Besluit van de Vlaamse Regering met betrekking tot de
prestatieregeling en de jaarlijkse verlofdagen en feestdagen van de
personeelsleden van de Centra voor Basiseducatie
goedkeuringsdatum
03 JULI 2009
publicatiedatum
B.S.30/09/2009
datum laatste wijziging
14/05/2018
COORDINATIE
(1)
B.Vl.R. van 15/07/2011 (B.S. 16/08/2011)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juli 2009 betreffende het verlof voor onderbreking of vermindering van de arbeidsprestaties voor sommige personeelsleden van de Centra voor Basiseducatie, het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juli 2009 met betrekking tot de prestatieregeling en de jaarlijkse verlofdagen en feestdagen van de personeelsleden van de Centra voor Basiseducatie en het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 houdende geldelijke bepalingen voor de personeelsleden van de Centra voor Basiseducatie en tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs en het koninklijk besluit van 1 december 1970 houdende bezoldigingsregeling van het administratief personeel, het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs ;
(2)
B.Vl.R. van 17/11/2017 (B.S. 20/12/2017)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering betreffende een aantal personeelsaspecten ter uitvoering van het decreet van 7 juli 2017 betreffende de rechtspositie van de personeelsleden in de basiseducatie ;
De Vlaamse Regering,
Gelet op het decreet van 15 juni 2007 betreffende het
volwassenenonderwijs, artikel 128, § 1, vervangen bij het decreet van 8
mei 2009, en artikel 128bis, vervangen bij het decreet van 8 mei 2009;
Gelet op het advies van de Inspectie van
Financiën, gegeven op 17 december 2008;
Gelet
op protocol nr. 15 van 20 maart 2009 houdende de conclusies van de
onderhandelingen die werden gevoerd in het Vlaams Onderhandelingscomité
voor de basiseducatie, vermeld in het decreet van 23 januari 2009 tot
oprichting van onderhandelingscomités voor de basiseducatie en voor het
Vlaams Ondersteuningscentrum voor het Volwassenenonderwijs;
Gelet op advies 46.569/1 van de Raad van State, gegeven op 18 juni
2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de
wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari
1973;
Op voorstel van de Vlaamse minister van
Werk, Onderwijs en Vorming;
Na
beraadslaging,
Besluit :
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.
[
Dit besluit is van toepassing op
1° de personeelsleden vermeld in artikel 3 van het decreet van 7 juli 2017 betreffende de rechtspositie in de
basiseducatie;
2° de contractuele personeelsleden van de centra voor basiseducatie op wie de wet van 3 juli 1978 betreffende
de arbeidsovereenkomsten van toepassing is.”
]
Art. 2.
In dit besluit wordt verstaan onder
:
1° wettelijke feestdagen : 1 januari, paasmaandag, 1 mei,
Hemelvaartsdag, pinkstermaandag, 21 juli, 15 augustus, 1 november, 11 november
en 25 december;
2° reglementaire feestdagen : de dag na
Hemelvaartsdag, 11 juli, 2 november en 26 december;
3°
avondprestatie : arbeidsprestaties, verricht tussen 19 uur en 23
uur.
HOOFDSTUK II. - De prestatieregeling
Art. 3.
Dit hoofdstuk is niet van toepassing op de
personeelsleden die aangesteld zijn in
[het ambt]
van directeur van een Centrum
voor Basiseducatie ten belope van het volume van hun opdracht als
directeur.
Een directeur kan binnen hetzelfde Centrum voor
Basiseducatie niet aangesteld zijn voor meer dan een voltijdse
opdracht.
Art. 4.
De normale wekelijkse arbeidsduur voor de
personeelsleden die aangesteld zijn in een voltijdse betrekking, wordt
vastgesteld op 36 uur.
Binnen hetzelfde Centrum voor
Basiseducatie kan een personeelslid niet aangesteld worden voor meer dan
zesendertig uur op weekbasis.
Art. 5.
[
De arbeidsprestaties
kunnen op elke dag van de week tussen 7 uur en 23 uur geleverd
worden.
De arbeidsduur mag
in geen geval elf uur per dag overschrijden en mag maximaal twee
avondprestaties per week omvatten.
De arbeidsprestaties worden
in blokken van minstens drie uur aangeboden. De avond- en weekendprestatie(s)
samen worden beperkt tot drie prestatieblokken per week waarbij ieder begonnen
prestatieblok van drie uur tijdens het weekend wordt beschouwd als
één prestatieblok.
]
Art. 6.
De wekelijkse arbeidsduur waarvoor het
personeelslid is aangesteld, mag worden overschreden op voorwaarde dat die
wekelijkse arbeidsduur, berekend over de periode van een jaar, gemiddeld niet
hoger ligt dan de normale wekelijkse arbeidsduur, vermeld in de
arbeidsovereenkomst van het personeelslid. Onder een jaar wordt verstaan een
periode die loopt van 16 augustus van het jaar n tot en met 15 augustus van het
jaar n+1.
Met behoud van de toepassing van het eerste lid, mag
de wekelijkse arbeidsduur die het personeelslid effectief uitvoert, nooit meer
bedragen dan 125 % van de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur waarvoor het
personeelslid is aangesteld. Van dat percentage kan alleen worden afgeweken na
uitdrukkelijk schriftelijk akkoord van het betrokken personeelslid. De criteria
daarvoor moeten in het lokaal onderhandelingscomité worden
vastgelegd.
HOOFDSTUK III. - Jaarlijkse verlofdagen en
feestdagen
Art. 7.
De personeelsleden, vermeld in artikel 1,
hebben recht op 35 jaarlijkse verlofdagen per
kalenderjaar.
[Met behoud van de toepassing van het eerste lid
worden vanaf het kalenderjaar 2011 vijf extra dagen verlof toegekend aan de
personeelsleden die terzelfdertijd voldoen aan de volgende voorwaarden :
1° uiterlijk op 31 augustus 2008 de leeftijd van 55 jaar
bereikt hebben;
2° vóór 1 september 2008 in
dienst geweest zijn in een Centrum voor Basiseducatie;
3°
op 1 september 2008 in dienst zijn in een Centrum voor
Basiseducatie.
]
Art. 8.
Met toepassing van artikel 6 neemt het
personeelslid de jaarlijkse verlofdagen op een moment naar keuze, maar met
inachtneming van de behoeften van de dienst en onder de verantwoordelijkheid
van de directeur van het Centrum voor Basiseducatie.
Art. 9.
Jaarlijks kunnen verlofdagen overgedragen
worden naar het volgende kalenderjaar. De voormelde dagen moeten opgenomen zijn
vóór 1 mei van het volgende kalenderjaar. In het lokaal
onderhandelingscomité zullen hierover afspraken worden
gemaakt.
Als het personeelslid door ziekte of arbeidsongeval
zijn verlofdagen niet heeft kunnen opnemen voor de datum van de pensionering,
worden de opgespaarde verlofdagen uitbetaald aan het personeelslid. Als de
opgespaarde verlofdagen ingevolge overlijden voor het pensioen niet opgenomen
konden worden, worden die uitbetaald aan de
erfgenamen.
Art. 10.
Elke periode waarvoor het personeelslid is
aangesteld geeft recht op een aantal jaarlijkse
verlofdagen.
Voor het personeelslid dat deeltijds werkt, wordt
het aantal jaarlijkse verlofdagen in evenredige mate
verminderd.
Als een personeelslid in de loop van het jaar in
dienst treedt of uit dienst treedt, wordt aantal jaarlijkse verlofdagen tijdens
het lopende jaar in evenredige mate verminderd.
Het aantal
jaarlijkse verlofdagen wordt tijdens het lopende jaar, en als dat niet meer
mogelijk is, tijdens het volgende jaar eveneens in evenredige mate verminderd
met het aantal onbezoldigde perioden van verlof of
afwezigheid.
In afwijking van het vierde lid, leiden de
volgende verloven of afwezigheden niet tot een vermindering van het aantal
jaarlijkse vakantiedagen :
1° afwezigheid wegens ziekte of
ongeval;
2° bevallingsverlof overeenkomstig artikel 39 van
de arbeidswet van 16 maart 1971;
3°afwezigheid wegens
militaire dienst die geen volle kalendermaand beslaat;
4°
vaderschapsverlof overeenkomstig het koninklijk besluit van 17 oktober 1994
betreffende de omzetting van het moederschapsverlof in vaderschapsverlof
ingevolge hospitalisatie of overlijden van de moeder.
[5° geboorteverlof ingevolge overlijden of hospitalisatie van de moeder conform het besluit van de Vlaamse
Regering van 3 juli 2009 betreffende het omstandigheidsverlof, het verlof wegens overmacht, het onbezoldigd
ouderschapsverlof en het geboorteverlof in geval van overlijden of hospitalisatie van de moeder voor bepaalde
personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding en tot wijziging van het besluit van de
Vlaamse Regering van 26 april 1990 betreffende het verlof voor verminderde prestaties, gewettigd door sociale of
familiale redenen en de afwezigheid voor verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheid ten gunste van
de personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding.]
Het
aantal aldus berekende jaarlijkse verlofdagen bedraagt altijd een halve of
volledige dag. De afronding van de berekening gebeurt naar de hogere halve
dag.
Art. 11.
Naast het recht op jaarlijkse verlofdagen,
vermeld in dit hoofdstuk, heeft het personeelslid recht op de wettelijke en
reglementaire feestdagen, vermeld in artikel 2.
Ter vervanging
van de wettelijke en reglementaire feestdagen die vallen op dagen waarop geen
arbeid gepresteerd moet worden, heeft een personeelslid vakantie in de periode
tussen Kerstmis en nieuwjaar.
Art. 12.
[...]
Art. 13.
[De verlofdagen, vermeld in dit hoofdstuk,
worden gelijkgesteld met perioden van dienstactiviteit.]
Ze worden niet
opgeschort bij ziekte, maar wel bij ziekenhuisopname van het personeelslid en
de eventueel daarop aansluitende herstelperiode.
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen
Art. 14.
Dit besluit treedt in werking op 1 januari
2009.
Artikel 11, tweede lid, heeft uitwerking met ingang van 1
september 2008.
Art. 15.
De Vlaamse minister, bevoegd voor het
onderwijs, is belast met de uitvoering van dit
besluit.