Decreet tot oprichting van onderhandelingscomités in
het vrij gesubsidieerd onderwijs.
goedkeuringsdatum
05 APRIL 1995
publicatiedatum
B.S.08/06/1995
datum laatste wijziging
18/08/2023
COORDINATIE
(1)
Decr. van 18/05/1999 (B.S. 31/08/1999)
detail
Decreet betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding ;
(2)
Decr. van 01/12/1998 (B.S. 10/04/1999)
detail
Decreet betreffende het onderwijs XI ;
(3)
Decr. van 10/07/2003 (B.S. 24/10/2003)
detail
Decreet betreffende het landschap basisonderwijs ;
(4)
B.Vl.R. van 17/12/2010 (B.S. 24/06/2011)
detail
Gecodificeerde decreten betreffende het secundair onderwijs [citeeropschrift: "Codex Secundair Onderwijs"] ;
(5)
Decr. van 21/12/2012 (B.S. 19/02/2013)
detail
Decreet betreffende het onderwijs XXII ;
(6)
Decr. van 15/03/2019 (B.S. 08/05/2019)
detail
Decreet tot uitvoering van maatregelen betreffende het onderwijs uit cao XI vanaf het schooljaar 2019-2020 ;
(7)
Decr. van 03/07/2020 (B.S. 24/08/2020)
detail
Decreet over het onderwijs XXX ;
(8)
Decr. van 09/07/2021 (B.S. 26/08/2021)
detail
Decreet over het onderwijs XXXI ;
(9)
Decr. van 05/05/2023 (B.S. 02/08/2023)
detail
Decreet over leersteun ;
(10)
Decr. van 16/06/2023 (B.S. 14/08/2023)
detail
Decreet over de onderwijsinternaten ;
De Vlaamse Raad heeft aangenomen en Wij,
regering, bekrachtigen hetgeen volgt :
HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen
Artikel 1.
Dit decreet regelt een
aangelegenheid bedoeld in artikel 127 van de Grondwet.
Art. 2.
De bepalingen van dit decreet
zijn van toepassing op :
1° de vrije door de
Vlaamse gemeenschap gesubsidieerde :
-
instellingen van het kleuteronderwijs, lager onderwijs, basisonderwijs en
secundair onderwijs;
-
[centra voor volwassenenonderwijs;]
- instellingen
van het deeltijds kunstonderwijs;
-
[onderwijsinternaten]
;
[-
[centra voor
leerlingenbegeleiding]
]
[- leersteuncentra als vermeld in artikel 20, §1, van het decreet van 5 mei 2023 over
leersteun;]
2° de personeelsleden tewerkgesteld in de instellingen bedoeld
in 1°.
Art. 3.
Voor toepassing van dit
decreet wordt verstaan onder :
1° Centraal
Paritair Comité : het Centraal Paritair Comité zoals bedoeld in
artikel 2, § 1, 1° , van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de
rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de
gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra;
2° LOC : Lokaal onderhandelingscomité.
HOOFDSTUK II. - Overkoepelend
onderhandelingscomité
Art. 4.
De Vlaamse regering richt een
overkoepelend onderhandelingscomité op voor de personeelsleden bedoeld
in artikel 2, 2° , van dit decreet.
Art. 5.
Het overkoepelend
onderhandelingscomité wordt opgericht bij het Ministerie van de Vlaamse
Gemeenschap, departement Onderwijs. De Vlaamse minister bevoegd voor onderwijs
is er voorzitter van.
Art. 6.
Het overkoepelend
onderhandelingscomité is samengesteld uit :
1° een afvaardiging van de Vlaamse minister bevoegd voor
onderwijs;
2° een afvaardiging van iedere
representatieve vakorganisatie;
3° een
afvaardiging van iedere representatieve groepering van de inrichtende machten.
Art. 7.
Om zitting te hebben in het
overkoepelend onderhandelingscomité worden als representatief beschouwd
:
1° personeelsverenigingen van het
gesubsidieerd vrij onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra aangesloten
bij een in de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen vertegenwoordigde
syndicale organisatie zoals bedoeld in artikel 2, § 1, van het decreet van
27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het
gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde PMS-centra;
2°
de groeperingen van inrichtende machten die op basis van artikel 2 van het
decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige
personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde
psycho-medisch-sociale centra als representatief beschouwd worden.
Art. 8.
Het overkoepelend
onderhandelingscomité onderhandelt over :
1° de grondregelen ter zake van :
a) het administratief statuut, met inbegrip van de vakantie- en
verlofregeling;
b) de
bezoldigingsregeling;
c) de betrekkingen met de
vakorganisaties en de inrichtende machten;
d) de
organisatie van de sociale diensten.
De in 1°
bedoelde grondregelen zijn de grondregelingen zoals bepaald in de artikelen 3,
4, 6 en 7 van het koninklijk besluit van 29 augustus 1985 tot aanwijzing van de
grondregelingen in de zin van artikel 2, § 1, 1° , van de wet van 19
december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de
vakbonden van haar personeel;
2° de
verordeningsbepalingen, algemene maatregelen van inwendige orde en algemene
richtlijnen met het oog op de latere vaststelling van de personeelsformatie of
inzake arbeidsduur en organisatie van het werk.
Art. 9.
De conclusies van de
onderhandelingen in het overkoepelend onderhandelingscomité worden
vermeld in een protocol waarin ofwel het eenparig akkoord van de afvaardiging
van de overheid, van de afgevaardigden van de representatieve vakorganisaties
en van de afgevaardigden van de representatieve groeperingen van de inrichtende
machten, ofwel hun respectieve standpunten worden opgetekend.
Art. 10.
De maatregelen die na
onderhandeling worden genomen vermelden de datum van het protocol bedoeld in
artikel 9 van dit decreet.
Art. 11.
De Vlaamse regering bepaalt
de nadere regelen met betrekking tot de samenstelling en de werking van het
overkoepelend onderhandelingscomité.
HOOFDSTUK III. - De lokale
onderhandelingscomités
Afdeling 1. - Algemeen
Art. 12.
§ 1.
[Iedere inrichtende macht richt voor elk van haar scholen en centra een LOC
op. Iedere inrichtende macht richt voor elk van haar centra voor leerlingenbegeleiding een LOC op. Iedere inrichtende macht richt voor elk van haar leersteuncentra
een LOC op.]
§ 2. In
afwijking van § 1 kan de inrichtende macht na akkoord met de
afgevaardigden van de representatieve vakorganisaties van elke betrokken school
:
- één LOC oprichten per
pedagogische entiteit;
- één LOC
oprichten per maximum 5 scholen samen die behoren tot haar inrichtende
macht;
[-
[een LOC oprichten voor alle scholen
van de inrichtende macht die tot dezelfde scholengemeenschap van het
basisonderwijs of van het secundair onderwijs behoren.]
]
§ 3. De per
school opgerichte LOC's kunnen overeenkomen een gemeenschappelijk LOC op te
richten.
Die overeenkomst geldt voor de duur van
het mandaat van de samenstellende lokale onderhandelingscomités en bevat
de aangelegenheden waarvoor het gemeenschappelijk LOC bevoegd is, maar houdt
niet in dat de samenstellende LOC's ophouden te bestaan.
[
§ 4. In
afwijking van §§ 1, 2 en 3 wordt in de scholengemeenschap van het
secundair onderwijs voor de scholen van eenzelfde pedagogische entiteit,
één LOC opgericht.
Dit LOC kan ook
andere scholen omvatten, behorend tot diezelfde pedagogische entiteit, op
voorwaarde dat de scholengemeenschap van het secundair onderwijs met deze
scholen een samenwerkingsakkoord heeft gesloten en de afgevaardigden van de
representatieve vakorganisaties van elke betrokken school hiermee akkoord
gaan.
]
Art. 13.
§ 1. Met
school wordt bedoeld een pedagogisch geheel, al dan niet verspreid over
één of meer gebouwen en gevestigd op één of meer
adressen waar onderwijs georganiseerd wordt en dat onder het gezag staat van
één directeur.
§ 2. Met
pedagogische entiteit wordt bedoeld het geheel van scholen die afhangen van
eenzelfde inrichtende macht en die in eenzelfde gebouwencomplex gelegen
zijn.
[§3. In afwijking van paragraaf 1 wordt een scholengemeenschapsinstelling, zoals vermeld in artikel 125duodecies2 van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs en artikel 63/1 van de Codex Secundair
Onderwijs, ook beschouwd als school.]
Afdeling 2. - Samenstelling
Art. 14.
§ 1. Elk
LOC is samengesteld uit een gelijk aantal vertegenwoordigers van :
1° de inrichtende macht;
2° het personeel.
§ 2. Het
aantal mandaten per geleding is vastgesteld op minimum twee en maximum acht.
Zijn er meer dan vijfentwintig personeelsleden, dan komt er boven het in deze
paragraaf bepaalde minimum één effectieve afgevaardigde bij per
begonnen schijf van vijfentwintig
personeelsleden.
Art. 15.
§ 1. De
afgevaardigden van de representatieve vakorganisaties kunnen overeenkomen het
aantal effectieve afgevaardigden te beperken.
§ 2. Er zijn
evenveel opvolgers als effectieve leden.
Art. 16.
De vertegenwoordigers van
de inrichtende macht worden door de inrichtende macht gekozen uit personen die
bevoegd zijn om de inrichtende macht te verbinden.
De directeur van een school voor kleuter-, lager of basisonderwijs
is de permanente adviseur van het LOC.
In de
andere scholen kan de directeur aangeduid worden als vertegenwoordiger van de
inrichtende macht, zoniet is hij permanent adviseur van het LOC.
Art. 17.
§ 1. De
vakbondsafgevaardigde is van rechtswege vertegenwoordiger van het personeel in
het LOC op voorwaarde dat zijn vakorganisatie een aantal bijdrageplichtige
leden telt dat tenminste 10 percent vertegenwoordigt van het aantal
personeelsleden van de school of scholen behorend tot het LOC.
Het behalen van de 10 percent wordt bewezen bij de voorzitter van
het Centraal Paritair Comité.
§ 2. Indien
er in het LOC meer mandaten te begeven zijn dan er vakbondsafgevaardigden
kunnen aangeduid worden overeenkomstig § 1, worden de overige mandaten
toegewezen door verkiezingen overeenkomstig de artikelen 18 en 19 van dit
decreet.
§ 3. Indien
er in het LOC een kleiner aantal mandaten te begeven is dan er
vakbondsafgevaardigden zijn die krachtens § 1 deel uitmaken van het LOC,
dan zetelen al deze afgevaardigden in het LOC met dien verstande dat het
maximum van acht mandaten gerespecteerd dient te
blijven.
Art. 18.
§ 1. De
vertegenwoordigers van het personeel die bedoeld worden in artikel 17, §
2, worden door de personeelsleden van de betrokken onderwijsinstelling
verkozen. In principe zijn alle personeelsleden, met uitzondering van de
directeur, stemgerechtigd en verkiesbaar.
§ 2. De
kandidaten worden voorgedragen op lijsten ingediend door de
personeelsverenigingen zoals bepaald in artikel 7, § 1, of door een
vakorganisatie die een aantal bijdrageplichtigen telt dat tenminste 10 percent
vertegenwoordigt van het aantal personeelsleden van de school of scholen
behorend tot het LOC.
Art. 19.
De kandidaten worden in
volgorde van hun stemmenaantal verkozen. Bij gelijk aantal stemmen wordt
voorrang gegeven aan de kandidaat met de grootste anciënniteit in de
betrokken instelling of instellingen.
De
kandidaten die niet werden verkozen worden, in volgorde van hun stemmenaantal,
als opvolger aangewezen.
Art. 20.
Het mandaat in de LOC's
duurt vier jaar en is hernieuwbaar.
Art. 21.
§ 1. Aan
het mandaat in de LOC's komt een einde wanneer het lid :
1°
niet opnieuw wordt verkozen of gekozen;
2°
niet langer voldoet aan de voorwaarden van de geleding waarvan hij deel
uitmaakt;
3° ontslag neemt;
4° in een toestand van onverenigbaarheid komt.
§ 2. Bij een
betwisting over 4° van § 1 beslist het Centraal Paritair
Comité. In afwachting van die beslissing blijft betrokkene zijn mandaat
uitoefenen.
Art. 22.
Het LOC stelt een
reglement voor de verkiezingen van de vertegenwoordigers van het personeel op.
Indien er binnen een termijn van
één jaar na de oprichting van het LOC geen akkoord is over een
kiesreglement, is het model van kiesreglement opgesteld door het Centraal
Paritair Comité van toepassing.
Afdeling 3. - Werking
Art. 23.
§ 1. Het
LOC wordt voorgezeten door de voorzitter of een afgevaardigde van de
inrichtende macht.
§ 2. Het
secretariaat van het LOC wordt waargenomen door een secretaris die onder en
door de vertegenwoordigers van het personeel wordt
gekozen.
Art. 24.
§ 1. Na de
oprichting stelt elk LOC een huishoudelijk reglement op.
Dat
huishoudelijk reglement bepaalt minimaal :
1°
het aantal bijeenkomsten met een minimum van vijf per jaar;
2° de wijze en de termijn van bijeenroeping;
3° de wijze van mededeling van de documenten;
4° de termijn voor de inschrijving van een materie op de
agenda door een vertegenwoordiger van het personeel;
5° de taak van de voorzitter;
6° de taak van de secretaris;
7° de wijze van besluitvorming en de stemming;
8° de faciliteiten voor de vertegenwoordigers
van het personeel;
9° de wijze van
communicatie met de
[schoolraad]
inzonderheid de wijze van communicatie wat
betreft de wederzijdse agenda's;
10° de
onverenigbaarheden bedoeld in artikel 21, § 1, van dit decreet;
11° de wijze waarop en de gevallen waarin de
geledingen technische adviseurs kunnen laten deelnemen aan de vergaderingen.
§ 2. Indien
er binnen een termijn van drie maanden na de oprichting van het LOC geen
akkoord is over een huishoudelijk reglement, is het model van huishoudelijk
reglement opgesteld door het Centraal Paritair Comité van
toepassing.
Art. 25.
Een materie wordt op de
agenda van het LOC geplaatst op initiatief van de inrichtende macht of van
één of meerdere vertegenwoordigers van het personeel.
Afdeling 4. - Bevoegdheden
Art. 26.
De LOC's hebben
informatierecht, onderhandelingsbevoegdheid, toezichtsbevoegdheid en
bemiddelingsbevoegdheid.
Onderafdeling A. -
Informatierecht
Art. 27.
De LOC's hebben ten
minste jaarlijks recht op inlichtingen in verband met de tewerkstelling.
Deze inlichtingen hebben betrekking op :
1° inlichtingen over de evolutie van het
aantal leerlingen en de weerslag ervan op tewerkstelling en infrastructuur;
2° inlichtingen over de structuur van de
scho(o)l(en) inclusief over de fusies, overname, sluiting, uitbreiding,
rationalisering of andere belangrijke structuurwijzigingen waarover de
inrichtende macht onderhandelingen of besprekingen voert, en de weerslag
daarvan op de evolutie van de tewerkstelling;
3° inlichtingen over het personeelsverloop.
[4°
[het aantal tijdelijke personeelsleden met een aanstelling voor bepaalde duur dat:
- het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur verwerft op basis van een positieve
beoordeling of dat geen beoordeling heeft gekregen;
- het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur nog niet verwerft wegens een beoordeling
met werkpunten, met binnen die groep een opsplitsing tussen de personeelsleden die daarna een nieuwe
aanstelling verkrijgen en de personeelsleden die daarna geen nieuwe aanstelling verkrijgen;
- het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur niet verwerft wegens een negatieve
beoordeling.
Deze gegevens worden verstrekt per school.
]
]
Art. 28.
De LOC's hebben ten
minste jaarlijks recht op inlichtingen in verband met de inrichtende macht en
de scho(o)l(en).
Deze inlichtingen betreffen :
1° basisinformatie over de juridische vorm
van het statuut en de samenstelling van de inrichtende macht;
2° inlichtingen over de eventuele wijzigingen aan het statuut
en de samenstelling van de inrichtende macht;
3° basisinformatie over de positie van de scho(o)l(en);
- het organogram van de
scho(o)l(en);
- de lijst van de
onderwijsinrichtingen van gelijk niveau en/of met dezelfde aangeboden
studierichtingen die in de streek gevestigd zijn;
- het beleid inzake recrutering van leerlingen en informatie aan
de ouders;
- de aanbevelingen en conclusies uit
het doorlichtingsverslag van de inspectie.
Art. 29.
De LOC's hebben ten
minste jaarlijks recht op inlichtingen in verband met het financieel beleid van
de scho(o)l(en).
Deze inlichtingen betreffen :
1° de ontvangen toelagen;
2° de inkomsten voortvloeiend uit initiatieven voor steun aan
de scholen;
3°
[de persoonlijke bijdrage
in onderwijsinternaten]
,
maaltijdtickets, bij- en naschoolse activiteiten;
4° alle andere inkomsten;
5°
de jaarrekeningen van het laatste kalenderjaar;
6° de overeenkomsten en akkoorden die fundamentele en duurzame
gevolgen hebben voor de toestand van de scho(o)l(en).
Art. 30.
De LOC's hebben recht
op inlichtingen in verband met de infrastructuur van de scho(o)l(en).
Art. 31.
De inrichtende macht
moet aan de leden van de LOC's inlichtingen verstrekken in verband met
gebeurtenissen of interne beslissingen die een belangrijke weerslag kunnen
hebben voor haar personeel.
Onderafdeling B. -
Onderhandelingsbevoegdheid
Art. 32.
In de LOC's
onderhandelen de inrichtende macht en de vertegenwoordigers van het personeel
over de aanvullende regelen ter zake van :
1°
de algemene principes van het personeelsbeleid;
2° de aard en duur van het dienstverband;
3° de rechten en plichten, onverenigbaarheden en
verbodsbepalingen, regeling van cumulaties met andere ambten, betrekkingen of
bezigheden;
4° de
aansprakelijkheidsreglementering;
5° de
regeling inzake evaluatie van het personeel;
6° het algemeen beleid inzake de verloven en deeltijdse
arbeid;
7° het navormingsbeleid van
personeelsleden;
8° de maatregelen van
inwendige orde;
9° de richtlijnen en de
regelen inzake de prestatieregeling;
10° de
projecten en maatregelen die van aard zijn de omstandigheden en voorwaarden
waarin het werk in de school wordt uitgevoerd, te wijzigen;
11° het opstellen en het wijzigen van een arbeidsreglement.
Art. 33.
De afwezigheid van
één of meer regelmatig opgeroepen leden maakt de onderhandelingen
niet ongeldig.
Art. 34.
§ 1. De
conclusies van iedere onderhandeling worden vermeld in een protocol waarin
ofwel het eenparig akkoord van de afvaardiging van de inrichtende macht en van
de vertegenwoordigers van het personeel, ofwel hun respectieve standpunten
worden opgetekend.
§ 2.
[Het LOC stelt het arbeidsreglement op en brengt wijzingen aan in een bestaand arbeidsreglement.
De leden van het (gemeenschappelijk) LOC hebben het recht om ontwerpen van arbeidsreglement of van wijziging
in een bestaand arbeidsreglement voor te stellen aan het (gemeenschappelijk) LOC.
Deze ontwerpen of voorstellen van wijzigingen worden door de voorzitter van het (gemeenschappelijk) LOC aan
elk lid van het (gemeenschappelijk) LOC medegedeeld. Zij worden bovendien tegelijk ter kennis van de
personeelsleden gebracht door aanplakking op een zichtbare en toegankelijke plaats binnen de school, het centrum of
het
[onderwijsinternaat]
.
Deze ontwerpen of voorstellen van wijzigingen worden door de voorzitter van het (gemeenschappelijk) LOC op
de agenda van het (gemeenschappelijk) LOC geplaatst. Het (gemeenschappelijk) LOC waarin de onderhandelingen
over het arbeidsreglement plaatvinden wordt ten vroegste vijftien kalenderdagen en uiterlijk dertig kalenderdagen na
de aanplakking bijeengeroepen.
De onderhandelingen over het arbeidsreglement leiden tot een eenparig akkoord dat wordt afgesloten met een
protocol van akkoord. Als de onderhandelingen niet leiden tot een eenparig akkoord worden de onderhandelingen
afgesloten met een protocol dat de betwiste punten vermeldt.
De voorzitter van het (gemeenschappelijk) LOC bezorgt
dit protocol binnen de vijftien kalenderdagen aan de voorzitter van het Centraal Paritair Comité.
De voorzitter van het Centraal Paritair Comité duidt binnen een termijn van dertig kalenderdagen na ontvangst
van het protocol dat de betwiste punten bevat, vier leden van het Centraal Paritair Comité aan, waarvan twee
vertegenwoordigers van een werkgeversorganisatie en twee vertegenwoordigers van een werknemersorganisatie. Zij
trachten de uiteenlopende standpunten binnen een termijn van dertig kalenderdagen te verzoenen.
Als zij de standpunten niet kunnen verzoenen, stellen ze binnen de vijftien kalenderdagen een proces-verbaal van
niet-verzoening op. Het protocol en het proces-verbaal van niet-verzoening worden door de voorzitter van het
(gemeenschappelijk) LOC bezorgd aan de voorzitter van het Centraal Paritair Comité.
Tijdens de eerstvolgende vergadering doet het Centraal Paritair Comité een laatste verzoeningspoging. Als er geen
verzoening mogelijk is, worden de geschillen door het Centraal Paritair Comité beslecht. Deze beslissing kan enkel
genomen worden bij meerderheid van 75 pct. van de leden.
Binnen de acht kalenderdagen wordt de beslissing van het Centraal Paritair Comité overgemaakt aan de voorzitter
van het (gemeenschappelijk) LOC.
Het arbeidsreglement dat berust op een akkoord of dat eventueel ingevolge een beslissing van het Centraal Paritair
Comité gewijzigd is, treedt vijftien kalenderdagen na de datum van het akkoord of van de beslissing in werking, tenzij
een andere datum voor de inwerkingtreding is vastgesteld.
]
[§ 3. De procedure bepaald in paragraaf 2 is niet van toepassing indien gebruikgemaakt wordt van de bepalingen
voor de wijzigingen opgenomen in van artikel 14 van de wet van 8 april 1965 en de wijziging van de namen van de
leden van het lokaal onderhandelingscomité.]
[§ 4. Afdeling 3 van de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen is niet van toepassing op
scholen, centra en
[onderwijsinternaten]
waar een (gemeenschappelijk) LOC werd opgericht.]
Art. 35.
De maatregelen die na
onderhandeling worden genomen door de inrichtende macht vermelden de datum van
het protocol bedoeld in artikel 34 van dit decreet.
In geval van een eenparig akkoord kan de inrichtende macht geen
maatregelen nemen die afwijken van het protocol.
Onderafdeling C. -
Toezichtsbevoegdheid
Art. 36.
De LOC's zien toe op
de toepassing van de sociale wetgeving en van de sociale en administratieve
reglementeringen voortvloeiend uit de onderwijswetgeving.
Onderafdeling D. -
Bemiddelingsbevoegdheid
Art. 37.
De LOC's kunnen
bemiddelen bij elk geschil of elke betwisting van collectieve aard die zich in
de school of scholen voordoet of dreigt te ontstaan.
[HOOFDSTUK IIIbis. -
[Onderhandelingscomité
van de scholengemeenschap van het basisonderwijs en het secundair
onderwijs.]
]
[
Art. 37bis.
Er wordt één LOC
opgericht per scholengemeenschap,
[zoals bedoeld in
hoofdstuk VIIIbis van
het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs en]
zoals bedoeld in
[de reglementaire bepalingen inzake
scholengemeenschappen van de codificatie betreffende het secundair
onderwijs]
. Dit LOC is bevoegd om te onderhandelen
over de aangelegenheden waarvoor de scholengemeenschap bevoegd is.
]
[
Art. 37ter.
§ 1. Het aantal
leden per geleding in het LOC van de scholengemeenschap bedraagt minimum 4.
§ 2.
Onverminderd § 1 duidt elke geleding van elk LOC van de scholen van de
scholengemeenschap één persoon aan als lid van het LOC van de
scholengemeenschap. In onderling akkoord tussen de betrokken geledingen kan
hiervan worden afgeweken zonder de pariteit tussen de geledingen te
verbreken.
§ 3. Bij
ontstentenis van een LOC per school of per pedagogische entiteit wordt
één persoon per geleding per ondernemingsraad van de scholen, die
behoren tot de scholengemeenschap, lid van het LOC van de scholengemeenschap.
In onderling akkoord kan hiervan worden afgeweken zonder de pariteit tussen de
geledingen te verbreken.
§ 4. Worden alle
scholen van de scholengemeenschap beheerd door éénzelfde
inrichtende macht en is er op het niveau van de scholengemeenschap
één ondernemingsraad opgericht, dan oefent deze ondernemingsraad
eveneens de bevoegdheden uit van het onderhandelingscomité op niveau van
de
scholengemeenschap.
]
HOOFDSTUK IV. - Rechten en plichten van de
vertegenwoordigers van het personeel in de LOC's en specifieke rechten en
plichten van de vakbondsafgevaardigden
Afdeling 1. - Rechten en plichten van de
vertegenwoordigers van het personeel in de lokale
onderhandelingscomités
Art. 38.
De vertegenwoordigers van
het personeel kunnen de voorzitter van het LOC verzoeken het comité
samen te roepen en kunnen te behandelen materies op de dagorde plaatsen.
Art. 39.
De vertegenwoordigers van
het personeel kunnen mondeling en schriftelijk, onder eigen
verantwoordelijkheid, alle informatie verstrekken die nuttig is voor het
personeel en van professionele en syndicale aard is.
Schriftelijke mededelingen mogen in de school aangeplakt worden op
de daartoe aangewezen plaatsen, mits ze vooraf door de directie gezien zijn.
Informatievergaderingen voor het personeel mogen,
mits mededeling aan de directie, in de school, maar buiten de schooluren
georganiseerd worden.
Art. 40.
De vertegenwoordigers van
het personeel kunnen bij de inrichtende macht stappen zetten in het
gemeenschappelijk belang van het personeel.
Art. 41.
De vertegenwoordigers van
het personeel hebben het recht om deel te nemen aan vormingsdagen die
georganiseerd zijn door de representatieve vakorganisaties.
De vakorganisaties delen ten minste één maand op
voorhand de data van de vormingsdagen mee aan de inrichtende macht. Het aantal
vormingsdagen per jaar wordt vastgesteld op maximum drie dagen.
Art. 42.
De vertegenwoordigers van
het personeel krijgen de nodige faciliteiten om hun taak uit te oefenen. Die
faciliteiten worden vastgelegd in het huishoudelijk reglement van het LOC.
Art. 43.
De vertegenwoordigers van
het personeel zijn tot discretie gehouden over feiten en bescheiden van
vertrouwelijke aard.
Art. 44.
§ 1. De
vertegenwoordigers van het personeel kunnen voor daden gesteld in de
uitoefening van hun mandaat geen tuchtsancties oplopen zoals bedoeld in artikel
64 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige
personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde
psycho-medisch-sociale centra.
§ 2. Het
mandaat van de vertegenwoordigers van het personeel van de categorie meester-,
vak- en dienstpersoneel mag geen aanleiding geven tot benadeling, noch tot
bijzondere bevoordeling. Zij genieten de normale promoties en voordelen van de
categorie waartoe zij behoren.
§ 3. De
personen bedoeld in § 2 kunnen slechts worden ontslagen om dringende reden
of om economische of technische reden. Voor de toepassing hiervan geldt als
ontslag :
1° elke beëindiging van de
arbeidsovereenkomst door de inrichtende macht, met of zonder vergoeding, al dan
niet met naleving van een opzegging, die ter kennis wordt gebracht gedurende de
periode bedoeld in § 4;
2° elke
beëindiging van de arbeidsovereenkomst door het personeelslid wegens
feiten die een reden uitmaken die ten laste van de inrichtende macht kan gelegd
worden.
§ 4. De
personen bedoeld in § 2 genieten het voordeel van de bepalingen van §
2 en § 3 gedurende een periode die loopt vanaf de vijfenzestigste dag,
voorafgaand aan de voordracht als kandidaat, tot de dag dat het LOC wordt
hersamengesteld.
Voor de vakbondsafgevaaardigden
die van rechtswege worden opgenomen in het LOC loopt deze periode vanaf de
vijfenzestigste dag, voorafgaand aan de samenstelling van het LOC.
§ 5. De
inrichtende macht die een personeelslid in toepassing van § 3 wil
ontslaan, moet vooraf een erkenning hebben bekomen van de dringende reden of de
economische of technische reden door het paritair comité waaronder de
werknemer ressorteert. Hij vraagt deze erkenning door een ter post aangetekende
brief, gericht aan het paritair comité. Op dezelfde dag worden bij een
ter post aangetekende brief zowel het betrokken personeelslid, als de
organisatie die hem heeft aangeduid of voorgedragen, hierover ingelicht. In
deze drie brieven moet de inrichtende macht alle feiten vermelden die het
ontslag zouden rechtvaardigen. In geval van ontslag om dringende reden, moeten
deze brieven worden verstuurd binnen de drie werkdagen, volgend op de dag
gedurende welke de inrichtende macht kennis kreeg van het feit dat het ontslag
zou rechtvaardigen. Het paritair comité moet zich binnen de twee maanden
vanaf de aanvraag uitspreken over het bestaan van een dringende reden of een
economische of technische reden voor ontslag.
Wanneer het paritair comité niet binnen de twee maanden tot
een beslissing komt, kan de werkgever slechts tot ontslag overgaan in volgende
gevallen :
1° als de in de brieven vermelde
feiten een dringende reden voor ontslag uitmaken;
2° wanneer het personeelslid behoort tot een welbepaalde
personeelscategorie waarvan alle leden worden ontslagen.
De
inrichtende macht moet de uitvoering van de arbeidsovereenkomst verzekeren
tijdens de procedure voor het paritair comité. Wanneer een dringende
reden wordt ingeroepen, kan het paritair comité toestaan dat de
uitvoering van de arbeidsovereenkomst wordt geschorst. Het personeelslid heeft
tijdens deze schorsing echter recht op het normale loon.
§ 6. In het
geval dat de inrichtende macht een einde maakt aan de arbeidsovereenkomst
zonder de bij § 3 tot § 5 bedoelde voorwaarden en procedure na te
leven, zijn de artikelen 14 tot 17 en 19 van de wet van 19 maart 1991 houdende
bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de
ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en
verfraaiing van de werkplaatsen van toepassing. De in artikel 17 van deze wet
voorziene bijkomende vergoeding, aanvullend bij de in artikel 16 van deze wet
bedoelde vergoeding, wordt berekend op basis van het loon voor het nog
resterende gedeelte van de periode van vier jaar die volgt op de samenstelling
van het LOC.
Het personeelslid heeft bovendien
recht op de vergoedingen, voorzien in artikel 17 van deze wet, wanneer hijzelf
de arbeidsovereenkomst beëindigde wegens feiten die een dringende reden
uitmaken in hoofde van de inrichtende macht of wanneer de uitvoering van de
arbeidsovereenkomst op onregelmatige wijze werd geschorst tijdens de procedure
voor het paritair comité zoals bedoeld in § 5.
§ 7. De
bepalingen van § 3 tot en met § 6 zijn niet van toepassing op de
vertegenwoordigers die onder toepassing vallen van de wet van 19 maart 1991
zoals bedoeld in § 6. Zij zijn evenmin van toepassing op de syndicale
afgevaardigden die op basis van artikel 1, § 4 b) 4 van de wet van 10 juni
1952 betreffende de gezondheid en de veiligheid van de werknemers, alsmede de
salubriteit van het werk en van de werkplaatsen zijn belast met de uitoefening
van de opdrachten van de comités voor veiligheid, gezondheid en
verfraaiing van de werkplaatsen.
Afdeling 2. - Specifieke rechten en plichten van de
vakbondsafgevaardigden
Art. 45.
§ 1. De
vakbondsafgevaardigde die conform artikel 17, § 1, van dit decreet
vertegenwoordiger van het personeel is, heeft de rechten en de plichten zoals
bedoeld in de artikelen 38 tot en met 44 van dit decreet.
§ 2.
Daarnaast heeft de vakbondsafgevaardigde ook specifieke rechten en plichten die
hij ofwel uitoefent naast het in § 1 van dit artikel bepaalde of die zijn
enig bevoegdheidsterrein vormen indien hij geen lid is van het
LOC.
Art. 46.
§ 1. De
specifieke rechten en plichten van de vakbondsafgevaardigden worden geregeld in
overeenkomsten afgesloten tussen de inrichtende machten en de vakbonden.
§ 2. Bij
gebrek aan dergelijke overeenkomst gelden de bepalingen vermeld in de artikelen
47 tot en met 51 van dit decreet.
Art. 47.
De vakbondsafgevaardigde
heeft het recht om met betrekking tot de aangelegenheden vermeld in artikel 32
voorstellen te doen aan het LOC, gehoord te worden en advies uit te brengen.
Art. 48.
De vakbondsafgevaardigden
kunnen mondeling en schriftelijk, onder eigen verantwoordelijkheid, alle
mededelingen verstrekken die nuttig zijn voor het personeel zonder dat zulks de
organisatie van het werk mag verstoren. De mededelingen moeten van
professionele en syndicale aard zijn. Schriftelijke mededelingen mogen
aangeplakt worden op de daartoe bestemde plaatsen mits ze vooraf door de
directie gezien zijn. Informatievergaderingen voor het personeel kunnen mits
mededeling aan de directie in de school, maar buiten de schooluren
georganiseerd worden.
Art 49.
De vakbondsafgevaardigden
kunnen stappen zetten bij de inrichtende macht ter verdediging van de belangen
van de personeelsleden en kunnen de personeelsleden bijstaan die zich ten
aanzien van de inrichtende macht moeten verantwoorden.
Art. 50.
De vakbondsafgevaardigden
zijn tot discretie gehouden over feiten en bescheiden van vertrouwelijke aard.
Art. 51.
De vakbondsafgevaardigden
kunnen voor daden gesteld in de uitoefening van hun mandaat geen tuchtsancties
oplopen zoals bedoeld in artikel 64 van het decreet van 27 maart 1991
betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd
onderwijs en de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra.
Art. 52.
§ 1. Op
verzoek van een verantwoordelijk bestuurslid van een representatieve
vakorganisatie zoals bedoeld in artikel 7, § 1, van dit decreet krijgt de
vakbondsafgevaardigde verlof om deel te nemen aan de werkzaamheden van
werkgroepen en commissies die door zijn vakorganisatie in haar schoot zijn
opgericht, alsook om deel te nemen aan vormingsdagen die georganiseerd zijn
door zijn vakorganisatie.
De
vakbondsafgevaardigden hebben het recht om deel te nemen aan vormingsdagen die
georgansieerd zijn door de representatieve vakorganisaties.
De vakorganisaties delen ten minste één maand op
voorhand de data van de vormingsdagen mee aan de inrichtende macht. Het aantal
vormingsdagen per jaar wordt vastgesteld op maximum drie dagen.
§ 2. De
vakbondsafgevaardigden krijgen eveneens verlof om zitting te hebben in de raden
en commissies opgericht bij of krachtens een wet of een decreet, op
persoonlijke uitnodiging van hun voorzitter of van een verantwoordelijk
bestuurslid vermeldend dag en uur van de vergadering.
§ 3. Dit
verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Het wordt
gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap.
§ 4. Wordt
beschouwd als verantwoordelijk bestuurslid, de persoon waarvan de naam, functie
en mandaat in zijn vakorganisatie bij de bevoegde minister bekend
zijn.
§ 5. De
vakorganisaties delen de namen mee van hun verantwoordelijke bestuursleden aan
de Vlaamse minister bevoegd voor onderwijs die de betrokken inrichtende macht
hiervan in kennis stelt.
Art. 53.
§ 1. Een
vakbondsafgevaardigde is eveneens met verlof wanneer hij een vakorganisatie op
regelmatige wijze en permanent vertegenwoordigt.
Bedoelde persoon wordt geacht zich in dienstactiviteit te
bevinden.
§ 2. De
aanvraag tot het krijgen van het verlof zoals bedoeld in § 1, wordt
toegestaan op aanvraag van de betrokken organisatie.
§ 3. Op
verzoek van de betrokken administratie stort de betrokken vakorganisatie elk
semester een som, gelijk aan het globaal bedrag der weddetoelagen, vergoedingen
en bijslagen die uitgekeerd werden aan de personeelsleden bedoeld in §
1.
Er wordt een einde gesteld aan het verlof
wanneer de vakorganisatie op het einde van een semester nalaat de gevraagde
stortingen te verrichten of als de betrokken vakorganisatie beslist een einde
te stellen aan het verlof.
HOOFDSTUK V. - Afdwingbaarheid
Art. 54.
Het Centraal Paritair
Comité is bevoegd om :
1° bemiddelend
op te treden ten aanzien van een LOC op verzoek van minstens twee leden van een
geleding;
2° inbreuken op de bepalingen van
dit decreet vast te stellen die de goede werking van het LOC op duurzame wijze
onmogelijk maken.
Art. 55.
§ 1. De Vlaamse
regering kan, na het optreden van of de vaststelling door het Centraal Paritair
Comité zoals bedoeld in artikel 54, 1° en 2° , de inrichtende
macht en/of de vertegenwoordigers van het personeel die de verplichtingen van
dit decreet niet naleven, sanctioneren.
§ 2. De sanctie
voor de inrichtende macht kan een terugvordering van maximum 10 percent van de
werkingstoelagen, zoals bedoeld in
[artikel 37 van de codificatie
betreffende het secundair onderwijs]
,
inhouden.
§ 3. De sanctie
voor de vertegenwoordigers van het personeel kan inhouden dat de inrichtende
macht voor een bepaalde periode en/of voor een bepaalde materie beslissingen
kan nemen zonder onderhandelingen in het
LOC.
Art. 56.
De Vlaamse regering bepaalt
de regels voor de toepassing van de sancties.
HOOFDSTUK VI. - Wijziging van het decreet van 23
oktober 1991 betreffende de medezeggenschap in het gesubsidieerd
onderwijs
...
HOOFDSTUK VII. - Overgangs-, opheffings- en
slotbepalingen
Art. 62.
De bepalingen van artikel 12
zijn niet van toepassing indien de aangelegenheden bedoeld in de artikelen 26,
27, 28, 29, 30, 31, 32, 36 en 37 geheel of gedeeltelijk worden behandeld door
een ondernemingsraad bedoeld bij of krachtens de wet van 20 september 1948
houdende de organisatie van het bedrijfsleven.
Art. 63.
In afwijking van artikel 22
geldt voor de eerste verkiezingen van de vertegenwoordigers van het personeel
het model van kiesreglement opgesteld door het Centraal Paritair Comité.
De inrichtende macht en de afvaardiging van de representatieve vakorganisaties
kunnen daar in akkoord van afwijken.
Art. 64.
Het koninklijk besluit van 16
december 1981 betreffende het syndicaal verlof in het gesubsidieerd onderwijs
wordt opgeheven voor de personeelsleden bedoeld in artikel 2, 2° , van dit
decreet.
Art. 65.
Dit decreet treedt in werking
op de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, met
uitzondering van :
- bepalingen van afdeling 4
van Hoofdstuk III en Hoofdstuk V die in werking treden op het ogenblik van de
oprichting van de LOC's en uiterlijk op 1 september 1995;
-
de bepalingen van Hoofdstuk VI die in werking treden bij de verkiezingen van de
participatieraden in 1996.