OPGEHEVEN : Koninklijk besluit nr. 294 waarbij de voorwaarden bepaald worden voor het uitbetalen van de uitgestelde bezoldiging aan sommige tijdelijke personeelsleden van het onderwijs die tijdens de zomervakantie andere beroepsinkomsten hebben.

  • goedkeuringsdatum
    31 MAART 1984
  • publicatiedatum
    B.S.17/04/1984
  • datum laatste wijziging
    16/12/2004

COORDINATIE

opgeheven door B.Vl.R. 15-10-2004 - B.S. 16-12-2004

BOUDEWIJN, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 6 juli 1983 tot toekenning van bepaalde bijzondere machten aan de Koning, inzonderheid op de artikel 1, 1° , en 2, § 2;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Gelet op het advies van de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Ministers van Onderwijs en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers,

Hebben wij besloten en besluiten wij :

Artikel 1.

De uitgestelde bezoldiging bedoeld in artikel 7, § 1, 3° , eerste lid, en 4° , van het koninklijk besluit nr. 63 van 20 juli 1982 houdende wijziging van de bezoldigingsregels van toepassing op het onderwijzend en daarmee gelijkgesteld personeel van het onderwijs met volledig leerplan en van het onderwijs voor sociale promotie of met beperkt leerplan, wordt aan de tijdelijke personeelsleden die tijdens de zomervakantie andere beroepsinkomsten hebben verworven slechts uitbetaald onder de voorwaarden gesteld in de artikelen 2 tot 4.

Art. 2.

§ 1. Aan de personeelsleden die voor de duur van hun tijdelijke prestaties in het onderwijs of voor een deel ervan, een verlof of een terbeschikkingstelling hebben bekomen als vastbenoemd of stagedoend personeelslid in een ambt met volledige prestaties van een overheidsdienst of van het onderwijs wordt de uitgestelde bezoldiging slechts toegekend indien de zomervakantie volledig in dit verlof of deze terbeschikkingstelling begrepen is.

§ 2. De uitgestelde bezoldiging wordt niet uitbetaald aan de personeelsleden die onmiddellijk na het einde van het schooljaar aangesteld worden als vastbenoemd of stagedoend personeelslid in een ambt met volledige prestaties van een overheidsdienst of van het onderwijs en die als zodanig recht hebben op een bezoldiging voor de maanden die samenvallen met de zomervakantie in het onderwijs.

§ 3. Aan de personeelsleden die voor hun tijdelijke prestaties als bijbetrekking worden bezoldigd, wordt de uitgestelde bezoldiging slechts uitbetaald indien het gaat om een bijbetrekking uitgeoefend in het onderwijs voor sociale promotie of met beperkt leerplan op grond van artikel 10, § 3, van het hogervermelde koninklijk besluit nr. 63 van 20 juli 1982.

Art. 3.

Aan de personeelsleden die tijdelijk een hoofdambt in het onderwijs uitoefenen en die een andere activiteit in de privé-sector hebben als loontrekkende of als zelfstandige, wordt de uitgestelde bezoldiging slechts uitbetaald indien het jaarlijks bruto-bedrag van de inkomsten verbonden aan deze andere activiteit niet hoger is dan 75 pct. van de bruto-bezoldiging die zij zouden verkrijgen voor hun hoofdambt in het onderwijs, berekend op grond van een ambt met volledige prestaties en op het minimum van de voordeligste weddeschaal die zij in de loop van het betrokken schooljaar bekomen hebben.

Voor de berekening van deze bruto-bezoldiging wordt rekening gehouden met het indexcijfer van de consumptieprijzen van kracht op 1 februari van het schooljaar waarop de uitgestelde bezoldiging betrekking heeft.

Art. 4.

De tijdelijke personeelsleden bedoeld in artikel 2, § 1 en § 2, zijn ertoe gehouden de dienst belast met de uitbetaling van de uitgestelde bezoldiging ervan kennis te geven dat zij zich bevinden in één van de erin omschreven toestanden.

Art. 5.

Dit besluit zal toepassing vinden met ingang van de zomervakantie van 1984.

Art. 6.

Onze Ministers van Onderwijs zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.