[OPGEHEVEN]
Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de boekhouding,
de jaarrekening, het rekeningenstelsel en de controle voor de universiteiten in
de Vlaamse Gemeenschap
goedkeuringsdatum
21 DECEMBER 2007
publicatiedatum
B.S.17/04/2008
datum laatste wijziging
14/12/2018
COORDINATIE
(1)
B.Vl.R. van 09/11/2018 (B.S. 14/12/2018)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten van de Vlaamse Regering met betrekking tot de universiteiten en hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap ;
(2)
B.Vl.R. van 19/07/2024 (B.S. 29/08/2024)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering over de
algemene boekhouding, de jaarrekening en het rekeningstelsel voor de universiteiten ;
De Vlaamse Regering,
Gelet op het decreet van 12 juni 1991 betreffende de
universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap, inzonderheid op artikel 161,
gewijzigd bij het decreet van 27 januari 1993, vervangen bij het decreet van 4
april 2003 en gewijzigd bij het decreet van 19 maart 2004, op artikel 162,
gewijzigd bij de decreten van 27 januari 1993, 14 juli 1998, 19 mei 1999 en 4
april 2003, en op artikel 173, § 2, vervangen bij het decreet van 7
december 2001;
Gelet op het besluit van de Vlaamse
Regering van 8 februari 1995 houdende vastlegging van het boekhoudkundig schema
en van de voorschriften voor het opstellen van de jaarrekening van de
universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap;
Gelet op
het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 8 augustus
2007;
Gelet op het advies nr. 43791/1 van de Raad
van State, gegeven op 22 november 2007, met toepassing van artikel 84, §
1, eerste lid, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van
State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van
Werk, Onderwijs en Vorming;
Na
beraadslaging,
Besluit :
HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.
In dit besluit wordt verstaan onder
:
1° universiteiten : de universiteiten, vermeld in
[artikel II.2 van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013]
;
2° instellingsbestuur : het orgaan
van de boekhoudkundige entiteit dat bevoegd is om de begroting en de
personeelsformatie vast te stellen en de jaarrekening goed te
keuren;
3° boekhoudkundige entiteit : elke entiteit,
vermeld in punt 1°;
4° boekjaar : het boekjaar vangt
aan op 1 januari en eindigt op 31 december van hetzelfde kalenderjaar en valt
samen met het begrotingsjaar.
HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied
Art. 2.
De bepalingen van dit besluit leggen het
boekhoudschema vast en de voorschriften voor het opstellen van de jaarrekening
voor de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap.
HOOFDSTUK III. - Boekhouding
Art. 3.
Elke boekhoudkundige entiteit voert een
voor de aard en de omvang van haar activiteiten passende boekhouding en neemt
de bijzondere wetsvoorschriften voor die activiteiten in
acht.
Art. 4.
De boekhouding van de boekhoudkundige
entiteiten omvat al hun verrichtingen, bezittingen, vorderingen, schulden en
verplichtingen van welke aard ook.
Art. 5.
Elke boekhouding wordt door middel van een
stelsel van boeken en rekeningen gevoerd met inachtneming van de gebruikelijke
regels van het dubbelboekhouden.
Alle verrichtingen worden
zonder uitstel, getrouw, volledig en naar tijdsorde ingeschreven in
boekhoudkundige staten, ook boeken of dagboeken genaamd. Ze worden methodisch
ingeschreven in of overgebracht naar de rekeningen waarop ze betrekking
hebben.
De boekhoudkundige staten van elke boekhoudkundige
entiteit bestaan minstens uit een financieel dagboek, een aankoopdagboek, een
verkoopdagboek en een divers dagboek. De dagboeken worden minstens
één keer per maand gecentraliseerd in een centraal
boek.
Indien de dagboeken worden bijgehouden door middel van
geïnformatiseerde systemen, worden die systemen op een zodanige wijze
geconcipieerd dat de boekhoudkundige entiteit in ieder geval haar boekhouding
kan voeren in overeenstemming met de bepalingen van hoofdstuk III over het
voeren van een boekhouding.
De rekeningen worden ondergebracht
in een voor de boekhoudkundige entiteit passend rekeningenstelsel, opgemaakt
volgens de eisen van de activiteiten van de boekhoudkundige entiteit, minimaal
ingedeeld volgens het rekeningenstelsel dat als bijlage bij dit besluit is
gevoegd. Dat rekeningenstelsel wordt zowel in de zetel als in de belangrijke
boekhoudafdelingen voortdurend ter beschikking gehouden van belanghebbenden. De
rekeningen, opgenomen in de minimumindeling van het rekeningenstelsel, die voor
een boekhoudkundige entiteit niet dienstig zijn, hoeven niet in haar
rekeningenstelsel opgenomen te worden.
Art. 6.
Elke boeking gebeurt aan de hand van een
gedagtekend bewijsstuk, waarnaar ze moet verwijzen.
De
bewijsstukken worden methodisch opgeborgen en zeven jaar bewaard, te rekenen
van de eerste januari van het jaar dat op de afsluiting volgt, in origineel of
in afschrift. Stukken die niet strekken tot bewijs jegens derden, worden drie
jaar bewaard.
Art. 7.
De boeken worden per blad genummerd. Ze
vormen elk in hun soort een doorlopende reeks. Ze dragen de vermelding van hun
soort, hun plaats in de reeks en de naam van de boekhoudkundige
entiteit.
De boeken worden op zodanige wijze bijgehouden dat de
materiële continuïteit ervan, evenals de regelmatigheid en de
onveranderlijkheid van de boekingen zijn verzekerd.
Art. 8.
De boeken worden naar tijdsorde
bijgehouden, zonder enig wit vak of enige weglating. In geval van correctie
moet de oorspronkelijk geschreven tekst leesbaar blijven.
De
boekhoudkundige entiteiten moeten hun boeken bewaren gedurende zeven jaar, te
rekenen van de eerste januari van het jaar dat op de afsluiting
volgt.
Art. 9.
Elke boekhoudkundige entiteit verricht,
omzichtig en te goeder trouw, op het einde van ieder boekjaar de nodige
opnemingen, verificaties, onderzoekingen en waarderingen om de inventaris op te
maken van al haar bezittingen, vorderingen, schulden en verplichtingen van
welke aard ook, die betrekking hebben op haar activiteiten, en van de eigen
middelen die ze daaraan verstrekt heeft. De inventarisstukken worden
ingeschreven in een inventarisboek. De stukken die wegens hun omvang
bezwaarlijk kunnen worden overgeschreven, worden in dat boek samengevat en
erbij gevoegd.
De inventaris wordt ingedeeld overeenkomstig het
rekeningenstelsel van de boekhoudkundige entiteit. De inventaris wordt
gewaardeerd volgens de regels, vermeld in hoofdstuk
V.
Art. 10.
Nadat de rekeningen in overeenstemming
zijn gebracht met de gegevens van de inventaris, worden ze op het einde van
ieder boekjaar samengevat en beschreven in een staat, zijnde de
jaarrekening.
HOOFDSTUK IV. - Algemene principes van de
jaarrekening
Art. 11.
De jaarrekening omvat de balans, de
resultatenrekening en de toelichting. Die documenten vormen een geheel. De
posten van de jaarrekening worden in euro uitgedrukt.
De
verklaring van de bedrijfsrevisor naar aanleiding van een volkomen controle
wordt aan de jaarrekening toegevoegd.
Art. 12.
De jaarrekening wordt opgesteld
overeenkomstig de bepalingen van dit besluit en de hierbij gevoegde
schema's.
Art. 13.
De jaarrekening moet een getrouw beeld
geven van het vermogen, de financiële positie en het resultaat van de
boekhoudkundige entiteit.
Als de toepassing van de bepalingen
van dit besluit niet volstaat om te voldoen aan dat voorschrift, moeten
aanvullende inlichtingen worden verstrekt in de
toelichting.
Art. 14.
De jaarrekening moet duidelijk worden
opgesteld en stelselmatig enerzijds, de aard en het bedrag weergeven, op de dag
waarop het boekjaar wordt afgesloten, van de bezittingen en rechten van de
boekhoudkundige entiteit, van haar schulden en verplichtingen evenals van haar
eigen middelen, en anderzijds, voor het op die dag afgesloten boekjaar, de aard
en het bedrag van haar kosten en haar opbrengsten.
Compensatie
tussen tegoeden en schulden, tussen rechten en verplichtingen en tussen kosten
en opbrengsten is verboden, behalve in de gevallen vermeld in dit
besluit.
In de toelichting worden per soort de rechten en
verplichtingen vermeld die niet in de balans voorkomen en die het vermogen, de
financiële positie of het resultaat van de boekhoudkundige entiteit
aanmerkelijk kunnen beïnvloeden. Belangrijke rechten en verplichtingen die
niet kunnen worden becijferd, worden op passende wijze vermeld in de
toelichting.
Art. 15.
De balans wordt opgesteld na toewijzing.
Dat wil zeggen rekening houdend met de beslissingen over de besteding van het
saldo van de resultatenrekening en van het overgedragen resultaat. Als die
toewijzing bij gebrek aan een beslissing van het bevoegde orgaan niet
definitief is, wordt de balans opgesteld onder de opschortende voorwaarde van
die beslissing.
De beginbalans van een boekjaar moet, met
behoud van de toepassing van artikel 67, tweede lid, overeenstemmen met de
eindbalans van het voorafgaande boekjaar.
Art. 16.
Het rekeningenstelsel van de
boekhoudkundige entiteit moet zodanig worden opgevat of aangepast dat de balans
en de resultatenrekening zonder toevoeging of weglating voortvloeien uit de
balans van de desbetreffende rekeningen, opgemaakt na het in overeenstemming
brengen, vermeld in artikel 10.
HOOFDSTUK V. - Waarderingsregels
Afdeling I. - Algemene beginselen
Art. 17.
§ 1. Elke boekhoudkundige entiteit
bepaalt de regels die, met nakoming van de bepalingen van dit hoofdstuk, maar
rekening houdend met haar eigen kenmerken, gelden voor de waardering van de
inventaris, vermeld in artikel 9, eerste lid, en, onder meer, voor de vorming
en de aanpassing van afschrijvingen, waardeverminderingen en voorzieningen voor
risico's en kosten, evenals voor de herwaarderingen.
Die regels
worden bepaald door het instellingsbestuur van de boekhoudkundige entiteit en
vastgelegd in het boek, vermeld in artikel 9, eerste lid. Ze worden samengevat
in de toelichting. Overeenkomstig de bepalingen in artikel 13, eerste lid, moet
die samenvatting voldoende nauwkeurig zijn zodat inzicht wordt verkregen in de
toegepaste waarderingsmethoden.
Met behoud van de toepassing
van § 2 wordt er bij de vaststelling en toepassing van die
waarderingsregels van uitgegaan dat de boekhoudkundige entiteit haar
activiteiten zal voortzetten.
§ 2. Als de boekhoudkundige
entiteit, al dan niet ingevolge een beslissing tot invereffeningstelling,
besluit haar activiteiten stop te zetten of als, in tegenstelling tot het
bepaalde in § 1, derde lid, er niet meer van kan worden uitgegaan dat de
boekhoudkundige entiteit haar activiteiten zal voortzetten, worden de
waarderingsregels dienovereenkomstig aangepast en geldt in het bijzonder het
volgende :
1° de oprichtingskosten moeten volledig worden
afgeschreven;
2° voor de vaste en de vlottende activa moet
zo nodig tot aanvullende afschrijvingen of waardeverminderingen worden
overgegaan om de boekwaarde terug te brengen tot de vermoedelijke
realisatiewaarde;
3° een voorziening moet worden gevormd
voor de kosten die verbonden zijn aan de beëindiging van de werkzaamheden,
inzonderheid voor de aan het personeel uit te keren
vergoedingen.
Art. 18.
De waarderingsregels, vermeld in
artikel 17, § 1, eerste lid, moeten van het ene boekjaar op het andere
identiek blijven en stelselmatig worden toegepast.
Ze worden
evenwel gewijzigd als, onder meer op grond van belangrijke veranderingen in de
activiteiten van de boekhoudkundige entiteit, in de structuur van haar vermogen
of in de economische dan wel technologische omstandigheden de vroeger gevolgde
waarderingsregels niet langer aan het voorschrift, vermeld in artikel 13,
eerste lid, beantwoorden.
Dergelijke wijzigingen worden in de
toelichting vermeld en verantwoord.
De geraamde invloed ervan
op het vermogen, de financiële positie en het resultaat van de
boekhoudkundige entiteit wordt vermeld in de toelichting bij de jaarrekening
over het boekjaar waarin de afwijkende waarderingsregel voor het eerst wordt
toegepast.
Deze bepaling is niet van toepassing op de
jaarrekening over het eerste boekjaar waarop voor een boekhoudkundige entiteit
de bepalingen van dit besluit van toepassing zijn.
Art. 19.
Elk bestanddeel van het vermogen wordt
afzonderlijk gewaardeerd. Bestanddelen met volkomen identieke technische of
juridische kenmerken mogen evenwel in hun geheel worden
gewaardeerd.
Art. 20.
De waarderingen moeten voldoen aan de
eisen van voorzichtigheid, oprechtheid en goede
trouw.
Art. 21.
Er moet rekening worden gehouden met
alle voorzienbare risico's, mogelijke verliezen en ontwaardingen, ontstaan
tijdens het boekjaar waarop de jaarrekening betrekking heeft of tijdens
voorgaande boekjaren, zelfs als die risico's, verliezen of ontwaardingen pas
bekend zijn tussen de balansdatum en het ogenblik waarop de jaarrekening door
het instellingsbestuur van de boekhoudkundige entiteit wordt opgesteld. In de
gevallen waarin, bij gebrek aan objectieve beoordelingscriteria, de waardering
van de voorzienbare risico's, de mogelijke verliezen en de ontwaardingen
onvermijdelijk aleatoir is, wordt hiervan melding gemaakt in de toelichting,
als de bedragen in kwestie, rekening houdend met de doelstelling, vermeld
artikel 13, eerste lid, belangrijk zijn.
Er moet rekening
worden gehouden met de kosten en de opbrengsten die betrekking hebben op het
boekjaar of op voorgaande boekjaren, ongeacht de dag waarop die kosten en
opbrengsten worden betaald of geïnd, behalve als de effectieve inning van
die opbrengsten onzeker is. Ten laste van het boekjaar moeten inzonderheid de
bezoldigingen, uitkeringen, het vakantiegeld en andere sociale voordelen worden
geboekt die in de loop van een volgend boekjaar zullen worden betaald voor
diensten die tijdens het boekjaar of tijdens vorige boekjaren zijn verricht.
Kosten en opbrengsten met betrekking tot onderzoek en dienstverlening zullen
uitsluitend toegewezen worden voor onderzoeks- en dienstverleningscontracten
van bepaalde duur waarbij niet jaarlijkse gefactureerd wordt op het einde van
het boekjaar. Als de opbrengsten of de kosten in belangrijke mate worden
beïnvloed door opbrengsten of kosten die aan een ander boekjaar moeten
worden toegerekend, wordt daarvan melding gemaakt in de
toelichting.
Art. 22.
De methoden en grondslagen voor de
omrekening van in vreemde valuta uitgedrukte bezittingen, schulden en
verplichtingen worden in de toelichting vermeld bij de waarderingsregels,
vermeld in artikel 17, § 1.
Afdeling 2. - Aanschaffingswaarde - Beginselen en
uitzonderingen
Art. 23.
Onverminderd de toepassing van
artikelen 18, 44, 54, 56, 59 en 62 wordt elk actiefbestanddeel gewaardeerd
tegen aanschaffingswaarde en voor dat bedrag in de balans opgenomen, onder
aftrek van de desbetreffende afschrijvingen en
waardeverminderingen.
Onder aanschaffingswaarde wordt verstaan
: de aanschaffingsprijs, vermeld in artikel 24, of de vervaardigingsprijs,
vermeld in artikel 25, of de inbrengwaarde, vermeld in artikel
27.
Art. 24.
De aanschaffingsprijs omvat, naast de
aankoopprijs, de extra kosten zoals niet-terugbetaalbare belastingen en
vervoerkosten.
De aanschaffingsprijs van een door ruil
verkregen actiefbestanddeel is de marktwaarde van het in ruil hiervoor
overgedragen actiefbestanddeel. Als die waarde moeilijk vast te stellen is, dan
is de aanschaffingsprijs de marktwaarde van het door ruil verkregen
actiefbestanddeel. Die waarden worden geschat op de datum van de
ruil.
Art. 25.
De vervaardigingsprijs omvat naast de
aanschaffingskosten van de grondstoffen, verbruiksgoederen en hulpstoffen, de
productiekosten die rechtstreeks aan het individuele product of aan de
productengroep toerekenbaar zijn, evenals het evenredige deel van de
productiekosten die slechts onrechtstreeks aan het individuele product of aan
de productengroep toerekenbaar zijn, voor zover die kosten op de normale
productieperiode betrekking hebben. Het staat de boekhoudkundige entiteiten
echter vrij die onrechtstreekse productiekosten niet geheel of gedeeltelijk in
de vervaardigingsprijs op te nemen. Als van deze mogelijkheid gebruik wordt
gemaakt, wordt dat in de toelichting vermeld.
Art. 26.
In de aanschaffingswaarde van
immateriële en materiële vaste activa mag de rente op vreemd vermogen
dat wordt gebruikt voor hun financiering, worden opgenomen, maar alleen voor
zover ze betrekking heeft op de periode die aan de bedrijfsklaarheid van die
vaste activa voorafgaat.
In de vervaardigingsprijs van
voorraden mag de rente op vreemd vermogen dat wordt gebruikt voor hun
financiering, alleen worden opgenomen voor zover die rente voorraden betreft
waarvan de productie of uitvoering meer dan één jaar bestrijkt en
als ze op de normale productieperiode van die voorraden betrekking
heeft.
Het opnemen van de rente op vreemd vermogen in de
aanschaffingswaarde van immateriële of materiële vaste activa of van
voorraden wordt bij de waarderingsregels in de toelichting
vermeld.
Art. 27.
De inbrengwaarde stemt overeen met de
bedongen waarde van de inbreng.
In geval van bestemming voor of
inbreng in een boekhoudkundige entiteit moet onder inbrengwaarde worden
verstaan : de waarde van de goederen bij de inbreng of de bestemming. De
inbrengwaarde mag niet hoger zijn dan de prijs die op het ogenblik van de
inbreng of de bestemming voor de aankoop van de goederen in kwestie op de markt
zou moeten worden betaald.
De belastingen en kosten met
betrekking tot de inbreng zijn niet begrepen in de inbrengwaarde. Als ze niet
volledig ten laste worden gebracht van de resultatenrekening van het boekjaar
in de loop waarvan de inbreng heeft plaatsgevonden, worden ze opgenomen in de
rubriek Oprichtingskosten.
Art. 28.
Voor de goederen die worden verkregen
tegen betaling van een lijfrente :
1° wordt onder
aanschaffingswaarde verstaan : het kapitaal dat op het ogenblik van de
aanschaffing nodig is om de rente te betalen, in voorkomend geval verhoogd met
het bedrag dat bij de aanschaffing werd betaald en met de
kosten;
2° wordt een voorziening gevormd ten bedrage van
het voormelde kapitaal. Die voorziening wordt jaarlijks
aangepast.
Art. 29.
§ 1. De aanschaffingswaarde van
deelnemingen of aandelen ontvangen als vergoeding voor inbrengen die niet
bestaan in contanten of die voortkomen uit de omzetting van vorderingen, stemt
overeen met de conventionele waarde van de ingebrachte goederen en waarden of
van de omgezette vorderingen. Als die conventionele waarde evenwel lager is dan
de marktwaarde van de ingebrachte goederen en waarden of van de omgezette
vorderingen, dan stemt de aanschaffingswaarde overeen met de hogere
marktwaarde.
In afwijking van het eerste lid worden de
deelnemingen en aandelen van een andere rechtspersoon die een boekhoudkundige
entiteit ontvangt bij fusie of splitsing als vermeld in artikel 63 of 64, in
ruil voor de aandelen die ze in de overgenomen of gesplitste rechtspersoon
bezat, bij die fusie of splitsing in haar boekhouding opgenomen tegen de waarde
waarvoor de aandelen van de overgenomen of gesplitste rechtspersoon hierin op
die datum stonden geboekt. Als bij fusie of splitsing een opleg in geld is
verkregen, wordt het bedrag hiervan afgetrokken van de boekwaarde - en bij
voorrang van de aanschaffingswaarde - van de aandelen van de overgenomen of
gesplitste rechtspersoon, voor zover die opleg wordt onttrokken aan het
kapitaal of de uitgiftepremie. In de overige gevallen wordt dat bedrag in
resultaat genomen. Bij inbreng van een bedrijfsafdeling of een algemeenheid van
goederen als vermeld in artikel 65, worden de als tegenprestatie ontvangen
deelnemingen of aandelen bij de inbreng in de boekhouding van de inbrenger
opgenomen tegen de nettowaarde waarvoor de ingebrachte goederen hier op die
datum voorkwamen.
§ 2. De extra kosten met betrekking
tot het aanschaffen van financiële vaste activa en van geldbeleggingen
mogen ten laste worden genomen van de resultatenrekening van het boekjaar in de
loop waarvan ze werden aangegaan.
Art. 30.
In afwijking van artikelen 19, 23, 34,
39, 43, 55, 56, 57 en 60, mag het klein materieel dat bestendig wordt hernieuwd
en waarvan de aanschaffingswaarde te verwaarlozen is in verhouding tot het
balanstotaal, op het actief worden opgenomen voor een vast bedrag als de
hoeveelheid, de waarde en de samenstelling ervan niet aanmerkelijk veranderen
van het ene boekjaar tot het andere. In dat geval wordt de prijs voor de
hernieuwing van die bestanddelen opgenomen onder de
bedrijfskosten.
Art. 31.
De aanschaffingswaarde van activa met
identieke technische of juridische kenmerken wordt bepaald hetzij door
individualisering van de prijs van elk bestanddeel, hetzij volgens de methode
van gewogen gemiddelde prijzen, volgens de methode Fifo (eerst in - eerst uit)
of volgens de methode Lifo (laatst in - eerst uit).
Als de
methode wordt gewijzigd, mag de aanschaffingswaarde van de goederen die geacht
worden eerst te zijn ingekomen, niet lager zijn dan de waarde waarvoor ze, voor
de toepassing van de desbetreffende waardeverminderingen, voorkwamen in de
inventaris bij het afsluiten van het voorgaande boekjaar.
Als,
inzonderheid bij de toepassing van de Lifo-methode, de boekwaarde van de
voorraden aanzienlijk verschilt van de waarde, berekend op basis van de
marktwaarde op balansdatum, moet het totale bedrag van dat verschil, per
voorraadpost die in de balans voorkomt, in de toelichting worden
vermeld.
Afdeling III. - Afschrijvingen en
waardeverminderingen
Art. 32.
Onder afschrijvingen worden de
bedragen verstaan die ten laste van de resultatenrekening worden genomen, met
betrekking tot oprichtingskosten en tot immateriële en materiële
vaste activa waarvan de gebruiksduur beperkt is, om hetzij het bedrag van die
oprichtingskosten en van de eventueel geherwaardeerde aanschaffingskosten van
die vaste activa te spreiden over hun waarschijnlijke nuttigheids- of
gebruiksduur, hetzij die kosten ten laste te nemen op het ogenblik waarop ze
worden aangegaan.
Onder waardeverminderingen worden correcties
op de aanschaffingswaarde van de actiefbestanddelen verstaan, andere dan die
welke, vermeld in het vorige lid, om rekening te houden met al dan niet als
definitief aan te merken ontwaardingen bij het afsluiten van het
boekjaar.
De gecumuleerde afschrijvingen en
waardeverminderingen worden afgetrokken van de actiefposten waarop ze
betrekking hebben.
Art. 33.
De afschrijvingen en de
waardeverminderingen moeten voldoen aan de eisen van voorzichtigheid,
oprechtheid en goede trouw.
Art. 34.
De afschrijvingen en
waardeverminderingen zijn specifiek voor de actiefbestanddelen waarop ze
betrekking hebben. Voor actiefbestanddelen met volkomen identieke technische of
juridische kenmerken mogen echter globale afschrijvingen of
waardeverminderingen genoteerd worden.
Art. 35.
De afschrijvingen en de
waardeverminderingen moeten stelselmatig worden gevormd volgens de door de
boekhoudkundige entiteit, overeenkomstig artikel 17, § 1, vastgelegde
methoden. Ze mogen niet afhangen van het resultaat van het
boekjaar.
Art. 36.
De waardeverminderingen mogen niet
worden gehandhaafd als ze op het einde van het boekjaar hoger zijn dan wat
vereist is volgens een actuele beoordeling, conform de normen, vermeld in
artikel 33, van de minderwaarden waarvoor ze werden
gevormd.
Afdeling IV. - Voorzieningen
Art. 37.
De voorzieningen voor risico's en
kosten beogen naar hun aard duidelijk omschreven verliezen of kosten te dekken
die op de balansdatum waarschijnlijk of zeker zijn, maar waarvan het bedrag
niet vaststaat. Voorzieningen mogen niet worden gebruikt voor waardecorrecties
op activa.
Art. 38.
De voorzieningen voor risico's en
kosten moeten voldoen aan de eisen van voorzichtigheid, oprechtheid en goede
trouw.
Art. 39.
De voorzieningen voor risico's en
kosten worden geïndividualiseerd naargelang van de risico's en kosten met
dezelfde aard die ze moeten dekken. Onder de risico's en kosten met dezelfde
aard moeten de soorten van risico's en kosten worden verstaan, bij wijze van
voorbeeld vermeld in artikel 41.
Art. 40.
De voorzieningen voor risico's en
kosten moeten stelselmatig worden gevormd volgens de door de boekhoudkundige
entiteit, overeenkomstig artikel 17, § 1, vastgelegde methoden. Ze mogen
niet afhangen van het resultaat van het boekjaar.
Art. 41.
Voorzieningen moeten, onder meer,
gevormd worden met het oog op :
1° de verplichtingen die op
de boekhoudkundige entiteit rusten inzake rust- en overlevingspensioenen,
brugpensioenen en andere soortgelijke pensioenen of
renten;
2° de kosten van grote herstellings- of
onderhoudswerken;
3° de verplichtingen die voortvloeien uit
het sociaal passief, dat wil zeggen de mogelijke verbrekingsvergoedingen of
opzegvergoedingen die betaald moeten worden als arbeidsovereenkomsten werden
opgezegd;
4° bepaalde verplichtingen die voortvloeien uit
de toepassing van de nationale en Europese regelgeving betreffende veiligheid
en milieu;
5° de verlies- of kostenrisico's die voor de
boekhoudkundige entiteit voortvloeien uit persoonlijke of zakelijke zekerheden,
verstrekt tot waarborg van schulden of verbintenissen van derden, uit
verbintenissen tot aan- of verkoop van vaste activa, uit de uitvoering van
gedane of ontvangen bestellingen, uit termijnposities of overeenkomsten in
deviezen, termijnposities of overeenkomsten op goederen, uit technische
waarborgen, verbonden aan reeds door de boekhoudkundige entiteit verrichte
verkopen of diensten, uit hangende geschillen.
Art. 42.
De voorzieningen voor risico's en
kosten mogen niet worden gehandhaafd als ze op het einde van het boekjaar hoger
zijn dan wat vereist is volgens een actuele beoordeling, conform de normen,
vermeld in artikel 38, van de risico's en kosten waarvoor ze werden
gevormd.
Afdeling V. -
Herwaarderingsmeerwaarden
Art. 43.
De herwaarderingen zijn specifiek voor
de actiefbestanddelen waarop ze betrekking hebben. Voor actiefbestanddelen met
volkomen identieke technische of juridische kenmerken mogen echter globale
herwaarderingen genoteerd worden.
Art. 44.
§ 1. De boekhoudkundige entiteiten
mogen de materiële vaste activa, de deelnemingen en aandelen die onder de
financiële vaste activa voorkomen of bepaalde soorten hiervoorvermelde
vaste activa herwaarderen,als de waarde van die activa, bepaald op basis van
hun nut voor de boekhoudkundige entiteit, op vaststaande en duurzame wijze
uitstijgt boven hun boekwaarde. Als de activa in kwestie noodzakelijk zijn voor
de voortzetting van de activiteiten van de boekhoudkundige entiteit, mogen ze
alleen worden geherwaardeerd als de aldus uitgedrukte meerwaarde wordt
verantwoord door de rentabiliteit van de boekhoudkundige
entiteit.
De geherwaardeerde waarde die voor deze vaste activa
in aanmerking wordt genomen, wordt verantwoord in de toelichting bij de
jaarrekening waarin de herwaardering voor het eerst werd
toegepast.
§ 2. Heeft de herwaardering
betrekking op materiële vaste activa met een beperkte gebruiksduur, dan
wordt op basis van de geherwaardeerde waarde afgeschreven volgens een
overeenkomstig artikel 17, § 1, opgemaakt plan dat ertoe strekt de
toerekening van de geherwaardeerde waarde te spreiden over de vermoedelijke
residuele gebruiksduur van de activa in kwestie.
§ 3. De geboekte meerwaarden worden
rechtstreeks toegerekend aan de rubriek van het passief
Herwaarderingsmeerwaarden en daar behouden zolang de goederen waarop ze
betrekking hebben, niet werden gerealiseerd. Die meerwaarden mogen evenwel
:
1° worden overgebracht naar een aangelegd fonds tot het
bedrag van de op de meerwaarde geboekte afschrijvingen;
2°
bij latere minderwaarde worden afgeboekt tot het bedrag van het nog niet
afgeschreven gedeelte van de meerwaarde.
Afdeling VI. - Bijzondere regels
Onderafdeling I. - Bijzondere regels voor
de oprichtingskosten
Art. 45.
De oprichtingskosten worden alleen
op het actief geboekt voor zover ze niet ten laste worden genomen gedurende het
boekjaar waarin ze werden besteed.
Kosten die worden gemaakt in
het kader van een herstructurering worden alleen onder de activa opgenomen als
het gaat om welbepaalde kosten die verband houden met een ingrijpende wijziging
in de structuur of de organisatie van de boekhoudkundige entiteit en als die
kosten ertoe strekken een gunstige en duurzame invloed te hebben op de
activiteit van de boekhoudkundige entiteit. In de toelichting moet worden
verantwoord dat aan die voorwaarden is voldaan. De herstructureringskosten die
het karakter hebben van bedrijfskosten of van uitzonderlijke kosten worden
geactiveerd door ze op zichtbare wijze in mindering te brengen van het totale
bedrag, respectievelijk van de bedrijfskosten en van de uitzonderlijke
kosten.
Art. 46.
Voor de oprichtingskosten worden
passende afschrijvingen geboekt, per jaarlijkse tranches van twintig percent
van de werkelijk uitgegeven bedragen. De afschrijving van de kosten bij
uitgifte van leningen mag echter gespreid worden over de looptijd van de
leningen.
Onderafdeling II. - Bijzondere regels voor
immateriële vaste activa
Art. 47.
Andere dan van derden verworven
immateriële vaste activa worden slechts tegen vervaardigingsprijs op het
actief geboekt voor zover die niet hoger is dan een voorzichtige raming van de
gebruikswaarde of van het toekomstige rendement voor de boekhoudkundige
entiteit van die vaste activa.
Art. 48.
§ 1. Voor immateriële vaste
activa met een beperkte gebruiksduur wordt overgegaan tot afschrijvingen
volgens een overeenkomstig artikel 17, § 1, opgesteld
plan.
Voor de vaste activa, vermeld in het eerste lid, wordt
overgegaan tot aanvullende of uitzonderlijke afschrijvingen als, ingevolge hun
technische ontwaarding of wegens de wijziging van economische of technologische
omstandigheden, hun boekhoudkundige waarde hoger is dan hun gebruikswaarde voor
de boekhoudkundige entiteit.
De afschrijvingen met toepassing
van het eerste lid op immateriële vaste activa met beperkte gebruiksduur
mogen alleen worden teruggenomen als blijkt dat het daarvoor toegepaste
afschrijvingsplan, wegens gewijzigde economische of technologische
omstandigheden, een te snelle afschrijving tot gevolg heeft
gehad.
De afschrijvingen met toepassing van het tweede lid, die
niet langer verantwoord blijken, moeten worden teruggenomen ten bedrage van het
surplus ten opzichte van de overeenkomstig het eerste lid geplande
afschrijvingen.
Wordt in uitzonderlijke gevallen de
afschrijving van kosten voor onderzoek en ontwikkeling of van goodwill over
meer dan vijf jaar gespreid,dan moet dat worden verantwoord in de
toelichting.
§ 2. Voor immateriële vaste
activa waarvan de gebruiksduur niet is beperkt, wordt alleen tot
waardeverminderingen overgegaan in geval van duurzame minderwaarde of
ontwaarding.
De waardeverminderingen die niet langer
verantwoord blijken, moeten worden teruggenomen voor het niet-verantwoorde
bedrag.
Onderafdeling III. - Bijzondere regels
voor materiële vaste activa
Art. 49.
De gebruiksrechten voor
materiële vaste activa waarover de boekhoudkundige entiteit beschikt op
grond van leasing of soortgelijke overeenkomsten als vermeld in hoofdstuk VI,
afdeling III, III.D, worden met behoud van de toepassing van artikel 32 en 51,
§ 1, onder de activa opgenomen voor het gedeelte van de volgens de
overeenkomst te storten termijnen, dat strekt tot de wedersamenstelling van de
kapitaalwaarde van het goed waarop de overeenkomst betrekking
heeft.
De overeenkomstige verplichtingen aan de passiefzijde
worden ieder jaar gewaardeerd ten bedrage van het gedeelte van de in de
volgende boekjaren te storten termijnen, dat strekt tot de wedersamenstelling
van de kapitaalwaarde van het goed waarop de overeenkomst betrekking
heeft.
Art. 50.
De meer- of minderwaarde die wordt
vastgesteld bij de overdracht van een afschrijfbaar materieel vast actief met
afsluiting door de cedent van een leasingovereenkomst die op datzelfde goed
slaat, wordt opgenomen in de overlopende rekeningen en wordt elk jaar in
resultaat genomen naar verhouding van de afschrijving van dat geleasede vast
actief voor het boekjaar in kwestie.
Art. 51.
§ 1. Voor materiële vaste
activa met een beperkte gebruiksduur wordt overgegaan tot afschrijvingen
volgens een overeenkomstig artikel 17, § 1, opgesteld
plan.
Voor de vaste activa, vermeld in het eerste lid, wordt
overgegaan tot aanvullende of uitzonderlijke afschrijvingen als, ingevolge hun
technische ontwaarding of wegens de wijziging van economische of technologische
omstandigheden, hun boekhoudkundige waarde hoger is dan hun gebruikswaarde voor
de boekhoudkundige entiteit.
De afschrijvingen met toepassing
van het eerste lid op materiële vaste activa met beperkte gebruiksduur
mogen alleen worden teruggenomen als blijkt dat het daarvoor toegepaste
afschrijvingsplan, wegens gewijzigde economische of technologische
omstandigheden, een te snelle afschrijving tot gevolg heeft
gehad.
De afschrijvingen met toepassing van het tweede lid, die
niet langer verantwoord blijken, moeten worden teruggenomen ten bedrage van het
surplus ten opzichte van de overeenkomstig het eerste lid geplande
afschrijvingen.
§ 2. Voor materiële vaste
activa waarvan de gebruiksduur niet is beperkt, wordt alleen tot
waardeverminderingen overgegaan in geval van duurzame minderwaarde of
ontwaarding.
De waardeverminderingen die niet langer
verantwoord blijken, moeten worden teruggenomen voor het niet-verantwoorde
bedrag.
Art. 52.
Voor de buiten gebruik gestelde of
niet meer duurzaam tot de activiteit van de boekhoudkundige entiteit
bijdragende materiële vaste activa wordt in voorkomend geval tot een
uitzonderlijke afschrijving overgegaan om rekening te houden met de
waarschijnlijke realisatiewaarde ervan.
Onderafdeling IV. - Bijzondere regels voor
financiële vaste activa
Art. 53.
§ 1. De niet-opgevraagde
bedragen op deelnemingen en aandelen worden vermeld in de toelichting per
onderrubriek waarin de nog vol te storten deelnemingen en aandelen zijn
opgenomen.
§ 2. Voor de deelnemingen en de
aandelen die in de rubriek Financiële vaste activa zijn opgenomen, wordt
tot waardevermindering overgegaan in geval van duurzame minderwaarde of
ontwaarding, verantwoord door de toestand, de rentabiliteit of de
vooruitzichten van de andere rechtspersoon waarin de deelnemingen of de
aandelen worden aangehouden.
Op de vorderingen, inclusief de
vastrentende effecten, die in de financiële vaste activa zijn opgenomen,
worden waardeverminderingen toegepast, als er voor het geheel of een gedeelte
van de vordering onzekerheid bestaat over de betaling hiervan op de
vervaldag.
Onderafdeling V. - Bijzondere regels voor
vorderingen, terugbetaalbaar op meer dan een jaar en op ten hoogste een
jaar
Art. 54.
§ 1. Vorderingen worden in de
balans opgenomen voor hun nominale waarde, met behoud van de toepassing van
§ 2 en van artikel 55 en 59.
§ 2. Bij de boeking van een
vordering in de balans voor haar nominale waarde worden in voorkomend geval de
volgende bedragen in de overlopende rekeningen van het passief geboekt en pro
rata temporis in resultaat genomen op grond van de samengestelde interesten
:
1° de rente die op basis van de overeenkomst tussen
partijen in de nominale waarde van de vordering begrepen
is;
2° het verschil tussen de aanschaffingswaarde en de
nominale waarde van de vordering;
3° het disconto op
renteloze of abnormaal laag rentende vorderingen, als die vorderingen
:
a) vorderingen zijn met een commercieel
doel,
b) terugbetaalbaar zijn na meer dan één
jaar, te rekenen vanaf het ogenblik waarop ze in het vermogen van de
boekhoudkundige entiteit zijn opgenomen;
c) betrekking hebben
hetzij op als opbrengst geboekte bedragen in de resultatenrekening, hetzij op
de prijs van de overdracht van vaste activa of van een
activiteitsbranche.
Het disconto, vermeld in punt c), wordt
berekend op basis van de voor dergelijke vorderingen geldende marktrente op het
ogenblik waarop de vordering werd opgenomen in het vermogen van de
boekhoudkundige entiteit.
Bij vorderingen die in termijnen
worden betaald of afbetaald en waarvan de rente of het lastenpercentage
gedurende de gehele contractduur wordt toegepast op het oorspronkelijke bedrag
van de financiering of van de lening, worden de respectieve bedragen van de
gelopen rente en het lastenpercentage die in resultaat moeten worden genomen en
van de niet-gelopen rente en het lastenpercentage die moeten worden
overgedragen naar een volgend boekjaar, bepaald door toepassing van de
reële rente op het bij het begin van elke periode uitstaande saldo. Die
reële rente wordt berekend met inachtneming van de spreiding en de
periodiciteit van de betalingen. Een andere methode mag alleen worden toegepast
op voorwaarde dat ze, per boekjaar, een gelijkwaardig resultaat
oplevert.
Het bedrag van de rente of het lastenpercentage mag
niet worden gecompenseerd met de kosten en provisies in verband met die
verrichtingen.
Art. 55.
Op de vorderingen, terugbetaalbaar
op meer dan een jaar en op ten hoogste een jaar, worden waardeverminderingen
toegepast, als er voor het geheel of een gedeelte van de vordering onzekerheid
bestaat over de betaling ervan op de vervaldag. Op die vorderingen moeten
eveneens waardeverminderingen worden toegepast als hun realisatiewaarde op de
datum van de jaarafsluiting lager is dan hun boekwaarde, vastgesteld
overeenkomstig artikel 54. Als die waardeverminderingen niet
individualiseerbaar zijn, mogen ze in hun geheel per categorie worden
bepaald.
Onderafdeling VI. - Bijzondere regels voor
voorraden
Art. 56.
De voorraden worden gewaardeerd
tegen aanschaffingswaarde of tegen de marktwaarde op de balansdatum als die
lager is.
De waardering tegen de lagere marktwaarde, met
toepassing van het eerste lid, mag niet worden gehandhaafd als achteraf de
marktwaarde hoger is dan de lagere waarde waartegen de voorraad werd
gewaardeerd.
Art. 57.
Er worden aanvullende
waardeverminderingen geboekt op de activa, vermeld in artikel 69, om rekening
te houden hetzij met het verloop van hun realisatie- of marktwaarde, hetzij met
de risico's die inherent zijn aan de aard van de producten in kwestie of van de
gevoerde activiteit.
Onderafdeling VII. - Bijzondere regels
voor projecten in uitvoering
Art. 58.
Het totale overschot aan kosten
ten opzichte van opbrengsten voor onderzoeks- en dienstverleningscontracten van
bepaalde duur waarbij niet jaarlijks gefactureerd wordt op het einde van het
boekjaar, wordt opgenomen onder projecten in
uitvoering.
Onderafdeling VIII. - Bijzondere regels
voor geldbeleggingen en liquide middelen
Art. 59.
De vastrentende effecten worden
gewaardeerd op grond van hun aanschaffingswaarde. Wanneer hun actuariële
rendement, berekend bij de aankoop, met inachtneming van hun
terugbetalingswaarde op de vervaldag, evenwel verschilt van hun nominale
rendement, wordt het verschil tussen de aanschaffingswaarde en de
terugbetalingswaarde pro rata temporis voor de resterende looptijd van de
effecten in resultaat genomen als bestanddeel van de renteopbrengst van die
effecten en, naargelang van het geval, toegevoegd aan of afgetrokken van de
aanschaffingswaarde van de effecten.
De inresultaatneming van
dat verschil gebeurt op geactualiseerde basis, uitgaande van het
actuariële rendement bij aankoop. De boekhoudkundige entiteiten hebben
echter de mogelijkheid om :
1° het verschil tussen de
aanschaffingswaarde en de terugbetalingswaarde op lineaire basis pro rata
temporis in resultaat te nemen;
2° de vastrentende effecten
voor hun aanschaffingswaarde in de balans te behouden als de weerslag van de
inresultaatneming van het actuariële rendement van de effecten ten
opzichte van de inresultaatneming van het louter nominale rendement te
verwaarlozen zou zijn.
Het eerste en het tweede lid zijn van
toepassing op effecten met een rendement dat, volgens de uitgiftevoorwaarden,
uitsluitend voortkomt uit het verschil tussen de uitgifteprijs en de
terugbetalingswaarde.
Art. 60.
Op geldbeleggingen en liquide
middelen worden waardeverminderingen toegepast als de realisatiewaarde op de
datum van de jaarafsluiting lager is dan de
aanschaffingswaarde.
Art. 61.
Er worden aanvullende
waardeverminderingen geboekt op de geldbeleggingen en liquide middelen om
rekening te houden hetzij met het verloop van hun realisatie- of marktwaarde,
hetzij met de risico's die inherent zijn aan de aard van de producten in
kwestie of van de gevoerde activiteit.
Onderafdeling IX. - Bijzondere regels voor
schulden
Art. 62.
Artikelen 54 en 59 zijn van
overeenkomstige toepassing op de schulden van overeenstemmende aard en
looptijd.
Het totale overschot aan opbrengsten ten opzichte van
kosten voor onderzoeks- en dienstverleningscontracten van bepaalde duur waarbij
niet jaarlijks gefactureerd wordt op het einde van het boekjaar, wordt
opgenomen onder ontvangen vooruitbetalingen op
projecten.
Onderafdeling X. - Bijzondere regels voor
bestanddelen, verworven in het kader van een fusie
Art. 63.
In geval van een fusie wordt een
geharmoniseerde beginbalans opgesteld per 1 januari van het boekjaar dat volgt
op het jaar van de juridische fusie. Die beginbalans is het resultaat van het
ineenschuiven van de eindbalansen van de boekhoudkundige entiteiten op basis
van de geharmoniseerde waarderingsregels, de afstemming van de boekhoudmethodes
en -procedures en de eliminatie van intercompanyvorderingen en
schulden.
De gefuseerde entiteit legt haar beginbalans ter
certificatie voor aan de bedrijfsrevisor, waarna ze aan de commissaris van de
Vlaamse Regering wordt bezorgd.
Onderafdeling XI. - Bijzondere regels voor
bestanddelen, verworven in het kader van een splitsing
Art. 64.
Bij een splitsing van
boekhoudkundige entiteiten worden de vermogensbestanddelen van de balans
ingebracht in de respectievelijke beginbalansen van de nieuwe boekhoudkundige
entiteiten op geïndividualiseerde basis.
Als het
onmogelijk is die methode toe te passen, kan de splitsing ook boekhoudkundig
verwerkt worden op basis van een verhoudingsgetal per balansrubriek,
overeengekomen door de nieuwe boekhoudkundige entiteiten, in overeenstemming
met artikel 13, eerste lid.
Onderafdeling XII. - Bijzondere regels
voor bestanddelen, verworven in het kader van een inbreng van een
bedrijfsafdeling of van een algemeenheid van goederen
Art. 65.
Bij inbreng van een
bedrijfsafdeling of een algemeenheid van goederen worden de ingebrachte activa,
passiva, rechten en verplichtingen opgenomen in de boekhouding van de
boekhoudkundige entiteit waarin de inbreng gebeurt, tegen de waarde waarvoor ze
op het tijdstip van de inbreng in de boekhouding van de inbrengende
vennootschap of boekhoudkundige entiteit voorkwamen.
HOOFDSTUK VI. - Structuur van de
jaarrekening
Afdeling I. - Algemene beginselen
Art. 66.
De balans, de resultatenrekening en de
toelichting worden, met behoud van de toepassing van artikel 69, tweede lid,
opgesteld overeenkomstig de schema's die zijn opgenomen in de bijlagen bij dit
besluit.
De posten van de balans, resultatenrekening en
toelichting, vermeld in § 1, mogen niet worden weggelaten, zelfs niet als
ze niet dienstig zijn voor het boekjaar in kwestie.
De inhoud
van de posten in de jaarrekening wordt, waar nodig, nader bepaald in afdeling
III. - Voor de toepassing van dit besluit zijn rubrieken de posten van de
balans en de resultatenrekening, aangegeven met een Romeins cijfer of een
hoofdletter, en zijn onderrubrieken de posten aangegeven met een Arabisch
cijfer.
Art. 67.
Bij elke rubriek en onderrubriek van
de balans en van de resultatenrekening wordt het bedrag van de overeenkomstige
post van het voorafgaande boekjaar vermeld.
Als de bedragen van
het boekjaar niet vergelijkbaar zijn met die van het voorafgaande boekjaar,
mogen de bedragen van het voorafgaande boekjaar worden aangepast met het oog op
hun vergelijkbaarheid. In dit geval worden de aanpassingen, behalve als ze
onbelangrijk zijn, in de toelichting vermeld met verwijzing naar de rubrieken
in kwestie. Worden de bedragen van het voorafgaande boekjaar niet aangepast,
dan moet de toelichting de nodige gegevens bevatten om een vergelijking
mogelijk te maken.
Deze bepaling is niet van toepassing op de
jaarrekening over het eerste boekjaar waarop voor een boekhoudkundige entiteit
de bepalingen van dit besluit van toepassing zijn.
Art. 68.
Kunnen actief- of passiefbestanddelen
tot meer dan één rubriek of onderrubriek van de balans behoren,
of opbrengsten dan wel kosten tot meer dan één rubriek of
onderrubriek van de resultatenrekening, dan worden ze ingeschreven onder de
post die ten opzichte van het voorschrift, vermeld in artikel 13, eerste lid,
het meest is aangewezen.
Art. 69.
De boekhoudkundige entiteiten mogen in
de toelichting de rubrieken en onderrubrieken die moeten worden vermeld verder
indelen.
Art. 70.
De voorstelling van de jaarrekening
moet identiek zijn van het ene jaar tot het andere.
Ze wordt
echter gewijzigd als ze, onder meer ingevolge een belangrijke wijziging in de
structuur van het vermogen, van de opbrengsten en van de kosten van de
boekhoudkundige entiteit, niet meer beantwoordt aan het voorschrift, vermeld in
artikel 13, eerste lid. Die wijzigingen worden vermeld en verantwoord in de
toelichting die behoort tot het boekjaar waarin ze werden
ingevoerd.
De huidige bepaling is niet van toepassing op de
jaarrekening over het eerste boekjaar waarop voor een boekhoudkundige entiteit
de bepalingen van dit besluit van toepassing zijn.
Art. 71.
De toelichting bij de eerste balans en
resultatenrekening, opgesteld overeenkomstig de schema's die zijn opgenomen als
bijlage bij dit besluit, hoeft geen vergelijkende cijfers te bevatten over het
vorige boekjaar met betrekking tot vermeldingen die voor de eerste maal moeten
worden opgenomen in de jaarrekening over het boekjaar dat ingaat op 1 januari
van het eerste boekjaar.
Afdeling II. - De jaarrekening : schema van de
balans, schema van de resultatenrekening en schema van de
toelichting
Onderafdeling I. - Schema van de
balans
Art. 72.
De balans moet worden opgesteld
volgens de bijlage : Schema van de balans.
Onderafdeling II. - Schema van de
resultatenrekening
Art. 73.
De resultatenrekening wordt
opgesteld zoals in de bijlage : Schema van de
resultatenrekening.
Onderafdeling III. - Schema van de
toelichting
Art. 74.
De toelichting bevat de
aanvullende gegevens zoals bepaald in de bijlage : Schema van de
toelichting.
Afdeling III. - Inhoud van bepaalde
rubrieken
Onderafdeling I. - Inhoud van bepaalde
rubrieken van de balans
Art. 75.
§ 1. De inhoud van bepaalde
rubrieken van het actief wordt als volgt gedefinieerd :
I. -
Oprichtingskosten
Onder die post worden vermeld, voor zover ze
niet op een andere wijze ten laste van de resultatenrekening van het lopende
boekjaar worden gebracht, de kosten die verbonden zijn aan de oprichting, de
verdere ontwikkeling of de herstructurering van de boekhoudkundige entiteit, in
het bijzonder de kosten van oprichting en inbreng, de kosten bij uitgifte van
leningen, en de herstructureringskosten.
II. - Immateriële
vaste activa
In die rubriek worden de volgende bedragen geboekt
:
1° de kosten van onderzoek en
ontwikkeling;
2° de concessies, octrooien, licenties,
knowhow, merken en andere soortgelijke rechten;
3° de
goodwill;
4° de vooruitbetalingen op immateriële vaste
activa.
Onder kosten van onderzoek en ontwikkeling moet worden
verstaan de kosten van onderzoek, vervaardiging en ontwikkeling van prototypes
en van producten, uitvindingen en knowhow, die nuttig zijn voor de ontwikkeling
van de toekomstige activiteiten van de boekhoudkundige entiteit. De kosten voor
onderzoek en ontwikkeling die de boekhoudkundige entiteit genereert in het
kader van haar normale decretale opdrachten van onderwijs, onderzoek en
dienstverlening, worden evenwel niet opgenomen onder de immateriële vaste
activa.
Onder concessies, octrooien, licenties, merken en
andere soortgelijke rechten moet enerzijds worden verstaan de octrooien,
licenties, knowhow, merken en andere soortgelijke rechten waarvan de
boekhoudkundige entiteit eigenares is, en anderzijds de rechten tot exploitatie
van onroerende goederen, octrooien, licenties, merken en andere soortgelijke
rechten die eigendom zijn van derden, evenals de aanschaffingswaarde van het
recht van de boekhoudkundige entiteit om van derden dienstverlening van knowhow
te verkrijgen, als die rechten door de boekhoudkundige entiteit onder
bezwarende titel werden verworven.
Onder goodwill moet voor de
toepassing van dit besluit de prijs worden verstaan die betaald is voor de
verwerving van een andere rechtspersoon voor zover die hoger is dan de
nettowaarde van de actief-minus passiefbestanddelen van de verworven
rechtspersoon.
III. - Materiële vaste
activa
III.A Terreinen en gebouwen
In die
rubriek worden de bebouwde en onbebouwde terreinen opgenomen, de constructies
daarop, evenals de inrichting daarvan, waarvan de boekhoudkundige entiteit
eigenares is en die duurzaam worden aangewend voor haar
activiteiten.
Ook de andere zakelijke rechten die de
boekhoudkundige entiteit bezit op een onroerend goed dat ze bestemd heeft om
duurzaam te worden gebruikt voor haar activiteiten, worden onder die rubriek
opgenomen als de vergoedingen bij de aanvang van het contract werden
vooruitbetaald.
III.D Leasing en soortgelijke
rechten
Onder die post worden de volgende bedragen opgenomen
:
1° de gebruiksrechten op lange termijn op bebouwde
onroerende goederen waarover de boekhoudkundige entiteit beschikt op grond van
erfpacht, opstal, leasing of soortgelijke overeenkomsten, als de contractueel
te storten termijnen, naast de rente en de kosten van de verrichting, ook de
integrale wedersamenstelling dekken van het kapitaal dat de gever in het gebouw
heeft geïnvesteerd;
2° de gebruiksrechten op roerende
goederen waarover de boekhoudkundige entiteit beschikt op grond van leasing of
soortgelijke overeenkomsten, als de contractueel te storten termijnen, verhoogd
met het bedrag dat moet worden betaald bij optielichting als de nemer een
koopoptie bezit, naast de rente en de kosten van de verrichting ook de
integrale wedersamenstelling dekken van het kapitaal dat de gever in het goed
heeft geïnvesteerd. Het bedrag dat moet worden betaald om een koopoptie te
lichten, komt evenwel enkel in aanmerking als het ten hoogste vijftien procent
vertegenwoordigt van het kapitaal dat de gever in het goed heeft
geïnvesteerd.
Met een prijs voor het lichten van de
koopoptie, vermeld in punt 2°, binnen de voormelde beperking van vijftien
procent, wordt de kapitaalfractie gelijkgesteld met de contractueel bedongen
vergoeding in geval van gebruik van een mogelijkheid om de verrichting te
verlengen.
Met de termijn, vermeld in punt 1° en 2°,
wordt het bedrag gelijkgesteld, als dat bepaald is :
1° dat
de nemer verschuldigd is voor de verwerving van de zakelijke rechten die de
gever bezit op het onroerend of roerend goed in kwestie als de nemer er zich
bij het afsluiten van de verrichting, eventueel ingevolge een verkoopoptie, toe
verbonden heeft die rechten te verwerven;
2° dat de gever
van een derde moet ontvangen voor de overdracht van de zakelijke rechten die
hij bezit op het onroerend of roerend goed in kwestie als die derde er zich bij
het afsluiten van de verrichting, eventueel ingevolge een verkoopoptie, toe
verbonden heeft die rechten te verwerven.
III.E Overige
materiële vaste activa
In die rubriek worden de onroerende
goederen opgenomen die worden aangehouden als onroerende reserve, de
woongebouwen, de buiten gebruik of buiten de exploitatie gestelde
materiële vaste activa, evenals de roerende en onroerende goederen die
inerfpacht, opstal, huur, handelshuur of landpacht werden gegeven, behalve als
de uit die contracten voortvloeiende vorderingen geboekt worden in rubriek V en
VII. De onroerende goederen die werden aangekocht of gebouwd met het oog op
herverkoop worden niet in deze rubriek opgenomen, maar worden afzonderlijk
onder de voorraden vermeld.
De kosten voor de inrichting van
gehuurde gebouwen worden eveneens in deze rubriek vermeld, voor zover ze niet
ten laste werden genomen van de resultatenrekening van het lopende
boekjaar.
IV. - Financiële vaste
activa
Onder deze rubriek worden de deelnemingen in en de
vorderingen op spin-offbedrijven, verenigingen, vzw's, instellingen van
openbaar nut, handelsvennootschappen en andere vennootschappen opgenomen,
overeenkomstig Hoofdstuk
Vbis van het decreet van 4 april 2003 betreffende de
herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen.
IV.A.1
en IV.B.1 Deelnemingen
De maatschappelijke rechten in de
bovenstaande rechtspersonen worden als deelnemingen beschouwd als ze ertoe
strekken, door een duurzame en specifieke band te scheppen met die andere
rechtspersonen, de boekhoudkundige entiteit in staat te stellen een invloed uit
te oefenen op de oriëntatie van het beleid van die
rechtspersonen.
Behoudens bewijs van het tegendeel wordt
vermoed een deelneming te zijn :
1° het bezit van
maatschappelijke rechten die een tiende vertegenwoordigen van het kapitaal, van
het maatschappelijk fonds of van een categorie aandelen van een
rechtspersoon;
2° het bezit van maatschappelijke rechten
die een quotum van minder dan 10 % vertegenwoordigen :
a) als
ze, samen met de maatschappelijke rechten die in dezelfde rechtspersoon worden
aangehouden door de dochters van de boekhoudkundige entiteit, een tiende
bereiken van het kapitaal, van het maatschappelijk fonds of van een categorie
aandelen van die rechtspersoon;
b) als de daden van beschikking
over die aandelen of de uitoefening van de daaraan verbonden rechten
onderworpen zijn aan overeenkomsten of aan eenzijdige verbintenissen die de
rechtspersoon heeft aangegaan.
IV.A Deelneming in verbonden
entiteiten
Dit zijn deelnemingen in rechtspersonen waarin de
boekhoudkundige entiteit een controlebevoegdheid uitoefent. Onder controle moet
worden verstaan : de bevoegdheid in rechte of in feite om een doorslaggevende
invloed uit te oefenen op de aanstelling van de meerderheid van de bestuurders
of zaakvoerders of op de oriëntatie van het beleid.
De
controle is in rechte en wordt onweerlegbaar vermoed :
1°
als ze voortvloeit uit het bezit van de meerderheid van de stemrechten,
verbonden aan het totaal van de aandelen van de betrokken
rechtspersoon;
2° als een boekhoudkundige entiteit het
recht heeft de meerderheid van de bestuurders of zaakvoerders te benoemen of te
ontslaan;
3° als een boekhoudkundige entiteit krachtens de
statuten van de betrokken rechtspersoon of krachtens met die rechtspersoon
gesloten overeenkomsten over de controlebevoegdheid
beschikt;
4° als een boekhoudkundige entiteit, op grond van
een overeenkomst met andere vennoten van de betrokken rechtspersoon, beschikt
over de meerderheid van de stemrechten, verbonden aan het totaal van de
aandelen van die rechtspersoon;
5° in geval van
gezamenlijke controle.
De controle is in feite als ze
voorvloeit uit andere factoren dan de factoren, vermeld in het tweede lid. Een
boekhoudkundige entiteit wordt, behoudens bewijs van het tegendeel, vermoed
over een controle in feite te beschikken op een rechtspersoon, als zij op de
voorlaatste en laatste algemene vergadering van die rechtspersoon stemrechten
heeft uitgeoefend die de meerderheid vertegenwoordigen van de stemrechten,
verbonden aan de op die algemene vergaderingen vertegenwoordigde
aandelen.
IV.B Deelneming in rechtspersonen waarmee een
deelnemingsverhouding bestaat
Dit zijn deelnemingen in alle
niet-verbonden entiteiten waarmee rechtstreeks of onrechtstreeks een
deelnemingsverhouding bestaat.
IV.A.2 en IV.B.2
Vorderingen
Voor de toepassing van dit besluit worden de
vorderingen op de bovenvermelde rechtspersonen als vordering beschouwd,
ongeacht de contractuele looptijd, de oorsprong of de vorm ervan, als die
vorderingen tot doel hebben de eigen activiteiten van de boekhoudkundige
entiteit te bevorderen.
IV.C.1 Aandelen
Deze
post omvat de maatschappelijke rechten in andere rechtspersonen die geen
deelnemingsverhouding vormen en die ertoe strekken door het scheppen van een
duurzame en specifieke band met die rechtspersoon de eigen activiteiten van de
boekhoudkundige entiteit te bevorderen.
IV.C.2. Vorderingen en
borgtochten in contanten
Onder die post worden opgenomen
:
1° de vorderingen, al dan niet belichaamd in effecten,
bestemd voor een duurzame ondersteuning van de activiteiten van andere
rechtspersonen dan de rechtspersonen, vermeld in post IV.A en
IV.B;
2° de borgtochten in contanten, gestort als
doorlopende waarborg, onder meer aan openbare besturen of
nutsbedrijven.
V. - Vorderingen op meer dan één
jaar
Onder die post worden de vorderingen opgenomen met een
contractuele looptijd van meer dan één jaar. De vorderingen of de
gedeelten van de vorderingen met een looptijd van meer dan één
jaar, die binnen twaalf maanden vervallen, worden uit die post gelicht en,
naargelang het geval, onder post VII.A of VII.B
opgenomen.
Naast de vorderingen waarvoor een titel bestaat,
worden de te ontvangen opbrengsten die tijdens het boekjaar of tijdens een
vorig boekjaar zijn ontstaan en waarvoor nog geen rechtstitel bestaat, eveneens
onder de overeenstemmende posten van deze rubriek opgenomen, als het bedrag
daarvan vaststaat of met nauwkeurigheid kan worden geschat.
De
pro-rataopbrengsten worden evenwel onder de overlopende rekeningen
geboekt.
De vorderingen die voor de eigenaar of de verhuurder
ontstaan uit de overeenkomsten, vermeld in post III.D van de activa, worden
onder post V. B opgenomen. Onder de post V.B wordt eveneens een vordering op de
Vlaamse Gemeenschap opgenomen ten bedrage van het uitstaande saldo van de
leningen met staatswaarborg die bij de wet van 1961 werden toegekend aan de
boekhoudkundige entiteit door de ASLK en die rechtstreeks door de Vlaamse
Gemeenschap worden terugbetaald.
VI. - Voorraden en projecten
in uitvoering
Onder de post 'voorraden' kunnen de goederen
worden opgenomen die door de boekhoudkundige entiteit werden aangekocht en die
zich op het einde van het boekjaar nog in stock bevinden.
Onder
de post 'projecten in uitvoering' komt het surplus van de totale kosten ten
opzichte van de totale opbrengsten voor onderzoeks- en
dienstverleningscontracten van bepaalde duur waarbij niet jaarlijks
gefactureerd wordt op het einde van het boekjaar.
VII. -
Vorderingen op ten hoogste één jaar
In deze
rubriek worden de vorderingen opgenomen waarvan de oorspronkelijke looptijd ten
hoogste één jaar bedraagt, evenals de vorderingen of de gedeelten
van vorderingen waarvan de oorspronkelijke looptijd meer dan één
jaar bedraagt, maar die binnen twaalf maanden vervallen.
Het
tweede, derde en vierde lid van de omschrijving van rubriek V. Vorderingen op
meer dan één jaar zijn van overeenkomstige toepassing op de
vorderingen op ten hoogste één jaar.
Onder post
B. Overige vorderingen worden onder meer de door belastingdiensten terug te
betalen belastingen vermeld.
Onder deze rubriek wordt de
jaarlijkse vordering opgenomen van de Vlaamse Gemeenschap met betrekking tot
het vakantiegeld dat uitbetaald zal worden in het volgende
boekjaar.
VIII. - Geldbeleggingen
Onder die
post worden onder meer de vorderingen opgenomen op kredietinstellingen, uit
termijndeposito's, alsmede de met beleggingsdoeleinden verkregen effecten die
niet het kenmerk hebben van financiële vaste activa.
IX.
Liquide middelen
De liquide middelen omvatten, behalve de
kasmiddelen en de te incasseren vervallen waarden, alleen de tegoeden op zicht
bij kredietinstellingen.
X. Overlopende
rekeningen
Naast de bedragen, vermeld in artikel 62, eerste
lid, worden onder deze post de volgende bedragen opgenomen
:
1° de over te dragen kosten, dit wil zeggen de
pro-ratakosten die werden gemaakt tijdens het boekjaar of tijdens een vorig
boekjaar, maar die ten laste van een of meer volgende boekjaren moeten worden
gebracht;
2° de verworven opbrengsten, dit wil zeggen de
pro-rataopbrengsten die pas in de loop van een volgend boekjaar zullen worden
geïnd, maar die betrekking hebben op een verstreken
boekjaar.
§ 2. De inhoud van bepaalde
rubrieken van het passief wordt als volgt gedefinieerd :
I. -
Gevormd vermogen
Dit betreft permanente middelen die de
boekhoudkundige entiteit verwerft.
III. -
Herwaarderingsmeerwaarden
Onder herwaarderingsmeerwaarden
moeten worden verstaan de in de rekeningen bijgeschreven, niet-gerealiseerde
meerwaarden op vaste activa, overeenkomstig artikel 44.
IV. -
Aangelegde fondsen
IV.A. Onbeschikbare
fondsen
Voor deze fondsen wordt in de eerste plaats verwezen
naar de statuten of de waarderingsregels van de boekhoudkundige entiteit. Die
kunnen het al of niet aanleggen van deze fondsen opleggen, alsook het bedrag
van de fondsen bepalen. Naast deze fondsen kan de boekhoudkundige entiteit
verplicht worden tot het aanhouden van wettelijke fondsen krachtens wettelijke,
decretale en andere besluiten van bevoegde overheden.
IV.B.
Beschikbare fondsen
Het bedrag, toegewezen aan de beschikbare
fondsen, wordt door het instellingsbestuur van de boekhoudkundige entiteit
bepaald.
V. - Overgedragen overschot/tekort
Dit
zijn middelen waaraan het instellingsbestuur van de boekhoudkundige entiteit
een welomschreven, kwantificeerbare bestemming heeft gegeven in het kader van
de onderwijs-, onderzoeks- en dienstverleningsactiviteit van de boekhoudkundige
entiteit.
VI. - Kapitaalsubsidies
Deze post
omvat de kapitaalsubsidies die van overheidswege werden verkregen voor
investeringen in vaste activa.
Deze subsidies worden
geleidelijk afgeboekt via overboeking naar post IV.C Andere financiële
opbrengsten, volgens hetzelfde ritme als de afschrijvingen op de vaste activa
voor de verwerving waarvan ze werden verkregen of, in voorkomend geval, ten
bedrage van het saldo, bij realisatie of buitengebruikstelling van de vaste
activa in kwestie.
De kapitaalsubsidies die niet afhankelijk
zijn van een investering in vaste activa worden bij de verkrijging geboekt
onder post I.E Andere bedrijfsopbrengsten of onder post IV.C Andere
financiële opbrengsten.
De investeringsuitkeringen die
jaarlijks worden toegekend in het kader van de basisfinanciering worden niet
opgenomen onder de kapitaalsubsidies maar zijn jaarlijkse opbrengsten die
geboekt worden onder post I.A.1 Overheidstoelagen en subsidies -
basisfinanciering (eerste geldstroom).
VII. - Voorzieningen
voor risico's en kosten
VII.A Pensioenen en soortgelijke
verplichtingen
Onder die post worden de voorzieningen opgenomen
die door de boekhoudkundige entiteit worden gevormd om te voldoen aan de
verplichtingen inzake rust- en overlevingspensioen, brugpensioen en andere
pensioenen, alsook renten die ze ten opzichte van haar actuele of gewezen
contractuele personeel heeft aangegaan.
VIII. - Schulden op
meer dan één jaar
Onder die post worden de
schulden opgenomen die een contractuele looptijd hebben van meer dan
één jaar. De schulden of de gedeelten van de schulden op meer dan
één jaar die binnen twaalf maanden vervallen, worden uit deze
rubriek gelicht en overgebracht naar rubriek IX.A.
De te
betalen kosten die in de loop van het boekjaar of van een vorig boekjaar werden
gemaakt en waarvoor nog geen titel bestaat, maar waarvan het bedrag vaststaat
of met nauwkeurigheid kan worden geschat, worden hier onder de overeenkomstige
post geboekt. De pro ratakosten worden evenwel onder de overlopende rekeningen
geboekt.
De verplichtingen die voortvloeien uit achtergestelde
leningen, obligatieleningen, leasing of soortgelijke overeenkomsten, worden
vermeld onder de daarvoor bestemde posten, ook al zijn ze aangegaan jegens
kredietinstellingen of leveranciers of worden ze door een handelseffect
vertegenwoordigd.
Onder de schulden ten aanzien van
kredietinstellingen worden onder meer de orderbriefjes (promessen) opgenomen
die door de boekhoudkundige entiteit werden onderschreven op naam of aan de
order van een kredietinstelling, alsmede de schulden aan kredietinstellingen
uit hoofde van bankaccepten die door de boekhoudkundige entiteit in omloop
werden gebracht, ook al vinden ze hun oorsprong in de aankoop van goederen en
diensten.
Onder die post wordt eveneens een schuld opgenomen
bij Fortis ten bedrage van het uitstaande saldo van de leningen met
staatswaarborg die bij wet werden toegekend aan de boekhoudkundige entiteit
door de ASLK en die rechtstreeks door de Vlaamse Regering worden
terugbetaald.
IX. Schulden op ten hoogste één
jaar
Het tweede tot en met vijfde lid van de omschrijving van
rubriek VIII. Schulden op meer dan één jaar zijn van
overeenkomstige toepassing.
Onder de post ontvangen
vooruitbetalingen op projecten' komt het totale surplus van de totale
opbrengsten ten opzichte van de totale kosten voor onderzoeks- en
dienstverleningscontracten van bepaalde duur waarbij niet jaarlijks
gefactureerd wordt op het einde van het boekjaar.
X.
Overlopende rekeningen
Naast de bedragen vermeld in artikel 54,
§ 2, worden de volgende bedragen onder die post opgenomen
:
1° de toe te rekenen kosten, dat wil zeggen de
pro-ratakosten die pas in een later boekjaar zullen worden betaald, maar die
betrekking hebben op een verstreken boekjaar;
2° de over te
dragen opbrengsten, dat wil zeggen de pro-rataopbrengsten die in de loop van
het boekjaar of van een vorig boekjaar zijn geïnd, maar die betrekking
hebben op een later boekjaar.
Onderafdeling II. - Inhoud van bepaalde
rubrieken van de resultatenrekening
Art. 76.
De inhoud van bepaalde rubrieken
van de resultatenrekening wordt als volgt gedefinieerd :
I.A
Opbrengsten, verbonden aan onderwijs, onderzoek en
dienstverlening
Onder die post worden de opbrengsten opgenomen
die de boekhoudkundige entiteit genereert in het kader van haar normale
decretale opdrachten van onderwijs, onderzoek en dienstverlening. Die
opbrengsten worden nominatief vermeld. Bij belangrijke nieuwe initiatieven zal
een addendum bij dit besluit gevoegd worden.
A.1
Overheidstoelagen en subsidies - basisfinanciering (1e
geldstroom)
Hieronder wordt de basisfinanciering vanuit de
overheid opgenomen. Onder A.1.5 Andere overheidstoelagen en subsidies worden
onder andere de toelagen opgenomen met betrekking tot de Bijzondere
Universitaire Instituten, het Instituut voor Europese Studies (IES), het
Instituut voor Joodse Studies (IJS) en het Instituut voor Ontwikkelingsbeleid
en - beheer (IOB).
A.2 Overheidsbijdrage fundamenteel
basisonderzoek (2e geldstroom)
Dit betreft de bijdragen vanuit
de overheid voor fundamenteel basisonderzoek.
Onder A.2.4
worden de bench fees met betrekking tot specialisatiebeurzen vanuit het IWT
opgenomen. De opbrengsten vanuit de privésector met overheidssteun
worden onder A.4.2 ondergebracht. Overige IWT-opbrengsten worden onder A.3.2.2
verwerkt.
A.3 Overheidsbijdragen toegepast wetenschappelijk
onderzoek (3e geldstroom)
Onder die post worden de
overheidsbijdragen voor toegepast wetenschappelijk onderzoek
verwerkt.
Onder A.3.2.2 worden de IWT-opbrengsten verwerkt die
geen betrekking hebben op A.2.4 IWT : bench fees (specialisatiebeurzen) of op
A.4.2 Privésector met overheidssteun.
A.4
Contractonderzoek met de privésector en wetenschappelijke
dienstverlening (4de geldstroom)
Dit betreft de opbrengsten
vanuit de privésector en de opbrengsten met betrekking tot
wetenschappelijke dienstverlening. Er wordt voor contractonderzoek een
opsplitsing gemaakt tussen de opbrengsten uit vennootschappen en de opbrengsten
uit non-profitorganisaties. Wetenschappelijke dienstverlening betreft inkomsten
buiten contract.
A.5 Andere opbrengsten, verbonden aan
onderwijs, onderzoek en dienstverlening
Hieronder worden de
opbrengsten opgenomen die gegenereerd worden in het kader van de normale
decretale opdrachten van onderwijs, onderzoek en dienstverlening, andere dan
die welke hierboven vermeld worden.
Onder A.5.2 Andere
inschrijvingsgelden komen onder meer de inschrijvingen voor postacademische
vorming, studiedagen, congressen. Huuropbrengsten met betrekking tot de sociale
sector worden onder A.5.3 Huuropbrengsten sociale sector geboekt. Andere
huuropbrengsten worden onder E. Andere bedrijfsopbrengsten opgenomen. Onder
A.5.6 Andere komen onder andere opbrengsten uit maatschappelijke
dienstverlening.
I.B Waardewijziging projecten in
uitvoering
Deze post wordt gebruikt voor de toepassing van
artikel 75, VI. Voorraden en projecten in uitvoering, tweede
lid.
I.E Andere bedrijfsopbrengsten
Onder die
post worden de van derden ontvangen en met de activiteiten verbonden
opbrengsten opgenomen die :
1° niet hun oorsprong vinden in
de activiteiten van de boekhoudkundige entiteit, vermeld in
I.A;
2° niet als een financiële of uitzonderlijke
opbrengst kunnen worden aangemerkt.
Onder die post worden
eveneens de meerwaarden opgenomen die werden verwezenlijkt bij de realisatie
van handelsvorderingen en de meerwaarden op vaste activa die gerealiseerd
worden in het kader van de gewone activiteiten van de boekhoudkundige
entiteit.
De volgende opbrengsten worden onder andere onder
deze rubriek ondergebracht : gelden die de boekhoudkundige entiteit ontvangt om
door te storten naar derden, handelsopbrengsten zoals kinderdagverblijf,
huuropbrengsten (behalve A.5.3 huuropbrengsten sociale
sector).
II.A Aankoop goederen
Na aftrek van de
toegestane kortingen en van de belasting over de toegevoegde waarde, voor zover
die aftrekbaar is, worden onder die post de inkopen van handelsgoederen, grond-
en hulpstoffen opgenomen.
De aankopen van onroerende en
roerende goederen worden eveneens onder deze post geboekt. De aankopen van
onroerende en roerende goederen worden evenwel overgeboekt naar de passende
posten binnen de immateriële en materiële vaste activa van de
balans.
Onder deze post worden eveneens de voorraadwijzigingen
opgenomen met toepassing van artikel 75, VI Voorraden en projecten in
uitvoering, eerste lid en de waardewijziging in projecten in uitvoering met
toepassing van artikel 75, IX. Schulden op ten hoogste één jaar,
tweede lid.
II.B Diensten en diverse
goederen
Na aftrek van de toegestane kortingen en van de
belasting over de toegevoegde waarde, voor zover die aftrekbaar is, worden
onder die post de kosten opgenomen die verbonden zijn aan de dienstverlening of
de levering van goederen door derden in het kader van de activiteiten van de
boekhoudkundige entiteit, tenzij die kosten onder rubriek A of C moeten worden
geboekt.
De vergoedingen van uitzendkrachten en ter beschikking
van de boekhoudkundige entiteit gestelde personen worden eveneens onder deze
post opgenomen, evenals de rechtstreekse en onrechtstreekse bezoldigingen en
pensioenen van bestuurders, die niet worden toegekend op grond van een
arbeidsovereenkomst.
II.D Afschrijvingen en
waardeverminderingen op oprichtingskosten en op immateriële en
materiële vaste activa
Onder die post worden de
afschrijvingen en de waardeverminderingen opgenomen die werden geboekt op
oprichtingskosten - andere dan de kosten bij uitgifte van leningen en het
disagio - en op immateriële en materiële vaste activa, tenzij die
afschrijvingen en waardeverminderingen wegens hun uitzonderlijke aard als
uitzonderlijke kosten moeten worden geboekt (post VIII.A).
De
terugnemingen van afschrijvingen of van waardeverminderingen worden niet onder
deze post opgenomen, maar worden geboekt onder de uitzonderlijke opbrengsten
(post VII.A).
II.E Waardeverminderingen op voorraden en op
handelsvorderingen (toevoegingen +, terugnemingen -)
Onder die
post worden de waardeverminderingen opgenomen die werden geboekt op voorraden
of op handelsvorderingen als vermeld in post V.A en VII.A.
De
terugnemingen van op voorraden of op handelsvorderingen geboekte
waardeverminderingen worden op deze post aangerekend. Voor de voorraden moet
die aanrekening niet gebeuren als de toepassing van een van de
waarderingsmethoden, vermeld in artikel 31, ertoe leidt dat bij de
waardebepaling van de uitgaande voorraden rekening wordt gehouden met tijdens
vorige boekjaren geboekte waardeverminderingen.
II.F
Voorzieningen voor risico's en kosten (toevoegingen +, bestedingen en
terugnemingen -)
Onder die post worden, in overeenstemming met
artikel 41, de volgende bedragen opgenomen :
1° de
voorzieningen, gevormd voor risico's en verplichtingen van de boekhoudkundige
entiteit;
2° de bestedingen van voorzieningen voor risico's
en kosten die vroeger werden gevormd, voor zover die risico's en verplichtingen
aanleiding hebben gegeven tot kosten;
3° de terugnemingen
van voorzieningen voor risico's en kosten die tijdens een vorig boekjaar werden
gevormd voor gewone risico's en verplichtingen van de boekhoudkundige
entiteit,en die overtollig zijn gebleken.
II.G Andere
bedrijfskosten
Onder die post worden de aan derden betaalde of
verschuldigde kosten opgenomen die verbonden zijn aan de activiteiten van de
boekhoudkundige entiteit, die :
1° niet hun oorsprong
vinden in een dienstverlening of een levering door derden, binnen het kader van
de gewone activiteiten van de boekhoudkundige entiteit;
2°
niet als een financiële of uitzonderlijke kosten kunnen worden
aangemerkt.
In het bijzonder worden onder die post de
belastingen opgenomen die als bedrijfskosten moeten worden aangemerkt, zoals de
onroerende voorheffing, de belasting op de voertuigen, de belasting op
drijfkracht of op tewerkgesteld personeel, de accijnsrechten, de roerende
voorheffing, de gemeente, provincie- en gewestbelastingen, de
rechtspersonenbelasting, de uitvoerheffingen.
Onder die post
worden eveneens de minderwaarden opgenomen die werden geboekt bij de realisatie
van handelsvorderingen, tenzij die minderwaarden gelijk zijn aan het disconto.
Het disconto wordt geboekt onder post V.C. Andere financiële kosten, en de
minderwaarden op vaste activa die gerealiseerd worden in het kader van de
gewone activiteiten van de boekhoudkundige entiteit.
IV.B.
Opbrengsten uit vlottende activa
Onder die post worden de
opbrengsten (interesten, dividenden, enzovoort.) uit activa opgenomen die
opgenomen zijn onder post V, VII, VIII, IX en X.
IV.C. Andere
financiële opbrengsten
De volgende bedragen worden onder
die post opgenomen :
1° de meerwaarden, verwezenlijkt bij
de realisatie van vorderingen, andere dan handelsvorderingen, van
geldbeleggingen en van liquide middelen;
2° de als
opbrengst geboekte kapitaal- en interestsubsidies;
3° de
wisselresultaten en de resultaten uit de omrekening van vreemde valuta, tenzij
die specifiek verbonden zijn aan een andere post van de resultatenrekening. In
dat laatste geval mogen ze onder die post worden
opgenomen;
4° alle opbrengsten van financiële aard die
geen verband houden met welbepaalde activa.
V.A Kosten van
schulden
De volgende bedragen worden onder die post opgenomen
:
1° de interesten, de commissies en de kosten, verbonden
aan schulden;
2° de afschrijving van de kosten bij uitgifte
van leningen en van het disagio.
De geactiveerde interesten
worden afgetrokken van het bedrag van de onder deze post opgenomen
kosten.
V.B Waardeverminderingen op andere vlottende activa
andere dan die welke opgenomen zijn onder II. - E (toevoegingen +,
terugnemingen -)
Onder die post worden de waardeverminderingen
opgenomen die geboekt zijn op andere vorderingen dan handelsvorderingen, op
geldbeleggingen en op liquide middelen. De terugnemingen van
waardeverminderingen op die vlottende activa worden eveneens onder deze post
geboekt.
V.C Andere financiële
kosten
Onder die post worden alle kosten van financiële
aard opgenomen die niet werden geboekt onder post V.A of V.B, en in het
bijzonder :
1° de minderwaarden, verwezenlijkt bij de
realisatie van vorderingen, andere dan handelsvorderingen, van geldbeleggingen
en van liquide middelen;
2° het disconto ten laste van de
boekhoudkundige entiteit bij het verhandelen van vorderingen (een wissel, een
warrant, een factuur, enzovoort);
3° de wisselresultaten en
de resultaten uit de omrekening van vreemde valuta, tenzij die specifiek
verbonden zijn an een andere post van de resultatenrekening. In dat laatste
geval mogen ze onder die post worden opgenomen;
4° de
kosten betreffende posten van het eigen vermogen;
5° de
commissies en financiële kosten.
VII.A Terugneming van
afschrijvingen en van waardeverminderingen op immateriële en
materiële vaste activa
Onder die post worden de volgende
bedragen opgenomen :
1° de met toepassing van artikel 51,
§ 1, derde en vierde lid, verrichte terugnemingen van afschrijvingen die
tijdens een vorig boekjaar werden geboekt;
2° de
terugnemingen van waardeverminderingen die tijdens een vorig boekjaar werden
geboekt op immateriële en materiële vaste activa en die te hoog zijn
gebleken.
VII.C Terugneming van voorzieningen voor
uitzonderlijke risico's en kosten
Onder die post worden de
terugnemingen opgenomen van voorzieningen voor risico's en kosten die tijdens
een vorig boekjaar werden gevormd en die te hoog zijn gebleken, tenzij het gaat
om voorzieningen die werden gevormd voor risico's en kosten die verband houden
met de gewone activiteiten van de boekhoudkundige
entiteit.
VII.D Meerwaarden bij de realisatie van vaste
activa
Onder die post worden de meerwaarden opgenomen die
worden verwezenlijkt bij de realisering van vaste activa. Die meerwaarden mogen
onder post I.D Andere bedrijfsopbrengsten worden opgenomen als de realisering
past in de gewone activiteiten van de boekhoudkundige entiteit. Dat laatste zal
blijken uit de regelmaat waarmee dergelijke activa worden gerealiseerd en het
normale karakter daarvan.
VIII.A Uitzonderlijke afschrijvingen
en waardeverminderingen op oprichtingskosten, op immateriële en
materiële vaste activa
Voor zover ze van uitzonderlijke
aard zijn, worden onder deze post de afschrijvingen en waardeverminderingen
opgenomen, vermeld in artikel 17, § 2, artikel 48, § 1, tweede lid,
en § 2, en artikel 51, § 1, tweede lid en §
2.
VIII.C Voorzieningen voor uitzonderlijke risico's en
kosten
Onder die post worden de voorzieningen opgenomen die
werden gevormd voor risico's en kosten die geen verband houden met de gewone
activiteiten van de boekhoudkundige entiteit.
VIII.D
Minderwaarden bij de realisatie van vaste activa
Onder die post
worden de minderwaarden opgenomen die worden geboekt bij de realisering van
vaste activa.. Die minderwaarden mogen onder post II.G Andere bedrijfskosten
worden opgenomen als de realisering past in de gewone activiteiten van de
boekhoudkundige entiteit. Dat laatste zal blijken uit de regelmaat waarmee
dergelijke activa worden gerealiseerd en het normale karakter
daarvan.
Onderafdeling III. - Inhoud van bepaalde
verplichte vermeldingen in de toelichting
Art. 77.
De inhoud van bepaalde verplichte
vermeldingen in de toelichting wordt gedefinieerd als volgt
:
Niet in de balans opgenomen rechten en
verplichtingen
00 Zekerheden, gesteld door derden voor rekening
van de boekhoudkundige entiteit
Op deze rekening worden de
zakelijke of persoonlijke zekerheden geboekt die door derden voor de
crediteuren van de boekhoudkundige entiteit zijn gesteld, als waarborg voor de
voldoening van actuele of potentiële schulden of verplichtingen die de
boekhoudkundige entiteit jegens hen heeft aangegaan.
01
Persoonlijke zekerheden, gesteld voor rekening van derden
Op
deze rekening worden de persoonlijke zekerheden geboekt die door de
boekhoudkundige entiteit voor derden zijn gesteld of onherroepelijk beloofd als
waarborg voor de voldoening van actuele of potentiële schulden en
verplichtingen die derden hebben aangegaan jegens andere schuldeisers dan de
boekhoudkundige entiteit zelf.
De wisselverplichtingen zijn die
welke voor de boekhoudkundige entiteit voortvloeien uit door haar getrokken,
geëndosseerde of voor aval getekende wissels in omloop, met uitzondering
van de door de boekhoudkundige entiteit getrokken
bankaccepten.
02 Zakelijke zekerheden, gesteld op eigen
activa
Op deze rekening worden de zakelijke zekerheden geboekt
waarmee de boekhoudkundige entiteit haar eigen activa heeft bezwaard of die ze
onherroepelijk heeft beloofd voor de voldoening van actuele of potentiële
schulden en verplichtingen van zichzelf of van derden.
In de
rekening 021 en 023 betreffende de zekerheidstellingen moet in voorkomend geval
een onderscheid worden gemaakt tussen de soorten van bezwaarde
activa.
03 Ontvangen zekerheden
Op deze
rekening worden de zakelijke en persoonlijke zekerheden geboekt die de
boekhoudkundige entiteit heeft ontvangen voor de voldoening van actuele of
potentiële schulden en verplichtingen die derden jegens haar hebben
aangegaan, met uitzondering van zekerheidstellingen en borgtochten in
contanten.
04 Goederen en waarden, gehouden door derden in hun
naam, maar ten bate en op risico van de boekhoudkundige
entiteit
Op deze rekening worden de goederen en waarden geboekt
die ten opzichte van derden aan een ander toebehoren en waarvan de
boekhoudkundige entiteit het risico draagt, maar er tevens de opbrengsten uit
int zoals de overeenkomsten tot het houden van een deelneming, als die goederen
en waarden niet mogen worden opgenomen in de balans.
05
Verplichtingen tot aan- en verkoop van vaste activa
Op die
rekening worden als verplichtingen tot aankoop geboekt de geplaatste
bestellingen en de verplichtingen met optie van derden, en als verplichtingen
tot verkoop de ontvangen bestellingen en de opties die aan derden op
bezittingen van de boekhoudkundige entiteit zijn verleend.
De
verplichtingen tot aankoop evenals de verplichtingen tot verkoop die tot de
activiteiten van de boekhoudkundige entiteit behoren en haar vermogen of
resultaat niet aanmerkelijk beïnvloeden, hoeven niet te worden
geboekt.
06 Termijnovereenkomsten
Op deze
rekening worden in de daartoe aangelegde rekeningen de koop- en
verkoopovereenkomsten op termijn betreffende goederen en vreemde deviezen
geboekt, alsmede de daartegenoverstaande betalingsverplichtingen en
vorderingen.
07 Goederen en waarden van derden, gehouden door
de boekhoudkundige entiteit
Op deze rekening worden de volgende
bedragen in afzonderlijke rekeningen geboekt :
1° de
gebruiksrechten op lange termijn betreffende goederen die aan derden toebehoren
en de daartegenoverstaande verplichtingen, voor zover die rechten en
verplichtingen niet in de balans worden vermeld;
2° de
goederen en waarden van derden die aan de boekhoudkundige entiteit in bewaring,
in consignatie of in bewerking zijn gegeven, alsmede de daartegenoverstaande
verplichtingen jegens deponenten en committenten;
3° de
goederen en waarden die de boekhoudkundige entiteit uit anderen hoofde voor
rekening of ten bate en op risico van derden onder zich houdt, alsmede de
daartegenoverstaande verplichtingen.
09 Diverse rechten en
verplichtingen
HOOFDSTUK VII. - Controle
Art. 78.
Elke boekhoudkundige entiteit voert een
interne controle uit op de processen en procedures die van toepassing zijn bij
de afhandeling van transacties in overeenstemming met de aard en de omvang van
haar activiteiten. Die interne controle wordt door de entiteit georganiseerd
rekening houdend met de aard en de omvang van haar activiteiten. De
boekhoudkundige entiteit kan voor de toepassing hiervan samenwerken met een
andere boekhoudkundige entiteit.
Art. 79.
De externe controle van de boekhoudkundige
entiteit wordt als volgt geregeld :
1° conform artikel 11
wordt de jaarrekening voorgelegd aan een bedrijfsrevisor, wiens verklaring naar
aanleiding van een volkomen controle aan de jaarrekening wordt
toegevoegd;
2° de commissaris van de Vlaamse Regering houdt
toezicht op de boekhoudkundige entiteiten,
3°
[de raad van bestuur keurt de jaarrekening goed en stuurt die naar de Vlaamse Regering en het Rekenhof voor
31 maart van het kalenderjaar dat volgt op het afgesloten boekjaar.]
HOOFDSTUK VIII. - Diverse bepalingen en
overgangsbepalingen
Art. 80.
Bij het begin van het eerste boekjaar
waarin voor een boekhoudkundige entiteit dit besluit van toepassing wordt, moet
een beginbalans opgesteld worden met de financiële situatie per 1 januari
van het eerste boekjaar, in overeenstemming met de bepalingen van dit besluit
en het schema, opgenomen in de bijlage bij dit besluit.
Elke
boekhoudkundige entiteit legt haar beginbalans ter certificatie voor aan de
bedrijfsrevisor, waarna ze aan de commissaris van de Vlaamse Regering wordt
bezorgd.
Voor de resultatenrekening en de toelichting per 31
december van het eerste boekjaar gelden de bepalingen, vermeld in artikel 67 en
71.
Voor de waardering van de verschillende posten van de
beginbalans kan de inbrengwaarde worden gebruikt. In de waarderingsregels moet
omstandig worden toegelicht hoe de inbrengwaarde werd
bepaald.
Art. 81.
Het besluit van de Vlaamse Regering van 8
februari 1995 houdende vastlegging van het boekhoudkundig schema en van de
voorschriften voor het opstellen van de jaarrekening van de universiteiten in
de Vlaamse Gemeenschap wordt opgeheven.
Art. 82.
Dit besluit treedt in werking op 1 januari
2008.
Art. 83.
De Vlaamse minister, bevoegd voor het
Onderwijs, is belast met de uitvoering van dit
besluit.
BIJLAGEN
Bijlage 1Jaarrekening in euro's
Bijlage 2Analytische bijlage