Besluit van de Vlaamse Regering betreffende personeelsleden
in het secundair onderwijs die op bedrijfsstage gaan
goedkeuringsdatum
29 MEI 2009
publicatiedatum
B.S.24/09/2009
datum laatste wijziging
01/09/2012
Dit besluit is niet meer van kracht met ingang van 01/09/2012 (zie artikel 6)
COORDINATIE
(1)
Decr. van 18/12/2009 (B.S. 30/12/2009)
(2)
B.Vl.R. van 30/09/2011 (B.S. 26/10/2011)
De Vlaamse Regering,
Gelet op het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen
met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van
25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs, artikel 99quinquies 1 tot en
met 3, ingevoegd bij onderwijsdecreet XIX van 8 mei 2009;
Gelet
op het decreet van 13 juli 2001 betreffende het onderwijs XIII-Mozaïek,
artikel IX.3, IX.6 en IX.8;
Gelet op de weigering
van het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op
18 juli 2008;
Gelet op het besluit van de Vlaamse
Regering van 18 juli 2008 om voorbij te gaan aan de weigering van het akkoord
van de Vlaamse minster, bevoegd voor begroting;
Gelet op protocol nr. 677 van 19 september 2008 houdende de
conclusies van de onderhandelingen die werden gevoerd in de gemeenschappelijke
vergadering van Sectorcomité X en van onderafdeling Vlaamse Gemeenschap
van afdeling 2 van het Comité voor de provinciale en plaatselijke
overheidsdiensten;
Gelet op protocol nr. 442 van
19 september 2008 houdende de conclusies van de onderhandelingen die werden
gevoerd in het overkoepelend onderhandelingscomité, vermeld in het
decreet van 5 april 1995 tot oprichting van onderhandelingscomités in
het vrij gesubsidieerd onderwijs;
Gelet op advies
45. 472/1 van de Raad van State, gegeven op 4 december 2008, met toepassing van
artikel 84, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State,
gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voorstel
van de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming;
Na beraadslaging,
Besluit :
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.
Dit besluit is van toepassing op de
volgende personeelsleden die tewerkgesteld zijn in instellingen van het
secundair onderwijs :
1° de personeelsleden, vermeld in
artikel 2, § 1,
van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde
personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs, met uitzondering van het
meesters-, vak- en dienstpersoneel en van de directeurs en
adjunct-directeurs;
2° de personeelsleden, vermeld in
artikel 4, § 1,
van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige
personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra
voor leerlingenbegeleiding met uitzondering van de directeurs en
adjunct-directeurs.
Art. 2.
Voor de toepassing van dit besluit wordt
verstaan onder :
1° scholen : instellingen van het
secundair onderwijs;
2° de loonkost van een leraar gewoon
secundair onderwijs : is de som van :
a) het geïndexeerde
brutojaarsalaris, samengesteld uit
[63]
%
van het geïndexeerde brutojaarsalaris op basis van salarisschaal 301 en
uit
[37]
% van het geïndexeerde
brutojaarsalaris op basis van salarisschaal 501;
b) het
vakantiegeld;
c) de eindejaarstoelage
van een
personeelslid dat tijdelijk is aangesteld in een volledige betrekking en vier
jaar geldelijke anciënniteit heeft. De loonkosten omvatten tevens de
werkgeversbijdrage van
[16,82]
% en een
aandeelpercentage van
[1,52]
%
kinderbijslag;
3° de loonkost van een leraar buitengewoon
secundair onderwijs : is de som van :
a) het geïndexeerde
brutojaarsalaris;
b) het vakantiegeld;
c) de
eindejaarstoelage
van een personeelslid dat tijdelijk is
aangesteld in een volledige betrekking, vier jaar geldelijke anciënniteit
heeft en recht heeft op een salarisschaal 301. De loonkosten omvatten tevens de
werkgeversbijdrage van
[16,82]
% en een
aandeelpercentage van
[1,52]
%
kinderbijslag.
HOOFDSTUK II. - Vervanging van personeelsleden in het
secundair onderwijs die op bedrijfsstage zijn
Art. 3.
§ 1. Het totale aantal
vervangingseenheden voor het gewoon secundair onderwijs wordt berekend aan de
hand van de volgende formules :
1° het aantal beschikbare
voltijdse equivalenten wordt berekend door het beschikbare budget voor
vervangingen van bedrijfsstages in het gewoon secundair onderwijs te delen door
de loonkost van een leraar gewoon secundair onderwijs, waarbij
:
a) het beschikbare budget de volgende sommen bedraagt
:
1) voor het begrotingsjaar 2008 : 553.794
euro;
2) voor het begrotingsjaar 2009 : 2.159.795
euro;
3)
[voor het begrotingsjaar 2010 : 2.043.166
euro;]
4)
[voor het begrotingsjaar 2011 :
[779.935
euro]
;]
[5) voor het
begrotingsjaar 2012 : 584.951 euro;]
b)
het beschikbare budget wordt vooraf verminderd met een afhouding voor de
verlengingsopdracht tijdelijke. Deze afhouding is gelijk aan A/B waarbij
:
A = budget verlengingsopdracht tijdelijke voor de maanden
september tot en met april van het voorafgaande schooljaar en de maanden mei en
juni van het daaraan voorafgaande schooljaar;
B = totaal
aangewend budget van dezelfde periode;
2° het totale aantal
vervangingseenheden voor het gewoon secundair onderwijs wordt verkregen door
het aantal beschikbare voltijdse equivalenten te vermenigvuldigen met 10.000 en
42,86, waarbij :
a) 10.000 de voltijdse weekopdracht is voor
het gewoon secundair onderwijs;
b) 42,86 het aantal bezoldigde
weken is, verkregen door het maximale aantal betalingsdagen op jaarbasis van
een personeelslid, aangesteld in een wervingsambt van het bestuurs- en
onderwijzend personeel, te delen door 7;
3° de
coëfficiënt, bedoeld om het aantal vervangingseenheden per instelling
te bepalen voor een schooljaar, wordt vastgesteld door het totale aantal
vervangingseenheden voor het gewoon secundair onderwijs te delen door het
totale aantal uren-leraar van de scholen voor het gewoon secundair onderwijs,
berekend op basis van de telling van de regelmatige leerlingen op de eerste
schooldag van februari van het voorgaande schooljaar, waarbij onder het totale
aantal uren-leraar wordt verstaan de som van :
a) het totale
aantal wekelijkse uren-leraar, met inbegrip van de uren-leraar van de
levensbeschouwelijke vakken en de eventuele uren-leraar ingevolge vrijwillige
fusie;
b) de eventuele uren-leraar DBSO;
c) het
totale aantal uren gelijke onderwijskansen;
4° het aantal
vervangingseenheden per instelling wordt voor een schooljaar berekend door de
vervangingscoëfficiënt te vermenigvuldigen met het totale aantal
uren-leraar van de instelling van het schooljaar in kwestie, waarbij onder het
totale aantal uren-leraar wordt verstaan de som van :
a) het
totale aantal wekelijkse uren-leraar, met inbegrip van de uren-leraar van de
levensbeschouwelijke vakken en de eventuele uren-leraar ingevolge vrijwillige
fusie;
b) de eventuele uren-leraar DBSO;
c) het
totale aantal uren gelijke onderwijskansen.
§ 2. Het totale aantal
vervangingseenheden voor het buitengewoon secundair onderwijs wordt berekend
aan de hand van de volgende formules :
1° het aantal
beschikbare voltijdse equivalenten wordt berekend door het beschikbare budget
voor vervangingen van bedrijfsstages in het buitengewoon secundair onderwijs te
delen door de loonkost van een leraar buitengewoon secundair onderwijs, waarbij
:
a) het beschikbare budget de volgende sommen bedraagt
:
1) voor het begrotingsjaar 2008 : 46.206
euro;
2) voor het begrotingjaar 2009 : 180.205
euro;
3)
[voor het begrotingsjaar 2010 : 170.448
euro;]
4)
[voor het begrotingsjaar 2011 :
[65.065
euro]
;]
[5) voor het
begrotingsjaar 2012 : 48.799 euro;]
b)
het beschikbare budget wordt vooraf verminderd met een afhouding voor de
verlengingsopdracht tijdelijke. Deze afhouding is gelijk aan A/B
waarbij,
A = budget verlengingsopdracht tijdelijke voor de
maanden september tot en met april van het voorafgaande schooljaar en de
maanden mei en juni van het daaraan voorafgaande schooljaar;
B
= totaal aangewend budget van dezelfde periode;
2° het
totale aantal vervangingseenheden voor het buitengewoon secundair onderwijs
wordt verkregen door het aantal beschikbare voltijdse equivalenten te
vermenigvuldigen met 10.000 en 42,86, waarbij :
a) 10.000 de
voltijdse weekopdracht is voor het buitengewoon secundair
onderwijs;
b) 42,86 het aantal bezoldigde weken is, verkregen
door het maximale aantal betalingsdagen op jaarbasis van een personeelslid,
aangesteld in een wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel, te
delen door 7;
3° de coëfficiënt, bestemd om het
aantal vervangingseenheden per instelling te bepalen voor een schooljaar, wordt
vastgesteld door het totale aantal vervangingseenheden voor het buitengewoon
secundair onderwijs te delen door het totale aantal lesuren van de scholen voor
het buitengewoon secundair onderwijs, berekend op basis van de telling van de
regelmatige leerlingen op de eerste schooldag van februari van het voorgaande
schooljaar, waarbij onder het totale aantal lesuren wordt verstaan de som van
het totale aantal :
a) wekelijkse lesuren;
b)
lesuren onderwijsvoorrangsbeleid;
4° het aantal
vervangingseenheden per instelling wordt voor een schooljaar berekend door de
vervangingscoëfficiënt te vermenigvuldigen met het totale aantal
lesuren van de instelling van het schooljaar in kwestie, waarbij onder het
totale aantal lesuren wordt verstaan de som van het totale aantal
:
a) wekelijkse lesuren;
b) lesuren
onderwijsvoorrangsbeleid.
§ 3. Voor de aanwending van de
vervangingseenheden wordt de volgende formule toegepast :
X x
aantal vervangdagen / 7 = Y waarbij,
1° X = de opdracht op
weekbasis van het personeelslid dat ter vervanging van de afwezige titularis
wordt aangesteld, uitgedrukt in 10.000sten;
2° aantal
vervangdagen = het aantal dagen waarop de titularis wordt vervangen, met
inbegrip van een wettelijke feestdag, een weekeinde, de herfst-, kerst-,
krokus- of paasvakantie voor zover die periode in het aantal vervangingsdagen
begrepen is;
3° Y = het aantal vervangingseenheden,
afgerond naar de hogere eenheid als het resultaat van de breuk na de komma 5 of
meer bedraagt.
§ 4. Een aanstelling op basis van
vervangingseenheden kan starten bij afwezigheid van een titularis. Het
personeelslid moet steeds worden aangesteld in een voltijdse
opdracht.
De vervangingseenheden kunnen eveneens worden
aangewend om een personeelslid aan te stellen voor maximaal één
schooljaar om naast andere opdrachten vervangingen te doen voor bedrijfsstages
in de loop van het schooljaar. Zonder afbreuk te doen aan het principe dat een
personeelslid wordt geaffecteerd aan een instelling, kan het personeelslid in
dat geval worden ingezet voor vervangingen in alle scholen van het
samenwerkingsplatform.
§ 5. Op het personeelslid dat de
titularis vervangt, zijn, naargelang van het geval, de bepalingen van
toepassing van :
1° het decreet rechtspositie
personeelsleden gemeenschapsonderwijs;
2° het decreet
rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs.
§ 6. Het personeelslid dat op
bedrijfsstage gaat, bevindt zich in de administratieve stand
dienstactiviteit.
[§ 7. De werkingsmiddelen, bestemd voor
enerzijds de personeelsleden die bijkomende kosten maken tengevolge van het
lopen van bedrijfsstages en anderzijds voor het uitvoeren van prospecties,
bedragen 3 % van het beschikbare
budget.]
HOOFDSTUK III. - Toelage
bedrijfsstage
Art. 4.
[...]
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen
Art. 5.
[Het gebruik van het vervangingssysteem en
het gebruik van de werkingsmiddelen worden opgevolgd en geëvalueerd in
samenspraak met de sociale partners.]
Art. 6.
Dit besluit heeft uitwerking met ingang
van 1 september 2008 en houdt op van kracht te zijn op
[1
september 2012]
.
Art. 7.
De Vlaamse minister, bevoegd voor het
Onderwijs, is belast met de uitvoering van dit
besluit.