Besluit van de Vlaamse regering betreffende de vastlegging
van de prestaties van een ambt in het buitengewoon secundair
onderwijs
goedkeuringsdatum
14 MAART 2003
publicatiedatum
B.S.09/07/2003
datum laatste wijziging
01/09/2023
COORDINATIE
(1)
B.Vl.R. van 08/09/2006 (B.S. 24/11/2006)
(2)
B.Vl.R. van 21/09/2007 (B.S. 29/10/2007)
(3)
B.Vl.R. van 27/05/2011 (B.S. 20/06/2011)
(4)
B.Vl.R. van 14/07/2023 (B.S. 31/08/2023)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering over de onderwijsinternaten ;
De Vlaamse regering,
Gelet op het decreet van 27 maart 1991 betreffende de
rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs,
inzonderheid op artikel 3, 12°;
Gelet op het
decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige
personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde
psycho-medisch-sociale centra, inzonderheid op artikel 5, 13;
Gelet op het decreet van 13 juli 2001 betreffende het onderwijs -
XIII - Mozaïek, inzonderheid op hoofdstuk IX;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de
Begroting, gegeven op 2 juli 2002;
Gelet op het
protocol nr. 475 van 10 juli 2002 houdende de conclusies van de
onderhandelingen gevoerd in de gemeenschappelijke vergadering van
Sectorcomité X en van onderafdeling "Vlaamse Gemeenschap" van afdeling 2
van het comité voor de provinciale en plaatselijke
overheidsdiensten;
Gelet op het protocol nr. 243
van 10 juli 2002 houdende de conclusies van de onderhandelingen gevoerd in het
overkoepelend onderhandelingscomité bedoeld in het decreet van 5 april
1995 tot oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd
onderwijs;
Gelet op de beraadslaging van de
Vlaamse regering, op 19 juli 2002, betreffende de aanvraag om advies bij de
Raad van State binnen een maand;
Gelet op advies
33.953/1 van de Raad van State, gegeven op 24 oktober 2002, met toepassing van
artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad
van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van
Onderwijs en Vorming;
Na
beraadslaging,
Besluit :
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.
§ 1. Dit besluit is van toepassing op de
personeelsleden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, het opvoedend
hulppersoneel, het administratief personeel,
[het ondersteunend personeel,]
het
paramedisch personeel, het medisch personeel, het orthopedagogisch personeel,
het psychologisch personeel en het sociaal personeel van instellingen voor
buitengewoon secundair onderwijs die worden gefinancierd of gesubsidieerd door
de Vlaamse Gemeenschap.
§ 2. In afwijking op § 1 is dit
besluit niet van toepassing op :
1° de personeelsleden van
het bestuurs- en onderwijzend personeel die een ambt uitoefenen in de
opleidingsvorm 4;
2° de personeelsleden van het bestuurs-
en onderwijzend personeel die het selectieambt van adjunct-directeur
uitoefenen;
3° de personeelsleden van het bestuurs- en
onderwijzend personeel die het bevorderingsambt van directeur
uitoefenen;
4° de personeelsleden van het opvoedend
hulppersoneel die het bevorderingsambt van beheerder
uitoefenen.
HOOFDSTUK II. - Het onderwijzend
personeel
Art. 2.
Het minimum en het maximum aantal lesuren
voor een ambt met volledige prestaties in een wervingsambt van het bestuurs- en
onderwijzend personeel wordt vastgesteld als volgt :
1°
leraar algemene en sociale vorming : minimum 22 en maximum 24 lesuren van 50
minuten;
2° leraar algemene en sociale vorming,
specialiteit lichamelijke opvoeding : minimum 22 en maximum 24 lesuren van 50
minuten;
3° leraar algemene en sociale vorming,
compensatietechniek-braille in type 6 : minimum 22 en maximum 24 lesuren van 50
minuten;
4° leraar beroepsgerichte vorming : minimum 24 en
maximum 28 lesuren van 50 minuten;
5° leraar
niet-confessionele zedenleer : minimum 22 en maximum 24 lesuren van 50
minuten;
6° godsdienstleraar : minimum 22 en maximum 24
lesuren van 50 minuten.
Art. 3.
Het minimum en het maximum aantal lesuren
voor een ambt met volledige prestaties in de selectie- en bevorderingsambten
van het bestuurs- en onderwijzend personeel wordt vastgesteld als volgt
:
1° het selectieambt van technisch adviseur : minimum 30
en maximum 33 lesuren van 50 minuten;
2° het
bevorderingsambt van technisch adviseur-coördinator : minimum 30 en
maximum 33 lesuren van 50 minuten.
Art. 4.
§ 1. Voor de toepassing van
artikel 41, § 2,
van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van
het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het
Ministerie van Openbaar Onderwijs, is de deler voor een ambt met onvolledige
prestaties als genoemd in artikel 2 en 3, gelijk aan :
1°
22 voor het ambt genoemd in artikel 2, 1°, 2°, 3°, 5° en
6°;
2° 24 voor het ambt genoemd in artikel 2,
4°;
3° 30 voor het ambt genoemd in artikel 3, 1° en
2°.
§ 2.
[Voor de toepassing van
artikel 44ter, §
2, van het hetzelfde koninklijk besluit, is de deler voor een
bijbetrekking in een ambt als genoemd in artikel 2 en 3, gelijk aan
:
1° 25 als de deler voor een ambt met onvolledige
prestaties 22 bedraagt;
2° 30 als de deler voor een ambt
met onvolledige prestaties 24 bedraagt;
3° 35 als de deler
voor een ambt met onvolledige prestaties 30
bedraagt.
]
HOOFDSTUK III. -
[...]
Art. 5.
[...]
[
Art. 5bis.
[...]
]
Art. 6.
[...]
HOOFDSTUK IV. - Het paramedisch
personeel
Art. 7.
[
§ 1. De wekelijkse prestaties in een
voltijdse betrekking in het ambt van ergotherapeut, kinesitherapeut, logopedist
en verpleger, bedragen 26 klokuren die worden gepresteerd binnen de periode van
normale aanwezigheid van de leerlingen.
§ 2. De deelname aan oudercontacten en
aan personeelsvergaderingen valt buiten de in § 1 bedoelde wekelijkse
prestaties. Deze opdrachten vallen niet noodzakelijk binnen de periode van
normale aanwezigheid van de leerlingen.
§ 3. Andere afwijkingen op § 1
kunnen maar toegepast worden na overleg of na onderhandeling in het lokaal
comité.
]
[
Art. 7bis.
Binnen de in artikel 7, § 1, bedoelde
wekelijkse prestaties presteert het personeelslid een kindgebonden opdracht
en/of bijzondere pedagogische taken. Deze opdracht bedraagt minimum 24 lesuren
en maximum 28 lesuren.
De criteria voor de invulling van deze
opdracht worden vastgelegd na overleg of na onderhandeling in het lokaal
comité.
In elke school wordt bij de voorbereiding van
het schooljaar onderhandeld over de algemene regels om de vaststelling van het
aantal lesuren prestaties tussen het minimum en het maximum van de opdracht op
een billijke en transparante wijze te bepalen.
]
[
Art. 7ter.
De wekelijkse prestaties in een deeltijdse
betrekking in een ambt vermeld in artikel 7, § 1, bedragen ten hoogste het
evenredige deel van het in artikel 7 bedoelde aantal klokuren.
De kindgebonden opdracht en/of bijzondere pedagogische taken,
bedoeld in artikel 7bis, worden in evenredige mate aangepast bij aanstelling in
een deeltijdse betrekking.
]
[
Art. 7quater.
§ 1. De wekelijkse prestaties in een
voltijdse betrekking in het ambt van kinderverzorger bedragen 32 klokuren die
worden gepresteerd binnen de periode van normale aanwezigheid van de
leerlingen.
§ 2. De deelname aan oudercontacten en
aan personeelsvergaderingen valt buiten de in § 1 bedoelde wekelijkse
prestaties.
Deze opdrachten vallen niet noodzakelijk binnen de
periode van normale aanwezigheid van de leerlingen.
§ 3. Andere afwijkingen op § 1
kunnen maar toegepast worden na overleg of na onderhandeling in het lokaal
comité.
]
[
Art. 7quinquies.
De administratieve taken verbonden aan de
eigen functie behoren ook tot de taak, maar niet tot de schoolgebonden
prestaties, van het paramedisch personeel.
]
Art. 8.
[
§ 1. Voor de toepassing van
artikel 41, § 2,
van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van
het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het
Ministerie van Openbaar Onderwijs, is de deler voor een ambt met onvolledige
prestaties als genoemd in artikel 7 en 7quater, gelijk aan
:
1° 32 voor het ambt van ergotherapeut, kinesitherapeut,
verpleger en kinderverzorger;
2° 30 voor het ambt van
logopedist.
§ 2. Voor de toepassing van artikel
44ter, § 2, van hetzelfde koninklijk besluit, is de deler voor een
bijbetrekking in een ambt als genoemd in § 1, gelijk aan
:
1° 37 als de deler voor een ambt met onvolledige
prestaties 32 bedraagt;
2° 35 als de deler voor een ambt
met onvolledige prestaties 30 bedraagt.
]
HOOFDSTUK V. - Het medisch personeel
Art. 9.
Het minimum en het maximum aantal uren
voor een ambt met volledige prestaties in het medisch personeel in het ambt van
arts wordt vastgesteld op minimum 32 en maximum 36 uren van 60
minuten.
Art. 10.
§ 1. Voor de toepassing van artikel 41,
§ 2, van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende
bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee
gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, is de deler
voor een ambt met onvolledige prestaties als genoemd in artikel 9, gelijk aan
32.
§ 2. Voor de toepassing van artikel
44ter, § 2, van hetzelfde koninklijk besluit, is de deler voor een
bijbetrekking in een ambt als genoemd in artikel 9, gelijk aan
37.
HOOFDSTUK VI. - Het orthopedagogisch
personeel
Art. 11.
Het minimum en het maximum aantal uren
voor een ambt met volledige prestaties in het orthopedagogisch personeel in het
ambt van orthopedagoog wordt vastgesteld op minimum 32 en maximum 36 uren van
60 minuten.
Art. 12.
§ 1. Voor de toepassing van artikel 41,
§ 2, van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende
bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee
gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, is de deler
voor een ambt met onvolledige prestaties als genoemd in artikel 11, gelijk aan
32.
§ 2. Voor de toepassing van artikel
44ter, § 2, van hetzelfde koninklijk besluit, is de deler voor een
bijbetrekking in een ambt als genoemd in artikel 11, gelijk aan
37.
HOOFDSTUK VII. - Het psychologisch
personeel
Art. 13.
Het minimum en het maximum aantal uren voor
een ambt met volledige prestaties in het psychologisch personeel in het ambt
van psycholoog wordt vastgesteld op minimum 32 en maximum 36 uren van 60
minuten.
Art. 14.
§ 1. Voor de toepassing van artikel 41,
§ 2, van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende
bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee
gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, is de deler
voor een ambt met onvolledige prestaties als genoemd in artikel 13, gelijk aan
32.
§ 2. Voor de toepassing van artikel
44ter, § 2, van hetzelfde koninklijk besluit, is de deler voor een
bijbetrekking in een ambt als genoemd in artikel 13, gelijk aan
37.
HOOFDSTUK VIII. - Het sociaal
personeel
Art. 15.
Het minimum en het maximum aantal uren
voor een ambt met volledige prestaties in een ambt van het sociaal personeel in
het ambt van maatschappelijk werker wordt vastgesteld op minimum 32 en maximum
36 uren van 60 minuten.
Art. 16.
§ 1. Voor de toepassing van artikel 41,
§ 2, van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende
bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee
gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, is de deler
voor een ambt met onvolledige prestaties als genoemd in artikel 15, gelijk aan
32.
§ 2. Voor de toepassing van artikel
44ter, § 2, van hetzelfde koninklijk besluit, is de deler voor een
bijbetrekking in een ambt als genoemd in artikel 15, gelijk aan
37.
HOOFDSTUK IX. - Het administratief
personeel
Art. 17.
[
Het minimum en het maximum aantal uren
voor een ambt met volledige prestaties in de ambten van het administratief
personeel wordt vastgesteld als volgt :
1° wervingsambten
:
a) bode-kamerbewaarder : 36 uren van 60
minuten.
]
Art. 18.
[...]
[HOOFDSTUK IXbis. - Dienstvrijstelling voor zitting in
een lokaal inspraakorgaan]
[
Art. 18bis.
Het personeelslid dat
zitting heeft in een lokaal inspraakorgaan dat opgericht is door of krachtens
een wet of een decreet, krijgt dienstvrijstelling om de vergaderingen van dat
inspraakorgaan bij te wonen. De dienstvrijstelling wordt gelijkgesteld met een
periode van dienstactiviteit.
]
HOOFDSTUK X. - Slotbepalingen
Art. 19.
Dit besluit heeft uitwerking met ingang
van 1 september 2002, met uitzondering van hoofdstuk III en IX die uitwerking
hebben op 1 september 2001.
Art. 20.
De Vlaamse minister, bevoegd voor het
Onderwijs, is belast met de uitvoering van dit
besluit.