Koninklijk besluit tot vaststelling der
reglementsbepalingen betreffende de terbeschikkingstelling der leden van het
onderwijzend personeel
goedkeuringsdatum
18 JULI 1933
publicatiedatum
B.S.20/07/1933
datum laatste wijziging
02/09/2013
COORDINATIE
(1)
K.B. nr. 132 van 28/02/1935 (B.S. 4-5/03/1935 )
(2)
K.B. van 26/08/1935 (B.S. 28/08/1935)
(3)
K.B. van 10/06/1937 (B.S. 10/07/1937)
(4)
Wet van 18/02/1954 (B.S. 04/03/1954)
(5)
Wet van 17/12/1956 (B.S. 16/01/1957)
(6)
Decr. van 21/12/2012 (B.S. 19/02/2013)
(7)
Decr. van 19/07/2013 (B.S. 27/08/2013)
Onderwijzend personeel en inspectie
ALBERT , Koning der Belgen,
Aan
allen, tegenwoordigen en toekomenden, heil.
Gelet
op de wet van 17 mei 1933, waarbij de regering er toe gemachtigd werd zekere
maatregelen te treffen met het oog op het financieel herstel en het
verwezenlijken van het begrotingsevenwicht;
Overwegende dat de bepalingen betreffende de
terbeschikkingstelling der leden van het personeel en der opzieners en
opziensters van het lager onderwijs, van het normaalonderwijs en van het
middelbaar onderwijs in overeenstemming dienen gebracht met de nieuwe regelen,
vastgesteld voor de ambtenaren en beambten van de Staat;
Op voordracht van Onze Minister, die er in Raadsvergadering over
beraadslaagd hebben,
Wij hebben besloten en Wij
besluiten :
Artikel 1.
De leden van het administratief en
onderwijzend personeel van de instellingen voor gemeentelijk lager en
bewaarschoolonderwijs, van de door de Staat bestuurde instellingen voor
middelbaar onderwijs, van de Rijksnormaalinstellingen voor onderwijzers en
onderwijzeressen, evenals de opzieners en de opziensters van het lager
onderwijs, van het normaalonderwijs en van het middelbaar onderwijs, kunnen ter
beschikking gesteld worden :
1° Wegens opheffing van
bediening;
2° Bij afdanking in het belang van de dienst;
3° Bij maatregel van orde;
4°
[Wegens
in België door de regering gegeven en met toestemming der bevoegde
overheid aanvaarde opdrachten, wanneer de duur, de belangrijkheid of de aard
dezer opdrachten niet verenigbaar zijn met de normale uitoefening der
hoofdbetrekking;]
5° Wegens ziekte of
lichaamsgebreken;
6° Ingeval zij op rustgeld moeten
gesteld worden en zij het voor het pensioen vereiste aantal dienstjaren niet
tellen en niet aangetast bevonden zijn door gebreken welke hen ongeschikt maken
om hun betrekking nog langer uit te oefenen;
7° Wegens
persoonlijke aangelegenheden;
8° Voor het vervullen van de
militaire dienst als vrijwilliger of voor het uitoefenen ener betrekking in de
kolonie.
[
De bepalingen betreffende het beschikbaar stellen :
a) wegens ziekte of lichaamsgebreken;
b)
wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst zijn eveneens toepasselijk :
1° Op aanvraag van de gemeenteraad, op de leden van het
administratief en onderwijzend personeel der gemeentelijke middelbare
onderwijsinrichtingen die Staatstoelagen bekomen;
2° Op de
leden van het onderwijzend personeel, bestuurders, leraars, onderwijzers,
bijzondere leermeesters, lesgevers, studiemeesters en surveillanten :
a) der aangenomen of aanneembare lagere scholen en
bewaarscholen;
b) der erkende provinciale of vrije
normaalscholen en der daaraan verbonden oefenscholen voor lager of
bewaarschoolonderwijs, mits de belanghebbenden Belg zijn, wereldlijk, houder
van het voor het ambt vereiste diploma of getuigschrift van bekwaamheid, of
daarvan werden vrijgesteld.
Voor deze laatste leerkrachten,
neemt het beschikbaar stellen een einde en wordt de daaraan verbonden wedde
ingehouden :
1° in geval van opheffing der inrichting of
der betrekking of
2° ingeval de aan de school verleende
Staatstoelagen ingehouden worden; wanneer de aanneming der school ophoudt, valt
het gedeelte van het wachtgeld, dat ten laste van de gemeente was, ten laste
van het bestuur der school.
]
[De Belgische leke
personeelsleden van de aangenomen en aanneembare lagere en bewaarscholen,
houders van het diploma of het bevoegdheidsgetuigschrift vereist voor de
uitoefening van hun functie, of die een vrijstelling hebben bekomen van het
bezit dezer titels, mogen ter beschikking worden gesteld wegens opheffing van
bediening, onder de voorwaarden bepaald in het onderhavig besluit.]
Afdeling I. - Algemene bepalingen
Art. 2.
1. De in artikel 1 genoemde personen
mogen, om generlei reden, ter beschikking gesteld worden of behouden blijven
wanneer zij de wettelijke voorwaarden vervullen om ambtshalve gepensioneerd te
worden.
Wordt de terbeschikkingstelling tot na dien tijd
verlengd, dan is de beambte er toe gehouden het verschil tussen het wachtgeld
en het pensioen aan de Schatkist terug te betalen.
2. Het
personeel dat ter beschikking is gesteld wegens ziekte, verschijnt ten minste
eenmaal per jaar vóór de provinciale commissie der burgerlijke
pensioenen of vóór het in de plaats tredend organisme zoveel
mogelijk in de loop van de maand welke overeenstemt met die waarin zij van hun
ambt werden ontheven.
Bij voorkomend geval wordt de betaling
van het wachtgeld geschorst totdat de rechthebbenden zich vóór de
commissie hebben aangemeld.
[
De bepaling van het eerste lid is
toepasselijk op de personen, die ter beschikking zijn gesteld wegens opheffing
van bediening en die ter beschikking zijn gesteld in het belang van de dienst.
Voor hen, die stelselmatig en zonder wettige redenen zullen weigeren die
verplichting na te leven, zal de wachttijd ophouden in aanmerking te komen voor
de berekening van het eventueel pensioen, onverminderd de inhouding van het
wachtgeld.
De toestand der ingebreke blijvende personen zal
vastgesteld worden bij ministerieel besluit.
]
3. In geen geval
mag de duur van de terbeschikkingstelling met genot van een wachtgeld, in
één of meer malen, de duur der werkelijke diensten overtreffen
met uitsluiting van de militaire diensten die vóór de
indiensttreding werden vervuld.
Bereikt de duur van deze
terbeschikkingstelling twee jaar, dan mag, behoudens voor het personeel dat ter
beschikking werd gesteld wegens opheffing van bediening, het wachtgeld niet
meer hoger zijn dan het pensioen dat de belanghebbenden zouden bekomen, moesten
zij, op dat ogenblik voorbarig gepensioneerd worden.
Art. 3.
De wedde van terbeschikkingstelling wordt
berekend op de laatste activiteitswedde met inbegrip van de bijbezoldiging
evenals de toevallige verdiensten en de emolumenten zoals die bij de bepalingen
op het stuk zijn vastgesteld.
Komen enkel in aanmerking, de
jaren werkelijke diensten waarmede rekening wordt gehouden voor het bepalen van
de activiteitswedde.
Terbeschikkingstelling wegens opheffing van
bediening
Art. 4.
De terbeschikkingstelling wegens
opheffing van bediening wordt uitgesproken door de overheid die de bediening
heeft toegekend.
Nochtans worden de beslissingen der
gemeenteraden, houdende opheffing van een plaats van onderwijzer, onderworpen
aan het advies van de bestendige deputatie en aan de goedkeuring van de
Koning.
Het koninklijk besluit waarbij de opheffing wordt
toegelaten of geweigerd, is met redenen omkleed en wordt in het Staatsblad
bekendgemaakt.
[De beslissingen van de comité's van
aangenomen en aanneembare scholen, strekkende tot de terbeschikkingstelling van
het personeel dezer scholen, worden onderworpen aan de goedkeuring van de
Minister van Openbaar Onderwijs.]²
1. In geval van
terbeschikkingstelling wegens opheffing van bediening behouden de
belanghebbenden hun aanspraken op bevordering en genieten zij een
wachtgeld.
2. Tijdens het eerste en het tweede jaar is het
wachtgeld gelijk aan de laatste activiteitswedde.
Voor ieder
der volgende jaren wordt het met 25 % verminderd wanneer de rechthebbenden
ongehuwd zijn en met 20 % wanneer zij gehuwd zijn of wanneer zij weduwenaar of
uit de echt gescheiden zijn met één of meer minderjarige kinderen
te hunnen laste.
Nochtans mag het wachtgeld, binnen de grens
van dertig dertigsten, niet lager zijn dan zoveel malen één
dertigste der laatste activiteitswedde als de belanghebbende jaren werkelijke
diensten telt op de datum van zijn terbeschikkingstelling.
Voor
de verminderingen steunt men op de burgerlijke stand der belanghebbenden bij de
aanvang van elk jaar van terbeschikkingstelling, afgezien van de vroegere
veranderingen.
3.
[...]
4.
[De leden van
het administratief en onderwijzend personeel der middelbare
onderwijsinrichtingen van de Staat en van de rijks- en provinciale
normaalscholen voor onderwijzers en onderwijzeressen, alsmede de inspecteurs en
inspectrices van het lager onderwijs, het normaal- en middelbaar onderwijs,
worden als ontslagnemers beschouwd wanneer zij weigeren een openbare functie te
aanvaarden waaraan een wedde verbonden is ten minste gelijk aan hun wachtgeld.
De leden van het administratief en onderwijzend personeel der
gemeentelijke inrichtingen voor lager en bewaarschoolonderwijs, mogen onder
dezelfde voorwaarden als ontslagnemers beschouwd worden.
Aan
de leden van het onderwijzend personeel der aangenomen en aanneembare lagere en
bewaarscholen mag hun wachtgeld worden ontnomen wanneer zij weigeren in een
openbaar bestuur of in een openbare school of in een door de Staat
geïnspecteerde privé-school een betrekking te aanvaarden, waaraan
een wedde verbonden is ten minste gelijk aan hun wachtgeld.
]
Ingeval deze ambten of andere ambten of bedieningen aanvaard
worden, mag het wachtgeld worden ingehouden of verminderd; dit geldt eveneens
voor het geval dat de betrokkene weigert pensioen aan te vragen, alhoewel hij
de vereiste voorwaarden vervult om daarop aanspraak te maken, alsmede voor het
geval dat hij, het genot hebbende van een wachtgeld, nieuwe geldmiddelen zal of
bekomen heeft.
5. De Staatsbeambten knjgen de voorkeur boven
alle anderen voor de betrekkingen in de Rijksonderwijsinstellingen, zo zij de
wettelijke of reglementaire voorwaarden vervullen voor het bekomen van deze
betrekkingen. In geval van wederoproeping tot de activiteit, wordt aan de
belanghebbenden, wanneer zij in een nieuwe winstgevende werkkring getreden
zijn, een tijdsbestek van ten minste drie maanden en van ten hoogste zes
maanden verleend om aan het bevel der overheid gevolg te geven.
Terbeschikkingstelling bij afdanking in het
belang van de dienst
Art. 5.
[...]
Terbeschikkingstelling bij maatregel van
orde
Art. 6.
De terbeschikkingstelling bij
maatregel van orde wordt, voor het Rijkspersoneel, uitgesproken overeenkomstig
de regelen, vastgesteld door de overheid, welke de bediening heeft verleend.
Wat betreft de leden van het personeel der gemeentelijke lagere scholen en
bewaarscholen, voor hen wordt de maatregel uitgesproken door de gemeenteraad of
door de Koning, onder de voorwaarden bepaald bij de wet tot regeling van het
lager onderwijs.
In geval van terbeschikkingstelling bij
maatregel van orde, mag het wachtgeld niet meer bedragen dan de helft der
laatste activiteitswedde. Na het tweede jaar wordt het verminderd tot het
bedrag van het pensioen, dat de belanghebbende zou bekomen, moest hij voorbarig
gepensioneerd worden, onder voorbehoud dat dit bedrag, in geen geval, de
disponibiliteitswedde zal mogen overschrijden.
De Koning mag,
aan de hand van een met redenen omkleed besluit, het wachtgeld verminderen of
inhouden; nochtans behoort het initiatief van deze maatregel tot de bevoegdheid
van de gemeente, ingeval deze laatste de terbeschikkingstelling heeft
uitgesproken.
Terbeschikkingstelling wegens
opdracht
Art. 7.
De beslissing, waarbij een beambte ter
beschikking gesteld wordt wegens opdracht onder de voorwaarden vermeld in
4° van artikel 1 van onderhavig besluit, bepaalt, binnen de grenzen,
vastgesteld bij artikel 2, nr. 3, de duur van de terbeschikkingstelling en
verleent eventueel een wachtgeld, dat niet meer bedragen mag dan een derde der
laatste activiteitswedde.
[De tijd van terbeschikkingstelling
wegens opdracht met toekenning van een wachtgeld wordt in aanmerking genomen
voor de berekening van de activiteitswedde.]
Terbeschikkingstelling wegens
ziekte
Art. 8.
De terbeschikkingstelling wegens
ziekte of lichaamsgebreken, wordt, voor het Rijkspersoneel, uitgesproken door
de overheid, welke de bediening heeft verleend. Voor de leden van het
onderwijzend personeel der gemeentelijke lagere scholen en bewaarscholen en der
aangenomen lagere scholen, wordt zij uitgesproken door de Minister van Openbaar
Onderwijs.
De terbeschikkingstelling wegens ziekte brengt het
verlenen mede van een wachtgeld, waarvan het bedrag, per jaar werkelijke
diensten, wordt vastgesteld, volgens het bedrag van de laatste
activiteitswedde, op de voet van :
5 % voor de eerste vijf
jaar;
4 % voor de volgende vijf jaar;
2 % voor
de overige jaren.
Het bedrag van deze wachtgelden mag niet
lager zijn dan de helft der laatste activiteitswedde noch hoger dan drie vierde
van dezelfde wedde.
Indien de lichamelijke ongeschiktheid
echter het gevolg is van verwondingen bekomen in de uitoefening of ter
gelegenheid van de uitoefening van het ambt, kan de betrokkene de volledige
wedde genieten, welke hij ontving op het ogenblik zijner
terbeschikkingstelling.
Onverminderd de toepassing van artikel
2, nr. 2. is de betrokkene gehouden zich, op de eerste uitnodiging, voor de
provinciale commissie aan te bieden, om zijn lichamelijke toestand te doen
vaststellen.
Weigert hij dit, of weigert hij, na tot de dienst
geschikt te zijn bevonden, zijn ambt te hervatten of een bediening te
aanvaarden, gelijk aan die, welke hij laatstelijk bekleedde, dan moet hij als
afgetreden beschouwd worden.
De ziektegevallen der leden van
het onderwijzend personeel der gemeentelijke lagere scholen en bewaarscholen,
alsmede der aangenomen lagere scholen, kunnen eveneens vastgesteld worden door
de bij koninklijk besluit opgerichte raden van toezicht.
Het
wachtgeld mag ingehouden worden indien de beambte door de bevoegde raad van
toezicht voorgoed ongeschikt werd bevonden om zijn ambt uit te oefenen en hij,
verder, de vereiste voorwaarden vervult om op eigen aanvraag gepensioneerd te
worden, of indien hij, nadat hij geschikt werd bevonden, niet opnieuw in dienst
treedt.
Art. 9.
De terbeschikkingstelling wegens ziekte
of lichaamsgebreken wordt van ambtswege uitgesproken :
1°
Wanneer een beambte met mlnder dan ben jaar dienst, drie maanden afwezig is
geweest; wanneer een beambte met tien jaar en minder dan vijftien jaar dienst,
vier maanden afwezig is geweest, en, voor een beambte met meer
anciënniteit, na zes maanden afwezigheid.
De dagen
afwezigheid, waar geen diensthervatting van meer dan zes maanden tussen valt,
worden samengeteld om voormelde tijdsbestekken van drie, vier en zes maanden
uit te maken;
2° Wanneer een beambte, gedurende een
tijdsbestek van ten minste twee jaar, in één of meer malen een
totaal aantal dagen verlof of terbeschikkingstelling heeft bekomen, dat de
helft van het aantal dagen van het bedoelde tijdsbestek
overschrijdt.
De verloven voor bevalling die de normale duur
niet te boven gaan, komen bij de berekening der dagen afwezigheid niet in
aanmerking.
Wanneer een Staatsbeambte, tijdens zijn loopbaan,
een totaal aantal dagen verlof van meer dan achttien maanden om
gezondheidsredenen heeft bekomen, wordt zijn activiteitswedde, gedurende de
latere verloven, welke hem wegens ziekte worden verleend, met 10 % verminderd.
Deze bepaling is niet toepasselijk op de leden van het onderwijzend personeel
der scholen, onderworpen aan de wet tot regeling van het lager onderwijs, wier
toestand geregeld wordt bij artikel 38 van deze wet.
De
belanghebbende is in alle geval verplicht de Rijksschatkist schadeloos te
stellen voor het nadeel dat hij haar, tengevolge van de overtreding van
vorenstaande bepalingen heeft berokkend.
Van het eerste lid van
dit artikel kan afgeweken worden ten opzichte van de onderwijzer door wie, bij
toepassing van de wet tot regeling van het lager onderwijs, een deel der
bezoldiging van zijn plaatsvervanger wordt gedragen.
Art. 10.
1. De beambten kunnen gedurende ten
hoogste één jaar ter beschikking behouden blijven wegens ziekte
of lichaamsgebreken, tenzij de arbeidsonbekwaamheid, welke de
terbeschikkingstelling gewettigd heeft, het gevolg is van verwondingen bekomen
of van ongevallen overkomen in de uitoefening of ter gelegenheid van de
uitoefening van de aan de betrokkene toevertrouwde functiën, in welk geval
de hoogste duur van de termijn van terbeschikkingstelling op twee jaar kan
worden gesteld.
2. Indien na verloop van deze termijnen, de
bevoegde commissie verklaart dat de kwaal, door dewelke de wegens ziekte of
lichaamsgebreken ter beschikking gestelde beambte aangetast is, geneesbaar is,
en de beambte niettemin onbekwaam is om zijn dienst te hervatten, wordt zijn
wachtgeld verminderd tot het bedrag van het pensioen, dat hij zou bekomen,
moest hij voorbarig gepensioneerd worden.
Art. 11.
De terbeschikkingstelling der
hiernavermelde personen, welke een door de Minister van Openbaar Onderwijs
aangestelde geneesheer bevonden zal hebben als zijnde aangetast door erkende
evoluerende tering of door een geestesziekte, zal kunnen uitgesteld worden tot
op het ogenblik dat de betrokkenen gedurende twee jaar een verlof wegens ziekte
hebben genoten :
1° De leden van het onderwijzend personeel
der gemeentelijke lagere scholen en bewaarscholen en de Belgische, wereldlijke,
gediplomeerde of van het diploma vrijgestelde leerkrachten der aangenomen
lagere scholen;
2° De leden van het administratief en
onderwijzend personeel der Rijkslagere normaalscholen en der erkende
gemeentelijke normaalscholen, alsmede de onderwijzers der aan deze inrichtingen
verbonden oefenscholen;
3° De leden van het onderwijzend
personeel der door de Staat of door de gemeenten bestuurde inrichtingen voor
middelbaar onderwijs.
Voor de toepassing van deze maatregel
worden de navolgende voorwaarden gesteld :
1° De
begunstigden mogen niet voorgoed onbekwaam bevonden zijn door de provinciale
commissie der pensioenen om hun ambt uit te oefenen;
2° De
teringleiders moeten zich laten verzorgen in een dispensarium, een sanatorium
of in een andere geschikte inrichting;
3° De geesteszieken
moeten geplaatst worden in een door de regering erkend
gesticht.
Art. 12.
De beambten, ter beschikking gesteld
wegens ziekte of lichaamsgebreken, behouden al hun rechten op de aan hun ambt
verbonden voordelen, wanneer zij opnieuw in actieve dienst geplaatst
worden.
Terbeschikkingstelling in afwachting dat men
het vereiste aantal jaren dienst bereikt heeft om gepensioneerd te
worden
Art. 13.
De beambte, ter beschikking gesteld in
het geval voorzien bij nr. 6 van artikel 1 van onderhavig besluit, geniet een
wachtgeld gelijk aan het bedrag van het pensioen, dat hij zou bekomen, moest
hij, op dit ogenblik, voorbarig gepensioneerd worden.
Hij is
verplicht zich te gedragen naar de voorschriften van nr. 2 van artikel 2 van
onderhavig besluit.
Terbeschikkingstelling wegens persoonlijke
aangelegenheden, voor het vervullen van de militaire dienst als vrijwilliger of
voor het uitoefenen van een bediening in de kolonie
Art. 14.
1. De beambte, welke ter beschikking
gesteld werd wegens persoonlijke aangelegenheden, ontvangt geen
wachtgeld.
Hij mag de ziekten of de lichaamsgebreken niet doen
gelden, die hij na zijn terbeschikkingstelling heeft
opgedaan.
Hij verliest zijn aanspraken op bevordering en de
tijd gedurende dewelke hij ter beschikking was gesteld komt niet in aanmerking
voor de berekening der anciënniteit, ingeval van diensthervatting. De duur
van terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden is beperkt tot
ten hoogste twee jaar. Nochtans kan deze duur op drie jaar gebracht worden voor
het personeel dat dienst neemt bij ene in de kolonie gevestigde private
onderneming.
Ieder beambte wiens afwezigheid die termijn
overschrijdt, wordt, uit dien hoofde, beschouwd als
afgetreden.
2. De beambten, ter beschikking gesteld voor het
vervullen van de militaire dienst in hoedanigheid van vrijwilliger of voor het
uitoefenen ener betrekking in de kolonie, ontvangen geen wachtgeld, doch zij
behouden eventueel hun aanspraken op bevordering.
3. De
terbeschikkingstelling wegens opheffing van bediening (art. 1, nr. 1, van dit
besluit) wordt veranderd in terbeschikkingstelling voor het uitoefenen van een
ambt in de kolonie (art. 1, nr. 8) wanneer de beambte, ter beschikking gesteld
wegens opheffing van bediening, overeenkomstig artikel 33 der wet van 10
augustus 1921, tot wijziging van de wet op het bestuur van Belgisch Congo, de
toelating bekomt om een betrekking te aanvaarden welke afhangt van het bestuur
der kolonie. De beambte, ter beschikking gesteld wegens opheffing van
bediening, die in dienst treedt van een koloniale vennootschap of maatschappij,
wordt ter beschikking gesteld wegens persoonlijke aangelegenheden
(overeenkomstig nr. 6 van art. 1 van dit besluit).
Afdeling II. - Bijzondere bepalingen
Art. 15.
Ieder ter beschikking gesteld beambte is
verplicht de bevoegde overheid kennis te geven van een woonplaats, in het Rijk,
waar hem de hem betreffende mededelingen zullen kunnen gestuurd
worden.
Art. 16.
De beambte, die, bij het verstrijken van
de termijn vastgesteld voor de terbeschikkingstelling, verzoekt om opnieuw in
dienst te mogen treden, en die, bij gebrek aan ambtsvacatuur, niet onmiddellijk
opnieuw in het activiteitskader kan geplaatst worden, blijft tijdelijk ter
beschikking en behoudt zijn wachtgeld; moest hij er vroeger geen genoten
hebben, dan zal er hem een verleend worden, dat de helft van zijn laatste
activiteitswedde niet mag overschrijden.
Wanneer het een
beambte geldt, die ter beschikking werd gesteld voor het vervullen van de
militaire dienst in hoedanigheid van vrijwilliger, is de te verlenen wedde die
welke de beambte zou genoten hebben moest hij in activiteit gebleven zijn; zij
is verschuldigd te beginnen met de dag waarop de belanghebbende zich werkelijk
opnieuw ter beschikking stelt van de bevoegde
overheid.
Art. 17.
Ieder beambte, ter beschikking gesteld
wegens opheffing van bediening, bij afdanking in het belang van de dienst, bij
maatregel van orde, wegens opdrachten, wegens ziekte of wegens persoonlijke
aangelegenheden (art. 1, nrs. 1, 2, 3, 4, 5 en 7) blijft ter beschikking van de
bevoegde overheid, die hem opnieuw in actieve dienst kan plaatsen behoudens
vaststelling van de toestand van hen die in die positie werden geplaatst wegens
ziekte en onder voorbehoud van de bepaling aangegeven in artikel 4, laatste
alinea, van dit besluit, voor de beambte ter beschikking gesteld wegens
opheffing van bediening.
De beambte, die weigert zijn ambt te
hervatten binnen de hem door de bevoegde overheid opgelegde termijn of een
gelijkwaardige betrekking te bekleden, wordt als afgetreden
beschouwd.
Art. 18.
In de gevallen van terbeschikkingstelling
met genot van een wachtgeld om reden van opheffing van bediening, van afdanking
in het belang van de dienst, of wegens ziekte worden de gezins- en
geboortetoelagen behouden.
Zij worden ingehouden wanneer het
een wachtgeld geldt dat een pensioen vervangt of verminderd is op het bedrag
van het pensioen.
De verblijfsvergoeding wordt in geen geval
verleend.
Art. 19.
1.
[Het wachtgeld der leden van het
administratief en onderwijzend personeel, bedoeld bij artikel 1, ter
beschikking gesteld wegens ziekte, wegens opheffing van de bediening of bij
afdanking in het belang van de dienst is, voor het deel afgeleid van de
activiteitswedde ten laste van de Openbare Schatkist op het ogenblik van de
terbeschikkingstelling, ten laste van de openbare besturen en schoolbesturen
onder de volgende voorwaarden :
1° Personeel der
gemeentescholen en aangenomen scholen : Staat 3/5, gemeente
2/5;
2° Personeel der provinciale en aangenomen
normaalscholen en van de daaraan verbonden oefenscholen : Staat 3/5, provincie
2/5;
3° Personeel der vrije aangenomen normaalscholen en
van de daaraan verbonden oefenscholen : Staat 3/5, directie
2/5;
4° Personeel der aanneembare scholen
:
a) Ter beschikking gesteld wegens ziekte of bij afdanking in
het belang van de dienst : Staat 3/5, directie 2/5;
b) Ter
beschikking gesteld wegens opheffing van bediening : Staat : het
geheel.
Het deel der wedde overeenstemmend met de diverse
toelagen door de gemeente, de provincie of de schoolbesturen toegekend, blijft
uitsluitend te dezer laste.
]
2. Het wachtgeld van de
leden van het administratief en onderwijzend personeel van de door de Staat
gesubsidieerde gemeentelijke middelbare onderwijsinstellingen, op aanvraag van
de gemeenteraad, door de Minister van Openbaar Onderwijs ter beschikking
gesteld wegens ziekte, wordt gedragen door de Staat, de provincie en de
gemeente, in de verhouding vermeld in nr. 1 van dit artikel.
3.
De wachtgelden van de leden van het onderwijzend personeel van de gemeentelijke
lagere scholen en bewaarscholen, ter beschikking gesteld bij maatregel van
orde, worden al naar het geval, gedragen door de gemeente of door de Staat,
overeenkomstig de bepalingen van de wet tot regeling van het lager
onderwijs.
[
4. Het wachtgeld wordt betaald door de
gemeenteontvanger of door de Staatskas, volgens de regelen bepaald voor de
uitkering van de activiteitswedden. De Staat betaalt echter rechtstreeks het
wachtgeld voortkomend van de wettelijke activiteitswedde, ten laste van de
Openbare Schatkist :
1° Van de leden van het onderwijzend
personeel :
a) Van de gemeentelijke of aangenomen lagere
scholen en bewaarscholen;
b) Van de erkende provinciale
normaalscholen en van de daaraan verbonden oefenscholen.
Hij
schiet de aandelen voor van de provincies en van de gemeenten in de betaling
van die wedden;
2° De Staat betaalt rechtstreeks zijn
aandeel (3/5) in de uitkering van het wachtgeld van de leden van het
onderwijzend personeel der aanneembare lagere scholen en bewaarscholen en der
erkende vrije normaalscholen en der daaraan verbonden
oefenscholen.
De schoolbesturen betalen rechtstreeks hun
aandeel aan de belanghebbenden.
]
Art. 20.
De duur van terbeschikkingstelling,
behalve in de gevallen van terbeschikkingstelling bij maatregel van orde en
wegens persoonlijke aangelegenheden (nrs. 3 en 7 van art. 1), komt in
aanmerking voor de uitkering van het eventueel
pensioen.
Art. 21.
Alle vorige wets- en reglementsbepalingen,
die in strijd zouden zijn met die van onderhavig besluit, zijn
ingetrokken.
Art. 22.
De toestand van de tegenwoordig ter
beschikking gestelde beambte zal overeenkomstig bovenstaande bepalingen herzien
worden. Die herziening zal echter slechts met ingang van 1 september 1933 van
kracht worden.
[
Art. 22bis.
De leden van het personeel,
oorlogsinvaliden, blijven wat betreft de terbeschikkingstelling wegens ziekte
of lichaamsgebreken, onderworpen aan de bepalingen der vorige
besluiten.
]
Art. 23.
Onze Minister van Openbaar Onderwijs is
belast met de uitvoering van dit besluit.
- (1):
De terminologie werd niet aangepast
in deze coördinatie; zo b.v. : "aangenomen en aanneembare scholen"
waarvoor nu gesubsidieerde vrije scholen dient gelezen te
worden.