Decreet aangaande de bekrachtiging van de bepalingen
betreffende het secundair onderwijs, gecodificeerd op 17 december
2010
goedkeuringsdatum
27 MEI 2011
publicatiedatum
B.S.17/06/2011
datum laatste wijziging
17/06/2011
Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij,
Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :
Decreet
aangaande de bekrachtiging van de bepalingen betreffende het secundair
onderwijs, gecodificeerd op 17 december 2010
Artikel 1.
Dit decreet regelt een
gemeenschapsaangelegenheid.
Art. 2.
De artikelen 1 tot en met 357 van de
codificatie van bepalingen betreffende het secundair onderwijs, gevoegd bij het
besluit van de Vlaamse Regering van 17 december 2010 worden
bekrachtigd.
De bij dit decreet bekrachtigde bepalingen
betreffende het secundair onderwijs worden aangehaald als : Codex Secundair
Onderwijs.
Art. 3.
De volgende wetten, decreten, koninklijke
besluiten en artikelen worden opgeheven :
1° het artikel
1, tweede lid; artikel 2; artikel 3, § 2 tot en met § 4, § 5,
eerste lid, tweede zin, 1° en 2°, tweede lid, § 6, punt b), tweede
lid, punt c), § 7, § 8, 1°, eerste tot en met zevende lid,
negende lid, 2° tot en met 5°; artikel 4, eerste en tweede lid; artikel
24bis; artikel 24ter; artikel 24quater; artikel 24quinquies; artikel 27, §
2; artikel 29; artikel 31; artikel 32, § 3; artikel 36, § 3; artikel
46; artikel 52 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen
van de onderwijswetgeving;
2° de wet van 22 juni 1964
betreffende het statuut der personeelsleden van het
Rijksonderwijs;
3° het koninklijk besluit van 22 maart 1969
tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend
personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der
inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst-
en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze
inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met
het toezicht op deze inrichtingen;
4° de wet van 6 juli
1970 op het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs, met uitzondering van
artikel 2, punten d) en e); artikel 20, eerste lid;
5° de
wet van 11 juli 1973 houdende wijziging van de wet van 29 mei 1959 betreffende
het bewaarschoolonderwijs, het lager, middelbaar, normaal-, technisch, kunst-
en buitengewoon onderwijs;
6° het koninklijk besluit van 5
mei 1976 houdende uitvoering van artikel 27, § 2, van de wet van 29 mei
1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de
onderwijswetgeving;
7° het koninklijk besluit nr. 2 van 21
augustus 1978 tot vaststelling van het maximum aantal lestijden per week in het
voltijds secundair onderwijs;
8° het koninklijk besluit nr.
65 van 20 juli 1982 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het
bestuurs- en onderwijzend personeel worden bepaald in de instellingen voor
buitengewoon onderwijs;
9° het koninklijk besluit nr. 67
van 20 juli 1982 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het
paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel
worden bepaald in het buitengewoon secundair onderwijs;
10°
het artikel 3, § 2, van het koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984
betreffende de opdrachten, de salarissen, de salaristoelagen en de verloven
voor verminderde prestaties in het onderwijs en de centra voor
leerlingenbegeleiding;
11° het artikel 83 tot en met
artikel 85 van de wet van 31 juli 1984;
12° het koninklijk
besluit nr. 439 van 11 augustus 1986 houdende rationalisatie en programmatie
van het buitengewoon onderwijs;
13° het artikel 46 tot en
met artikel 60; artikel 64; artikel 74bis tot en met artikel 74viciessemel;
artikel 84bis tot en met artikel 84septies van het decreet van 31 juli 1990
betreffende het onderwijs-II;
14° het besluit van de
Vlaamse Regering van 30 januari 1991 houdende uitvoering van het artikel 163,
§ 4, van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs-II
aangaande de bevoegdheden van de commissaris van de Vlaamse
Regering;
15° het artikel 69 van het decreet van 28 april
1993 betreffende het onderwijs IV;
16° het artikel 75 van
het decreet van 21 december 1994 betreffende het onderwijs
VI;
17° het artikel 73 van het decreet van 8 juli 1996
betreffende het onderwijs VII;
18° het artikel 71 van het
decreet van 15 juli 1997 betreffende het onderwijs VIII;
19° artikel 1 tot en met artikel 9; artikel 24 tot en met
artikel 36; artikel 38 tot en met artikel 90; artikel 93 tot en met artikel
99terdecies; artikel 103 tot en met artikel 104; artikel 157; artikel 167;
artikel 168, 1° tot en met 8°; en de bijlage I van het decreet van 14
juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair
onderwijs en tot wijziging van het decreet
basisonderwijs;
20° het artikel 42 van het decreet van 14
juli 1998 betreffende het onderwijs IX;
21° het artikel 157
van het decreet van 18 mei 1999 betreffende het onderwijs
XI;
22° het besluit van de Vlaamse Regering van 1 december
2000 houdende vaststelling van de voorwaarden voor de financiering of
subsidiëring van de ambten van het bestuurs- en ondersteunend personeel
van de centra voor volwassenenonderwijs;
23° het artikel
IV.14; artikel V.9 tot en met artikel V.13 van het decreet van 13 juli 2001
betreffende het onderwijs XIII;
24° het decreet van 18
januari 2002 betreffende de eindtermen, ontwikkelingsdoelen en de specifieke
eindtermen in het secundair onderwijs;
25° het artikel VI.1
tot en met artikel VI.3; artikel VI.4 tot en met artikel VI.19; artikel VI.20;
artikel VI.22 tot en met VI.28; artikel X.1; artikel X.1bis van het decreet van
28 juni 2002 betreffende de gelijke onderwijskansen-I;
26°
het artikel 20bis tot en met artikel 20decies van het besluit van de Vlaamse
Regering van 6 december 2002 betreffende de organisatie van het buitengewoon
secundair onderwijs van opleidingsvorm 3;
27° het artikel
X.3, X.6, X.7 van het decreet van 22 juni 2007 betreffende het onderwijs
XVII;
28° het artikel XI.2 van het decreet van 4 juli 2008
betreffende het onderwijs XVIII;
29° het artikel 4 tot en
met artikel 19 van het decreet van 4 juli 2008 betreffende de werkingsbudgetten
in het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet basisonderwijs van
25 februari 1997 wat de werkingsbudgetten betreft.
Art. 4.
De volgende wetten, decreten, koninklijke
besluiten en artikelen gelden niet meer voor het secundair onderwijs :
1° het artikel 1, eerste lid; artikel 3, § 1, §
5, eerste lid, eerste zin, derde, vierde en vijfde lid, § 6, a) en b),
eerste en derde lid, § 8, 1°, achtste lid, § 9; artikel 6quater;
artikel 7; artikel 25; artikel 26; artikel 27, § 1, eerste en twee lid;
artikel 28; artikel 32, § 1; artikel 35; artikel 36, § 1 en § 2;
artikel 36bis van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen
van de onderwijswetgeving;
2° het artikel 67; artikel 71
van het decreet van 8 juli 1996 betreffende het onderwijs
VII;
3° het artikel 5; artikel 192; artikel 198; artikel
199 van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs-II;
4° het artikel 156; artikel 158; artikel 159 van het
decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het
secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet
basisonderwijs;
5° het artikel X.5 van het decreet van 15
juli 2005 betreffende het onderwijs XV;
6° het artikel 21
van het decreet van 4 juli 2008 betreffende de werkingsbudgetten in het
secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet basisonderwijs van 25
februari 1997 wat de werkingsbudgetten betreft.
Art. 5.
De bepalingen van dit decreet treden in
werking op 1 mei 2011.