[OPGEHEVEN]
Besluit van de Vlaamse regering betreffende de lokale
overlegplatforms inzake gelijke onderwijskansen.
goedkeuringsdatum
28 JUNI 2002
publicatiedatum
B.S.24/09/2002
datum laatste wijziging
04/01/2023
COORDINATIE
(1)
B.Vl.R. van 01/09/2006 (B.S. 31/10/2006)
(2)
B.Vl.R. van 23/05/2008 (B.S. 30/06/2008)
(3)
B.Vl.R. van 17/12/2010 (B.S. 03/02/2011)
(4)
B.Vl.R. van 28/10/2016 (B.S. 29/12/2016)
(5)
B.Vl.R. van 18/05/2018 (B.S. 21/06/2018)
(6)
B.Vl.R. van 07/10/2022 (B.S. 29/12/2022)
De Vlaamse regering,
Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der
instellingen, inzonderheid op artikel 20;
Gelet op
de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de
onderwijswetgeving, inzonderheid op artikel 24, § 2, tweede lid,
11°;
Gelet op het decreet basisonderwijs van
25 februari 1997, inzonderheid op artikel 68, § 1, 3° en
71bis;
Gelet op het decreet van 1 december 1998
betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding, inzonderheid op artikel 41,
14°;
Gelet op het decreet van 28 juni 2002
betreffende gelijke onderwijskansen-I, inzonderheid op artikel IV.2, IV.3,
§ 1, § 2 en § 3, IV.5, 2°, V.6, en V.7;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de
Begroting, gegeven op 4 juni 2002;
Gelet op het
protocol 445 van 13 juni 2002 houdende de conclusies van de onderhandelingen
die gevoerd werden in de gemeenschappelijke vergadering van het
sectorcomité X en van onderafdeling "Vlaamse Gemeenschap" van afdeling 2
van het comité voor de provinciale en plaatselijke
overheidsdiensten;
Gelet op het protocol 213 van
13 juni 2002 houdende de conclusies van de onderhandelingen die gevoerd werden
in de vergadering van het overkoepelend onderhandelingscomité van het
vrij gesubsidieerd onderwijs;
Gelet op de wetten
op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op
artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de
wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende
noodzakelijkheid;
Overwegende dat de vanaf 1
september 2002 reeds operationeel zijnde lokale overlegplatforms
:
- de decretaal voorziene ondersteuning moeten
kunnen genieten en dat aldus dringend moet kunnen worden overgegaan tot de
aanwerving van de deskundigen;
- rechtszekerheid
moeten hebben omtrent een aantal essentiële organisatorische
werkingsvoorwaarden;
Op voorstel van de Vlaamse
minister van Onderwijs en Vorming;
Na
beraadslaging,
Besluit :
HOOFDSTUK I. - Inleidende bepaling
Artikel 1.
Voor de toepassing van dit besluit wordt
verstaan onder :
1°
[decreet : het decreet betreffende de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs;]
2°
departement : bevoegde dienst of ambtenaar van het departement Onderwijs van
het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;
3°
[deskundige : de deskundige, bedoeld in artikel VIII.4, § 3, van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs;]
4°
[lokaal overlegplatform : een lokaal overlegplatform, bedoeld in artikel VIII.2, van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs;]
5° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor
het Onderwijs;
6°
[voorzitter : de voorzitter, bedoeld in artikel VIII.4, § 2, van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs;]
7°
[werkingsgebied : het werkingsgebied, bedoeld in artikel VIII.3, § 1, van de Codificatie sommige bepalingen betreffende het onderwijs.]
HOOFDSTUK II. - Oprichting en
samenstelling
Afdeling 1. - Werkingsgebied
Art. 2.
De gemeenten en regio's, opgenomen als
bijlage 1 bij dit besluit, zijn vanaf 1 januari 2003 prioritair in de zin van
[artikel VIII.3, § 2, eerste lid, van de Codificatie sommige bepalingen betreffende het onderwijs]
. Ze worden aangeduid met
het volgnummer, voorafgaand aan de betrokken gemeente of
regio.
De lokale overlegplatforms die vanaf 1 september 2002 in
deze gemeenten en regio's worden opgericht overeenkomstig de bepalingen van het
decreet en dit besluit, worden evenwel ondersteund door een
deskundige.
Afdeling 2. - Voorzitter
Art. 3.
§ 1. De minister duidt
overeenkomstig
[artikel VIII.4, § 2 van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs]
de
voorzitter van elk overlegplatform aan.
§ 2.
[De voorzitter wordt belast met een mandaat van zes jaar maar dit mandaat kan voortijdig beëindigd worden.]
Bij het voortijdig beëindigen van het mandaat, wordt
een opvolger aangeduid voor de resterende mandaatperiode, na overleg met het
lokaal overlegplatform.
§ 3. De voorzitter ontvangt een
jaarlijkse forfaitaire vergoeding, die uitbetaald wordt per kwartaal
kalenderjaar of - in voorkomend geval en voor de gepresteerde periode - bij
voortijdige beëindiging.
De vergoeding bedraagt
[4.000 euro]
in de lokale overlegplatforms 3,
[8, 14,]
43,
[47 en 51]
. In de andere lokale
overlegplatforms bedraagt de vergoeding
[3.000 euro]
.
De
vergoeding
[...]
wordt jaarlijks aangepast,
rekening houdend met het indexcijfer der consumptieprijzen,
[vermeld]
in
hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van
de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands
concurrentievermogen
[, en dit indexcijfer wordt voor 75 % toegepast]
.
Art. 4.
Eénzelfde voorzitter kan
meerdere lokale overlegplatforms voorzitten, met uitzondering van de
overlegplatforms 3, 15, 38, 43, 54 en 70. In voorkomend geval ontvangt hij een
vergoeding per overlegplatform.
Afdeling 3. - Deskundige
Art. 5.
De minister stelt de deskundige bij
elke lokaal overlegplatform aan als volgt :
1° hetzij door
middel van een verlof wegens opdracht in het belang van het onderwijs,
overeenkomstig de bepalingen van het
decreet van 27 maart
1991 betreffende de rechtspositie van het Gemeenschapsonderwijs,
respectievelijk het decreet van 27
maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden
van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor
leerlingenbegeleiding van 27 maart 1991;
2° hetzij door
middel van een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur in de zin van de wet van
3 juli 1978 betreffende
de arbeidsovereenkomsten.
Art. 6.
De deskundige voldoet aan volgende
aanwervingsvoorwaarden :
1° houder zijn van een diploma van
hoger onderwijs;
2° blijk geven van kennis en inzicht in de
gelijkekansenproblematiek in het onderwijs aan de hand van een samen met de
kandidaatstelling ingediende schriftelijke uiteenzetting.
De
personen die in het schooljaar 2001-2002 werkzaam waren als deskundige bij een
plaatselijk overleg in de zin van de gemeenschappelijke verklaring van 15 juli
1993 inzake een non-discriminatieverklaring in het onderwijs, kunnen worden
aangeworven op basis van een schriftelijke rapportering van de verrichte
activiteiten.
Art. 7.
Het departement maakt de vacatures
bekend, samen met een beschrijving van het profiel van een deskundige, de
aanwervings- en functioneringsvoorwaarden en de wijze van
kandidaatstelling.
De bekendmaking gebeurt via het Belgisch
Staatsblad en ten minste één ander relevant
informatiekanaal.
Art. 8.
De in artikel 6, § 1, eerste lid,
2°, bedoelde schriftelijke uiteenzetting en de in artikel 6, § 1,
tweede lid, bedoelde schriftelijke rapportering worden beoordeeld door een
selectiecommissie.
De selectiecommissie is samengesteld uit
drie experten op het vlak van het gelijkekansenbeleid in het onderwijs,
aangesteld door de minister. De leden van de selectiecommissie kunnen geen deel
uitmaken van een lokaal overlegplatform.
Art. 9.
De minister duidt overeenkomstig de
bepalingen van
[artikel VIII.4, § 3 van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs]
de deskundige van elk
lokaal overlegplatform aan, op voordracht van de
selectiecommissie.
De minister kan, rekening houdend met de
schaalgrootte en de kenmerken van de leerlingenpopulatie, meerdere
overlegplatforms aan éénzelfde deskundige toewijzen
[...]
.
Art. 10.
De deskundige voldoet aan de
functioneringsvoorwaarden, opgenomen als bijlage 2 bij dit
besluit.
Art. 11.
De deskundige beheert een
werkingsbudget, dat binnen de beschikbare begrotingskredieten wordt toegekend,
ten bate van de werking van het lokaal
overlegplatform.
Afdeling 4. - Participanten
Art. 12.
De minister bepaalt welke organen
worden belast met de coördinatie van het aanduiden neemt de nodige
initiatieven om de aanduiding van de in
[artikel VIII.4, §1, eerste lid, 4°, 5°, 6°, 8°, 9° en 10°, van de Codificatie sommige bepalingen betreffende het onderwijs]
bedoelde
participanten te laten coördineren door overkoepelende
organen.
HOOFDSTUK III. - Werking
Art. 13.
Het huishoudelijk reglement van elk lokaal
overlegplatform legt vanuit de bepalingen van
[artikel VIII.5 van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs]
ten minste volgende zaken vast :
1° de
standplaats van het lokaal overlegplatform;
2° het
minimumaantal bijeenkomsten per jaar;
3° de wijze en
termijn van bijeenroeping;
4° de wijze van opmaak van de
vergaderagenda;
5° de wijze waarop in de plaatsvervanging
van afwezige participanten wordt voorzien;
6° de
aanwezigheids- en stemquota om tot besluitvorming te komen bij gebrek aan
consensus;
7° het takenpakket van de taakverdeling tussen
de voorzitter en de deskundige;
8° de wijze waarop het in
artikel 11 bedoelde werkingsbudget wordt aangewend;
9° de
wijze waarop de gegevens die nodig zijn voor de werking van het lokaal
overlegplatform, inzonderheid het opmaken van de in
[artikel VIII.5, eerste lid, 1°, van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs]
bedoelde omgevingsanalyse, worden opgevraagd;
10°
de wijze van notulering;
11° de samenstelling, inzonderheid
de wijze waarop de verschillende participanten worden vertegenwoordigd, de
bevoegdheden en de werking van het in
[artikel VIII.6, 1°, van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs]
bedoelde orgaan van dagelijks bestuur, en van eventuele andere
deelorganen;
12°
[de wijze waarop de ouders en de
leerlingen betrokken worden bij een bemiddeling
[...]
;]
13°
[de wijze waarop de Commissie inzake
leerlingenrechten, vermeld in
[artikel VIII.8 van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs]
, op de hoogte
gebracht moet worden van het falen van een bemiddeling.]
In
bijlage bij het huishoudelijk reglement gaat de nominatieve lijst van de
deelnemers aan het lokaal overlegplatform.
HOOFDSTUK IV. - Ontstentenis van een lokaal
overlegplatform
Art. 14.
Indien een school niet gelegen is in het
werkingsgebied van een lokaal overlegplatform, gelden volgende regelen
:
1°
[het departement berekent de relatieve aanwezigheid in
het werkingsgebied overeenkomstig
[artikel 110/7 van de Codex Secundair Onderwijs of artikel 37septies van het decreet basisonderwijs]
;]
2°
[de bemiddeling
[...]
wordt waargenomen door :]
- de voorzitter of,
ingevolge onderlinge afspraak, de deskundige van het lokaal overlegplatform van
het betrokken onderwijsniveau waarvan de standplaats het dichtst gelegen is bij
de hoofdvestigingsplaats van de betrokken school, en
- een
onderwijsinspecteur, aangeduid door de minister.
[HOOFDSTUK IVbis. -
Overgangsbepaling]
[
Art. 14bis.
De mandaatperiode van de
voorzitters waarvan het einde voorzien was op 31 december 2010, wordt verlengd
tot 31 december 2012.
Bij
het voortijdig beëindigen van het mandaat, wordt een opvolger aangeduid
voor de resterende mandaatperiode, in overleg met het lokaal
overlegplatform.
]
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art. 15.
Dit besluit treedt in werking op 1
september 2002.
Art. 16.
De Vlaamse minister, bevoegd voor het
Onderwijs, is belast met de uitvoering van dit
besluit.
Bijlage 1 : werkingsgebied van de lokale
overlegplatforms
[
I. WERKINGSGEBIED VAN DE
LOKALE OVERLEGPLATFORMS VOOR HET BASISONDERWIJS :
1°
Aalst
2° Aarschot
3°
Antwerpen
4° Beringen
5°
Bilzen
6° Boom
7°
Brugge
8° Brussel-Hoofdstad
9°
Dendermonde
10° De Panne - Koksijde - Nieuwpoort
11° Diest
12°
Dilsen-Stokkem
13° Genk
14°
Gent
15° Geraardsbergen
16° Halle -
Beersel - Sint-Pieters-Leeuw
17°
Hamme
18° Hasselt
19°
Heusden-Zolder
20°
Houthalen-Helchteren
21° Kortrijk
22°
Leopoldsburg
23° Leuven
24°
Lier
25° Lokeren
26°
Maasmechelen
27° Mechelen - Bonheiden -
Sint-Katelijne-Waver - Zemst
28°
Menen
29° Oostende - Middelkerke
30°
Oudenaarde
31° Roeselare
32°
Ronse
33° Sint-Niklaas
34°
Sint-Truiden
35° Temse
36°
Tienen
37° Tongeren
38°
Turnhout
39° Vilvoorde
40°
Willebroek
41° Zele
II. WERKINGSGEBIED VAN
DE LOKALE OVERLEGPLATFORMS VOOR HET SECUNDAIR ONDERWIJS
:
42° Aalst
43°
Antwerpen
44° Beringen-Leopoldsburg
45°
Boom - Willebroek
46° Brugge - Blankenberge
47° Brussel-Hoofdstad
48°
Dendermonde
49° Diest
50°
Genk
51° Gent
52° Geraardsbergen -
Oudenaarde - Ronse
53° Halle - Beersel -
Sint-Pieters-Leeuw
54° Hamme - Zele
55° Hasselt
56° Heusden-Zolder -
Houthalen-Helchteren - Hechtel-Eksel
57° Kortrijk -
Menen
58° Leuven
59° Lier -
Duffel
60° Lokeren
61° Maasmechelen -
Dilsen - Stokkem
62° Mechelen - Haacht -
Sint-Katelijne-Waver - Keerbergen
63° Oostende -
Middelkerke
64° Roeselare
65°
Sint-Niklaas - Temse
66°
Sint-Truiden
67° Tienen
68° Tongeren -
Bilzen - Hoeselt
69° Turnhout
70°
Vilvoorde - Grimbergen - Machelen
]
Bijlage 2 : functioneringsvoorwaarden voor de
deskundige
De deskundige moet voldoen aan
volgende functioneringsvoorwaarden :
1° zich objectief, en
neutraal en integer opstellen ten aanzien van de participanten van het lokaal
overlegplatform;
2° alle informatie met vertrouwelijk
karakter die rechtstreeks of onrechtstreeks via de werking van het lokaal
overlegplatform verzameld wordt, uitsluitend en voor zover nodig aanwenden ter
behartiging van de gelijke onderwijskansen;
3° de
ontwikkelingen binnen de domeinen onderwijs en welzijn inzake
onderwijskansarmen en nieuwkomers op de voet volgen en de persoonlijke kennis
hierover verruimen;
4° bij de taakuitvoering blijk geven
van communicatievaardigheid, zin voor initiatief en samenwerking,
resultaatgerichtheid, inzet en motivatie en
conflictbeheersing;
5° zich onvoorwaardelijk engageren om
het decreet betreffende gelijke onderwijskansen-I naar de letter en de geest
loyaal uit te voeren en zich daarbij te gedragen naar de onderrichtingen van de
voorzitter en mee te werken bij elke vorm van controle of evaluatie door het
departement onderwijs van het ministerie van de Vlaamse
Gemeenschap;
6° bereid zijn tot het volgen van vorming of
nascholing volgen met betrekking tot de vaardigheden bedoeld in 3° en
4° taakuitvoering. De deskundige gedraagt zich ter zake naar de
onderrichtingen van de voorzitter. Bedoelde vorming of nascholing valt ten
laste van het departement Onderwijs of van het door de deskundige beheerde
werkingsbudget;
7° in samenspraak met de voorzitter en het
departement Onderwijs de plaatselijke ervaringen en gegevens bundelen en
evalueren, teneinde het gelijkekansenbeleid te optimaliseren en desgevallend
bij te sturen.