Koninklijk besluit betreffende
[de schadevergoeding ten
gunste van personeelsleden van de overheidssector, voor arbeidsongevallen en
voor ongevallen op de weg naar en van het werk.]
goedkeuringsdatum
24 JANUARI 1969
publicatiedatum
B.S.08/02/1969
datum laatste wijziging
02/09/2019
(opschrift gewijzigd bij K.B.
21-11-1991)
COORDINATIE
(1)
K.B. van 10/06/1970 (B.S. 21/11/1970)
(2)
K.B. van 25/08/1971 (B.S. 23/09/1971)
(3)
K.B. van 08/11/1971 (B.S. 18/11/1971)
(4)
K.B. van 19/01/1972 (B.S. 11/03/1972)
(5)
K.B. van 13/11/1973 (B.S. 24/11/1973)
(6)
K.B. van 06/06/1975 (B.S. 21/08/1975)
(7)
K.B. van 16/05/1977 (B.S. 20/07/1977)
(8)
K.B. van 24/03/1986 (B.S. 29/04/1986)
(9)
K.B. nr. 419 van 16/07/1986 (B.S. 30/07/1986)
(10)
K.B. van 28/06/1990 (B.S. 04/08/1990)
(11)
K.B. van 21/11/1991 (B.S. 12/12/1991)
(12)
K.B. van 06/03/1998 (B.S. 31/03/1998)
(13)
K.B. van 20/09/1998 (B.S. 09/10/1998)
(14)
K.B. van 07/06/2007 (B.S. 19/06/2007)
(15)
K.B. van 26/11/2012 (B.S. 13/12/2012)
(16)
K.B. van 01/12/2013 (B.S. 13/12/2013)
(17)
K.B. van 08/05/2014 (B.S. 06/06/2014)
(18)
K.B. van 25/02/2017 (B.S. 10/03/2017)
(19)
K.B. van 29/07/2019 (B.S. 02/09/2019)
BOUDEWIJN, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de artikelen 29, 66, tweede en derde
lid, en 67 van de Grondwet;
Gelet op de wet van 3
juli 1967 betreffende de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor
ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de
overheidssector;
Gelet op de wet betreffende de
schadevergoeding voor arbeidsongevallen;
Gelet op
de besluitwet van 13 december 1945 betreffende de vergoeding van de schade
voortspruitende uit ongevallen die zich op de weg naar en van het werk
voordoen;
Gelet op het advies van de Algemene
Syndicale Raad van Advies;
Gelet op het advies
van het Comité tot regeling van de gerechtelijke politie bij de
parketten;
Gelet op het advies van de Syndicale
Raad van Advies van de gerechtelijke politie bij de parketten;
Gelet op het advies van de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van het Openbaar Ambt en van
Onze Minister van Begroting en op het advies van Onze in raad vergaderde
Ministers,
Hebben Wij besloten
en besluiten Wij :
Artikel 1.
[De regeling
ingesteld bij de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de
schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van
het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector wordt, wat betreft de
schadevergoeding voor arbeidsongevallen en voor ongevallen op de weg naar en
van het werk, toepasselijk verklaard op de leden van het vastbenoemd, het
stagedoend, het tijdelijk personeel en het hulppersoneel en op de
personeelsleden die bij een arbeidsovereenkomst
[,een leerovereenkomst of een overeenkomst voor beroepsopleiding]
in dienst zijn genomen, die
behoren tot :
1° de federale overheidsdiensten en de
programmatorische federale overheidsdiensten, in de zin van het koninklijk
besluit van 7 november 2000 houdende oprichting en samenstelling van de organen
die gemeenschappelijk zijn aan iedere federale overheidsdienst en aan de
diensten die ervan afhangen;
2° de besturen en andere diensten van de
federale ministeries, zolang er geen toepassing wordt gemaakt van artikel 19
van het koninklijk besluit van 19 juli 2001 houdende diverse bepalingen
betreffende de inwerkingstelling van de federale overheidsdiensten en de
programmatorische federale overheidsdiensten;
3° de andere Rijksdiensten, met inbegrip van
de rechterlijke macht;
4° de Raad van
State;
5°
de besturen en andere diensten van de Regeringen van de Gemeenschappen en
Gewesten, met inbegrip van de inrichtingen van onderwijs georganiseerd door of
namens de Gemeenschappen, alsook de besturen en andere diensten van het
Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en van het
College van de Franse Gemeenschapscommissie, met inbegrip van de inrichtingen
van onderwijs georganiseerd door of namens de Franse
Gemeenschapscommissie;
6° de onderwijsinrichtingen die door
één van de Gemeenschappen of door de Franse Gemeenschapscommissie
gesubsidieerd worden;
7° de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale
centra, centra voor leerlingenbegeleiding, diensten voor studie- en
beroepsoriëntering en pedagogische
begeleidingsdiensten;
]
[8° de Vlaamse bestuursrechtscolleges.]
Art. 2.
[Dit besluit is niet toepasselijk
op :
1° de leden en het personeel van het
Arbitragehof, van het Rekenhof, alsmede het personeel van de Kamer van
volksvertegenwoordigers, van de Senaat, van de Gemeenschaps- of Gewestraden,
van de Verenigde Vergadering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie of
van de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie;
2° de personeelsleden van de coöperatie die onderworpen
zijn aan het koninklijk besluit van 10 april 1967 houdende het statuut van het
personeel van de coöperatie met de ontwikkelingslanden;
3° de leden van het personeel der gesubsidieerde
onderwijsinrichtingen die niet het voordeel van een weddetoelage of van een
loon ten laste van een Gemeenschap of een Gemeenschapscommissie genieten;
4° de leden van het personeel der
gesubsidieerde onderwijsinrichtingen die van een loon ten laste van een
Gemeenschap of een Gemeenschapscommissie genieten en die in dienst genomen zijn
met een arbeidsovereenkomst, waarop de wet van 3 juli 1978 betreffende de
arbeidsovereenkomsten van toepassing is;
5°
[de leden van het personeel van de psycho-medisch-sociale
centra, van de diensten voor studie- en beroepsoriëntering, van de
pedagogische begeleidingsdiensten en van de centra voor leerlingenbegeleiding
die niet het voordeel van een weddetoelage ten laste van een Gemeenschap of een
Gemeenschapscommissie genieten.]
]
Art. 3.
[
Voor de toepassing van dit
besluit dient te worden verstaan onder :
1°
["de wet" : de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie
van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg
naar en van het werk en voor beroepsziekten in de
overheidssector;]
2° "de
Minister" :
a)
[wat de
personeelsleden van de federale overheidsdiensten, van de programmatorische
federale overheidsdiensten, van de overheidsdiensten die ervan afhangen, van de
besturen en andere diensten van de federale ministeries betreft : de minister
onder wie het personeelslid ressorteert;]
b)
[wat de personeelsleden van de diensten van
de Regeringen van de Gemeenschappen en de Gewesten, van het Verenigd College
van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie of van het College van de
Franse Gemeenschapscommissie betreft : de Regering of het College waaronder het
personeelslid ressorteert;]
c)
wat de leden en het personeel van de rechterlijke orde betreft : de minister
tot wiens bevoegdheid Justitie behoort;
d) wat de
leden en het personeel van de Raad van State betreft : de minister tot wiens
bevoegheid Binnenlandse Zaken behoort;
e) wat de
leden van het onderwijzend personeel betreft : de Regering of het College
waaronder zij ressorteren;
f)
[wat de personeelsleden van de psycho-medisch-sociale centra,
van de diensten voor studie- en beroepsoriëntering, van de pedagogische
begeleidingsdiensten en van de centra voor leerlingenbegeleiding betreft : de
Regering waaronder zij ressorteren.]
[3° "personeelsleden in dienst genomen bij een overeenkomst voor beroepsopleiding" : de bij artikel 1ter van de wet bedoelde personen die arbeid verrichten in het kader van een opleiding tot betaalde arbeid in een bestuur, dienst of instelling waarop dit besluit toepassing vindt, met uitzondering van de opleidingen waarvoor de Koning in toepassing van artikel 1/1, derde lid, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, een andere instantie dan de besturen, diensten of instellingen vermeld in artikel 1 heeft aangewezen als werkgever.
Voor de categorieën van personen waarop de Koning, in uitvoering van artikel 1ter, vijfde lid, van de wet, de bijzondere regeling van het artikel 86/1 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 toepasselijk heeft verklaard, is de overeenkomst voor beroepsopleiding beperkt tot het gedeelte waarbij arbeidsprestaties worden verricht.
]
]
Art. 4.
[
De getroffene heeft recht op de
vergoeding :
1° van de kosten voor dokter,
chirurg, apotheker en verpleging binnen de grenzen van het tarief door de
Koning vastgesteld ter uitvoering van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971
of van enige andere wetsbepaling tot wijziging of tot vervanging ervan;
2° van de kosten voor prothesen en
orthopedische toestellen waarvan het gebruik op geneeskundig gebied, als
noodzakelijk is erkend;
3° van de kosten voor
herstelling en vervanging van de bij 2° , bedoelde prothesen en
orthopedische toestellen.
]
[Voor de categorieën van getroffenen waarop de Koning, in uitvoering van artikel 1ter, vijfde lid, van de wet, de bijzondere regeling van het artikel 86/1 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 toepasselijk heeft verklaard, wordt de tussenkomst in de kosten van geneeskundige verzorging beperkt tot het aandeel van de kosten, die nodig zijn ingevolge het arbeidsongeval en die ten laste zijn van het slachtoffer, na de op grond van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, verleende tussenkomst.]
[
Art. 4bis.
§ 1. De getroffene
heeft recht op vergoeding van de verplaatsingskosten
[en
overnachtingskosten]
die het gevolg zijn van het
ongeval, telkens als hij zich moet verplaatsen :
1° op verzoek van de Minister of enige andere administratieve
overheid, met inbegrip van
[het Bestuur van de
medische expertise]
;
2° op verzoek van de rechtbank of van de door
de rechter aangeduide expert;
3° op zijn
verzoek, met toestemming van
[het Bestuur van de
medische expertise]
;
4°
[om medische redenen.]
Op de getroffene zijn van toepassing de
bepalingen van artikel 36, tweede tot en met zesde lid, van het koninklijk
besluit van 21 december 1971 houdende uitvoering van sommige bepalingen van de
arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 of van enige andere bepaling tot
wijziging of vervanging ervan.
§ 2. De echtgenoot,
de kinderen en de ouders van de getroffene hebben recht op vergoeding van de
verplaatsingskosten
[en
overnachtingskosten]
die het gevolg zijn van het
ongeval, onder de voorwaarden en binnen de perken bepaald bij artikel 37 van
het voormeld koninklijk besluit van 21 december 1971 of van enige andere
bepaling tot wijziging of vervanging ervan.
In
afwijking van het voormelde artikel 37, § 4, wordt evenwel de toestemming
van de verzekeraar vervangen door de toestemming van
[het Bestuur van de
medische expertise]
.
]
Art. 5.
[
De vergoeding
wegens begrafeniskosten wordt toegekend overeenkomstig de artikelen 2, 3 en 4
van het koninklijk besluit van 8 juli 2005 tot regeling van de toekenning van
een vergoeding wegens begrafeniskosten in geval van overlijden van een
personeelslid van een federale
overheidsdienst.
De laatste bruto-activiteitsbezoldiging, bedoeld
in artikel 3, § 1, van voornoemd koninklijk besluit is die welke de
getroffene laatstelijk heeft verkregen in het bestuur, de dienst of de
inrichting waartoe hij behoorde.
De federale overheidsdienst of het ministerie
waaronder de dienst ressorteert waarbij het ongeval moet worden aangegeven
zorgt voor de overbrenging van het stoffelijk overschot naar de plaats van de
begrafenis alsmede voor de vervulling van de administratieve formaliteiten; de
kosten voor de overbrenging vallen te zijnen
laste.
]
[
Art. 5bis.
(voetnoot 2)
§ 1. Op aanvraag van het
slachtoffer wordt hem een jaarlijkse bijslag wegens verergering van de
blijvende arbeidsongeschiktheid toegekend, telkens wanneer zijn toestand, die
het gevolg is van het arbeidsongeval, op een blijvende manier verergert na het
aflopen van de in artikel 10, § 1, bedoelde termijn, voor zover de graad
van arbeidsongeschiktheid, na deze verergering, ten minste 10 percent
bedraagt.
§ 2. Het bedrag van de
bijslag is gelijk aan het verschil tussen
:
1° het product dat men
bekomt door de nieuwe graad van blijvende arbeidsongeschiktheid te
vermenigvuldigen met het met deze graad overeenstemmend bedrag, zoals bepaald
in § 3, en
2° het
bedrag van de oorspronkelijke of herziene rente, vóór iedere
uitkering in kapitaal.
Het
bedrag van de bijslag wordt gekoppeld aan de spilindex
138,01.
Indien het
overeenkomstig 1° bekomen product gelijk of lager ligt dan het bedrag van
de rente, is geen bijslag verschuldigd.
§ 3.
[De in § 2, 1°, bedoelde bedragen zijn de volgende :
- 70,49 euro per percent blijvende ongeschiktheid, wanneer deze is vastgesteld op ten minste 10 percent en ten hoogste 35 percent;
- 93,91 euro per percent blijvende ongeschiktheid, wanneer deze is vastgesteld op meer dan 35 percent en ten hoogste 65 percent;
- 119,19 euro per percent blijvende ongeschiktheid, wanneer deze is vastgesteld op meer dan 65 percent;
- 59,63 euro per percent blijvende ongeschiktheid, wanneer de in artikel 4, § 2, eerste lid, van de wet bedoelde bijkomende vergoeding wordt berekend met een maximum van 100 percent; het bedrag wordt opgetrokken tot 119,19 euro als die in artikel 4, § 2 bedoelde bijkomende vergoeding berekend wordt met een maximum van 50 percent overeenkomstig artikel 4, § 1, vijfde lid, van de wet, zoals het van toepassing was voor 25 november 1998.
]
§ 4. De bijslag is
verschuldigd vanaf de eerste dag van de maand die volgt op het indienen van de
aanvraag. Bij elke verergering wordt zij herberekend vanaf deze datum. De
bijslag wordt vanaf de datum van toekenning tegelijk met de rente
betaald.
§ 5.
[Het slachtoffer dient bij een ter post aangetekende brief, bij de
in artikel 6 bedoelde dienst, zijn aanvraag in, vergezeld van al de
bewijsstukken. De dienst meldt onmiddellijk de ontvangst van de
aanvraag bij een ter post aangetekende brief en bezorgt de aanvraag
binnen de achtenveertig uur aan het Bestuur van de medische
expertise. Dat onderzoekt het slachtoffer uiterlijk drie maanden na het
indienen van de aanvraag.
]
Het Bestuur van de medische expertisebehoudt of wijzigt het
percentage van de blijvende ongeschiktheid. Het stelt de bevoegde
dienst onverwijld in kennis van zijn beslissing. Die beslissing wordt
neergelegd in een ministerieel besluit en, bij een ter post aangetekende
brief, ter kennis gebracht van het slachtoffer.
Artikel 11, § 2, is van toepassing op de procedure voor de aanvraag
tot erkenning van een verergering.
§ 6. In het in § 1
bedoeld geval, wordt desgevallend de in artikel 4, § 2, eerste lid, van de
wet bedoelde bijkomende vergoeding toegekend of
aangepast.
]
[
Art. 5ter.
(voetnoot 3)
§ 1. Aan de in de artikelen
8 tot 10 van de wet bedoelde rechthebbenden wordt een jaarlijkse
overlijdensbijslag toegekend als het bewijs wordt geleverd dat het slachtoffer
overleden is ten gevolge van een arbeidsongeval, na het aflopen van de in
artikel 10, § 1, bedoelde
herzieningstermijn.
§ 2. De
toekenningsvoorwaarden voor de in § 1 bedoelde bijslag zijn deze die in de
artikelen 19, 20 en 20bis van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971
beschreven zijn.
§ 3.
[Het bedrag voor de bijslag is gelijk aan :
2.625,79 euro voor de overlevende echtgenoot;
2.625,79 euro voor de in artikel 8, tweede lid, van de wet bedoelde overlevende echtgenoot; het bedrag mag evenwel niet hoger zijn dan het onderhoudsgeld;
1.750,52 euro voor rechthebbenden die een rente zouden hebben genoten die gelijk is aan 20 percent van de basisbezoldiging;
1.312,86 euro voor rechthebbenden die een rente zouden hebben genoten die gelijk is aan 15 percent van de basisbezoldiging;
875,26 euro voor rechthebbenden die een rente zouden hebben genoten die gelijk is aan 10 percent van de basisbezoldiging.
Deze bedragen worden gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01.
]
§ 4. De in § 3 bedoelde
bedragen blijven ongewijzigd als de rente, in toepassing van artikel 9, §
5, van de wet, wordt verlaagd.
§ 5.
[De rechthebbenden van het slachtoffer dienen, bij een ter post
aangetekende brief, bij de in artikel 6 bedoelde dienst, een aanvraag in,
vergezeld van al de bewijsstukken.
De dienst meldt onmiddellijk de ontvangst van de aanvraag bij een
ter post aangetekende brief en bezorgt de aanvraag binnen de
achtenveertig uur aan het Bestuur van de medische expertise. Dat
beslist op grond van de elementen in het dossier uiterlijk drie maanden
na het indienen van de aanvraag. Het stelt de minister of zijn
afgevaardigde onverwijld in kennis van zijn beslissing.
Die beslissing wordt neergelegd in een ministerieel besluit en bij
een ter post aangetekende brief ter kennis gebracht van de rechthebbenden.
]
§ 6.
[De bijslag is opeisbaar op de eerste dag van de maand volgend op de kennisgeving van het ministerieel besluit.]
]
Art. 6.
De Minister duidt de dienst aan
waarbij ieder ongeval moet worden aangegeven dat als arbeidsongeval of als
ongeval op de weg naar en van het werk kan worden beschouwd.
De personeelsleden worden in kennis gesteld van deze dienst.
Art. 7.
Aangifte van het ongeval wordt
gedaan door de getroffene, zijn rechtverkrijgenden, zijn chef of enig ander
belanghebbende.
De aangifte wordt zo spoedig
mogelijk schriftelijk gedaan door middel van een in tweevoud opgemaakt
formulier "aangifte van ongeval".
Het formulier,
waarbij een doktersattest moet worden gevoegd indien het ongeval een
arbeidsongeschiktheid van meer dan één dag heeft veroorzaakt of
kan veroorzaken, moet aan de in artikel 6 bedoelde dienst worden gezonden.
Binnen de 48 uren doet die dienst een exemplaar ervan toekomen aan
[het Bestuur van de medische expertise]
.
[Het model van
het formulier en van het doktersattest wordt vastgesteld door de minister tot
wiens bevoegdheid het
[federale]
Openbaar Ambt behoort.
]
Art. 8.
[
Het Bestuur van de medische expertise wordt aangeduid :
- om het causaliteitsverband na te gaan tussen het arbeidsongeval en
de letsels;
- om het causaliteitsverband vast te stellen tussen het arbeidsongeval
en de periodes van arbeidsongeschiktheid;
- om de consolidatiedatum, de percentage van blijvende arbeidsongeschiktheid
en de percentage van hulp van derden vast te stellen.
Het vaststellen van het causaliteitsverband tussen de periodes van
arbeidsongeschiktheid en het arbeidsongeval omvat de afwezigheidscontrole
niet.
]
[
Art 8bis.
Indien in het kader van opdrachten die door artikel 8 van
dit besluit worden toevertrouwd aan het Bestuur van de medische
expertise het slachtoffer zich niet aanbiedt bij het Bestuur van de
medische expertise zonder geldige reden in te roepen, na twee keer in
gebreke te zijn gesteld per aangetekend schrijven, deelt de minister of
zijn gemachtigde hem zijn beslissing tot genezenverklaring zonder
blijvende arbeidsongeschiktheid mee.
]
Art. 9.
[
§ 1. Indien de tijdelijke arbeidsongeschiktheid 30 kalenderdagen
of langer duurt, wordt het slachtoffer ambtshalve opgeroepen bij
het Bestuur van de medische expertise om het percentage van blijvende
ongeschiktheid te bepalen en, in voorkomend geval het percentage van
de hulp van derden.
§ 2. Indien de tijdelijke arbeidsongeschiktheid minder lang duurt dan
30 kalenderdagen en indien het slachtoffer een medisch attest van
genezing zonder blijvende arbeidsongeschiktheid verstrekt, deelt de
minister of zijn gemachtigde per aangetekend schrijven een beslissing
tot genezenverklaring zonder blijvende arbeidsongeschiktheid mee.
Het medisch attest van genezing wordt opgemaakt volgens het model
bepaald in bijlage bij dit besluit, door de geneesheer geraadpleegd door
het slachtoffer.
Indien het slachtoffer het in het eerste lid bedoelde medisch attest van
genezing niet verstrekt, omdat het op grond van een medisch verslag
opgemaakt door de geneesheer die het heeft geraadpleegd meent te
lijden aan een blijvende ongeschiktheid, wordt het opgeroepen bij het
Bestuur van de medische expertise.
§ 3. Het Bestuur van de medische expertise deelt de minister of zijn
gemachtigde zijn beslissing mee, die hetzij bestaat uit de toekenning
van een percentage van blijvende ongeschiktheid, hetzij uit een
genezing zonder blijvende arbeidsongeschiktheid.
Wanneer het ongeval een percentage van blijvende ongeschiktheid
met zich meebrengt, gaat de minister of zijn gemachtigde na of de
toekenningsvoorwaarden van de vergoedingen vervuld zijn; hij onderzoekt
de bestanddelen van de geleden schade en stelt het slachtoffer of
zijn rechthebbenden de betaling van een rente voor. In dat voorstel
worden de bezoldiging waarop de rente wordt berekend, de aard van
het letsel, de verminderde geschiktheid en de datum van de consolidatie
vermeld.
Wanneer het ongeval geen percentage van blijvende ongeschiktheid
met zich meebrengt, deelt de minister of zijn gemachtigde per
aangetekend schrijven een beslissing tot genezenverklaring zonder
blijvende arbeidsongeschiktheid mee.
§ 4. Indien het slachtoffer of zijn rechthebbenden akkoord gaan,
wordt het in § 3, tweede lid bedoelde voorstel opgenomen in een
ministerieel besluit dat wordt meegedeeld aan het slachtoffer of aan zijn
rechthebbenden.
]
[
Art. 9bis.
[In geval van subrogatie van rechtswege, zoals bepaald in
de artikelen 14, § 3, en 14bis van de wet, kan de Minister een beroep
doen op de geneeskundige medewerking van het Bestuur van de
medische expertise. Dit is in iedere procedure, zowel in der minne als
in een geschil, verplicht daaraan gevolg te geven, behoudens hetgeen
vereist is ter bewaring van het medisch beroepsgeheim.]
]
Art. 10.
§ 1.
[De aanvraag tot herziening van de vergoedingen op grond van
een verergering of van een vermindering van de ongeschiktheid van
het slachtoffer of wegens het overlijden van het slachtoffer te wijten aan
de gevolgen van het ongeval, of op grond van een wijziging van de
noodzakelijkheid van de geregelde hulp van een ander persoon, mag
gedaan worden gedurende drie jaar, te rekenen, hetzij
- van de kennisgeving van de beslissing bedoeld in artikel 9, § 2,
eerste lid of § 3, derde lid;
- van de kennisgeving van het in artikel 9, § 4 bedoelde ministerieel
besluit;
- van de beslissing die in kracht van gewijsde is gegaan.
De herziening heeft uitwerking met ingang van de eerste dag van de
maand die volgt op het indienen van de aanvraag.
]
§ 2. De gerechtigde
richt zijn aanvraag tot herziening vergezeld van al de bewijsstukken, bij een
bij de post aangetekende brief, aan de in artikel 6 bedoelde
dienst.
[§ 3. De minister
zendt aan de gerechtigde, bij een bij de post aangetekende brief, zijn aanvraag
tot herziening. De in artikel 6 bedoelde dienst zendt, binnen achtenveertig
uur, een exemplaar van de aanvraag tot herziening aan
[het Bestuur van de medische
expertise]
.]
[§ 4.
[...]
]
Art. 11.
[
§ 1. Het Bestuur van de medische expertise onderzoekt de
getroffene uiterlijk drie maanden na het indienen van de aanvraag tot
herziening.
Het Bestuur van de medische expertisebehoudt of wijzigt het
percentage van de blijvende ongeschiktheid.
Het stelt de Minister onverwijld in kennis van zijn beslissing.
De beslissing van het Bestuur van de medische expertise wordt
neergelegd in een ministerieel besluit en ter kennis gebracht van de
getroffene.
§ 2. Ingeval de getroffene zich zonder geldige reden en na twee
opeenvolgende bij de post aangetekende oproepingsbrieven niet aanmeldt
bij het Bestuur van de medische expertise ten gevolge van de
aanvraag tot herziening die in artikel 10, § 3 wordt bedoeld, wordt de
uitkering van de vergoedingen en renten geschorst vanaf de eerste dag
van de maand die volgt op de datum van de tweede oproeping.
Het Bestuur van de medische expertise beoordeelt de relevantie van
de motieven waarom het slachtoffer niet verschenen is, voor zover het
een schriftelijke rechtvaardiging geeft.
De uitbetaling wordt, zonder terugwerkende kracht, hervat de eerste
dag van de maand die volgt op de datum van verschijning van het
slachtoffer, die zonder geldig motief niet was verschenen, bij het
Bestuur van de medische expertise.
]
Art. 12.
De artikelen 10 en 11 zijn niet
toepasselijk op een ongeval dat zich vóór 1 januari 1964 heeft
voorgedaan.
Art. 13.
Voor de vaststelling van het
bedrag der renten
[in geval van blijvende
ongeschiktheid]
of overlijden moet onder jaarlijkse
bezoldingen worden verstaan enige wedde, enig loon of enige als wedde of loon
geldende vergoeding, door de getroffene op het tijdstip van het ongeval
verkregen, vermeerderd met de toelage of vergoedingen die geen werkelijke
lasten dekken en op grond van de arbeidsovereenkomst of het wettelijk of
reglementair statuut zijn verschuldigd.
[Voor de
vaststelling der in het eerste lid bedoelde jaarlijkse bezoldiging wordt geen
rekening gehouden met enige vermindering van de bezoldiging uit hoofde van de
leeftijd van de getroffene.]
[
Voor de leerlingen en de personeelsleden in dienst genomen bij een overeenkomst voor beroepsopleiding wordt de rente vastgesteld op grond van het bedrag, vastgesteld overeenkomstig artikel 38/1, derde lid, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971.
Voor de categorieën van getroffenen waarop de Koning, in uitvoering van artikel 1ter, vijfde lid, van de wet, de bijzondere regeling van het artikel 86/1 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 toepasselijk heeft verklaard wordt de rente vastgesteld op grond van het bedrag, vastgesteld overeenkomstig artikel 86/1, 4°, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971.
]
Art. 14.
§ 1. Wanneer het
ongeval zich vóór 1 juli 1962 heeft voorgedaan, wordt de in
artikel 13 bedoelde jaarlijkse bezoldiging vermenigvuldigd met een
coëfficiënt om ze aan te passen aan de schommelingen van de kosten
voor levensonderhoud tussen de datum van het ongeval en 1 juli 1962; deze
coëfficiënt wordt, in ieder geval, bepaald door de minister tot wiens
bevoegdheid het Openbaar Ambt behoort.
§ 2. Wanneer het
ongeval zich heeft voorgedaan na 30 juni 1962, omvat de in artikel 13 bedoelde
jaarlijkse bezoldiging niet de verhoging als gevolg van de koppeling ervan aan
de schommelingen van het algemeen indexcijfer der kleinhandelsprijzen van het
Rijk op het tijdstip van het ongeval.
Art. 15.
[In geval van cumulatie van
betrekkingen, ambten of functies in één of meer besturen,
diensten of inrichtingen bedoeld in artikel 1 van de wet, wordt de rente,
onverminderd het bepaalde
[in artikel 4, § 1, tweede, derde en vierde
lid]
van de wet, berekend op de samengevoegde jaarlijkse bezoldigingen welke
betrekking hebben op die verschillende bezigheden en welke verschuldigd zijn
overeenkomstig de cumulatiewetgeving die erop van toepassing is.]
(voetnoot 1)
Art. 16.
[...]
(voetnoot 1)
Art. 17.
[Indien de arbeidsduur van de
getroffene in één of meer besturen, diensten of inrichtingen
bedoeld in artikel 1 van de wet op het tijdstip van het ongeval minder beloopt
dan de normale jaarlijkse duur van een ambt met volledige prestaties, wordt de
eventueel volgens artikel 15 vastgestelde jaarlijkse bezoldiging vermeerderd
met een hypothetische bezoldiging die betrekking heeft op de periode zonder
prestatie.]
(voetnoot 1)
Die hypothetische bezoldiging wordt berekend met inachtneming van
de bezoldiging of de bezoldigingen welke aan de getroffene worden uitbetaald en
binnen de grenzen welke vereist zijn om tot de normale jaarlijkse duur van een
ambt met volledige prestaties te komen.
Art. 18.
(voetnoot 1)
[De uitdrukking "ambt met volledige
prestaties" bedoeld in artikel 17, duidt de betrekking, het ambt of de functie
aan welke zodanige prestaties omvatten dat zij een normale beroepsactiviteit
volkomen in beslag nemen.]
Art. 19.
[Voor de
toepassing van artikel 13 van de wet worden de rente, de verergeringsbijslag,
de overlijdensbijslag en de in artikel 5bis, § 3, bedoelde bedragen
gekoppeld aan de spilindex 138,01 en schommelen zij overeenkomstig de
bepalingen van de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel
waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de
consumptieprijzen van het Rijk worden
gekoppeld.]
Art. 20.
Onverminderd artikel 25 van de
wet zijn de renten verschuldigd vanaf de eerste dag van de maand tijdens welke
de consolidatie of het overlijden plaats vindt.
[Te rekenen van de dag waarop de renten zijn verkregen, worden zij
de eerste dag van iedere maand van het kalenderjaar per twaalfde vooraf
uitbetaald. Bereikt de graad van de blijvende ongeschiktheid evenwel geen 16 %,
dan wordt de rente éénmaal per jaar in de loop van het vierde
trimester uitbetaald.]
Art. 21.
[
De waarde van de rente die
krachtens artikel 12 van de wet in kapitaal wordt uitbetaald, wordt berekend op
grond van de rente waarop vooraf de verhoging ingevolge de koppeling aan het
indexcijfer der kleinhandelsprijzen toegepast is, overeenkomstig de regeling
bepaald in de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971.
De in aanmerking te nemen leeftijd voor de omzetting van de rente
in kapitaal is die welke de gerechtigde heeft op het ogenblik waarop de
aanvraag tot omzetting uitwerking heeft.
]
Art. 22.
Indien de gerechtigde gebruik
maakt van het recht bepaald in
[artikel 12, § 1, eerste lid]
, van de wet
wordt het deel van de rente dat als kapitaal betaalbaar is, vastgesteld op
grond van de totale rente berekend overeenkomstig de bepalingen van artikel 4
van de wet;
1° wanneer, bij toepassing van
artikel 6 van de wet, de rente beperkt is tot 25 pct. van de bezoldiging op
grond waarvan zij vastgesteld is;
2° wanneer
bij toepassing van artikel 7 van de wet, de rente slechts tot 100 pct. of tot
150 pct. van de laatste bezoldiging met het rustpensioen mag gecumuleerd
worden.
In geen geval mag het in kapitaal omgezette deel van de rente,
eventueel vermeerderd met het overblijvende deel van de rente, de in de
artikelen 6, § 1, en 7, § 1, van de wet bedoelde percentages
overschrijden.
Art. 23.
[Het kapitaal wordt uitgekeerd
binnen zestig dagen volgend op de bij artikel 12, § 2, van de wet bepaalde
datum.]
Art. 24.
[...]
Art. 25.
[De kosten van dokter, chirurg,
apotheker, verpleging, prothese en orthopedie worden betaald door
[het Bestuur van de
medische expertise]
en zijn ten laste van de Schatkist.]
Art. 26.
[Onverminderd artikel 5, derde
lid, worden de begrafeniskosten betaald door de zorg van het ministerie
waaronder de dienst ressorteert waarbij het ongeval moet worden aangegeven. Zij
worden echter betaald door de zorg van de Administratie der Pensioenen indien
de getroffene een pensioen heeft genoten ten laste van de Staatskas
[...]
]
Art. 27.
[De renten, de
vergergeringsbijslagen en de overlijdensbijslagen worden betaald door de
Pensioendienst voor de
Overheidssector.]
Art. 28.
[
§
1. De kosten van de administratieve procedure en de niet in § 2 bedoelde
gerechtskosten en -uitgaven worden betaald door het ministerie of de federale
overheidsdienst waaronder de dienst ressorteert waarbij het ongeval moet worden
aangegeven.
Onder administratieve procedurekosten moet onder
meer worden verstaan de kosten van alle ter post aangetekende zendingen, de
administratieve kosten die verbonden zijn aan het opstellen en afleveren van
medische verslagen, het drukken van de formulieren voor aangifte van ongeval,
de erelonen van de arts die het slachtoffer bijstaat tijdens de procedure bij
de administratieve gezondheidsdienst.
§ 2.
De verplaatsingskosten en de overnachtingskosten, bedoeld in artikel 4bis,
§ 1, worden betaald door :
1° het ministerie of de federale
overheidsdienst waaronder de dienst ressorteert waarbij het ongeval moet worden
aangegeven voor de kosten die uit een geneeskundige expertise voortvloeien,
ongeacht of ze door
[het Bestuur van de
medische expertise]
of bij gerechtelijke
beslissing vereist wordt;
2°
[het Bestuur van de
medische expertise]
wanneer zij volgen uit een door de geneesheer van het slachtoffer
voorgeschreven behandeling.
§
3. De in artikel 4bis, § 2, bedoelde verplaatsingskosten en
overnachtingskosten worden betaald door het ministerie of de federale
overheidsdienst waaronder de dienst ressorteert waarbij het ongeval moet worden
aangegeven.
]
Art. 29.
§ 1. Voor de
toepassing van
[artikel 14, § 1, 4° ]
van de wet worden
[alle
besturen, diensten en inrichtingen
[bedoeld in artikel 1,
1°, 2° en 3°]
]
van dit besluit, geacht
een en dezelfde rechtspersoon te zijn.
Al hun
personeelsleden worden geacht daartoe te behoren.
[§ 1. bis. Voor de
toepassing van artikel 14, § 1, 4° , van de wet komen alle diensten in
aanmerking die zijn verricht in de besturen, diensten en verrichtingen
[bedoeld in artikel 1, 5°]
.]
§ 2. Voor de
toepassing van
[artikel 14, § 1, 4°]
van de wet, worden
[de
[in artikel 1, 6°]
van dit besluit
bedoelde gesubsidieerde onderwijsinrichtingen]
die onder eenzelfde
inrichtende macht ressorteren, geacht een en dezelfde inrichting te
zijn.
Tot het personeel van de gesubsidieerde
onderwijsinrichting waaronder de getroffene ressorteert, worden geacht te
behoren alle personeelsleden die onder eenzelfde inrichtende macht ressorteren.
[
§ 3. Voor de
toepassing van artikel 14, § 1, 4° van de wet, worden de
[in artikel 1, 7°]
van dit besluit
bedoelde gesubsidieerde centra en diensten die onder eenzelfde inrichtende
overheid ressorteren, geacht een en dezelfde inrichting te
zijn.
Tot het personeel van het gesubsidieerd
centrum of de gesubsidieerde dienst waaronder de getroffene ressorteert, worden
geacht te behoren alle personeelsleden die onder eenzelfde inrichtende overheid
ressorteren.
]
Art. 30.
[...]
Art. 31.
Voor de ongevallen overkomen
vóór of na de inwerkingtreding van dit besluit blijven uitwerking
hebben de verzekeringsovereenkomsten, de administratieve reglementen of welke
andere maatregelen ook genomen ten gunste van de getroffenen of van hun
rechthebbenden, die vóór de datum dezer inwerkingtreding zijn
beginnen te lopen.
De getroffenen of hun
rechthebbenden verkrijgen echter, alleszins, het voordeel van een vergoeding
gelijkwaardig aan die welke de toepassing van de wet tot gevolg zou hebben.
Art. 32.
[De personeelsleden onderworpen
aan dit besluit
[, andere dan de leerlingen en de personeelsleden in dienst genomen bij een overeenkomst voor beroepsopleiding,]
behouden tijdens de periode van tijdelijke ongeschiktheid de
bezoldiging verschuldigd op grond van hun arbeidsovereenkomst of hun wettelijk
of reglementair statuut.]
[
Art. 32bis.
Indien
[het Bestuur van de
medische expertise]
de getroffene geschikt acht om zijn ambt weder op te nemen
met verminderde prestaties, zowel tijdens de periode van tijdelijke
ongeschiktheid als na de consolidatie, mag
[...]
de getroffene zonder tijdsbeperking
en volgens de verdeling bepaald door
[het Bestuur van de
medische expertise]
zijn
ambt uitoefenen, onder voorbehoud nochtans dat de getroffene tenminste de helft
van de normale duur van een ambt met volledige prestaties kan volbrengen.
]
Art. 33.
§ 1. Opgeheven
worden :
1°
[...]
;
2° Artikel 11 van het besluit van de Regent van 30 april 1947
houdende vaststelling van het statuut van het tijdelijk personeel;
3° Artikel 10 van het besluit van de Regent
van 10 april 1948 houdende statuut van het tijdelijk werkliedenpersoneel;
4° Het koninklijk besluit van 22 april 1952
betreffende de vergoeding van de kosten van dokter, chirurg, apotheker,
ziekenhuis, prothese en orthopedie, voortspruitend uit arbeidsongevallen aan
vastaangestelde en stagedoende personeelsleden, overkomen in dienst of op de
weg naar en van het werk;
5° Artikel 32 van
het koninklijk besluit van 11 maart 1954 houdende statuut van het Korps
burgerlijke bescherming;
6° Het koninklijk
besluit van 22 april 1959 waarbij de bepalingen van het koninklijk besluit van
22 april 1952 toepasselijk worden verklaard op de leden van het
wetenschappelijk personeel van de wetenschappelijke en artistieke inrichtingen
van de Staat en op het personeel van het Rijksonderwijs;
7°
Het koninklijk besluit van 3 mei 1960 waarbij het bepaalde in het koninklijk
besluit van 22 april 1952 toepasselijk wordt verklaard op de leden van het
burgerlijk wetenschappelijk en het burgerlijk onderwijzend personeel van het
Ministerie van Landsverdediging;
8°
[...]
;
9° Het koninklijk besluit van 4 januari 1961 betreffende de
vergoeding van de kosten van dokter, chirurg, apotheker, ziekenhuis, prothese
en orthopedie voortspruitende uit de arbeidsongevallen aan vastaangestelde en
stagedoende gerechtelijke officieren en agenten overkomen in dienst of op de
weg naar of van het werk;
10° Het koninklijk
besluit van 22 juli 1964 waarbij de bepalingen van het koninklijk besluit van
22 april 1952 toepasselijk worden verklaard op de leden van het personeel der
rijksuniversiteiten en der met de universiteiten gelijkgestelde
rijksinstellingen;
11° Het koninklijk besluit
van 10 juni 1966 tot uitbreiding van het voordeel van de bepalingen van het
koninklijk besluit van 22 april 1952 betreffende de vergoeding van de kosten
van dokter, chirurg, apotheker, ziekenhuis, prothese en orthopedie
voortspruitende uit arbeidsongevallen overkomen in dienst of op de weg naar of
van het werk tot het administratief, vastaangesteld, stagedoend, tijdelijk en
hulppersoneel van de griffies van de parketten;
12° Het koninklijk besluit van 29 januari 1968 houdende
toekenning aan de personeelsleden van het Centrum voor Bevolkings- en
Gezinsstudiën van dezelfde voordelen toegekend aan de vastaangestelde en
stagedoende rijkspersoneelsleden bij het koninklijk besluit van 22 april 1952;
[13° Artikel 9, § 2, van het koninklijk
besluit van 24 december 1951 tot machtiging van de Minister van
Landsverdediging om voor een bepaald aantal betrekkingen bestemd voor
militairen van lagere graad aanvullingspersoneel aan te werven en tot
vaststelling van dezes statuut.]
§ 2. Het koninklijk
besluit van 3 maart 1953 tot regeling van de tussenkomst van de Staat in de
kosten van consult bij wijze van beroep tegen een beslissing van
[het Bestuur van de
medische expertise]
is niet toepasselijk op de aan dit besluit
onderworpen personeelsleden bij arbeidsongeval of bij ongeval op de weg naar en
van het werk.
Art. 34.
Onze Ministers zijn, ieder wat
hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
[
BIJLAGE
[
Medisch attest van genezing zonder blijvende arbeidsongeschiktheid
]
]
- (2):
Voor elke verergering na de
herzieningstermijn en vóór de inwerkingtreding van dit besluit
dd. 7-6-2007, is de verergeringsbijslag verschuldigd ten vroegste vanaf 1
januari 2006. Voor de toepassing hiervan, wordt de verergeringsdatum bewezen
door alle rechtsmiddelen. (K.B. 7-6-2007; Art. 19)
- (3):
De bedoelde overlijdensbijslag
is verschuldigd voor elk overlijden dat gebeurd is na 31 december 2005. (K.B.
7-6-2007; Art. 19)
- (1):
evenwel niet van toepassing op
de arbeidsongevallen, op de ongevallen op de weg naar en van het werk en de
beroepsziekten indien de datum van de consolidatie of het tijdstip waarop de
ongeschiktheid een blijvend karakter gaat vertonen, vóór 1 mei
1986 ligt.
- (1):
evenwel niet van toepassing op
de arbeidsongevallen, op de ongevallen op de weg naar en van het werk en de
beroepsziekten indien de datum van de consolidatie of het tijdstip waarop de
ongeschiktheid een blijvend karakter gaat vertonen, vóór 1 mei
1986 ligt.
- (1):
evenwel niet van toepassing op
de arbeidsongevallen, op de ongevallen op de weg naar en van het werk en de
beroepsziekten indien de datum van de consolidatie of het tijdstip waarop de
ongeschiktheid een blijvend karakter gaat vertonen, vóór 1 mei
1986 ligt.
- (1):
evenwel niet van toepassing op
de arbeidsongevallen, op de ongevallen op de weg naar en van het werk en de
beroepsziekten indien de datum van de consolidatie of het tijdstip waarop de
ongeschiktheid een blijvend karakter gaat vertonen, vóór 1 mei
1986 ligt.