Besluit van de Vlaamse regering betreffende het verlof
wegens moederschapsbescherming voor de personeelsleden van het
onderwijs
goedkeuringsdatum
21 FEBRUARI 2003
publicatiedatum
B.S.28/03/2003
datum laatste wijziging
19/08/2020
COORDINATIE
(1)
B.Vl.R. van 23/09/2005 (B.S. 25/11/2005)
(2)
B.Vl.R. van 28/10/2016 (B.S. 29/12/2016)
(3)
B.Vl.R. van 17/11/2017 (B.S. 20/12/2017)
(4)
B.Vl.R. van 17/07/2020 (B.S. 19/08/2020)
De Vlaamse regering,
Gelet op het decreet van 27 maart 1991 betreffende de
rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs,
inzonderheid op artikel 77, eerste lid;
Gelet op
het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige
personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra
voor leerlingenbegeleiding, inzonderheid op artikel 51, eerste lid;
Gelet op het decreet van 17 juli 1991 betreffende
inspectie, Dienst voor Onderwijsontwikkeling en pedagogische
begeleidingsdiensten, inzonderheid op de artikelen 68, eerste lid en 93;
Gelet op het decreet van 1 december 1993
betreffende de inspectie en begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken,
inzonderheid op artikel 21;
Gelet op de Conventie
8285 van 19 december 1991 betreffende de tewerkstelling van gesubsidieerde
contractuelen in het onderwijs;
Gelet op het
decreet betreffende het onderwijs - XIV, inzonderheid op artikel X.58;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister,
bevoegd voor Begroting, gegeven op 4 juli 2002;
Gelet op protocol nr. 469 van 19 juli 2002 houdende de conclusies
van de onderhandelingen die werden gevoerd in de gemeenschappelijke vergadering
van Sectorcomité X en van de onderafdeling "Vlaamse Gemeenschap" van
afdeling 2 van het Comité voor de provinciale en plaatselijke
overheidsdiensten;
Gelet op het protocol nr. 237
van 19 juli 2002 houdende de conclusies van de onderhandelingen die werden
gevoerd in het overkoepelend onderhandelingscomité bedoeld in het
decreet van 5 april 1995 tot oprichting van onderhandelingscomités in
het vrij gesubsidieerd onderwijs;
Gelet op de
beraadslaging van de Vlaamse regering op 19 juli 2002, betreffende de aanvraag
om advies bij de Raad van State binnen een maand;
Gelet op het advies 33.960/1 van de Raad van State, gegeven op 29
oktober 2002, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1o, van de
gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming;
Na beraadslaging,
Besluit :
Artikel 1.
§ 1.
[Dit besluit is van toepassing op de vast benoemde, tot de proeftijd toegelaten of tijdelijk aangestelde:
1° personeelsleden, vermeld in artikel 2, § 1, van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991;
2° personeelsleden, vermeld in artikel 4, § 1, van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd
onderwijs van 27 maart 1991;
3° leden van de inspectie, vermeld in artikel 61 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van
onderwijs;
4° personeelsleden, vermeld in artikel 10 van het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de
begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken;
5° personeelsleden vermeld in artikel 3 van het decreet van 7 juli 2017 betreffende de rechtspositie van de
personeelsleden in de basiseducatie.”
]
§ 2. Dit besluit is van toepassing op de
personen tewerkgesteld in de hoedanigheid van gesubsidieerde contractuelen in
het gemeenschaps- en gesubsidieerd onderwijs en in de gemeenschaps- en
gesubsidieerde psycho-medische-sociale centra en de centra voor
leerlingenbegeleiding.
§ 3. Dit besluit is van toepassing op de
contractuelen ten laste van het departement Onderwijs (CODO's).
Art. 2.
[Het vrouwelijk personeelslid
dat, bij toepassing van de artikelen 42 en 43 van de arbeidswet van 16 maart
1971 vrijgesteld is van arbeid, is ambtshalve met verlof voor de nodige
periode. Het verlof eindigt van zodra
[het bevallingsverlof start]
.]
Als de gerechtigde
borstvoeding geeft zoals bedoeld in artikel 7, 2°, van het koninklijk
besluit van 2 mei 1995 inzake moederschapsbescherming, mag het verlof een
periode van vijf maanden vanaf de dag van de bevalling niet overschrijden.
Dit verlof wordt gelijkgesteld met een periode van
dienstactiviteit.
Tijdens dit verlof heeft het vrouwelijk
personeelslid dat vast benoemd of tot de proeftijd toegelaten is recht op wedde
of weddentoelage en op verhoging tot een hogere wedde of weddentoelage.
Art. 3.
Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1
september 1999, met uitzondering van artikel 1, § 3, dat uitwerking heeft
met ingang van 1 januari 2002.
Art. 4.
De Vlaamse minister, bevoegd voor het
Onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.