OPGEHEVEN : Besluit van de Vlaamse regering ter uitvoering
van het decreet houdende de regeling van de basiseducatie voor laaggeschoolde
volwassenen.
goedkeuringsdatum
18 JULI 1990
publicatiedatum
B.S.04/10/1990
datum laatste wijziging
01/09/2008
COORDINATIE
B.Vl.R. 19-4-1995 - B.S. 2-8-1995
B.Vl.R.
15-7-2005 - B.S. 10-11-2005
Decr. 15-6-2007 - B.S.
31-8-2007
opgeheven door Decr. 15-6-2007 - B.S.
31-8-2007
De Vlaamse Regering,
Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der
instellingen, gewijzigd bij de wet van 8 augustus 1988, inzonderheid op artikel
1, § 1 en artikel 20;
Gelet op het decreet
van 12 juli 1990 houdende de regeling van de basiseducatie voor laaggeschoolde
volwassenen;
Gelet op de wetten van de Raad van
State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, §
1, gewijzigd bij de wet van 9 augustus 1980;
Gelet op het akkoord van de Gemeenschapsminister van
Financiën en Begroting, gegeven op 12 juli 1990;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de betoelaging voor de V.C.V.O.-experimenten
basiseducatie afloopt op 31 juli 1990, en dat voor de organisaties en projecten
erkend op het decreet van 27 juni 1985 houdende de subsidieregeling van
projecten en organisaties inzake Nederlandstalig ontwikkelingswerk voor
volwassenen en specifieke subsidieregeling voor bijzondere doelgroepen en
problemen in het kader van het Nederlandstalig sociaal-cultureel vormings- en
ontwikkelingswerk, vóór 1 september 1990 een overgangsregeling
dient uitgewerkt;
Op voordracht van de
Gemeenschapsminister van Onderwijs;
Na
beraadslaging,
Besluit :
Artikel 1 en 2.
[...]
Decr.
van 15-6-2007
Art. 3.
De personeelsleden van de Centra
voor Basiseducatie kunnen geen deel uitmaken van de bestuursorganen.
Art. 4.
§ 1.
[...]²
§ 2.
[...]²
§ 3.
[...]³
§ 4. [Voor de
uitbesteding van beperkte programmaonderdelen, zoals bedoeld in artikel 7 van
het decreet, kan een Centrum voor Basiseducatie in een kalenderjaar ten hoogste
vijf procent van de totale toelage
aanwenden.]¹
[
]¹ B.Vl.R. 19-4-1995; [ ]² B.Vl.R. 15-7-2005; [ ]³ Decr.
van 15-6-2007
Art. 5 t.e.m. 7.
[...]
Decr.
van 15-6-2007
Art. 8.
§ 1. [Om erkend te
blijven moet een Centrum voor Basiseducatie jaarlijks volgende stukken aan de
bevoegde administratie bezorgen :
1.
vóór 1 oktober :
a) een door de
algemene vergadering goedgekeurd werkingsprogramma en een prognose van de
deelnemersuren per programma voor het lopende werkjaar;
b) een door de algemene vergadering goedgekeurde begroting van het
volgende kalenderjaar;
2. vóór 1
maart :
a) een door de algemene vergadering
goedgekeurd financieel verslag en een balans van het voorbije
kalenderjaar;
b) een door de algemene vergadering
goedgekeurd verslag van het aantal deelnemersuren per programma van het
voorbije kalenderjaar;
c) een gedetailleerde lijst
en de budgetbeheersing per programma van het uitbestede werk van het voorbije
kalenderjaar;
d) een door de algemene vergadering
goedgekeurde planning van het werkingsprogramma voor het komende werkings- en
kalenderjaar.]
B.Vl.R.
van 19-4-1995
§ 2. Bovendien moet
het Centrum voor Basiseducatie zowel de boekhouding als de deelnemerslijsten
per programma steeds ter inzage van de administratie, ter plaatse beschikbaar
houden. Samen met de deelnemerslijsten dient per deelnemer een intakeformulier
beschikbaar te zijn waaruit blijkt dat hij of zij tot de doelgroep der
laaggeschoolden behoort. In functie van de administratieve controle en globaal
vergelijkend onderzoek zal het model van de te gebruiken formulieren worden
opgelegd.
§ 3. 1. Het niet
inleveren binnen de gestelde termijn van de in § 1.1 van dit artikel
bedoelde documenten heeft de niet-uitbetaling van de viermaandelijkse
voorschotten tot gevolg. De uitbetaling van de nog resterende voorschotten
herneemt pas vanaf het ogenblik dat deze documenten werden ingediend. De aldus
niet uitgekeerde voorschotten worden dan bij de saldo-afrekening
vereffend.
2. Het niet inleveren binnen de
gestelde termijn van de in § 1.2 van dit artikel bedoelde documenten heeft
de niet-uitbetaling van het saldo tot gevolg.
Art. 9 en 10.
[...]
Decr.
van 15-6-2007
Art. 11.
[§ 1. De Vlaamse
regering stelt het aantal deelnemersuren waarop de Centra voor Basiseducatie in
een kalenderjaar voor subsidiëring aanspraak kunnen maken, vast volgens de
hierna beschreven procedure.
De bevoegde
administratie verwerkt de gegevens die de Centra voor Basiseducatie conform de
bepalingen van artikel 8 hebben ingediend, en bezorgt ze voor 1 juni aan de
Raad voor de Basiseducatie. De Raad voor de Basiseducatie brengt voor 1 juli
van hetzelfde jaar op grond van deze gegevens en van het evaluatierapport een
advies uit over de werking van de centra opgemaakt door het Vlaams
Ondersteuningscentrum voor de Basiseducatie. De Vlaamse regering beslist voor 1
oktober over de toekenning van het aantal deelnemersuren voor het volgende
kalenderjaar.
§ 2. Onder het
voorbehoud dat de ingediende begroting voor het volgende kalenderjaar
goedgekeurd is, worden voor het kalenderjaar waarvoor zij werden ingeschreven
en goedgekeurd, drie viermaandelijkse voorschotten uitbetaald.
Voor een Centrum voor Basiseducatie bedraagt elk voorschot dertig
procent van de totale toelage, zoals vastgesteld op grond van het aantal
toegekende deelnemersuren voor dat kalenderjaar. Het saldo wordt vastgesteld op
grond van het aantal toegekende deelnemersuren, evenwel beperkt tot de
gepresteerde deelnemersuren tijdens het kalenderjaar, en van de tijdens dat
kalenderjaar uitgekeerde voorschotten. Er wordt geen saldo uitgekeerd indien
het totaal van de voorschotten groter is dan de totale toelage voor dat
kalenderjaar; het teveel wordt van de volgende voorschotten afgetrokken.
Voor het Vlaams Ondersteuningscentrum voor de
Basiseducatie bedraagt elk voorschot dertig procent van de totale toelage zoals
ze voor dat kalenderjaar vastgesteld werd. Het saldo wordt vastgesteld op grond
van de bewezen salaris- en werkingsuitgaven tijdens dat kalenderjaar en van de
tijdens dat kalenderjaar uitgekeerde voorschotten. Er wordt geen saldo
uitgekeerd indien het totaal van de voorschotten groter is dan de bewezen
uitgaven; het teveel wordt van de volgende voorschotten afgetrokken.]
B.Vl.R.
van 19-4-1995
Art. 12.
[§ 1. Een Centrum
voor Basiseducatie kan ten hoogste één voltijds coördinator
aanstellen.
Om de functie van
coördinator op te nemen moet een personeelslid houder zijn van :
- van een diploma van een academisch onderwijs
van de tweede cyclus, aangevuld met het diploma van geaggregeerde voor het
onderwijs, of
- van het diploma van licentiaat in
de pedagogische wetenschappen of in de sociale en culturele agogiek.
§ 2. Om de functie
van educatief medewerker van een Centrum voor Basiseducatie, bedoeld in artikel
15 van het decreet, op te nemen, moet een personeelslid aan één
van de volgende voorwaarden voldoen :
- aangesteld
zijn als educatief medewerker van een Centrum voor Basiseducatie en op grond
van de geldende reglementering voor de publikatie van dit besluit in het
Belgisch Staatsblad de salarisschaal 301 hebben;
-
houder zijn van een diploma van het sociaal of van het pedagogisch hoger
onderwijs van het korte type met volledig leerplan of voor sociale
promotie;
- houder zijn van een diploma van een
academische opleiding van de tweede cyclus, aangevuld met het diploma van
geaggregeerde voor het onderwijs, of van het diploma van licentiaat in de
pedagogische wetenschappen of in de sociale en culturele
agogiek.
Als voor het aanbod "alfabetisering in de
eigen taal" geen educatief medewerker met het vereiste diploma gevonden wordt,
kan een kandidaat met ten minste het diploma van het secundair onderwijs of een
daarmee gelijkwaardig verklaard diploma, aangesteld worden. Deze aanstelling is
tijdelijk en duurt ten hoogste vijf jaar, tijdens dewelke het personeelslid een
vereist diploma moet behalen. Het moet tevens in deze periode de verplichte
bijscholing volgen, bedoeld in artikel 7, § 2, 2. Deze educatief
medewerker wordt betaald zoals de andere educatieve medewerkers, conform de
bepalingen van artikel 13, § 2.
§ 3. Een Centrum
voor Basiseducatie kan ten hoogste één voltijds administratief
medewerker met beleidsverantwoordelijkheid aanstellen.
Om de functie van administratief medewerker met
beleidsverantwoordelijkheid op te nemen moet een personeelslid aan
één van de volgende voorwaarden voldoen :
- op grond van de geldende reglementering voor de publikatie van
dit besluit in het Belgisch Staatsblad aangesteld zijn als administratief
medewerker van een Centrum voor Basiseducatie, en
* op 1 januari 1994 over vijf jaar ervaring beschikken die in
aanmerking komt voor de anciënniteitsbepaling in de basiseducatie, zoals
vastgesteld in artikel 14;
* ofwel de
verbintenis aangaan om uiterlijk op 31 december 1999 een diploma van het hoger
onderwijs van het korte type met volledig leerplan of voor sociale promotie te
behalen;
- houder zijn van een diploma van het
hoger onderwijs van het korte type met volledig leerplan of voor sociale
promotie.
De andere administratieve medewerkers
moeten ten minste houder zijn van het diploma van secundair onderwijs.
§ 4. Om de functie
van educatief medewerker in het Vlaams Ondersteuningscentrum voor de
Basiseducatie op te nemen moet een personeelslid aan één van de
volgende voorwaarden voldoen :
- op grond van de
geldende reglementering voor de publikatie van dit besluit in het Belgisch
Staatsblad aangesteld zijn als educatief medewerker van het Vlaams
Ondersteuningscentrum voor de Basiseducatie;
-
houder zijn van een diploma van een academische opleiding van de tweede
cyclus;
- houder zijn van een diploma van het
sociaal of van het pedagogisch hoger onderwijs van het korte type met volledig
leerplan of voor sociale promotie én over vijf jaar ervaring beschikken
die in aanmerking komt voor de anciënniteitsbepaling in de basiseducatie
zoals vastgesteld in artikel 14.
§ 5. Om de functie
van educatief medewerker met eindverantwoordelijkheid in het Vlaams
Ondersteuningscentrum voor de Basiseducatie op te nemen moet een personeelslid
aan één van de volgende voorwaarden voldoen :
- op grond van de geldende reglementering voor de publikatie van
dit besluit in het Belgisch Staatsblad aangesteld zijn als educatief medewerker
van het Vlaams Ondersteuningscentrum voor de Basiseducatie die belast werd met
eindverantwoordelijkheid en betaald werd aan salarisschaal 501;
- houder zijn van een diploma van een academische opleiding van de
tweede cyclus én over vijf jaar ervaring beschikken die in aanmerking
komt voor de anciënniteitsbepaling in de basiseducatie zoals vastgesteld
in artikel 14.
§ 6. Het Vlaams
Ondersteuningscentrum voor de Basiseducatie kan onder dezelfde voorwaarden als
bepaald in § 3, administratieve medewerkers
aanstellen.]
B.Vl.R.
van 19-4-1995
Art. 13.
[§ 1. De
coördinator in een Centrum voor Basiseducatie geniet salarisschaal 347. Na
het volgen van de specifieke bijscholing en na voorlegging van het
getuigschrift aan de bevoegde administratie krijgt de coördinator de
salarisschaal 501. De salarisverhoging na bijscholing gaat op zijn vroegst in
op 1 september 1995.
§ 2. Een educatief
medewerker van een Centrum voor Basiseducatie geniet salarisschaal 301. Na het
volgen van de specifieke bijscholing en na voorlegging van het getuigschrift
aan de bevoegde administratie krijgt de educatief medewerker salarisschaal 346.
De salarisverhoging na bijscholing gaat op z'n vroegst in op 1 september
1995.
§ 3. De
administratief medewerker met beleidsverantwoordelijkheid van een Centrum voor
Basiseducatie en van het Vlaams Ondersteuningscentrum voor de Basiseducatie,
geniet salarisschaal 106. De overige administratieve medewerkers genieten ten
minste salarisschaal 202.
§ 4. Voor de
uitvoering van programma's door medewerkers tewerkgesteld in vast dienstverband
bij derde organisaties wordt een vergoeding betaald van 1.095 frank per
cursusuur. De betaling geschiedt aan de medewerkende organisatie. Voor de
uitvoering van programma's door externe medewerkers wordt 930 frank per
gepresteerd uur betaald. De betaling geschiedt met toepassing van sociale en
fiscale wetgeving.
De in deze paragraaf genoemde
bedragen zijn vastgesteld op 1 januari 1994 en worden aangepast aan het
indexcijfer van de consumptieprijzen.]
B.Vl.R.
van 19-4-1995
Art. 14.
[§ 1. Zoals bepaald
in artikel 14 van het decreet, ontvangt een Centrum voor Basiseducatie per
kalenderjaar een toelage, vastgesteld op grond van een bedrag per deelnemersuur
voor de eerste 18.000 deelnemersuren, en van een bedrag per deelnemersuur voor
de deelnemersuren boven de 18.000.
Het bedrag per
deelnemersuur voor de eerste 18.000 deelnemersuren omvat :
1. de salariskosten voor één voltijds
coördinator per 18.000 deelnemersuren;
2. de
salariskosten voor één voltijds educatief medewerker per 4.500
deelnemersuren;
3. de salariskosten voor
één voltijds lesvrij educatief medewerker per 36.000
deelnemersuren tot 31 augustus 1995 zijn voor één voltijds
lesvrij educatief medewerker per 72.000 deelnemersuren vanaf 1 september 1995;
4. de salariskosten voor één
voltijds administratief medewerker per 36.000 deelnemersuren;
5. een forfaitair bedrag voor organisatie- en werkingskosten.
Het bedrag per deelnemersuur boven de eerste
18.000 deelnemersuren omvat dezelfde elementen met uitzondering van de
salariskosten voor één voltijds coördinator per 18.000
deelnemersuren. Het forfaitair bedrag voor organisatie- en werkingskosten wordt
vanaf 1 september 1995 boven de 18.000 deelnemersuren aangepast.
De personeelskosten omvatten : het
brutojaarsalaris, het vakantiegeld, de eindejaarstoelage, de rsz-bijdrage van
de werkgever, een forfaitair bedrag reiskosten, de verzekering personeelslid,
een forfaitair bedrag administratieve kosten personeelsdossier en een
forfaitair bedrag opleidingskosten.
Het gedeelte
van de salariskosten werd voor het begrotingsjaar 1994 vastgesteld op 501 frank
voor de eerste 18.000 deelnemersuren, en op 407 frank voor de deelnemersuren
boven 18.000.
Het gedeelte van de salariskosten
werd voor het begrotingsjaar 1995 vastgesteld op 519 frank voor de eerste
18.000 deelnemersuren, en op 421 frank voor de deelnemersuren boven 18.000.
Na salarisverhoging na bijscholing, zoals bedoeld
in artikel 9, §§ 1 en 2 van dit besluit, wordt het gedeelte van de
salariskost voor het begrotingsjaar 1995 op z'n vroegst met ingang van 1
september 1995 vastgesteld op 555 frank voor de eerste 18.000 deelnemersuren en
op 447 frank voor de deelnemersuren boven 18.000.
De gemiddelde anciënniteit van de personeelsleden in de
centra werd voor het begrotingsjaar 1994 en 1995 vastgesteld op 11 jaar.
De salariskosten evolueren vanaf het
begrotingsjaar 1996 jaarlijks volgens de index van toepassing op salarissen en
lonen, en rekening houdend met de gemiddelde anciënniteitsstijging.
Het forfaitair bedrag voor organisatie- en
werkingskosten is op 1 januari 1994 vastgesteld op 106 frank, gerekend volgens
de index van de consumptieprijzen geldend op die datum. Voor het begrotingsjaar
1995 wordt voor de periode van 1 januari tot en met 31 augustus dit bedrag
eveneens vastgesteld op 106 frank; vanaf 1 september 1995 wordt het vastgesteld
op 104 frank voor de eerste 18.000 deelnemersuren en op 97 frank voor de
deelnemersuren boven 18.000.
Deze bedragen worden
vanaf het begrotingsjaar 1996 jaarlijks aan de index van de consumptieprijzen
aangepast.
§ 2. Het Vlaams
Ondersteuningscentrum voor de Basiseducatie ontvangt een globale forfaitaire
toelage. Deze toelage wordt voor het begrotingsjaar 1994 vastgesteld op
22.425.000 frank. Voor het begrotingsjaar 1995 wordt deze toelage vastgesteld
op 24.740.000 frank.
Deze toelage mag ten belope
van maximaal 75% voor salariskosten worden aangewend.
Deze toelage wordt vanaf het begrotingsjaar 1996 voor 70% aan de
index van toepassing op salarissen en lonen aangepast en voor 30% aan de index
van de consumptieprijzen.
§ 3. Bij de eerste
indiensttreding van een personeelslid in de basiseducatie, wordt zijn
anciënniteit vastgesteld zoals hierna omschreven.
a) Voor alle personeelsleden worden de prestaties in aanmerking
genomen geleverd als vastbenoemde, als contractueel, als RVA-stagiair, als
BTK'er, als gesubsidieerde contractueel, als DAC'er en als tewerkgestelde
werkloze. Prestaties in het vrijwilligerswerk komen niet in
aanmerking.
b) Voor de educatieve personeelsleden
van de Centra voor Basiseducatie en van het Vlaams Ondersteuningscentrum voor
de Basiseducatie worden in aanmerking genomen
-
prestaties in het onderwijs voor hun betrekkelijke duur, gelijk aan het aantal
uren les per week vermenigvuldigd met het aantal jaren effectieve dienst in een
ambt, gedeeld door het minimum aantal uren per week, vereist voor een
betrekking met volledige prestaties;
- de
reële duur van alle pedagogische of educatieve taken in de welzijnszorg,
in de gezondheidszorg, in opvoedings-instellingen, in het sociaal-cultureel
werk en in het cultureel werk.
c) Voor de
administratieve personeelsleden van de Centra voor Basiseducatie en van het
Vlaams Ondersteuningscentrum voor de Basiseducatie komt de reële duur in
aanmerking van de prestaties in alle administratieve en educatieve taken
waarvoor ten minste een diploma van secundair onderwijs vereist
was.
§ 4. In de
anciënniteitsbepaling van alle personeelsleden van de Centra voor
Basiseducatie en van het Vlaams Ondersteuningscentrum voor Basiseducatie wordt
de reële duur van hun prestaties in deze centra in aanmerking genomen,
volgens de bepalingen van de
bediendenovereenkomst.]
B.Vl.R.
van 19-4-1995
Art. 15 t.e.m. 20.
[...]
Decr.
van 15-6-2007