Besluit van de Vlaamse regering betreffende de keuze voor
en de vrijstelling van het volgen van een cursus in één van de
erkende godsdiensten of een cursus niet-confessionele zedenleer in het
officieel lager en secundair onderwijs
goedkeuringsdatum
14 JULI 2004
publicatiedatum
B.S.01/09/2004
datum laatste wijziging
28/09/2016
COORDINATIE
(1)
B.Vl.R. van 30/08/2016 (B.S. 28/09/2016)
De Vlaamse Regering,
Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der
instellingen, inzonderheid op artikel 20;
Gelet op
het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs-II, inzonderheid op de
artikelen 52ter en 52quater, ingevoegd bij het decreet van 14 februari
2003;
Gelet op het decreet basisonderwijs van 25
februari 1997, inzonderheid op artikel 29, gewijzigd bij het decreet van 14
februari 2003, en op artikel 177, § 1, 3°;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 september 1959 houdende
toepassing van artikel 8 van de wet van 29 mei 1959;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven
op 20 april 2004;
Gelet op het advies nr. 37.258/1
van de Raad van State, gegeven op 3 juni 2004, met toepassing van artikel 84,
§ 1, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van
State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van
Onderwijs en Vorming;
Na
beraadslaging,
Besluit :
Artikel 1.
Dit besluit is van toepassing op het officieel
lager onderwijs en het officieel voltijds secundair onderwijs, met uitzondering
van de vierde graad.
Art. 2.
Voor de toepassing van dit besluit wordt
verstaan onder :
1° ouders : personen die het ouderlijk
gezag uitoefenen of in rechte of in feite de minderjarige onder hun bewaring
hebben, of de meerderjarige leerling zelf;
2° departement :
de bevoegde dienst of ambtenaar van het departement Onderwijs van het
ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;
3° schoolbestuur :
de rechtspersoon of de natuurlijke persoon die verantwoordelijk is voor
één of meer scholen; wat het Gemeenschapsonderwijs betreft worden
met inrichtende macht inzonderheid de bestuursorganen bedoeld die zijn vermeld
in het
bijzonder
decreet van 14 juli 1998 betreffende het gemeenschapsonderwijs.
Art. 3.
[De keuze voor godsdienst of niet-confessionele zedenleer of de keuze voor een vrijstelling van het volgen van godsdienst of niet-confessionele zedenleer, die de ouders maken bij de inschrijving van de leerling of voor het einde van het lopende schooljaar bij een wijziging van keuze, wordt bevestigd met een ondertekende verklaring in het formulier waarvan het model is opgenomen in de bijlage, die bij dit besluit is gevoegd.]
(voetnoot 1)
Art. 4.
Bij bezwaren tegen het volgen van een cursus
in één van de erkende godsdiensten of een cursus
niet-confessionele zedenleer, informeert de school de ouders over hun rechten
en plichten met betrekking tot vrijstelling.
Art. 5.
[...]
Art. 6.
Het schoolbestuur neemt kennis van de aanvraag
tot vrijstelling.
Art. 7.
[De lesuren waarvoor de vrijstelling wordt verleend, moet de leerling gebruiken voor zijn eigen ethische vorming en voor de ontwikkeling van zijn persoonlijke identiteit, voor de groei in menselijke waarden en voor de uitbouw van een eigen levensovertuiging met respect voor de grondwettelijke beginselen en voor de rechten van de mens en van het kind in het bijzonder.]
Art. 8.
[Zonder zich over de opportuniteiten van de opdrachten uit te laten, zal de directie en de klassenraad toezien op het naleven van de bepalingen van artikel 7.]
Art. 9.
§ 1. Het departement neemt kennis van het
niet respecteren door de school van de bepalingen inzake vrijstelling van de
keuze, na klacht van de ouders.
§ 2. Het departement deelt de vaststelling
bij aangetekend schrijven mee aan het schoolbestuur. Het aangetekend schrijven
verwijst naar de mogelijke sancties.
Binnen een termijn van
dertig kalenderdagen na de betekening van het aangetekend schrijven kan het
schoolbestuur bij het departement een verweerschrift indienen. De betekening
wordt geacht plaats te vinden de derde werkdag na het versturen van het
aangetekend schrijven. De herfstvakantie, de kerstvakantie, de krokusvakantie,
de paasvakantie en de zomervakantie schorten de termijn van dertig
kalenderdagen op.
§ 3. Na ontvangst van het eventueel
verweerschrift en uiterlijk vijfenveertig kalenderdagen na de betekening van
het aangetekend schrijven aan het schoolbestuur, legt het departement
desgevallend een dossier met een voorstel tot sanctie voor aan de minister,
bevoegd voor het onderwijs.
§ 4. Binnen een termijn van drie maanden na
de betekening van het aangetekend schrijven neemt de minister, bevoegd voor het
onderwijs, een beslissing aangaande een sanctie. De beslissing wordt bij
aangetekend schrijven meegedeeld aan het betrokken schoolbestuur. Na de termijn
van drie maanden kan er geen sanctie meer worden
opgelegd.
Art. 10.
Het koninklijk besluit van 10 september 1959
houdende toepassing van artikel 8 van de wet van 29 mei 1959 wordt
opgeheven.
Art. 11.
Dit besluit treedt in werking op 1 september
2004.
Art. 12.
De Vlaamse minister, bevoegd voor het
onderwijs, is belast met de uitvoering van dit
besluit.
BIJLAGE
Formulier voor de keuze van levensbeschouwing/vrijstelling in officiële lagere of secundaire scholen als vermeld in artikel 3
Het formulier dient om bij een eerste inschrijving van een leerling in een officiële lagere of secundaire school te kiezen tussen één van de erkende godsdiensten of niet-confessionele zedenleer of om, in geval van bezwaar tegen het volgen van één van vernoemde cursussen, een vrijstelling te bekomen.
Hetzelfde formulier wordt gebruikt bij een wijziging van keuze.
Een ouder, de voogd of diegene aan wiens hoede het kind of de jongere is toevertrouwd, of de meerderjarige leerling, vult het formulier in en bezorgt het aan de directie van de school.
Formulier: Keuze van een levensbeschouwelijk vak of aanvraag van een vrijstelling in een officiële lagere of secundaire school
- (1):
Dit treedt in werking op 1 september 2016 met dien verstande dat het tijdstip voor een wijziging van keuze in werking treedt op 1 januari 2017, voor de keuzes vanaf het schooljaar 2017-2018. (B.Vl.R. 30-8-2016; Art. 5)