Besluit van de Vlaamse Regering over de centrale organisator van het synchroon internetonderwijs

  • goedkeuringsdatum
    3 JULI 2020
  • publicatiedatum
    B.S.17/08/2020
  • zie ook
  • datum laatste wijziging
    17/08/2020

Rechtsgronden

Dit besluit is gebaseerd op:

- de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016, artikel IV.52 en IV.53, ingevoegd bij het decreet van 5 april 2019 en vervangen bij het onderwijsdecreet XXX van 03/07/2020

Vormvereisten

De volgende vormvereisten zijn vervuld:

- de Vlaamse minister, bevoegd voor begroting, heeft zijn akkoord gegeven op 12 juni 2020.

- de Raad van State heeft advies 67.615/1 gegeven op 22 juni 2020, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

Er is een verzoek om spoedbehandeling ingediend, gemotiveerd door de omstandigheid dat:

De procedure voor aanstelling van een centrale organisator staat beschreven in het voorliggend Besluit. Kort samengevat, zal de procedure het volgende beslaan:

- De minister lanceert een oproep voor kandidaat centrale organisator waar geïnteresseerden een dossier voor kandidaatstelling kunnen indienen. De kandidaten krijgen een periode van ongeveer anderhalve maand om hun dossier in te dienen.

- De minister richt een commissie op. Deze beoordeelt de ontvankelijkheid van de dossiers voor kandidaatstelling en geeft over de ontvankelijke dossiers voor kandidaatstelling een advies. Als verschillende kandidaten geschikt zijn, maakt de commissie een rangschikking op die voor niet-bindend advies aan de minister wordt voorgelegd.

- Op basis van het advies van de commissie, vermeld in artikel 6, selecteert de minister een centrale organisator en sluit hiermee een kaderovereekomst af conform artikel IV.52, derde lid van de codificatie. Deze kaderovereenkomst zal hetzelfde circuit doorlopen als een subsidiebesluit.

Het voorliggend Besluit werd op de Vlaamse Regering van 12 juni een eerste keer principieel goedgekeurd.

Waarom wordt er een spoedeisende behandeling (5 werkdagen) gevraagd? Indien we deze adviesaanvraag voorleggen voor een behandeling binnen 30 werkdagen, komt het advies op maandag 13 juli binnen. De verwerking van het advies vereist minstens twee werkdagen voor de administratie. Dat zorgt ervoor dat er niet meer geagendeerd kan worden op de laatste Vlaamse Regering voor het zomerreces (17 juli). We schuiven door naar de Vlaamse Regering van begin september.

Doordat er slechts geagendeerd zou kunnen worden voor definitieve goedkeuring op de Vlaamse Regering begin september, wordt de oproep ten vroegste gelanceerd halverwege september. De kandidaten krijgen ongeveer anderhalve maand voor hun kandidaatstelling, tot 16 oktober. Deze termijn kan niet ingekort worden. Iedere kandidaat heeft het recht op een gelijke behandeling. Kandidaten die reeds bekend zijn met het principe van synchroon internetonderwijs kunnen hun dossier mogelijk sneller insturen, maar ook kandidaten wiens ervaring zich elders situeert moeten een kans krijgen om zich kandidaat te stellen. Een gelijke behandeling van de kandidaten centrale organisator vereist dus dat iedereen voldoende tijd krijgt om zijn dossier voor kandidaatstelling op te sturen en in te dienen.

Indien er meerdere kandidaten zijn, zal 16 oktober (afloop van de openstelling van de oproep) de start betekenen van het selectieproces. De commissie moet in dat geval de verschillende kandidaten ontvangen en oordelen over hun voorstel. Het is opnieuw belangrijk om iedere kandidaat gelijk te behandelen, en de criteria (zoals opgesomd in artikel 5, § 3) grondig te evalueren per dossier van kandidaatstelling. Dit proces zal eveneens tijd in beslag nemen. Hoe lang dit duurt, hangt af van het aantal geschikte kandidaten. Om de argumentatie te vergemakkelijken, nemen we hier opnieuw een termijn van anderhalve maand. Dat betekent dat we een centrale organisator hebben op 1 december 2020.

Eens er een kandidaat geselecteerd wordt, dient de Minister nog een kaderovereenkomst af te sluiten. Deze kaderovereenkomst moet hetzelfde regelgevend proces doorlopen als een subsidiebesluit. Tegelijkertijd wordt er een subsidiebesluit voor het eerste kalenderjaar op circuit gezet worden. Er moet voor beiden een advies gevraagd worden aan de Inspectie van Financiën en een akkoord van de Minister van Begroting, met respectievelijk termijnen van ongeveer 12 werkdagen. Hierna volgt nog een korte termijn voor uitbetaling.

Een start op 1 januari 2021 met een centrale organisator die middelen ter beschikking heeft via de kaderovereenkomst en het bijhorend subsidiebesluit, wordt bijgevolg erg moeilijk indien de termijn van 30 werkdagen voor het advies van de Raad van State gevolgd wordt. Een verkorte procedure van vijf werkdagen maakt dat we de laatste Vlaamse Regering van juli (17 juli) zeker halen, en het gehele proces ongeveer anderhalve maand versnelt. We zullen in dat geval een geselecteerde centrale organisator kennen op 15 oktober 2020, waarmee we zeker en vast een kaderovereenkomst en subsidiebesluit kunnen afsluiten tegen 1 januari 2021.

Waarom werd er niet vroeger advies aangevraagd? Het dossier van de centrale organisator is een zeer complex dossier. Dit werd reeds in OD29 vastgelegd, maar door de verkiezingsperiode en lange regeringsformatie belandden we in een langere periode van lopende zaken, en werd de procedure met betrekking tot de selectie van de centrale organisator uitgesteld. In OD30 werd de datum van 1 januari 2021 voor de start van de centrale organisator vastgelegd.

Daarbij heeft de corona-periode gezorgd voor een vertraging in het dossier tussen het advies van de Inspectie van Financiën en de aanvraag van het begrotingsakkoord. Deze vertraging werd niet voorzien, waardoor we nu in tijdsnood komen.

Indien er geen centrale organisator is op 1 januari 2021 die voldoende middelen tot zijn beschikking heeft, kan de dienstverlening van het SIO niet gegarandeerd worden. Dit is echter de wijze waarop de Vlaamse Regering het recht op onderwijs van een deel van de groep kwetsbare groep zieke kinderen garandeert. Deze leerlingen hebben recht op onderwijs, en bijgevolg recht op de dienstverlening SIO. Een periode zonder centrale organisator zorgt ervoor dat deze groep kinderen in de kou blijven staan, en hun recht op onderwijs niet gegarandeerd kan worden.

Motivering

Dit besluit is gebaseerd op het volgende motief:

- Dit besluit regelt het synchroon internetonderwijs dat belangrijk is om de leerachterstand te beperken van leerlingen die door een psychische of somatische ziekte, een ongeval of moederschapsrust langdurig of veelvuldig van school afwezig zijn en om hun terugkeer naar school voor te bereiden.

Initiatiefnemer

Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Onderwijs, Sport, Dierenwelzijn en Vlaamse Rand.

Na beraadslaging,

DE VLAAMSE REGERING BESLUIT

HOOFDSTUK I.- Definities

Artikel 1.

In dit besluit wordt verstaan onder:

1° centrale organisator: de centrale organisator van het synchroon internetonderwijs, vermeld in artikel IV.52 van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016;

2° codex van 17 december 2010: codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010;

3° codificatie: Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016;

4° decreet van 25 februari 1997: het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997;

5° kandidaat: een organisatie die een dossier voor de kandidaatstelling, vermeld in artikel 4, § 1, eerste lid, van dit besluit, heeft ingediend;

6° leerling: de leerlingen, vermeld in artikel 36/1, § 2, van het decreet van 25 februari 1997 en artikel 117/1, § 2, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010;

7° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming;

8° SIO: het synchroon internetonderwijs, vermeld in artikel 36/1, § 1, van het decreet van 25 februari 1997 en artikel 117/1, § 1, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010;

9° kaderovereenkomst: een kaderovereenkomst als vermeld in artikel IV.52, derde lid, van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016;

10° traject: SIO voor een leerling in één school gedurende één kalenderjaar

HOOFDSTUK II. - Opdracht en vergoedingsmodel

Art. 2.

De centrale organisator heeft de volgende taken binnen zijn opdracht:

1° een online instrument aanbieden om een aanvraag voor de organisatie van SIO aan te melden;

2° de aanvraag, vermeld in punt 1°, toetsen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 36/1, § 2, van het decreet van 25 februari 1997 en artikel 117/1, § 2, van de codex van 17 december 2010;

3° trajecten organiseren, namelijk:

a) trajecten opstarten, opvolgen, begeleiden, faciliteren en afronden;

b) het nodige materiaal, met functionaliteiten die gericht zijn op SIO, ter beschikking stellen aan de school en de leerling;

c) een helpdeskfunctie en technische ondersteuning aanbieden;

4° voorzien in een klachtenprocedure;

5° het garanderen van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van alle betrokkenen;

6° materiaal- en methodiekontwikkeling, onderzoek voeren, innovatie en vorming verzorgen;

7° het SIO-aanbod bekendmaken en potentiële doelgroepen activeren, bij zowel leerlingen, ouders, scholen, CLB’s, de medische sector en andere betrokkenen;

8° samenwerkingsverbanden opzetten met de overheid en betrokken scholen om potentiële SIO-situaties te signaleren;

9° advies verlenen op verzoek van de overheid;

10° beleidsinformatie verstrekken; 11° meewerken aan initiatieven van de overheid.

De dienstverlening die de centrale organisator aanbiedt is kosteloos.

Art. 3.

§ 1. De centrale organisator wordt volgens een vergoedingsmodel vergoed voor de aangeboden dienstverlening en de vervulling van de opdracht, vermeld in artikel 2.

§ 2. De minister formuleert in de oproep, vermeld in artikel 4, een voorstel voor een vergoedingsmodel. Dit voorstel bestaat minimaal uit:

1° een vaste vergoeding voor algemene werkingskosten van de centrale organisator van maximaal 10% van het totaal vastgelegde subsidiebedrag (procentuele vergoeding);

2° een variabele vergoeding per SIO-traject.

De minister kan in de kaderovereenkomst de modaliteiten van het vergoedingsmodel verder uitwerken op basis van onderhandeling met de gekozen kandidaat centrale organisator.

§ 3. Het departement Onderwijs en Vorming stelt vanaf 1 januari 2021 jaarlijks maximaal 2.287.000 euro (twee miljoen tweehonderdzevenentachtigduizend euro) ter beschikking van de centrale organisator. De subsidie wordt jaarlijks geïndexeerd en bijgestuurd voor zover de beschikbare begrotingskredieten dit toelaten.

HOOFDSTUK III. - Procedure om een centrale organisator aan te stellen

Art. 4.

§ 1. De minister lanceert een oproep voor kandidaat centrale organisator waar geïnteresseerden een dossier voor kandidaatstelling kunnen indienen.

De oproep wordt steeds ex ante aan de Inspectie van Financiën voor advies voorgelegd. De oproep wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.

§ 2. De oproep bevat minimaal volgende elementen:

1° de opdracht van de centrale organisator;

2° de datum waarop de kaderovereenkomst start en de duur ervan;

3° de inhoud van het dossier voor kandidaatstelling;

4° het adres en de uiterste indiendatum waarop het dossier voor kandidaatstelling ingediend moet worden;

5° de ontvankelijkheidsvereisten, vermeld in artikel 5, § 2, tweede lid;

6° de criteria die de commissie, vermeld in artikel 5, § 3, tweede lid, gebruikt om een centrale organisator te kiezen;

7° bepalingen over de vergoeding en het vergoedingsmodel, vermeld in artikel 3;

8° de vermelding van de regelgeving over de organisatie van het synchroon internetonderwijs;

9° het regelgevende kader overheidsopdrachten, dat de centrale organisator zal moeten toepassen binnen de eigen werking.

Art. 5.

§ 1. De minister richt een commissie op, die minimaal bestaat uit:

1° een voorzitter, aangeduid door het Departement Onderwijs en Vorming;

2° twee personeelsleden van het departement Onderwijs en Vorming;

3° een personeelslid van het agentschap Zorg en Gezondheid;

4° een vertegenwoordiger van de VLOR; 5° een vertegenwoordiger van de minister;

6° een deskundige met ICT-kennis.

De commissie kan zich laten bijstaan door experten.

De commissie stelt een huishoudelijk reglement op dat praktische bepalingen inzake de interne organisatie en haar werking regelt.

§ 2. De commissie beoordeelt de ontvankelijkheid van de dossiers voor kandidaatstelling.

De ontvankelijkheidsvereisten van het dossier voor kandidaatstelling zijn:

1° het dossier is tijdig ingediend;

2° het dossier is volledig. De verschillende onderdelen, vermeld in de oproep, zijn duidelijk terug te vinden;

3° het dossier voldoet aan de vormvereisten, vermeld in de oproep.

§ 3. De commissie geeft over de ontvankelijke dossiers voor kandidaatstelling een advies.

De commissie formuleert een advies op basis van de volgende criteria:

1° de functionaliteit van het aangeboden materiaal en het laagdrempelige universeel ontwerp en leeftijdsadequaat gebruik ervan;

2° het gediversifieerd karakter van de aangeboden dienstverlening;

3° de periode tussen de aanmelding van een potentiële SIO-situatie en de concrete opstart ervan;

4° de meetbaarheid van de resultaten;

5° de expertise waarover de kandidaat beschikt met betrekking tot digitale toepassingen, hun gebruik in de individuele educatieve thuiscontext en het Vlaamse onderwijs;

6° de prijszetting, de vergoeding en het vergoedingsmodel.

Als verschillende kandidaten geschikt zijn, maakt de commissie een rangschikking op die voor niet-bindend advies aan de minister wordt voorgelegd.

Art. 6.

§ 1. Op basis van het advies van de commissie, vermeld in artikel 6, selecteert de minister een centrale organisator en sluit hiermee een kaderovereenkomst af conform artikel IV.52, derde lid van de codificatie.

§ 2. Overeenkomstig artikel IV.52, derde lid van de codificatie heeft de kaderovereenkomst een duurtijd van maximaal vijf kalenderjaren.

§ 3. De kaderovereenkomst bevat ten minste de volgende elementen:

1° een concretisering van de taken van de centrale organisator, vermeld in artikel 2;

2° de wijze waarop de centrale organisator rapporteert;

3° de wijze waarop de centrale organisator jaarplannen en jaarbegrotingen indient;

4° de vergoeding en het vergoedingsmodel;

5° bepalingen over de uitbetaling van de jaarlijkse subsidie en de voorschotten;

6° de regels om de kaderovereenkomst te wijzigen of op te zeggen;

7° de regels met betrekking tot reservevorming.

Art. 7.

De minister stelt een plaatsvervanger aan die deel uitmaakt van het bestuursorgaan van de rechtspersoon van de organisatie.

HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen

Art. 8.

Dit besluit treedt in werking op 1 september 2020.

Art. 9.

De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs en vorming, is belast met de uitvoering van dit besluit.