum
zijn vastgesteld.
Is
[het slachtoffer]
voor ten
minste 30 pct.
[arbeidsongeschikt]
of is hij overleden, dan kunnen
[het
slachtoffer]
of zijn rechthebbenden vragen om voor die regeling in aanmerking
te komen wegens ongevallen die zich hebben voorgedaan of beroepsziekten die
zijn vastgesteld vóór 1 januari 1957 voor zover, wat de
ongevallen op de weg naar en van het werk betreft, deze zich niet hebben
voorgedaan op een datum, die de datum van 15 februari 1946
voorafgaat.
Voor de toepassing van deze paragraaf
kunnen de aanvragers zich niet beroepen op het vermoeden gevestigd in artikel
2, eerste lid.
§ 2. Renten
verkregen ingevolge § 1 worden eerst met uitwerking op 1 januari 1967
toegekend.
§ 3. Vorderingen
tot uitbetaling van de bij dit artikel bepaalde vergoedingen verjaren na
verloop van drie jaar te rekenen van de inwerkingtreding van het in § 1
bedoelde koninklijk besluit.
Art. 26.
De leden en gewezen leden van
een personeel waarop een koninklijk besluit de bij deze wet ingestelde regeling
toepasselijk heeft verklaard, alsook hun rechthebbenden kunnen vragen, dat zij
voor geheel die regeling in aanmerking komen wegens arbeidsongevallen of
ongevallen op de weg naar of van het werk die zich sedert 1 januari 1967 hebben
voorgedaan of wegens beroepsziekten die sedert die datum zijn vastgesteld.
Ingeval deze personen echter onder de toepassing
zouden vallen van de wetsbepalingen inzake herstel van schade uit
arbeidsongevallen, uit ongevallen op de weg naar en van het werk of uit
beroepsziekten, kunnen zij de gunstigste herstelregeling genieten.
Art. 27.
Deze wet treedt in werking op
1 januari 1967.
- (8):
Voor elke verergering na de herzieningstermijn en
vóór de inwerkingtreding van deze wet, dd. 17-5-2007, is de
verergeringsbijslag verschuldigd ten vroegste vanaf 1 januari 2006. De bedoelde
overlijdensbijslag is verschuldigd voor elk overlijden dat gebeurd is na 31
december 2005. (W. 17-5-2007; Art. 26)
- (8):
Voor elke verergering
na de herzieningstermijn en vóór de inwerkingtreding van deze
wet, dd. 17-5-2007, is de verergeringsbijslag verschuldigd ten vroegste vanaf 1
januari 2006. De bedoelde overlijdensbijslag is verschuldigd voor elk
overlijden dat gebeurd is na 31 december 2005. (W. 17-5-2007; Art. 26)
- (6):
1. Deze wet van 3 juli
1967, zoals van kracht vóór 25 november 1998, schendt de
artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in de interpretatie dat het slachtoffer van
een arbeidsongeval, indien de blijvende arbeidsongeschiktheid zodanig verergert
dat het slachtoffer zijn nieuwe betrekking tijdelijk niet meer kan uitoefenen,
geen recht heeft op een vergoeding zoals voor die arbeidsongeschiktheid is
bepaald in artikel 3bis van die wet.2. Deze wet
van 3 juli 1967, zoals van kracht vóór 25 november 1998, schendt
de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet, in de interpretatie dat het
slachtoffer van een arbeidsongeval, indien de blijvende arbeidsongeschiktheid
zodanig verergert dat het slachtoffer zijn nieuwe betrekking tijdelijk niet
meer kan uitoefenen, recht heeft op een vergoeding zoals voor die
arbeidsongeschiktheid is bepaald in artikel 3bis van die wet. (Arr. nr. 40/2002
dd. 20-2-2002)
- (9):
Van toepassing op
de renten die verschuldigd zijn vanaf 1 januari 2005. (W. 17-5-2007; Art.
27)
- (1):
Uitwerking met
ingang van 1 augustus 1986.
- (2):
Uitwerking m.i.v. 6
april 1984.
- (7):
1. Artikel 20bis
van de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding
voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor
beroepsziekten in de overheidssector, in die zin geïnterpreteerd dat het
niet toestaat dat verwijlinteresten worden toegekend vóór het
uitvoerbaar worden van de rechterlijke beslissing over de betwisting
betreffende het bestaan van het recht op en het bedrag van de aan het
slachtoffer van een arbeidsongeval verschuldigde renten, schendt de artikelen
10 en 11 van de Grondwet.2. Diezelfde bepaling,
in die zin geïnterpreteerd dat zij toestaat dat verwijlinteresten worden
toegekend vóór het uitvoerbaar worden van de rechterlijke
beslissing over de betwisting betreffende het bestaan van het recht op en het
bedrag van de aan het slachtoffer van een arbeidsongeval verschuldigde renten,
schendt niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. (Arr. nr. 82/2002 dd.
8-5-2002)
- (3):
Uitwerking m.i.v.
1 januari
1986.
- (4):
Ten aanzien van de
personeelsleden, aan wie een rente en/of een kapitaal wordt (werd) toegekend
ingevolge een arbeidsongeval, een ongeval op de weg naar en van het werk of een
beroepsziekte waarvan zij het slachtoffer zijn geweest voor de datum van
inwerkingtreding (1-8-1997) van deze wet, wordt de beslissing van het Rekenhof
om haar visum te weigeren wegens het overschrijden van de verjaringstermijn
bedoeld in artikel 20 van deze wet van 3 juli 1967, voor onbestaande gehouden,
wanneer de overschrijding van deze termijn niet te wijten is aan de betrokken
personeelsleden. (W. 20-5-1997; Art. 9)
- (5):
Van toepassing op de
arbeidsongevallen, op de ongevallen op de weg naar en van het werk en op de
beroepsziekten die zijn aangegeven voor de datum van inwerking (1-8-1997) van
deze wet en waarover nog geen gerechtelijke beslissing is genomen die in kracht
van gewijsde is gegaan.(W. 20-5-1997; Art. 8)
- (7):
1. Artikel 20bis van de wet
van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor
arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor
beroepsziekten in de overheidssector, in die zin geïnterpreteerd dat het
niet toestaat dat verwijlinteresten worden toegekend vóór het
uitvoerbaar worden van de rechterlijke beslissing over de betwisting
betreffende het bestaan van het recht op en het bedrag van de aan het
slachtoffer van een arbeidsongeval verschuldigde renten, schendt de artikelen
10 en 11 van de Grondwet.2. Diezelfde bepaling,
in die zin geïnterpreteerd dat zij toestaat dat verwijlinteresten worden
toegekend vóór het uitvoerbaar worden van de rechterlijke
beslissing over de betwisting betreffende het bestaan van het recht op en het
bedrag van de aan het slachtoffer van een arbeidsongeval verschuldigde renten,
schendt niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. (Arr. nr. 82/2002 dd.
8-5-2002)