Besluit van de Vlaamse Regering omtrent de preventieve
schorsing en de tucht, alsmede omtrent het ontslag van sommige tijdelijke
personeelsleden in het gesubsidieerd onderwijs en in de gesubsidieerde
[centra
voor leerlingenbegeleiding]
.
goedkeuringsdatum
22 MEI 1991
publicatiedatum
B.S.27/07/1991
datum laatste wijziging
01/01/2019
COORDINATIE
(1)
B.Vl.R. van 30/05/1996 (B.S. 19/07/1996)
(2)
B.Vl.R. van 13/01/1998 (B.S. 26/02/1998)
(3)
B.Vl.R. van 15/09/2000 (B.S. 30/12/2000)
(4)
B.Vl.R. van 03/07/2009 (B.S. 21/09/2009)
(5)
B.Vl.R. van 24/09/2010 (B.S. 16/11/2010)
(6)
B.Vl.R. van 18/05/2018 (B.S. 15/06/2018)
(7)
B.Vl.R. van 22/03/2019 (B.S. 15/05/2019)
De Vlaamse Regering,
Gelet op het decreet van 27 maart 1991 betreffende de
rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de
gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra, inzonderheid op de artikelen 24,
67, 68, 70, 71 en 72;
Gelet op het akkoord van de
Gemeenschapsminister van Financiën en Begroting, gegeven op 3 april 1990;
Gelet op het protocol van 13 december 1990
houdende de conclusies van de onderhandelingen die werden gevoerd in het
Comité van Provinciale en Plaatselijke overheidsdiensten, afdeling 2;
Gelet op het advies van de Raad van State;
Op de voordracht van de Gemeenschapsminister van
Onderwijs;
Na beraadslaging,
Besluit :
HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen
Artikel 1.
[
Voor de toepassing van dit
besluit wordt begrepen onder :
1° het decreet
: het
decreet
van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige
personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra
voor leerlingenbegeleiding;
2°
[raadsman :
een advocaat, een personeelslid van de onderwijsinstellingen of van de centra
voor leerlingenbegeleiding of, voor de werknemer, een vertegenwoordiger van een
erkende vakorganisatie, en, voor de werkgever, een vertegenwoordiger van een
representatieve vereniging van inrichtende machten;]
3° vakorganisaties :
a) voor het
vrij onderwijs en de vrije centra voor leerlingenbegeleiding de vakorganisaties
die zitting hebben in de paritaire comités, bedoeld in
artikel 2 van het
decreet;
b) voor het officieel onderwijs en de
officiële centra voor leerlingenbegeleiding de representatieve
vakorganisaties, bedoeld in de
wet
van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de
overheid en de vakbonden van haar personeel;
[4°
tuchtoverheid : de instantie, vermeld in
artikel 68 van het
decreet, die bevoegd is om een tuchtsanctie op te leggen.]
]
Art. 2.
[
Dit besluit is van toepassing
op de personeelsleden, vermeld in artikel 4 van het decreet, die :
1° vastbenoemd zijn;
2°
tijdelijk aangesteld zijn voor doorlopende duur;
3° tijdelijk aangesteld zijn voor bepaalde duur, voor het
ontslag vermeld in artikel
25 van het decreet;
4° aangesteld
zijn bij mandaat met toepassing van artikel 44quinquies van het decreet, voor het
ontslag, vermeld in artikel 44decies, § 2, 2°, van het
decreet;
]
[5° tijdelijk aangesteld
zijn in een selectie- of bevorderingsambt, voor het ontslag vermeld in
artikel 42,
§ 6 van het
decreet.]
Art. 3.
[De inrichtende macht brengt
de tuchtmaatregelen die een financiële implicatie hebben voor het
personeelslid binnen een termijn van orde van twintig kalenderdagen ter kennis
van de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, of zijn afgevaardigde.
Deze termijn begint te lopen de dag na het verstrijken van de beroepstermijn,
zoals bepaald in artikel 72, 1°, van het decreet, of de dag nadat de
inrichtende macht kennis heeft genomen van de beslissing van de kamer van
beroep.]
HOOFDSTUK II. - De preventieve
schorsing
Art. 4.
Wanneer een personeelslid
strafrechtelijk of tuchtrechtelijk wordt vervolgd
[of een beroep heeft
ingesteld tegen een ontslag om dringende redenen]
en zijn aanwezigheid
onverenigbaar is met het belang van het onderwijs of van de dienst, kan de
betrokkene preventief worden geschorst bij wijze van ordemaatregel.
De preventieve schorsing is een bewarende
maatregel.
Het personeelslid blijft tijdens deze
schorsing in de administratieve stand waarin het zich bevond de dag voor de
preventieve schorsing.
[Tijdens de preventieve schorsing mag
het personeelslid geen dienstprestaties
verrichten.]
Art. 5.
Alvorens de preventieve
schorsing wordt opgelegd dient het personeelslid gehoord te worden door de
afgevaardigde van de inrichtende macht. De redenen om over te gaan tot de
preventieve schorsing worden ten laatste drie werkdagen voorafgaand aan dit
verhoor schriftelijk meegedeeld aan het betrokken personeelslid.
In hoogdringende gevallen kan de
[inrichtende macht]
de preventieve schorsing
onmiddellijk uitspreken, onder de verplichting betrokkene na de uitspraak
onverwijld te horen.
Tijdens dit verhoor mag het
personeelslid zich laten bijstaan door een raadsman.
Art. 6.
[
De
inrichtende macht legt de preventieve schorsing op bij een met redenen omklede
beslissing.
De
preventieve schorsing wordt aan het personeelslid meegedeeld per aangetekende
brief. Die brief vermeldt de beroepsmogelijkheden. Als de beroepsmogelijkheden
niet worden vermeld, begint de beroepstermijn, vermeld in
artikel 67bis,
§ 1 van het decreet, niet te lopen.
De preventieve schorsing gaat in de derde
kalenderdag nadat de aangetekende brief met de post is verstuurd. Bij
hoogdringende omstandigheden als vermeld in artikel 5, heeft de preventieve
schorsing onmiddellijk uitwerking.
]
Art. 7.
§ 1. De
preventieve schorsing wordt uitgesproken voor een termijn van ten hoogste
één jaar.
[In
geval van strafrechtelijke vervolging voor dezelfde feiten kan de preventieve
schorsing echter tot maximum één jaar na de kennisgeving, vermeld
in artikel 8, § 5, vierde lid,
lopen.]
§ 2. Indien
binnen de in de § 1 vermelde termijnen geen tuchtstraf wordt opgelegd
vervallen de effecten van de preventieve schorsing.
[In geval van beroep tegen de uitgesproken
maatregel kan de preventieve schorsing worden verlengd totdat de secretaris de
beslissing, vermeld in artikel 17, heeft
meegedeeld.]
§ 3. Aan de
preventieve schorsing komt van rechtswege een einde bij de tuchtrechtelijke
uitspraak over dezelfde feiten waarvoor het personeelslid preventief werd
geschorst.
HOOFDSTUK III. - De tuchtmacht
Art. 8.
§ 1.
[
[De
tuchtoverheid oefent de tuchtmacht uit.]
Indien
het personeelslid tijdelijk gereaffecteerd of wedertewerkgesteld is, gebeurt
dit op advies van het bevoegde paritair comité of van het bevoegde
overlegcomité, vermeld in de wet van 19 december 1974 tot regeling van
de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel. Dit
advies wordt verstrekt binnen een termijn van twintig werkdagen nadat het
verzoek om advies werd ingediend. Is dit advies niet verstrekt binnen deze
termijn, dan wordt het geacht verstrekt te zijn.
Zodra de feiten die de toepassing van een tuchtmaatregel kunnen
verantwoorden, de
[tuchtoverheid]
ter kennis worden gebracht, gaat ze over of
doet ze overgaan tot de nodige vaststellingen en verhoren.
[...]
[Wanneer meerdere feiten die verband hebben met elkaar
ten laste van het personeelslid worden gelegd, kan dit slechts aanleiding geven
tot één tuchtprocedure en tot het uitspreken van
één tuchtstraf.]
Wanneer in de loop
van de tuchtprocedure een nieuw feit ten laste wordt gelegd dat geen verband
heeft met de lopende tuchtprocedure kan dit tot een nieuwe procedure aanleiding
geven.
De
[tuchtoverheid]
deelt onmiddellijk per
aangetekende brief aan het personeelslid mee dat ze een tuchtonderzoek instelt,
alsook de reden die daartoe aanleiding geeft. De tuchtrechtelijke vervolging
begint op de datum van verzending van de aangetekende brief.
]
§ 2. Vooraleer
de
[tuchtoverheid]
een tuchtmaatregel kan opleggen, dient zij de
betrokkene in zijn middelen van verdediging te horen over alle ten laste
gelegde feiten.
De betrokkene mag zich tijdens het
verhoor laten bijstaan door een raadsman.
§ 3. De
[tuchtoverheid]
stelt een tuchtdossier samen.
Dit tuchtdossier mag door belanghebbende en zijn raadsman op
verzoek worden geraadpleegd vooraleer het verhoor plaats heeft. Zij beschikken
over een termijn van tenminste tien werkdagen na ontvangst van de
oproepingsbrief.
Desgewenst kan het personeelslid
[kosteloos]
een kopie van het dossier bekomen.
§ 4. Indien het
betrokken personeelslid strafrechtelijk wordt vervolgd voor dezelfde feiten kan
de tuchtoverheid de behandeling van de tuchtvordering opschorten tot na de
kennisgeving bedoeld in § 5, laatste lid.
§ 5. De
oproeping van het personeelslid om voor de
[tuchtoverheid]
te verschijnen
moet betekend worden bij een ter post aangetekende brief.
[
De
oproeping dient op straffe van nietigheid melding te maken van :
1° de ten laste gelegde feiten;
2° het voorstel van tuchtsanctie;
3° de plaats, dag en uur van het verhoor;
4° het recht van de betrokkene zich te laten
bijstaan door een raadsman;
5° de plaats waar
en de termijn waarbinnen het tuchtdossier bedoeld in § 3 kan worden
ingezien.
]
De tuchtoverheid kan geen
tuchtrechtelijke vervolging meer instellen na verloop van een termijn van zes
maanden na de vaststelling of de kennisname van de strafbare feiten.
In geval van strafrechtelijke vervolging voor
dezelfde feiten, begint deze termijn te lopen de dag dat de tuchtoverheid door
de gerechtelijke overheid ervan in kennis wordt gesteld dat er een
onherroepelijke beslissing uitgesproken is of dat de strafrechtelijke procedure
niet voortgezet wordt.
§ 6. Van het
verhoor wordt ter zitting een proces-verbaal opgemaakt, dat getrouw de
verklaringen van de gehoorde weergeeft; er wordt voorlezing van gedaan en de
betrokkene wordt verzocht het te ondertekenen.
Indien de betrokkene ofschoon behoorlijk opgeroepen, niet
verschijnt, beslist de
[tuchtoverheid]
bij verstek.
Blijkt de verhindering gewettigd, dat kan het personeelslid tegen
de beslissing verzet aantekenen binnen de tien werkdagen nadat de beslissing
hem met een ter post aangetekende brief werd betekend.
In dit geval wordt het dossier heropend en beslist de
[tuchtoverheid]
, na een nieuwe behoorlijke oproep, ongeacht het al dan
niet aanwezig zijn van het personeelslid.
§ 7. De
[tuchtoverheid]
kan ter zitting ambtshalve, en moet, op verzoek van de
betrokkene getuigen horen.
In dit geval heeft het
verhoor plaats in aanwezigheid van de betrokkene.
§ 8. De
[tuchtoverheid]
beslist onverwijld en in ieder gaval uiterlijk binnen de
zes weken na het opmaken van het proces-verbaal van verhoor of van
niet-verschijnen. Na het verstrijken van deze termijn wordt zij geacht af te
zien van de uitoefening van haar tuchtrechtelijke bevoegdheid.
De beslissing waarbij een tuchtstraf wordt opgelegd, wordt met
redenen omkleed.
§ 9. De
volledige beslissing van de
[tuchtoverheid]
waarbij de tuchtstraf wordt
opgelegd dient zonder verwijl aan het personeelslid te worden betekend bij ter
post aangetekende brief.
Deze brief dient de
beroepsmogelijkheden te vermelden.
[Indien de
beroepsmogelijkheden niet worden vermeld, begint de beroepstermijn, vermeld in
artikel 72, 1°, van
het decreet, niet te
lopen.]
[HOOFDSTUK IIIbis. -
[Beroep tegen het ontslag om
dringende redenen, vermeld in artikel 25
[, artikel 42, § 6,]
en
artikel 44decies, § 2, 2°, van het decreet]
]
[
Art. 8bis.
De brief waarbij de inrichtende macht het
ontslag om dringende redenen, vermeld in
artikel 25
[, artikel 42, § 6,]
en
artikel 44decies, § 2,
2°, van het decreet, meedeelt, moet de beroepsmogelijkheden
vermelden.
Indien de beroepsmogelijkheden niet worden vermeld,
begint de beroepstermijn, vermeld in artikel 25, vierde lid
[en artikel 42, § 6, vierde lid,]
van het decreet, niet te lopen.
]
HOOFDSTUK IV. - De kamers van beroep
Art. 9.
[
§ 1. De kamers
van beroep worden samengesteld uit een effectieve en twee plaatsvervangende
voorzitters en uit twaalf effectieve en twaalf plaatsvervangende leden. Een
plaatsvervangend lid kan pas zitting hebben als het effectieve lid afwezig is
of als het effectieve lid gewraakt wordt.
§ 2. De
effectieve en de plaatsvervangende voorzitters worden benoemd door de Vlaamse
minister, bevoegd voor het Onderwijs.
§ 3. De
representatieve verenigingen van inrichtende machten enerzijds en de
representatieve vakorganisaties anderzijds wijzen een gelijk aantal effectieve
en plaatsvervangende leden van de kamers van beroep aan.
§ 4. Tijdens hun
mandaat in een van de kamers van beroep kunnen de effectieve en de
plaatsvervangende voorzitters en leden geen personeelslid of tuchtoverheid
bijstaan of vertegenwoordigen in de kamer waarin ze een mandaat
uitoefenen.
§ 5.
[De leden ontvangen een terugbetaling van de reis- en verblijfskosten overeenkomstig de geldende reglementering
die van toepassing is op de personeelsleden van de Vlaamse overheid.]
§ 6. De
effectieve voorzitters ontvangen een jaarlijkse forfaitaire vergoeding van
[4.000 euro]
.
Wanneer de effectieve voorzitter
verhinderd is en diens functie waargenomen wordt door een plaatsvervangende
voorzitter, dan wordt aan deze laatste een vergoeding van
[150 euro]
per zitting
toegekend.
]
[
[De vergoeding volgt de evolutie van het gezondheidsindexcijfer overeenkomstig de wet van 1 maart 1977
houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de
consumptieprijzen van het rijk worden gekoppeld, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit nr. 178 van
30 december 1982 en onverminderd artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet
van 6 januari 1989 tot vrijwaring van ’s lands concurrentievermogen.]
]
[De voorzitters ontvangen een terugbetaling van de reis- en verblijfskosten overeenkomstig de geldende
reglementering die van toepassing is op de personeelsleden van de Vlaamse overheid.]
Art. 10.
[
Het mandaat
van de effectieve en de plaatsvervangende voorzitters en van de leden is van
onbepaalde duur.
Het mandaat eindigt :
1° in
geval van ontslagneming;
2° op vraag van de organisatie die de
betrokkene heeft aangewezen;
3° in geval van
overlijden.
]
Art. 11.
[
De Vlaamse minister, bevoegd
voor het Onderwijs, wijst voor iedere kamer van beroep een secretaris
[en twee plaatsvervangende secretarissen]
aan onder de ambtenaren van zijn diensten of instellingen.
De secretarissen ontvangen een jaarlijkse forfaitaire vergoeding
van 500 euro als de zittingen geheel of gedeeltelijk plaatsvinden buiten de
normale diensttijd.
[Als de secretaris
verhinderd is en zijn functie waargenomen wordt door een plaatsvervangende
secretaris, wordt aan die laatste een vergoeding van 25 euro per zitting
toegekend die geheel of gedeeltelijk plaatsvindt buiten de normale
diensttijd.]
]
Art. 12.
[
§ 1. De kamers
van beroep hebben rechtsgeldig zitting zodra de voorzitter en twee leden,
aangewezen door de representatieve verenigingen van inrichtende machten, en
twee leden, aangewezen door de representatieve vakorganisaties, aanwezig
zijn.
§ 2. De kamers
van beroep beslissen bij gewone meerderheid van stemmen. De stemming is geheim.
Er moeten evenveel leden die zitting hebben namens de representatieve
verenigingen van inrichtende machten, als leden die zitting hebben namens de
representatieve vakorganisaties, aan de stemming deelnemen.
In voorkomend geval wordt de pariteit hersteld door
loting.
[In afwijking van het eerste lid
beslissen de kamers van beroep bij beroepsprocedures bij unanimiteit wanneer
zij de preventieve schorsing wensen te
vernietigen.]
§ 3. Bij staking
van stemmen na de tweede stemronde is de stem van de voorzitter
doorslaggevend.
§ 4. In
afwijking van § 1 en § 2 beslissen de kamers van beroep op een tweede
zitting, ongeacht of de vertegenwoordigers, vermeld in § 1 en § 2,
aanwezig zijn.
]
HOOFDSTUK V. - Procedure in beroep
[Afdeling I. - Tucht]
Art. 13.
[
§ 1. Het personeelslid beschikt over
de termijn, vermeld in artikel 72,
1°, van het decreet, om met een aangetekende brief beroep in te
stellen tegen een tuchtmaatregel bij de bevoegde kamer van
beroep.
[Als het einde van de termijn zoals bedoeld in het eerste lid, valt binnen de herfst-, kerst-, krokus-, paas- of
zomervakantie zoals die voorzien zijn in het besluit van de Vlaamse Regering van 17 april 1991 tot organisatie van het
schooljaar in het basisonderwijs en in het deeltijds onderwijs georganiseerd, erkend of gesubsidieerd door de Vlaamse
Gemeenschap of in het besluit van de Vlaamse Regering van 31 augustus 2001 houdende de organisatie van het
schooljaar in het secundair onderwijs, dan wordt die termijn opgeschort gedurende de duur van de betrokken
vakantie.]
Het beroep moet op straffe van niet-ontvankelijkheid
gemotiveerd zijn.
Op hetzelfde ogenblik als het personeelslid
het beroepschrift indient,
[stuurt het met een aangetekende
brief of tegen ontvangstbewijs een kopie]
daarvan naar zijn
tuchtoverheid.
Het beroep moet de naam en het adres van de
tuchtoverheid bevatten.
§ 2. Na het verstrijken van de
termijn, vermeld in artikel 72, 1°, van het decreet, of nadat de bevoegde
kamer van beroep een definitieve beslissing heeft genomen, wordt de
tuchtmaatregel definitief.
§ 3. Bij de ontvangst van het
beroepschrift vraagt de secretaris onmiddellijk het tuchtdossier op bij de
tuchtoverheid.
§ 4. De kamers van beroep kunnen de
door de tuchtoverheid uitgesproken sanctie niet
verzwaren.
]
Art. 14.
[
Zodra de zaak aanhangig is gemaakt,
deelt de secretaris aan de partijen de lijst mee van de effectieve en
plaatsvervangende voorzitters en leden van de bevoegde kamer van
beroep.
Binnen tien werkdagen na de ontvangst van die lijst
mogen de partijen de wraking vragen van de voorzitter en een of meer leden van
de kamer, tenzij de reden tot wraking later is ontstaan.
Als
zowel de voorzitter als beide plaatsvervangende voorzitters worden gewraakt,
wijst de Vlaamse minister, bevoegd voor het Onderwijs, een andere
plaatsvervangende voorzitter aan om in de zaak te
zetelen.
]
Art. 15.
[
De redenen van wraking zijn bepaald in
artikel 828 van het Gerechtelijk Wetboek. Behalve om die redenen tot wraking,
kunnen beide partijen één lid ongemotiveerd
wraken.
Als een voorzitter of een lid van de kamers van beroep
weet dat er een reden tot wraking tegen hem bestaat, moet hij zich van de zaak
onthouden.
]
Art. 16.
[
§ 1. De partijen worden met een
aangetekende brief opgeroepen voor de zitting van de bevoegde kamer van beroep
die plaatsvindt binnen zestig werkdagen na de ontvangst van het beroepschrift.
Als het einde van die termijn tussen 15 juli en 15 augustus valt, dan wordt de
termijn verlengd tot 31 augustus.
De partijen kunnen zich laten
bijstaan of vertegenwoordigen door een raadsman.
Het
personeelslid of zijn raadsman kan een toelichtende memorie indienen tot
uiterlijk
[20]
werkdagen nadat het
beroepschrift is ingediend. Die memorie mag aanvullende middelen
bevatten.
De tuchtoverheid of haar raadsman kan een
verweerschrift indienen tot uiterlijk
[20]
werkdagen na de ontvangst van de toelichtende memorie van het personeelslid of
tot uiterlijk
[20]
werkdagen na het
verstrijken van de termijn ingeval het personeelslid geen toelichtende memorie
heeft ingediend.
De toelichtende memorie en het verweerschrift
worden aangetekend of tegen ontvangstbewijs verstuurd naar de bevoegde kamer
van beroep en naar de tegenpartij.
Verweerschriften en
toelichtende memories die na de gestelde termijn zijn bezorgd, worden uit de
debatten geweerd.
§ 2. De kamers van beroep kunnen een
aanvullend onderzoek bevelen en kunnen ambtshalve of op verzoek van het
personeelslid of van zijn raadsman getuigen horen. In dat geval heeft het
verhoor van de getuigen plaats in aanwezigheid van het
personeelslid.
De opgeroepen getuige kan zich ertegen verzetten
dat hij in het openbaar wordt gehoord.
§ 3. De zittingen van de kamers van
beroep zijn openbaar, tenzij de openbaarheid gevaar oplevert voor de openbare
orde of de goede zeden.
Op verzoek van het personeelslid of
zijn raadsman vindt de zitting plaats achter gesloten
deuren.
§ 4. Als het personeelslid wegens
dezelfde feiten strafrechtelijk wordt vervolgd en de tuchtoverheid de
behandeling van de tuchtprocedure niet heeft opgeschort tijdens de
strafrechtelijke procedure, kan de bevoegde kamer van beroep de behandeling van
het beroep opschorten tot na de kennisgeving, vermeld in artikel 8, § 5,
vierde lid.
§ 5. Als het personeelslid behoorlijk
werd opgeroepen en toch niet verschijnt of niet wordt vertegenwoordigd, beslist
de bevoegde kamer van beroep bij verstek. Als de verhindering gewettigd is, dan
kan het personeelslid binnen tien werkdagen nadat de beslissing hem met een
aangetekende brief werd betekend, tegen de uitspraak verzet aantekenen. In dat
geval wordt de bevoegde kamer van beroep opnieuw bijeengeroepen en beslist ze,
ongeacht of het personeelslid aanwezig is, definitief en
onherroepelijk.
]
Art. 17.
[
De secretaris deelt de met redenen
omklede beslissing binnen een termijn van twintig werkdagen na de vergadering
waarin de beslissing werd genomen, met een aangetekende brief mee aan de
tuchtoverheid en aan het personeelslid. De beslissing is bindend voor beide
partijen.
De beslissing vermeldt de uitslag van de
stemming.
]
[Afdeling II. - Ontslag om dringende
redenen]
Art. 17bis.
[
§ 1. Het personeelslid beschikt over
de termijn, vermeld in artikel 25,
vierde lid
[of artikel 42, § 6, vierde
lid,]
van het decreet, om met een aangetekende brief beroep
in te stellen tegen een ontslag om dringende redenen.
Het
beroep moet op straffe van niet-ontvankelijkheid gemotiveerd
zijn.
Op hetzelfde ogenblik als het personeelslid het
beroepschrift indient,
[stuurt het met een aangetekende brief
of tegen ontvangstbewijs een kopie]
daarvan naar zijn
inrichtende macht.
Het beroep moet de naam en het adres van de
inrichtende macht bevatten.
§ 2. Na het verstrijken van
[de beroepstermijn]
of nadat de bevoegde
kamer van beroep een definitieve beslissing heeft genomen, wordt het ontslag om
dringende redenen definitief.
§ 3. Bij de ontvangst van het
beroepschrift vraagt de secretaris onmiddellijk de aangetekende brief, vermeld
in artikel 25
[, derde lid, of artikel 42, § 6, derde
lid,]
van het decreet, op bij de inrichtende
macht.
]
Art. 17ter.
[
Zodra de zaak aanhangig is gemaakt,
deelt de secretaris aan de partijen de lijst mee van de effectieve en
plaatsvervangende voorzitters en leden van de bevoegde kamer van beroep.
Binnen vijf werkdagen na de ontvangst van die lijst mogen de
partijen de wraking vragen van de voorzitter en een of meer leden van de kamer,
tenzij de reden tot wraking later is ontstaan.
Als zowel de
voorzitter als beide plaatsvervangende voorzitters worden gewraakt, wijst de
Vlaamse minister, bevoegd voor het Onderwijs, een andere plaatsvervangende
voorzitter aan om in de zaak te zetelen.
]
Art. 17quater.
[
De redenen van wraking zijn bepaald in
artikel 828 van het Gerechtelijk Wetboek. Behalve om die redenen tot wraking,
kunnen beide partijen één lid ongemotiveerd
wraken.
Als een voorzitter of een lid van de kamers van beroep
weet dat er een reden tot wraking tegen hem bestaat, moet hij zich van de zaak
onthouden.
]
Art. 17quinquies.
[
§ 1.
[De partijen
worden met een aangetekende brief opgeroepen voor de zitting van de bevoegde
kamer van beroep die plaatsvindt binnen twintig werkdagen na de ontvangst van
het beroepschrift. Als het einde van die termijn tussen 15 juli en 15 augustus
valt, dan wordt de termijn verlengd tot 31 augustus. Bij ontvangst van het
beroepschrift tijdens een periode van ten minste zeven opeenvolgende
vakantiedagen, wordt voornoemde periode van twintig werkdagen verlengd met de
duur van de
vakantieperiode.
De partijen
kunnen zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een
raadsman.
De inrichtende
macht of haar raadsman kan een verweerschrift indienen tot uiterlijk vijf
werkdagen na de ontvangst van een kopie van het
beroepschrift.
Het
verweerschrift wordt aangetekend of tegen ontvangstbewijs verstuurd naar de
bevoegde kamer van beroep en naar de tegenpartij.
Verweerschriften die na de
gestelde termijn zijn bezorgd, worden uit de debatten
geweerd.
]
§ 2. De kamers van beroep kunnen een
aanvullend onderzoek bevelen en kunnen ambtshalve of op verzoek van het
personeelslid of van zijn raadsman getuigen horen. In dat geval heeft het
verhoor van de getuigen plaats in aanwezigheid van het
personeelslid.
De opgeroepen getuige kan zich ertegen verzetten
dat hij in het openbaar wordt gehoord.
§ 3. De zittingen van de kamers van
beroep zijn openbaar, tenzij de openbaarheid gevaar oplevert voor de openbare
orde of de goede zeden.
Op verzoek van het personeelslid of
zijn raadsman vindt de zitting plaats achter gesloten
deuren.
§ 4. Als het personeelslid behoorlijk
werd opgeroepen en toch niet verschijnt of niet wordt vertegenwoordigd, beslist
de bevoegde kamer van beroep bij verstek. Als de verhindering gewettigd is, dan
kan het personeelslid binnen drie werkdagen nadat de beslissing hem met een
aangetekende brief werd betekend, tegen de uitspraak verzet aantekenen. In dat
geval wordt de bevoegde kamer van beroep opnieuw bijeengeroepen en beslist ze,
ongeacht of het personeelslid aanwezig is, definitief en
onherroepelijk.
]
Art. 17sexies.
De secretaris deelt de met redenen
omklede beslissing binnen een termijn van vijf werkdagen na de vergadering
waarin de beslissing werd genomen, met een aangetekende brief mee aan de
inrichtende macht en aan het personeelslid. De beslissing is bindend voor beide
partijen.
De beslissing vermeldt de uitslag van de
stemming.
[Afdeling IIbis. - Preventieve
schorsing]
[
Art. 17septies.
§ 1. Het
personeelslid beschikt over de termijn, vermeld in artikel 67bis, §
1, van het decreet, om met een aangetekende brief
beroep in te stellen bij de kamer van beroep.
De termijn begint te lopen
op de dag nadat de aangetekende brief met de kennisgeving van de preventieve
schorsing werd
verstuurd.
Het beroep moet
alle middelen bevatten die tegen de preventieve schorsing en, indien van
toepassing, tegen de afhouding van salaris kunnen worden
ingebracht.
Op hetzelfde
ogenblik als het personeelslid het beroepschrift indient, stuurt het met een
aangetekende brief of tegen ontvangstbewijs een kopie daarvan naar de
inrichtende macht.
Het
beroep moet de naam en het adres van de inrichtende macht
bevatten.
§ 2. Nadat de
beroepstermijn verstreken is of nadat de kamer van beroep een definitieve
beslissing heeft genomen, worden de preventieve schorsing en, indien van
toepassing, de afhouding van salaris,
definitief.
§ 3. Bij de
ontvangst van het beroepschrift vraagt de secretaris onmiddellijk de
aangetekende brief en het dossier op, vermeld in artikel 67bis, § 1, van
het decreet, bij de inrichtende
macht.
]
[
Art. 17octies.
§ 1. Zodra de zaak
aanhangig is gemaakt, deelt de secretaris aan de partijen de lijst mee van de
effectieve en plaatsvervangende voorzitters en van de leden van de bevoegde
kamer van beroep.
Binnen
vijf werkdagen na de ontvangst van die lijst mogen de partijen de wraking
vragen van de voorzitter en een of meer leden van de kamer, tenzij de reden tot
wraking later is ontstaan.
De redenen tot wraking zijn
bepaald in artikel 828 van het Gerechtelijk Wetboek. Behalve om die redenen tot
wraking kunnen beide partijen één lid ongemotiveerd
wraken.
Als een voorzitter
of een lid van de kamers van beroep weet dat er een reden tot wraking tegen hem
bestaat, moet hij zich van de zaak
onthouden.
§ 2. Als zowel de
effectieve voorzitter als beide plaatsvervangende voorzitters worden gewraakt,
wijst de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, een andere
plaatsvervangende voorzitter aan om in de zaak te
zetelen.
]
[
Art. 17novies.
§ 1. De partijen
worden met een aangetekende brief opgeroepen voor de zitting van de bevoegde
kamer van beroep die plaatsvindt binnen twintig werkdagen na de ontvangst van
het beroepschrift. Als het einde van die termijn tussen 15 juli en 15 augustus
valt, wordt de termijn verlengd tot en met 31 augustus. Bij ontvangst van het
beroepschrift tijdens een periode van ten minste zeven opeenvolgende
vakantiedagen, wordt voornoemde periode van twintig werkdagen verlengd met de
duur van de
vakantieperiode.
De partijen
kunnen zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een
raadsman.
De inrichtende
macht of haar raadsman kan een verweerschrift indienen tot uiterlijk vijf
werkdagen na de ontvangst van een kopie van het
beroepschrift.
Het
verweerschrift wordt aangetekend of tegen ontvangstbewijs verstuurd naar de
bevoegde kamer van beroep en naar de tegenpartij.
Verweerschriften die na de
gestelde termijn zijn bezorgd, worden uit de debatten
geweerd.
§ 2. De kamers van
beroep kunnen een aanvullend onderzoek bevelen en kunnen ambtshalve of op
verzoek van het personeelslid of van zijn raadsman getuigen horen. In dat geval
heeft het verhoor van de getuigen plaats in aanwezigheid van het
personeelslid.
De opgeroepen
getuige kan zich ertegen verzetten dat hij in het openbaar wordt
gehoord.
§ 3. De zittingen
van de kamers van beroep zijn openbaar, tenzij de openbaarheid gevaar oplevert
voor de openbare orde of de goede
zeden.
Op verzoek van het
personeelslid of zijn raadsman vindt de zitting plaats achter gesloten
deuren.
§ 4. Als het
personeelslid behoorlijk werd opgeroepen en toch niet verschijnt of niet wordt
vertegenwoordigd, beslist de bevoegde kamer van beroep bij verstek. Als de
verhindering gewettigd is, kan het personeelslid binnen drie werkdagen nadat de
beslissing hem met een aangetekende brief werd betekend, tegen de uitspraak
verzet aantekenen. In dat geval wordt de bevoegde kamer van beroep opnieuw
bijeengeroepen en beslist ze, ongeacht of het personeelslid aanwezig is,
definitief en
onherroepelijk.
]
[
Art. 17decies.
De secretaris deelt
de met redenen omklede beslissing binnen een termijn van vijf werkdagen na de
vergadering waarin de beslissing werd genomen, met een aangetekende brief mee
aan de inrichtende macht en aan het personeelslid. De beslissing is bindend
voor beide partijen.
De
beslissing vermeldt de uitslag van de
stemming.
]
[Afdeling III. - Gemeenschappelijke
bepalingen]
Art. 18.
[
De werkingskosten van de kamers van
beroep komen ten laste van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap.
De zetel van de kamers van beroep is gevestigd te
Brussel.
]
Art. 19.
[De kamers van beroep maken hun eigen
huishoudelijk reglement op.]
HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen
Art. 20.
Dit besluit treedt in werking
de dag waarop het decreet bedoeld in artikel 1, 1° in werking treedt.
Art. 21.
De Gemeenschapsminister van
Onderwijs is belast met de uitvoering van dit besluit.