VERWIJDERD : Koninklijk besluit betreffende de voldoend
geachte bekwaamheidsbewijzen in het buitengewoon voorschools- en lager
onderwijs.
goedkeuringsdatum
30 JULI 1975
publicatiedatum
B.S.29/08/1975
datum laatste wijziging
10/10/2000
COORDINATIE
K.B. 17-9-1976 - B.S. 29-10-1976
BOUDEWIJN, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 10 december 1974 houdende
wijziging van de wet van 29 mei 1959 en van de wet van 11 juli 1973 tot
wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, inzonderheid op
artikel 5;
Gelet op het koninklijk besluit van 27
oktober 1966 tot vaststelling van de schoolbevolkingsnormen in de kleuter- en
lagere scholen, zoals het werd gewijzigd;
Gelet
op het koninklijk besluit van 20 juni 1975 betreffende de voldoende geachte
bekwaamheidsbewijzen in het kleuter- en lager onderwijs;
Gelet
op het akkoord van Onze Staatssecretaris voor Begroting en voor
Wetenschapsbeleid, gegeven op 25 juli 1975;
Gelet
op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd door het koninklijk
besluit van 12 januari 1973, inzonderheid artikel 3;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Op de voordracht van Onze Ministers van Nationale Opvoeding,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.
Dit besluit is toepasselijk op de
personeelsleden bedoeld in artikel 5 van de voornoemde wet van 10 december 1974
houdende wijziging van de wet van 29 mei 1959 en van de wet van 11 juli 1973
tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving en die behoren
tot de categorie van het bestuurs- en onderwijzend personeel van de scholen en
de klassen voor buitengewoon voorschools- en buitengewoon lager onderwijs,
gesubsidieerd door de Staat.
Art. 2.
De bepalingen van de artikelen 2
tot 9 van het koninklijk besluit van 20 juni 1975 betreffende de voldoende
geachte bekwaamheidsbewijzen in het kleuter- en lager onderwijs zijn
toepasselijk op de personeelsleden, op de scholen en op de klassen, bedoeld in
artikel 1 hierboven.
[Nochtans zijn in artikel 6,
§ 5, 2e lid, de woorden "indien er geen enkel getuigschrift, brevet of
diploma in de betrokken specialiteit wordt uitgereikt" niet van toepassing.]
K.B.
van 17-9-1976
Art. 3.
In het hierbovenvermeld
koninklijk besluit van 20 juni 1975 worden de volgende wijzigingen aangebracht
:...
Art. 4.
De bepalingen van de artikelen 10
en 11 van het hoger vermeld koninklijk besluit van 20 juni 1975 zijn
toepasselijk.
Voor de personeelsleden, voor de
scholen en voor de klassen, bedoeld in artikel 1 hierboven :
1° wordt de volgende afkorting toegevoegd in § 3 van
artikel 10 : "GBOAK : Getuigschrift van bekwaamheid tot het opvoeden der
abnormale kinderen";
2° worden de volgende
ambten toegevoegd in de tabellen van artikel 11 :
Weddeschaal | Voldoende geachte
bekwaamheids-bewijzen |
| Bijzondere leermeester
heilgym-nastiek |
| Groep A |
van bijzondere leermeester VB/S tot
31 augustus 1973 vanaf 1 september 1973, van
kinesitherapeut in het Rijkson-derwijs met de prestaties van het paramedisch
personeel | a) gegradueerde in de
kinesi-therapie b) gegradueerde in de
kinesie c) licentiaat in de
kinesie d) GLSO (lichamelijke
opvoe-ding) |
| Groep B |
de erin vastgestelde
weddescha-len vanaf 1 september 1973 zijn de
prestaties die van het paramedisch personeel in het
Rijksonderwijs | Alle bekwaamheidsbewijzen opge-somd
in groep A voor het ambt van bijzondere leermeester lichamelijke
opvoeding |
| Bijzondere leermeester
logope-die |
| Groep A |
van bijzondere leermeester VB/S tot
31 augustus 1973 vanaf 1 september 1973, van
logopedist in het Rijksonder-wijs met de prestaties van het paramedisch
personeel | a) gegradueerde in de
logopedie b) assistent in de psychologie-logopedie
(diploma geviseerd door de Minister van Volksge-zondheid) c)
licentiaat in de logopedie |
| Bijzondere leermeester in de
inwijding in de muziek |
| Groep A |
van houder VB/S | a) bekwaamheidsdiploma tot het geven
van onderwijs in de muziek (koninklijke besluiten van 10 oktober 1938 (2de
graad); 12 juli 1974 (lager secundair); 25 september 1973 (lager
secundair)) |
van houder VB/S | b) GLSO (afdeling muzikale
opvoeding) van het Lemmensin-stituut of diploma van muziekpedagogie van het
I.M.S. te Namen |
van houder VB/S | c) laureaat van het
Lemmensin-stituut |
van houder B/S | d) eerste prijs van een koninklijk
conservatorium |
van houder B/S | e) bekwaamheidsdiploma of
getuigschrift tot het geven van onderwijs in de muziek (ministerieel besluit
van 8 maart 1945) |
van houder B/S | f) onderwijzer + GBOAK |
van houder B/S | g) kleuteronderwijzeres +
GBOAK |
| Groep B |
van houder B/S | h) prijs van uitmuntendheid van een
gemeentelijk conservatorium of van een muziekacademie van 1e
categorie |
van houder B/S | i) onderwijzer |
van houder B/S | j)
kleuteronderwijzeres |
van houder B/S | k) GLSO (andere
afdelingen) |
Art. 5.
De bepalingen van de artikelen
12, 13 en 14 van het hogervermeld koninklijk besluit van 20 juni 1975 zijn
toepasselijk op de personeelsleden, scholen en klassen, bedoeld in artikel 1
hierboven.
[Nochtans wordt voor het buitengewoon
voorschools- en lager onderwijs de datum 31 augustus 1971, vermeld in fine van
artikel 14 vervangen door de datum 31 maart 1974.]
K.B.
van 17-9-1976
Art. 6.
Voor een personeelslid, dat een
wervingsambt uitoefent, dat op 31 maart 1974 vast benoemd is in een
wervingsambt en vast erkend is, zo de erkenning bestaat, en dat niet in het
bezit is van de vereiste bekwaamheidsbewijzen, wordt de weddetoelage berekend :
1° volgens de bepalingen van het organiek
regime voorzien in sectie I van hoofdstuk II van het hogervermeld koninklijk
besluit van 20 juni 1975 en in artikel 4,2° van onderhavig besluit, indien
hij in het bezit is van een der daarin vermelde bekwaamheidsbewijzen.
Indien het bedrag van de aldus vastgestelde
weddetoelage lager is dan die welke het personeelslid genoot bij de uitoefening
van zijn ambt op 31 augustus 1973, behoudt hij in dat ambt de hoogste
weddetoelage tot wanneer hij volgens de organieke regeling ten minste een
gelijke weddetoelage bekomt;
2° in de
weddeschaal toegekend aan de houders van hetzelfde bekwaamheidsbewijs die
hetzelfde ambt uitoefenen in het Rijksonderwijs, zo hij niet kan genieten van
de bepaling, sub 1° hierboven.
Indien het
bedrag van de aldus vastgestelde weddetoelage lager is dan die welke het
personeelslid genoot bij de uitoefening van zijn ambt op 31 augustus 1973,
behoudt hij in ditzelfde ambt de hoogste weddetoelage tot wanneer hij bij
toepassing van deze bepaling ten minste een weddetoelage bekomt die gelijk is
aan die vastgesteld in de organieke regeling van 1° ;
3° in de weddeschaal van kleuteronderwijzeres, op elk ogenblik
verminderd met het bedrag van een tweejaarlijkse verhoging, indien het
personeelslid een ambt uitoefent waarvoor de houder van het vereiste
bekwaamheidsbewijs de wedde van kleuteronderwijzeres bekomt en zo zij het
voordeel van het hierboven sub 1° en 2° bepaalde niet kan genieten;
4° in de weddeschaal van onderwijzer, op elk
ogenblik verminderd met het bedrag van een tweejaarlijkse verhoging, indien het
personeelslid een ambt uitoefent waarvoor de houder van het vereist
bekwaamheidsbewijs de wedde van onderwijzer bekomt en zo hij het voordeel van
het hierboven sub 1° en 2° bepaalde niet kan genieten.
Art. 7.
Voor een personeelslid dat een
wervingsambt uitoefent dat niet in het bezit is van een vereist
bekwaamheidsbewijs, dat op 31 maart 1974 noch vast benoemd noch vast erkend is,
zo die erkenning bestaat, wordt de weddetoelage berekend :
- volgens de bepalingen van de organieke regeling voorzien in
sectie I van hoofdstuk II van het hogervermeld koninklijk besluit van 20 juni
1975 en in artikel 4, 2° van onderhavig besluit, indien hij een van de
daarin vermelde bekwaamheidsbewijzen bezit.
Indien de aldus vastgestelde
weddetoelage evenwel lager is dan die welke het personeelslid op [30 juni 1973]
genoot bij de uitoefening van zijn ambt en in de mate dat hij hetzelfde ambt
uitoefende, behoudt hij in dat ambt de hoogste weddetoelage tot wanneer hij
volgens de organieke regeling ten minste een gelijke weddetoelage bekomt;
K.B.
van 17-9-1976
- in de weddeschaal van kleuteronderwijzeres, indien hij niet in
het bezit is van een van de daarin vermelde bekwaamheidsbewijzen, en indien hij
in het Gesubsidieerd buitengewoon voorschools- en lager onderwijs in dienst
getreden is vóór 1 september 1973 en er sedertdien zonder
onderbreking in dienst is gebleven;
- in de weddeschaal van kleuteronderwijzeres indien hij niet in het
bezit is van een van de daarin vermelde bekwaamheidsbewijzen en indien hij in
het Gesubsidieerd buitengewoon voorschools- en lager onderwijs in dienst
getreden is na 31 augustus 1973. Deze bepaling is slechts toepasselijk tot 30
juni 1974.
Art. 8.
Voor een personeelslid, dat een
selectie- of een bevorderingsambt uitoefent, dat niet in het bezit is van een
van de bekwaamheidsbewijzen bedoeld in sectie II of sectie III van hoofdstuk II
van het hogervermeld koninklijk besluit van 20 juni 1975, volgens het ambt
uitgeoefend op 31 maart 1974, wordt de weddetoelage vastgesteld in de
weddeschaal voorzien door de bepalingen van artikel 12, § 2 of van artikel
13, § 2, van genoemd hoofdstuk, naargelang van het geval :
§ 1. Zonder tijdsbeperking indien hij op 31 maart 1974 vast
benoemd is in het betrokken ambt of indien zijn benoeming erkend was, zo die
erkenning bestaat;
§ 2. Zolang hij het bedoelde ambt zonder onderbreking blijft
uitoefenen, indien hij het uitoefende op 31 augustus 1971, zonder erin vast
benoemd te zijn;
§ 3. Zolang hij het bedoelde ambt zonder onderbreking
uitoefent, indien hij dit ambt heeft opgenomen tijdens de periode van 1
september 1971 tot 31 augustus 1973, en voorzover hij houder is van een
bekwaamheidsbewijs ten minste behorend tot de groep B voor een van de
wervingsambten dat in het rijksonderwijs toegang geeft tot het bedoelde
ambt;
§ 4. Tot 30 juni 1974 indien § 3 op hem niet
toepasselijk is.
Art. 9.
§ 1. Voor de toepassing van de bepalingen van de artikelen 9
en 14 van het hogervermeld koninklijk besluit van 20 juni 1975 en van de
artikelen 7 en 8 van het onderhavig besluit, worden niet als dienstonderbreking
beschouwd : de vakantieperiodes, de militaire dienst, de periodes van
wederoproeping, de ziekte- of bevallingsverloven, de borstvoedingsverloven, de
verloven van korte duur met behoud van de weddetoelage ter gelegenheid van
sommige gebeurtenissen van familiale of sociale aard, alsook de verloven zonder
behoud van weddetoelage voor een maximum duur van acht werkdagen per
schooljaar.
§ 2. Wanneer de personeelsleden, bedoeld in §§ 2 en
3 van artikel 8 hierboven, vast benoemd zijn en wier benoeming erkend is, zo de
erkenning bestaat, worden de bepalingen van § 1 van voornoemd artikel op
hen van toepassing.
Art. 10.
De bepalingen van de artikelen 20
tot 24 van het hogervermeld koninklijk besluit van 20 juni 1975 zijn
toepasselijk op de in artikel 1 van onderhavig besluit bedoelde
personeelsleden, scholen en afdelingen, met dien verstande echter dat voor deze
personeelsleden, scholen en klassen, de datum van 31 augustus 1971, bepaald in
artikel 20, vervangen wordt door 31 augustus 1973.
Art. 11.
De
bepalingen van het hogervermeld koninklijk besluit van 20 juni 1975, alsmede de
bepalingen van onderhavig besluit kunnen geen aanleiding geven tot een
herziening van de weddetoelage uitgekeerd ten voordele van de in onderhavig
besluit bedoelde personeelsleden voor de periode van 1 september 1958 tot 31
augustus 1973. Deze laatste datum wordt echter 31 augustus 1971 voor de
bijzondere leermeesters heilgymnastiek en logopedie.
Art. 12.
Onze Ministers van Nationale
Opvoeding zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit
dat uitwerking heeft op 1 september 1973, met uitzondering van de volgende
bepalingen van het hogervermeld koninklijk besluit van 20 juni 1975 wanneer zij
toepasselijk zijn op de in onderhavig besluit bedoelde personeelsleden, scholen
en klassen :
- heeft uitwerking op 1 april [1974] artikel
6;
K.B.
van 17-9-1976
- heeft uitwerking op 1 september 1958 en houdt op van kracht te
zijn op 1 september 1973 :artikel 20,
§§ 1, 3 en 5;
- heeft uitwerking op 1 september 1958 en houdt op van kracht te
zijn op 1 september 1967 :artikel 20, § 4.
BIJLAGE MINISTERIE VAN NATIONALE Per aangetekende brief
te ver-
OPVOEDING zenden naar het adres hiernaast
EN NEDERLANDSE CULTUUR uiterlijk op de 30e dag na
in-
diensttreding van het perso-
neelslid.
Bestuur van het Basis- Voor elk ambt moet een afzonder-
Onderwijs lijk attest ingediend worden.
Weddedienst
Arcadengebouw - 6e verdieping
Rijksadministratief Centrum,
1010
Brussel
Hoofdtoezichtsgebied ..............
Schoolkanton ......................
Provinciale lagere school (1) .....
Gemeentelijke kleuterschool (1).... Gemeente
..............
Vrij
.............................. Straat en nummer.......
BETREFT : Verklaring betreffende de
aanwerving van een houder van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs uit de
groep B, of van een ander bekwaamheidsbewijs.
De
ondergetekende, vertegenwoordiger van de inrichtende overheid (2) van de
bovenvermelde school die een betrekking moet begeven van :
- klassetitularis (1) .............met ...........uren/week.
- leermeester (1) .................met
...........uren/week.
VERKLAART :
1° de prestaties,
die deze betrekking omvat te hebben aangeboden aan de personeelsleden vermeld
op keerzijde, die ze geweigerd hebben;
2° in
de onmogelijkheid te zijn geweest een kandidaat aan te werven met het vereiste
bekwaamheidsbewijs of met een bekwaamheidsbewijs dat behoort tot de groep A,
ondanks volgende maatregelen :
.................................................
3° derhalve te hebben aangeworven, de heer/Mevr./Mej.
(1)..................geboren op ........., te .................
betrokkene, die in dienst getreden is op
......................
is houder van volgende
bekwaamheidsbewijzen :
...............................................................
...............................................................
(eventueel) :
heeft nuttige ervaring in de specialiteit van het te onderwijzen
vak...................van .................jaar.
van .......................................jaar.
Huidige prestaties in het onderwijs (ambt(en) en aantal
uren/week).
Vorige diensten in het onderwijs :
...............................................................
...............................................................
Deze aanwerving is één van de
gevallen bedoeld in het koninklijk besluit van 20 juni 1975.
1° artikel 6, § 2 a)
......................ja neen (1)
b)
......................ja neen (1)
c)
......................ja neen (1)
2° artikel
6, § 5 ......................ja neen (1)
3° artikel 6, § 6 ......................ja neen (1)
(eventueel : datum van de gunstige adviezen reeds
uitgebracht door de Commissie).
Personeelsleden van de betrokken inrichting, die houder zijn van
een vereist bekwaamheidsbewijs of van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs
van groep A, voor het ambt gepreciseerd op de voorzijde en die in het onderwijs
met volledig leerplan een hoofdambt met onvolledige prestaties
uitoefenen. |
Naam, voornaam Handtekening Datum na
weigering |
1.
...................................................... 2.
...................................................... Enz.
.................................................... |
Datum :
De inrichtende overheid,
Handtekening,
___________________
(1) Doorhalen wat niet past.
(2) Cfr
omzendbrief d.d. 31 augustus 1965, ref. L.O. 14/65Ne 202/2 betreffende de
verklaring van de inrichtende overheid.
- (1):
Voor zover het bekwaamheidsbewijzen
vaststelt, opgeheven wat de instellingen, instituten, semi-internaten en
personeelsleden betreft, waarop het Besluit van de Vlaamse Regering; Art. 19,
dd. 31-7-1990, van toepassing is.