Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de procedure in beroep na een evaluatie met eindconclusie « onvoldoende » en betreffende de werking van het college van beroep

  • goedkeuringsdatum
    14/12/2007
  • publicatiedatum
    B.S.24/01/2008
  • zie ook
  • datum laatste wijziging
    22/03/2019

COORDINATIE

(1) B.Vl.R. van 18/05/2018 (B.S. 15/06/2018)

(2) B.Vl.R. van 22/03/2019 (B.S. 15/05/2019)

De Vlaamse Regering,

Gelet op het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs, inzonderheid op artikel 73septiesdecies, ingevoegd bij het decreet van 13 juli 2007;

Gelet op het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, inzonderheid op artikel 47septiesdecies, ingevoegd bij het decreet van 13 juli 2007;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 12 juli 2007;

Gelet op protocol nr. 645 van 5 oktober 2007 houdende de conclusies van de onderhandelingen die werden gevoerd in de gemeenschappelijke vergadering van het sectorcomité X en van de onderafdeling « Vlaamse Gemeenschap » van afdeling 2 van het comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;

Gelet op protocol nr. 410 van 5 oktober 2007 houdende de conclusies van de onderhandelingen die werden gevoerd in het overkoepelend onderhandelingscomité;

Gelet op het advies nr. 43.770/1 van de Raad van State, gegeven op 13 november 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming;

Na beraadslaging,

Besluit :

HOOFDSTUK I Inleidende bepalingen

Artikel 1.

Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder raadsman: een advocaat, een personeelslid van de onderwijsinstellingen of van de centra voor leerlingenbegeleiding of, wat de werknemer betreft, een vertegenwoordiger van een erkende vakorganisatie en, wat de evaluator(en) betreft, een vertegenwoordiger van het gemeenschapsonderwijs of van een representatieve vereniging van inrichtende machten.

Art. 2.

Dit besluit is van toepassing op de personeelsleden tewerkgesteld in de instellingen en centra, vermeld in artikel 73bis van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs en in artikel 47bis van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs, en op hun evaluatoren.

HOOFDSTUK II. — Het college van beroep

Art. 3.

§ 1. De kamers van het college van beroep worden samengesteld uit een effectieve en twee plaatsvervangende voorzitters, en uit twaalf effectieve en twaalf plaatsvervangende leden. Een plaatsvervangend lid kan pas zetelen als het effectieve lid afwezig is of als het effectieve lid gewraakt wordt.

§ 2. De Vlaamse Regering benoemt de effectieve en de plaatsvervangende voorzitters.

§ 3. Het gemeenschapsonderwijs en de representatieve verenigingen van inrichtende machten enerzijds, en de representatieve vakorganisaties anderzijds, wijzen een gelijk aantal effectieve en plaatsvervangende leden van de kamers van het college van beroep aan.

§ 4. [2B.Vl.R. van 22/03/2019
B.S. 15/05/2019
De leden ontvangen een terugbetaling van de reis- en verblijfskosten overeenkomstig de geldende reglementering die van toepassing is op de personeelsleden van de Vlaamse overheid.2B.Vl.R. van 22/03/2019
B.S. 15/05/2019
]

§ 5. De effectieve voorzitters ontvangen een jaarlijkse forfaitaire vergoeding van [1B.Vl.R. van 18/05/2018
B.S. 15/06/2018
4.000 euro1B.Vl.R. van 18/05/2018
B.S. 15/06/2018
] .

Als de effectieve voorzitter verhinderd is en diens functie waargenomen wordt door een plaatsvervangende voorzitter, wordt aan die laatste een vergoeding van [1B.Vl.R. van 18/05/2018
B.S. 15/06/2018
150 euro1B.Vl.R. van 18/05/2018
B.S. 15/06/2018
] per zitting toegekend.

[2B.Vl.R. van 22/03/2019
B.S. 15/05/2019
De vergoeding volgt de evolutie van het gezondheidsindexcijfer overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het rijk worden gekoppeld, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit nr. 178 van 30 december 1982 en onverminderd artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.2B.Vl.R. van 22/03/2019
B.S. 15/05/2019
]

[2B.Vl.R. van 22/03/2019
B.S. 15/05/2019
De voorzitters ontvangen een terugbetaling van de reis- en verblijfskosten overeenkomstig de geldende reglementering die van toepassing is op de personeelsleden van de Vlaamse overheid.2B.Vl.R. van 22/03/2019
B.S. 15/05/2019
]

Art. 4.

§ 1. Het mandaat van de effectieve en de plaatsvervangende voorzitters en van de leden duurt vier jaar. Het mandaat is hernieuwbaar.

In elk geval behouden de kamers van het college van beroep hun bevoegdheden tot ze opnieuw zijn samengesteld.

Het mandaat eindigt eveneens:

1° in elk geval van ontslagneming;

2° als de organisatie die de betrokkene heeft aangewezen om zijn vervanging verzoekt;

3° in geval van overlijden.

Bij het vroegtijdig beëindigen van een mandaat van een voorzitter benoemt de Vlaamse Regering een vervanger die het mandaat van zijn voorganger voltooit.

Bij het vroegtijdig beëindigen van een mandaat van een lid duidt de organisatie die hij vertegenwoordigt een vervanger aan die het mandaat van zijn voorganger voltooit.

§ 2. Tijdens hun mandaat in één van de kamers kunnen de effectieve en de plaatsvervangende voorzitters en leden het personeelslid of de evaluator(en) niet bijstaan of vertegenwoordigen in de kamer waarin ze een mandaat uitoefenen.

Art. 5.

De Vlaamse minister, bevoegd voor het Onderwijs, wijst voor iedere kamer van het college van beroep een secretaris aan onder de ambtenaren van zijn diensten of instellingen. Elke secretaris neemt het secretariaat van een kamer van het college van beroep waar.

[2B.Vl.R. van 22/03/2019
B.S. 15/05/2019
De secretaris ontvangt een jaarlijkse forfaitaire vergoeding van 500 euro als de zittingen geheel of gedeeltelijk plaatsvinden buiten de normale diensttijd.2B.Vl.R. van 22/03/2019
B.S. 15/05/2019
]

Art. 6.

§ 1. De kamers van het college van beroep zetelen rechtsgeldig zodra de voorzitter en twee leden, aangewezen door het gemeenschapsonderwijs of door de representatieve verenigingen van inrichtende machten, en twee leden aangewezen door de representatieve vakorganisaties, aanwezig zijn.

§ 2. De kamers van het college van beroep beslissen bij gewone meerderheid van stemmen. De stemming is geheim. De leden die zetelen namens het gemeenschapsonderwijs of de representatieve verenigingen van inrichtende machten, en de leden die zetelen namens de representatieve vakorganisaties, moeten in gelijk aantal zijn om aan de stemming deel te nemen. In voorkomend geval wordt de pariteit hersteld door loting.

§ 3. In afwijking van § 1 en § 2 beslissen de kamers van het college van beroep op een tweede zitting, ongeacht of de vertegenwoordigers, vermeld in § 1 en § 2, al dan niet aanwezig zijn.

HOOFDSTUK III. — Procedure in beroep

Art. 7.

Als een evaluatie wordt uitgesproken met eindconclusie «onvoldoende», dan kan het betrokken personeelslid hiertegen bij aangetekend schrijven beroep instellen bij de bevoegde kamer van het college van beroep, binnen de termijn, vermeld in artikel 73septiesdecies, § 5, 1°, van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs en artikel 47septiesdecies, § 5, 1°, van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs. Het betrokken personeelslid ontvangt op zijn eenvoudig verzoek onmiddellijk een kopie van zijn evaluatiedossier.

Als het einde van de termijn zoals bedoeld in het eerste lid, valt binnen de herst-, kerst-, krokus-, paas- of zomervakantie zoals die voorzien zijn in het besluit van de Vlaamse Regering van 17 april 1991 tot organisatie van het schooljaar in het basisonderwijs, in het deeltijds kunstonderwijs en in het onderwijs voor sociale promotie georganiseerd, erkend of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap of in het besluit van de Vlaamse Regering van 31 augustus 2001 houdende de organisatie van het schooljaar in het secundair onderwijs, dan wordt die termijn opgeschort gedurende de duur van de betrokken vakantie.

Op hetzelfde ogenblik als het personeelslid het beroepschrift indient, stuurt hij een kopie daarvan aan zijn evaluator(en).

Het beroep moet op straffe van nietigheid gemotiveerd zijn.

Het beroep moet de naam en het adres van de instelling of het centrum bevatten en de naam van de evaluator(en).

Art. 8.

§ 1. Zodra de zaak aanhangig is gemaakt, deelt de voorzitter aan de partijen de lijst mee van de effectieve en plaatsvervangende leden van de kamer.

Binnen tien kalenderdagen na ontvangst van die lijst mogen de partijen de wraking vragen van de voorzitter en één of meer leden van de kamer. Wie een lid wil wraken, moet dat doen voor de aanvang van de beraadslaging, tenzij de reden tot wraking later is ontstaan.

De redenen tot wraking zijn deze voorzien in artikel 828 van het Gerechtelijk Wetboek.

Als de voorzitter of een lid van een kamer van het college van beroep weet dat er een reden tot wraking tegen hem bestaat, moet hij zich van de zaak onthouden.

§ 2. Behoudens de redenen tot wraking bedoeld in § 1, kunnen beide partijen één lid ongemotiveerd wraken.

§ 3. Als zowel de effectieve voorzitter als beide plaatsvervangende voorzitters worden gewraakt, wijst de Vlaamse Regering een andere plaatsvervangende voorzitter aan om in de zaak te zetelen.

Art. 9.

Bij ontvangst van het beroepschrift vraagt de secretaris onmiddellijk het dossier op bij de evaluator(en) van het personeelslid.

Art. 10.

§ 1. De partijen worden met een aangetekende brief opgeroepen voor de zitting van de bevoegde kamer van het college van beroep, die plaatsvindt binnen de dertig kalenderdagen na de ontvangst van het beroep. Als het einde van die termijn tussen 15 juli en 15 augustus valt, wordt de termijn verlengd tot 31 augustus.

Het personeelslid en de evaluator(en) kunnen zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een raadsman.

§ 2. De bevoegde kamer van het college van beroep kan ambtshalve of op verzoek van het personeelslid of van de evaluator(en) of op verzoek van een raadsman getuigen horen. In dat geval heeft het verhoor van de getuigen plaats in aanwezigheid van het personeelslid en de evaluator(en) en/of hun raadsman.

De opgeroepen getuige kan zich ertegen verzetten dat hij in het openbaar wordt gehoord.

§ 3. De zittingen van de kamers van het college van beroep zijn openbaar, tenzij de openbaarheid gevaar oplevert voor de openbare orde of de goede zeden.

Op vraag van het personeelslid of zijn raadsman verloopt de zitting achter gesloten deuren.

§ 4. Als het personeelslid behoorlijk werd opgeroepen en toch niet verschijnt of niet wordt vertegenwoordigd, beslist de bevoegde kamer van het college van beroep bij verstek. Blijkt de verhindering gewettigd, dan kan het personeelslid binnen de tien kalenderdagen nadat de beslissing hem met een aangetekende brief werd betekend, tegen de uitspraak verzet aantekenen. In dat geval wordt de bevoegde kamer van het college van beroep opnieuw bijeengeroepen en beslist zowel bij aanwezigheid als bij afwezigheid van de betrokkene, definitief en onherroepelijk.

Art. 11.

De beslissing van de bevoegde kamer van het college van beroep wordt met een aangetekende brief aan de partijen meegedeeld binnen tien kalenderdagen na de vergadering waarin de beslissing werd genomen. De beslissing wordt met redenen omkleed. De beslissing is bindend voor beide partijen.

Art. 12.

De werkingskosten van het college van beroep komen ten laste van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap.

De zetel van het college van beroep is gevestigd in Brussel.

Art. 13.

De kamers van het college van beroep maken hun eigen werkingsreglement op.

HOOFDSTUK IV. — Slotbepalingen

Art. 14.

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2008

Art. 15.

De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.