Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de bepaling van de beleidsprioriteiten en de regeling van de procedure voor de toekenning van subsidies in het kader van het decreet van 30 november 2007 betreffende het flankerend onderwijsbeleid op lokaal niveau

  • goedkeuringsdatum
    19 oktober 2012
  • publicatiedatum
    B.S.27/11/2012
  • zie ook
  • datum laatste wijziging
    02/01/2014

COORDINATIE

(1) B.Vl.R. van 12/07/2013 (B.S. 08/08/2013)

DE VLAAMSE REGERING,

Gelet op het decreet van 30 november 2007 betreffende het flankerend onderwijsbeleid op lokaal niveau, gewijzigd bij de decreten van 4 juli 2008, 21 november 2008, 8 mei 2009, 18 december 2009, 17 december 2010, 23 december 2010, 23 december 2011 en 29 juni 2012; de artikelen 19 en 19ter;

Gelet op het decreet van 15 juli 2011 houdende vaststelling van de algemene regels waaronder in de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest periodieke plan- en rapporteringsverplichtingen aan lokale besturen kunnen worden opgelegd, artikel 11;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 18 april 2008 tot regeling van de procedure tot toekenning van subsidies aan projecten in het kader van het flankerend onderwijsbeleid op lokaal niveau;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting gegeven op 10 juli 2012;

Gelet op advies 51.837/1 van de Raad van State, gegeven op 20 september 2012;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel;

Na beraadslaging,

Besluit :

HOOFDSTUK 1. [1B.Vl.R. van 12/07/2013
B.S. 08/08/2013
Inleidende bepalingen1B.Vl.R. van 12/07/2013
B.S. 08/08/2013
]

Artikel 1.

[1B.Vl.R. van 12/07/2013
B.S. 08/08/2013

In dit besluit wordt verstaan onder :

1° leerlingen : alle leerlingen die ingeschreven zijn in een school voor gewoon of buitengewoon basis of secundair onderwijs in de gemeente;

2° aantal inwoners : het totale aantal inwoners in de gemeente zoals berekend door de federale instantie die bevoegd is voor de coördinatie van de openbare statistiek en zoals dat op de eerste schooldag van februari, twee jaar voor de start van de zesjaarlijkse cyclus, gepubliceerd is op de website van de federale overheidsdienst in de statistiek "loop van de bevolking";

3° decreet van 30 november 2007 : het decreet van 30 november 2007 betreffende het flankerend onderwijsbeleid op lokaal niveau;

4° decreet van 15 juli 2011 : het decreet van 15 juli 2011 houdende vaststelling van de algemene regels waaronder in de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest periodieke plan- en rapporteringsverplichtingen aan lokale besturen kunnen worden opgelegd;

5° gemeenten : alle gemeenten, met uitzondering van de 19 gemeenten in het tweetalige gebied Brussel Hoofdstad, waarvan de populatie op de eerste schooldag van februari twee jaar voor de start van de zesjaarlijkse cyclus voldoet aan minstens een van de volgende criteria en de leerlingen school lopen in het gewoon basis- en secundair onderwijs op het grondgebied van de gemeente :

a) SGOK-leerlingen > Q3

b) %-GOK-leerlingen > Q3

c) SAantal leerlingen / Saantal inwoners > Q3

6° GOK-leerling : een leerling die wat het basisonderwijs betreft voldoet aan minstens een van de criteria vermeld in artikel 78, § 1, 1°, a) tot en met c), van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, en wat het secundair onderwijs betreft voldoet aan minstens een van de gelijkekansenindicatoren vermeld in artikel 225, § 1, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010;

7° Q3 : het derde kwartiel, dat is de bovengrens van de laagste 75 % van de getalwaarden.

1B.Vl.R. van 12/07/2013
B.S. 08/08/2013
] [1B.Vl.R. van 12/07/2013
B.S. 08/08/2013

Art. 1/1.

De procedure voor subsidieaanvraag en rapportering over de uitvoering van de engagementen in dit besluit is bepaald in het decreet van 15 juli 2011.

1B.Vl.R. van 12/07/2013
B.S. 08/08/2013
]

HOOFDSTUK 2. De Vlaamse beleidsprioriteiten

Art. 2.

De Vlaamse beleidsprioriteiten vermeld in artikel 2, 1° van het decreet van 15 juli 2011 zijn de volgende :

1° opzetten van actieplannen die gericht zijn op de doelstellingen, vermeld in artikel 19, tweede lid, 2° van het decreet van 30 november 2007, in samenwerking met lokale actoren;

2° opzetten van actieplannen die gericht zijn op de aanpak van de capaciteitsproblematiek, in samenwerking met lokale actoren.

[1B.Vl.R. van 12/07/2013
B.S. 08/08/2013
...1B.Vl.R. van 12/07/2013
B.S. 08/08/2013
]

[1B.Vl.R. van 12/07/2013
B.S. 08/08/2013
HOOFDSTUK 2/1. Ontvankelijkheid subsidieaanvraag1B.Vl.R. van 12/07/2013
B.S. 08/08/2013
]

[1B.Vl.R. van 12/07/2013
B.S. 08/08/2013

Art. 2/1.

Om voor een subsidie in aanmerking te komen :

1° voldoet de strategische meerjarenplanning aan de bepalingen, vermeld in artikel 19 van het decreet van 30 november 2007;

2° voldoet de strategische meerjarenplanning aan de bepalingen, vermeld in artikel 7 van het decreet van 15 juli 2011;

3° worden de actieplannen voor minimaal 20 % van de geraamde benodigde middelen gecofinancierd door de gemeente;

4° voldoet het flankerend onderwijsbeleid aan de bepalingen, vermeld in artikel 15 en 16 van het decreet van 30 november 2007;

5° wordt het advies van het lokaal overlegplatform, vermeld in artikel 19 van het decreet van 30 november 2007, gevoegd bij de strategische meerjarenplanning.

1B.Vl.R. van 12/07/2013
B.S. 08/08/2013
]

HOOFDSTUK 3. Kwaliteitsbeoordeling en toekenning van subsidies

Art. 3.

[1B.Vl.R. van 12/07/2013
B.S. 08/08/2013

De lokale invulling van de Vlaamse beleidsprioriteiten in het kader van het flankerend onderwijsbeleid en de subsidieaanvraag over het flankerend onderwijsbeleid worden beoordeeld door een commissie die is samengesteld uit :

1° twee afgevaardigden van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming;

2°één afgevaardigde van het Agentschap voor Binnenlands Bestuur;

3°één afgevaardigde van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten;

4°één externe deskundige.

De commissie legt haar werking vast in een huishoudelijk reglement.

1B.Vl.R. van 12/07/2013
B.S. 08/08/2013
]

Art. 4.

[1B.Vl.R. van 12/07/2013
B.S. 08/08/2013

De commissie, vermeld in artikel 3, beoordeelt de kwaliteit van de lokale invulling van de Vlaamse beleidsprioriteiten in het kader van het flankerend onderwijsbeleid en de subsidieaanvraag over het flankerend onderwijsbeleid. Ze hanteert daarbij de volgende beoordelingscriteria :

1° de mate waarin het voorstel aanvullend is bij het Vlaamse onderwijsbeleid;

2° de mate waarin het voorstel in overeenstemming is met de aangeduide beleidsprioriteiten;

3° de mate waarin de output (prestaties) bijdraagt tot de outcome (effecten);

4° de doelmatigheid (effectiviteit, efficiëntie en zuinigheid) van het voorstel;

5° de wijze waarop de voortgang bewaakt zal worden en de uitvoering van het project geëvalueerd zal worden.

1B.Vl.R. van 12/07/2013
B.S. 08/08/2013
]

Art. 5.

Actieplannen die door de commissie als onvoldoende worden gekwalificeerd komen niet in aanmerking voor subsidie.

[1B.Vl.R. van 12/07/2013
B.S. 08/08/2013
De lokale invulling van de Vlaamse beleidsprioriteiten in het kader van het flankerend onderwijsbeleid en de subsidieaanvraag over het flankerend onderwijsbeleid worden als onvoldoende gekwalificeerd als de gemiddelde score op alle beoordelingscriteria, vermeld in artikel 4, minder dan 50 % is. De score op de beoordelingscriteria vermeld in artikel 4, 1° en 2°, moet in elk geval steeds meer dan 50 % bedragen.1B.Vl.R. van 12/07/2013
B.S. 08/08/2013
]

Art. 6.

[1B.Vl.R. van 12/07/2013
B.S. 08/08/2013

De commissie maakt op basis van de toegekende scores een rangschikking voor de centrumsteden en een rangschikking voor de andere gemeenten.

Bij de verdeling van de subsidies hebben de centrumsteden voorrang op de andere gemeenten.

Bij gelijke score wordt de gemeente met het hoogste percentage GOK-leerlingen hoger gerangschikt voor de toekenning van de subsidies.

Op basis van de rangschikking worden subsidies toegekend tot de middelen zijn opgebruikt.

1B.Vl.R. van 12/07/2013
B.S. 08/08/2013
] [1B.Vl.R. van 12/07/2013
B.S. 08/08/2013

Art. 6/1.

Het bedrag, exclusief cofinanciering, waarop een gemeente recht kan hebben, wordt als volgt berekend : bedragflob = (3,65 x SAantal leerlingen) + (1,095 x SGOK-leerlingen), maar bedraagt minimaal 20.000 euro.

Gemeenten die een aanvraag indienen voor een subsidie waarvan het bedrag lager is dan het bedrag waarop ze op basis van de som van de bedragen voor hun leerlingen recht zouden hebben, krijgen een bedrag dat beperkt is tot het bedrag van hun aanvraag.

De bedragen, 3,65 en 1,095 vermeld in het eerste lid, volgen de evolutie van de gezondheidsindex overeenkomstig artikel 18 van het decreet van 30 november 2007

1B.Vl.R. van 12/07/2013
B.S. 08/08/2013
]

Art. 7.

De subsidies worden op basis van een gemotiveerd advies van de commissie via jaarlijkse ministeriële besluiten toegekend.

[1B.Vl.R. van 12/07/2013
B.S. 08/08/2013
In afwijking van het eerste lid kan de Vlaamse Regering op gemotiveerde wijze afwijken van het advies van de commissie.1B.Vl.R. van 12/07/2013
B.S. 08/08/2013
]

HOOFDSTUK 4. Rapportering over de uitvoering van de lokale invulling van de beleidsprioriteiten en over de aanwending van de subsidies.

Art. 8.

De commissie, vermeld in artikel 3, kan op plaatsbezoek gaan :

1° [1B.Vl.R. van 12/07/2013
B.S. 08/08/2013
...1B.Vl.R. van 12/07/2013
B.S. 08/08/2013
]

2° als ze van oordeel is dat de rapportering over de uitvoering van de engagementen vermeld in artikel 10 van het decreet van 15 juli 2011 onvoldoende is;

3° op uitnodiging van een gemeente;

4° om het flankerend onderwijsbeleid in een gemeente ter plaatse te bekijken.

Art. 9.

De Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs is bevoegd om uitvoering te geven aan artikel 11 van het decreet van 15 juli 2012 wat betreft het flankerend onderwijsbeleid.

HOOFDSTUK 5. Slotbepalingen

Art. 10.

Het besluit van de Vlaamse Regering van 18 april 2008 tot regeling van de procedure voor de toekenning van subsidies aan projecten in het kader van het flankerend onderwijsbeleid op lokaal niveau wordt opgeheven.

Art. 11.

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2014, met uitzondering van artikel 2, dat in werking treedt op 30 oktober 2012.

Art. 12.

De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.