OPGEHEVEN : Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de organisatie
van pilootprojecten ter voorbereiding op de hervorming van het deeltijds
kunstonderwijs
goedkeuringsdatum
20 APRIL 2012
publicatiedatum
B.S.10/05/2012
datum laatste wijziging
13/02/2017
COORDINATIE
Opgeheven door Decr. 23-12-2016 - B.S. 13-2-2017
De Vlaamse Regering,
Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der
instellingen, artikel 87, § 1;
Gelet op het
decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs-II, artikel 90, 1° en
artikel 93, § 2;
Gelet op het decreet van 10
juli 2008 houdende enkele dringende maatregelen voor het deeltijds
kunstonderwijs, artikel 8ter, ingevoegd bij het decreet van 23 december 2011;
Gelet op het decreet van 8 juli 2011 houdende
regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de
controle op de aanwending ervan, en de controle door het Rekenhof, artikel
57;
Gelet op het decreet van 23 december 2011
houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het
begrotingsjaar 2012;
Gelet op het akkoord van de
Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 26 januari
2012;
Gelet op advies nr. 50.939/1 van de Raad van
State, gegeven op 6 maart 2012, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste
lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van
State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van
Onderwijs, Jeugd, Gelijke kansen en Brussel;
Na
beraadslaging,
Besluit :
Artikel 1.
§ 1. Dit besluit regelt de voorwaarden
waaronder pilootprojecten hervorming deeltijds kunstonderwijs kunnen worden
toegewezen en georganiseerd.
§ 2. De projecten bestrijken de periode van
1 september 2012 tot en met 31 augustus
2014.
Art. 2.
Voor de toepassing van dit besluit wordt
verstaan onder :
1° lerarenopleiding : een specifieke
lerarenopleiding die aansluit op een vakinhoudelijke opleiding in de kunsten of
een geïntegreerde lerarenopleiding in de onderwijsvakken muzikale
opvoeding, plastische opvoeding of project kunstvakken;
2°
domeinoverschrijdend : een inhoudelijke benadering van een opleiding waarbij
ofwel de artistieke domeinen beeld, dans, drama, muziek en mediakunst
gelijkmatig aan bod komen, ofwel een van die domeinen het uitgangspunt vormt
van de opleiding en tegelijkertijd inhoudelijke verbindingen gemaakt worden met
de andere domeinen;
3° initiatieopleiding : een artistieke
opleiding voor zes- en zevenjarigen die nog nooit deeltijds kunstonderwijs
gevolgd hebben;
4° academie : een instelling voor deeltijds
kunstonderwijs die hetzij de studierichting beeldende kunst, hetzij de
studierichting muziek en een of meer andere studierichtingen organiseert, of
een kunstacademie zoals bedoeld in artikel 91, 11°, van het decreet van 31 juli
1990 betreffende het onderwijs-II;
5° minister : de Vlaamse
minister, bevoegd voor het onderwijs;
6° het
organisatiebesluit Beeldende Kunst : het
besluit
van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende de organisatie
van het deeltijds kunstonderwijs, studierichting beeldende
kunst;
7° het organisatiebesluit Muziek, Woordkunst en Dans
: het
besluit
van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende de organisatie
van het deeltijds kunstonderwijs, studierichtingen muziek, woordkunst en
dans.
Art. 3.
§ 1. De pedagogische begeleidingsdiensten
en/of de hogescholen die een lerarenopleiding organiseren, kunnen voorstellen
voor pilootprojecten indienen voor ten minste een van de volgende thema's :
1° de domeinoverschrijdende focus in de
initiatieopleiding;
2° de wisselwerking en inhoudelijke
afstemming tussen de verschillende componenten van de muziekopleiding in de
lagere graad;
3° de competentiegerichte inschaling en
evaluatie van leerlingen.
Voor de realisatie van het
pilootproject sluiten de indieners een samenwerkingsovereenkomst met minstens
vier academies.
§ 2. De projecten passen in de opzet om de
hervorming van het deeltijds kunstonderwijs voor te
bereiden.
De projecten beogen :
1° het
concretiseren van de voorstellen uit de conceptnota op het niveau van de
academie en de klas;
2° het opbouwen en verspreiden van
pedagogische en didactische expertise op het gebied van de thema's, vermeld in
§ 1;
3° het zich bewust worden en versterken van
nieuwe competenties bij leerkrachten, directeuren, pedagogische begeleiders en
lerarenopleiders;
4° het in kaart brengen van de impact van
de voorstellen in de conceptnota op de
schoolorganisatie;
5° het bevorderen van netwerking tussen
de leerkrachten, directeuren, pedagogische begeleiders en
lerarenopleiders.
§ 3. In het kader van de projecten met
betrekking tot het eerste thema, vermeld in paragraaf 1, organiseren de
deelnemende academies gedurende de schooljaren 2012-2013 en 2013-2014 een
domeinoverschrijdende initiatieopleiding, waarbij er klasgroepen gevormd worden
met minstens tien leerlingen die minstens twee wekelijkse lestijden
volgen.
§ 4. Als de noodzaak wordt gemotiveerd,
kunnen de deelnemende academies in het kader van de projecten met betrekking
tot het tweede thema, vermeld in § 1, afwijken van de bepalingen over
lessenroosters in artikel 7, 1°, en artikel 10, de bepaling over
minimumleerplannen in artikel 12, de bepalingen over toelatings- en
overgangsvereisten in artikel 14, 2° en 3°, en artikel 15, 2° en
3°, en de bepalingen over evaluatie en proeven in artikel 32 tot en met 35
van het organisatiebesluit Muziek, Woordkunst en Dans.
§ 5. Als de noodzaak wordt gemotiveerd,
kunnen de deelnemende academies in het kader van de projecten met betrekking
tot het derde thema, vermeld in § 1, afwijken van de bepalingen over
toelatings- en overgangsvereisten in artikel 12 tot en met 17 van het
organisatiebesluit Beeldende Kunst, artikel 14 tot en met 28 van het
organisatiebesluit Muziek, Woordkunst en Dans, en de bepalingen over evaluatie
en proeven in artikel 19 tot en met 27 van het organisatiebesluit Beeldende
Kunst en artikel 29 tot en met 40 van het organisatiebesluit Muziek, Woordkunst
en Dans.
Art. 4.
De oproep wordt bekendgemaakt via de daartoe
geschikte kanalen van het Agentschap voor Onderwijscommunicatie. Het bericht
vermeldt de vormelijke en inhoudelijke vereisten waaraan de voorstellen voor
pilootprojecten moeten voldoen.
Art. 5.
De voorstellen voor pilootprojecten worden
uiterlijk op 27 april 2012 op elektronische wijze ingediend in de vorm van een
projectfiche waarvan het model door de minister wordt bepaald. Alleen
projectfiches die verzonden zijn naar het e-mailadres dat vermeld wordt in de
projectoproep, zijn ontvankelijk.
De indieners van een
voorstel wijzen een projectverantwoordelijke aan die optreedt als
contactpersoon voor het Vlaams Ministerie van Onderwijs en
Vorming.
Zodra het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming
de projectfiche ontvangt, verbindt het zich ertoe binnen twee werkdagen een
ontvangstbewijs te mailen naar de
projectverantwoordelijke.
Art. 6.
De voorstellen worden beoordeeld op basis van
de volgende criteria :
1° de inhoudelijke relevantie en
opportuniteit binnen het geheel van de bepalingen van artikel 3, §§ 1
en 2;
2° de kwaliteit van het project op het vlak van de
doelmatige en gefaseerde aanpak en de verwachte
projectresultaten;
3° de mate waarin de projectpartners
maatregelen nemen om de opgedane ervaringen en expertise in kaart te brengen en
doelgerichte initiatieven opzetten om de transfer naar zo veel mogelijk
academies en lerarenopleidingen te realiseren;
4° de mate
waarin academies, pedagogische begeleidingsdiensten, lerarenopleidingen en
andere relevante instanties of deskundigen in het project
samenwerken;
5° de verhouding tussen de verwachte output en
de gevraagde subsidies;
6° de redelijke verdeling van de
pilootprojecten over de verschillende thema's en studierichtingen van het
deeltijds kunstonderwijs;
7° de mate van betrokkenheid van
het personeel.
Art. 7.
Een commissie die bestaat uit ambtenaren en
externe experts met deskundigheid in de thema's vermeld in artikel 3, § 1,
en die samengesteld is door de minister, maakt vóór 18 mei 2012
een gemotiveerde rangschikking van de voorstellen op basis van de criteria,
vermeld in artikel 6.
Art. 8.
De minister deelt vóór 7 juni
2012 de selectie van de goedgekeurde projecten mee aan de indieners van de
pilootprojecten.
Art. 9.
§ 1. Op basis van het advies van de
selectiecommissie legt de minister per project het subsidiebedrag vast. Aan een
geselecteerd pilootproject waaraan minstens vier academies deelnemen, wordt per
volledig schooljaar maximaal 75.000 euro toegekend. De subsidies kunnen
uitsluitend besteed worden aan personeels- en werkingskosten ten gevolge van de
begeleiding en ondersteuning van de deelnemende academies, het in kaart brengen
van de opgedane ervaring en expertise en de transfer naar andere academies en
lerarenopleidingen.
§ 2. Aan een geselecteerd pilootproject in
het thema 'domeinoverschrijdende focus' wordt per schooljaar bijkomend maximaal
36.000 euro toegekend.
De subsidies kunnen uitsluitend besteed
worden aan personeelskosten ten gevolge van het organiseren van een
domeinoverschrijdende initiatieopleiding zoals bedoeld in artikel 3, §
3.
Art. 10.
§ 1. De jaarlijkse verslaggeving gebeurt in
samenspraak met alle projectpartners en wordt elektronisch bezorgd aan het
Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, uiterlijk op 1 juli van het
schooljaar waarop de subsidie betrekking heeft. De verslaggeving bevat een
inhoudelijk en een financieel verslag (inclusief bewijsstukken). Het Vlaams
Ministerie van Onderwijs en Vorming bezorgt de vormelijke en de inhoudelijke
elementen van de verslaggeving aan de
projectverantwoordelijke.
§ 2. Op basis van de opgedane ervaring en
expertise ontwikkelen de projectpartners een instrument dat andere academies of
lerarenopleidingen kan helpen bij de implementatie van de hervorming deeltijds
kunstonderwijs, in het bijzonder met betrekking tot de thema's, vermeld in
artikel 3, § 1. Uiterlijk op 1 maart 2014 bezorgt de
projectverantwoordelijke één exemplaar van het instrument in een
papieren versie of via een elektronische drager aan het Vlaams Ministerie van
Onderwijs en Vorming. Het instrument wordt beschouwd als eindrapport van het
pilootproject.
§ 3. De projectpartners zijn bereid mee te
werken aan initiatieven die het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming zal
nemen ter voorbereiding van het werkveld deeltijds kunstonderwijs op de
hervorming.
§ 4. Als de minister de jaarlijkse
verslaggeving vermeld in § 1 niet goedkeurt, kan hij beslissen het project
stop te zetten.
Art. 11.
De subsidie wordt als volgt uitbetaald :
1° een voorschot van 80 % wordt uitbetaald na de
goedkeuring van het pilootproject en de vastlegging van de
middelen;
2° het saldo van 20 % wordt uitbetaald na de
goedkeuring van het jaarlijkse inhoudelijke en financiële verslag, vermeld
in artikel 10.
Art. 12.
Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 13
januari 2012.
Art. 13.
De Vlaamse minister, bevoegd voor het
onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.