OPGEHEVEN : Besluit van de Vlaamse Regering houdende
inrichting van het deeltijds beroepssecundair onderwijs.
goedkeuringsdatum
31 JULI 1990
publicatiedatum
B.S.26/09/1990
datum laatste wijziging
03/10/2008
COORDINATIE
B.Vl.R. 7-1-1992 - B.S. 9-4-1992
B.Vl.R. 9-6-1993 - B.S. 26-8-1993
B.Vl.R. 16-5-1995 - B.S. 19-7-1995
B.Vl.R. 27-5-1997 - B.S. 8-7-1997
B.Vl.R. 9-3-2001
- B.S. 25-4-2001
B.Vl.R. 21-3-2003 - B.S.
9-9-2003
B.Vl.R. 5-3-2004 - B.S.
14-5-2004
B.Vl.R. 27-5-2005 - B.S.
28-6-2005
B.Vl.R. 13-1-2006 - B.S.
15-3-2006
Decr. 22-6-2007 - B.S.
21-8-2007
opgeheven door Decr. 10-7-2008 - B.S.
3-10-2008
De Vlaamse Regering,
Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980, gewijzigd bij de
wet van 8 augustus 1988, inzonderheid op artikel 1;
Gelet op de wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht,
gewijzigd bij het decreet van 31 juli 1990, inzonderheid op titel IV, hoofdstuk
IV;
Gelet op de wet van 19 juli 1983 op het
leerlingenwezen voor beroepen uitgeoefend door werknemers in loondienst,
gewijzigd bij koninklijk besluit nr. 482 van 22 december 1986;
Gelet op het decreet van 31 juli 1990 betreffende het
onderwijs-II, inzonderheid op titel IV, hoofdstuk I, afdelingen 1 en 3;
Gelet op het koninklijk besluit van 25 februari
1971 tot vaststelling van de uitvoeringsmaatregelen van de wet van 15 december
1970 op de uitoefening van beroepsbekwaamheden in de kleine en middelgrote
handels- en ambachtsondernemingen, inzonderheid op artikel 8;
Gelet op het akkoord van de Gemeenschapsminister voor
Financiën en Begroting van 20 juli 1990;
Gelet op het protocol van 20 juli 1990 houdende de conclusies van
de onderhandelingen die gevoerd werden in de schoot van het Gemeenschappelijk
Comité voor alle overheidsdiensten;
Gelet
op het overleg dat, ingevolge artikel 5 van de wet van 29 mei 1959 tot
wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, onder de
afgevaardigden van de inrichtende machten heeft plaatsgehad op 16 juli 1990;
Gelet op de wetten op de Raad van State,
gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1,
gewijzigd bij de wet van 4 juli 1989;
Gelet op de
dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de
modaliteiten houdende de inrichting van het deeltijds beroepssecundair
onderwijs op het vlak van de toelating en inschrijving van leerlingen, de
bekrachtiging van studies alsmede de omkadering die aan dit onderwijs wordt
toegekend, zo spoedig als mogelijk aan de betrokken onderwijsinstellingen
meegedeeld moeten worden met het oog op een vlotte voorbereiding van het komend
schooljaar;
Op de voordracht van de
Gemeenschapsminister van Onderwijs;
Na
beraadslaging,
Besluit :
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.
De centra voor deeltijds
beroepssecundair onderwijs kunnen alle opleidingen, zoals omschreven in de
bepalingen, gesteld in onderafdeling 3 van afdeling 3 van hoofdstuk I van titel
IV - Secundair Onderwijs van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het
onderwijs-II verstrekken, voor zover de centra kunnen opgericht worden op grond
van de gestelde oprichtingsnormen.
[Indien het
centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs enkel het onderwijs in de
technische of praktische vakken organiseert en voor de algemene vakken een
beroep doet op een door de Vlaamse Regering erkende vorming, zoals omschreven
in artikel 67, § 2 van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het
onderwijs-II, mag aan dit samenwerkingsverband nooit vóór 2
februari of vóór de eerstvolgende lesdag indien voormelde datum
op een vrije dag valt, een einde worden gesteld.]
B.Vl.R.
van 7-1-1992
Art. 2.
De vakken die in de in
artikel 1 bedoelde opleidingen kunnen worden ingericht, zijn de algemene
vakken, de technische vakken en de praktische vakken, zoals vermeld in de
artikelen 2, 4 en 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 1989 tot
vaststelling van de algemene vakken, de kunstvakken, de technische vakken en de
praktische vakken in de instellingen voor secundair onderwijs met volledig
leerplan, georganiseerd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap, met
uitzondering van de instellingen voor buitengewoon secundair onderwijs en
aanvullend secundair beroepsonderwijs.
In ieder
geval dient elke opleiding minstens vijf lesuren praktische vakken te omvatten.
[HOOFDSTUK II. - [[Gewettigde
afwezigheden]]¹
Art. 3.
[[...]]²
Art. 4 t.e.m. 6.
[[...]]¹ ]
B.Vl.R. 9-6-1993; [[ ]]¹ 9-3-2001; [[
]]² B.Vl.R.
van 21-3-2003
[HOOFDSTUK III. - Bekrachtiging van de
studies
[[Art. 7.
§ 1. De klassenraad beslist
over de toekenning van de volgende studiebewijzen aan de regelmatige leerlingen
:
1° het getuigschrift van de tweede graad van
het secundair onderwijs;
2° het getuigschrift
over de basiskennis van het bedrijfsbeheer;
3°
het attest van verworven bekwaamheden.
§ 2. De in § 1 bedoelde
klassenraad bestaat uit de directeur of zijn afgevaardigde, die het
voorzitterschap waarneemt, de coördinator en alle leraars die aan de
betrokken leerling les geven, in voorkomend geval dus ook van de meewerkende
instellingen; deze personen zijn ambtshalve stemgerechtigd. Met "meewerkende
instellingen" worden de instellingen bedoeld waar de centra voor deeltijds
beroepssecundair onderwijs voor het organiseren van hun onderwijsaanbod kunnen
mee samenwerken, zoals bepaald in artikel 67, § 1, van het decreet van 31
juli 1990 betreffende het onderwijs-II.
De klassenraad kan maar
geldig vergaderen als al deze personen aanwezig zijn, behoudens in geval van
gewettigde afwezigheid of bewezen overmacht.
De voorzitter kan
eventueel ook een lid van het technisch personeel van het begeleidend centrum
voor leerlingenbegeleiding en deskundigen die al dan niet tot de betrokken
onderwijsinstelling behoren, uitnodigen om deel te nemen aan de vergaderingen
van de klassenraad; deze personen zijn ambtshalve
raadgevend.
Art. 8.
§ 1. De
kwalificatiecommissie beslist over de toekenning van het
kwalificatiegetuigschrift van het deeltijds beroepssecundair onderwijs aan de
regelmatige leerlingen.
§ 2. De in § 1 bedoelde
kwalificatiecommissie bestaat uit de directeur of zijn afgevaardigde, die het
voorzitterschap waarneemt, uit de overige leden van de klassenraad en uit
deskundigen in de te beoordelen beroepskwalificatie. Het aantal deskundigen mag
dat van de overige leden van de klassenraad niet overschrijden. Deze
deskundigen worden in de loop van het schooljaar aangesteld door de directeur
of zijn afgevaardigde.
De kwalificatiecommissie kan maar
geldig vergaderen als al deze personen aanwezig zijn, behoudens in geval van
gewettigde afwezigheid of bewezen overmacht.
Art. 9.
Het getuigschrift van de tweede graad van
het secundair onderwijs wordt aan de regelmatige leerling toegekend onder de
volgende gecumuleerde voorwaarden :
1° met uitzondering
van de eerste graad, ten minste twee schooljaren secundair onderwijs hebben
gevolgd;
2° voor wat betreft de algemene vakken, in
voldoende mate de doelstellingen hebben bereikt die zijn opgenomen in een
leerplan dat voor het deeltijds beroepssecundair onderwijs, conform de voor het
voltijds secundair onderwijs vigerende reglementering, door de Vlaamse regering
is goedgekeurd;
3° hebben voldaan aan de door de Vlaamse
minister, bevoegd voor het onderwijs, vastgelegde
beroepscompetenties;
4° het geheel van de vakken in een
centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs en, eventueel, in een
meewerkende instelling zoals bedoeld in artikel 7, § 2, hebben gevolgd;
5° in elk van de in 1° bedoelde schooljaren, voorzover
gevolgd in het deeltijds beroepssecundair onderwijs, een deeltijdse
alternerende werkplekervaring op contractuele basis hebben verworven die
betrekking heeft op een ononderbroken periode van ten minste zes maanden binnen
het schooljaar, behoudens overmacht; in voorkomend geval dient een nieuw
contract te zijn gesloten dat ten minste de resterende periode van voormelde
zes maanden heeft vervolledigd;
6° voldaan hebben voor een
kwalificatieproef voor de kwalificatiecommissie, zoals bedoeld in artikel
8.
Art. 10.
Het getuigschrift over de basiskennis van
het bedrijfsbeheer wordt aan de regelmatige leerling toegekend onder de
volgende gecumuleerde voorwaarden :
1° voldaan hebben aan
de voorwaarden inzake de basiskennis van het bedrijfsbeheer, opgenomen in de
programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig
ondernemerschap en in het koninklijk besluit van 21 oktober 1998 tot uitvoering
van hoofdstuk I van titel II van de programmawet van 10 februari 1998 tot
bevordering van het zelfstandig ondernemerschap;
2° houder
zijn van het getuigschrift van de tweede graad van het secundair
onderwijs;
3° na het in 2° bedoeld getuigschrift te
hebben behaald, ten minste twee schooljaren secundair onderwijs hebben
gevolgd.
Art. 10bis.
Het kwalificatiegetuigschrift van het
deeltijds beroepssecundair onderwijs wordt aan de regelmatige leerling
toegekend onder de volgende gecumuleerde voorwaarden :
1°
ten minste twee schooljaren secundair onderwijs hebben
gevolgd;
2° voldaan hebben voor een kwalificatieproef voor
de kwalificatiecommissie.
Art. 10ter.
Het attest van verworven bekwaamheden
wordt aan de regelmatige leerling toegekend onder de volgende voorwaarde
:
a) hetzij het centrum voor deeltijds beroepssecundair
onderwijs hebben verlaten, al dan niet in de loop van het schooljaar, vooraleer
tot de kwalificatieproef voor de kwalificatiecommissie te kunnen worden
toegelaten;
b) hetzij niet voldaan hebben voor de
kwalificatieproef voor de kwalificatiecommissie.
Art. 10quater.
§ 1. Voor wat de toekenning van de
studiebewijzen bedoeld in artikel 7, § 1, 3°, en artikel 8, § 1,
betreft, wordt onder "opleiding" verstaan, een kwalificatiegerichte
beroepsopleiding.
De Vlaamse minister, bevoegd voor het
onderwijs, is belast met de vaststelling van de lijst van de benamingen van de
kwalificatiegerichte beroepsopleidingen.
§ 2. De beslissingen van de klassenraad
over de toekenning van het getuigschrift van de tweede graad van het secundair
onderwijs en het getuigschrift over de basiskennis van het bedrijfsbeheer,
respectievelijk de beslissingen van de kwalificatiecommissie over de toekenning
van het kwalificatiegetuigschrift van het deeltijds beroepssecundair onderwijs,
worden genomen per 30 juni van het betrokken schooljaar.
Deze
beslissingen worden vastgelegd in een proces-verbaal dat eveneens op 30 juni
wordt gedateerd, dat door de voorzitter en drie leden van de klassenraad
respectievelijk de kwalificatiecommissie wordt ondertekend en dat gedurende
dertig jaar in het centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs wordt
bewaard.
§ 3. De Vlaamse minister, bevoegd voor
het onderwijs, is belast met de vaststelling van de modellen van de
studiebewijzen, bedoeld in de artikelen 7, § 1, en 8, § 1, met dien
verstande dat :
a) het model van het kwalificatiegetuigschrift
van het deeltijds beroepssecundair onderwijs de benaming van de opleiding
vermeldt waarin dit getuigschrift wordt uitgereikt;
b) het
model van het attest van verworven bekwaamheden uitsluitend die stappen van de
opleiding vermeldt die de leerling met vrucht heeft doorlopen.]]
]
B.Vl.R. 9-6-1993; [[]]
B.Vl.R.
van 5-3-2004
HOOFDSTUK IV. - Omkaderingsnorm en organisatie der
lessen
Art. 11 t.e.m. 13.
[...]
Decr.
van 22-6-2007
Art. 14.
In toepassing van artikel 69,
§ 3, van het voornoemd decreet van 31 juli 1990 kan op vraag van een
inrichtende macht tot organisatie van deeltijds beroepssecundair onderwijs,
slechts worden ingegaan voorzover de lessen :
-
hetzij over tenminste twintig weken per schooljaar worden
gespreid;
- hetzij over gemiddeld twee weken per
maand gedurende ten minste dertig uren per week tijdens het gehele schooljaar
worden gespreid;
- hetzij over zestien weken per
schooljaar van tenminste dertig uren per week en dit ten behoeve van kinderen
van wie de ouders geen vaste verblijfplaats hebben, worden gespreid.
De Gemeenschapsminister van Onderwijs beslist of aan deze
vraag al dan niet een goedkeuring wordt verleend.
[...]
B.Vl.R.
van 27-5-2005
HOOFDSTUK V. - Personeelsleden
Art. 15.
[...]
Decr.
van 22-6-2007
Art. 16.
Maximum 20% van de globale
omkadering, zoals bedoeld in artikel 11, § 2, kan toegekend worden aan
voordrachtgevers.
Het bedrag, dat wordt toegekend
aan elk lesuur van 50 minuten, begrepen in het deel van de globale omkadering
voorbehouden voor voordrachtgevers, wordt vastgesteld op 1.100 BF.
Dit uurloon schommelt in dezelfde mate als de
maandwedde waarop het betrekking heeft en ondergaat derhalve eveneens de
schommelingen van het indexcijfer der consumptieprijzen, overeenkomstig de
regelen voorgeschreven door de wet
van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij
sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer der
consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld.
Deze wedde wordt, vanaf 1 januari 1990, aan de spilindex 138,01
gekoppeld.
De modaliteiten voor de toekenning en
de aanwending van het totale bedrag, bestemd voor de voordrachtgevers, worden
door ons bepaald.
Art. 17.
[...]
Decr.
van 22-6-2007
HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen
Art. 18.
[...]
B.Vl.R.
van 9-6-1993
Art. 19.
Dit besluit treedt in werking
op 1 september 1990.
Art. 20.
De Gemeenschapsminister van
Onderwijs is belast met de uitvoering van dit besluit.