Decreet tot het nemen van dringende tijdelijke maatregelen in het onderwijs naar aanleiding van de coronacrisis (V)

  • goedkeuringsdatum
    18/12/2020
  • publicatiedatum
    B.S.24/1/2020
  • zie ook
  • datum laatste wijziging
    24/12/2020

Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt:

DECREET tot het nemen van dringende tijdelijke maatregelen in het onderwijs naar aanleiding van de coronacrisis (V)

HOOFDSTUK 1. — Inleidende bepaling

Artikel 1.

Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.

HOOFDSTUK 2. — Afwijkingen van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997

Art. 2.

In artikel 172quinquies van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, ingevoegd bij het decreet van 16 juni 2017 en gewijzigd bij de decreten van 6 juli 2018, 5 april 2019, 26 juni 2020 en 3 juli 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1° aan paragraaf 3, eerste lid, 3°, wordt een punt e) toegevoegd, dat luidt als volgt: “e) voor het schooljaar 2021-2022: de eerste schooldag van oktober van de schooljaren 2015-2016 en 2016-2017 en de eerste schooldag van februari van de schooljaren 2017-2018, 2018-2019, 2019-2020 en 2020-2021.”;

2° in paragraaf 4, eerste lid, wordt de zinsnede “tot en met 2020-2021” vervangen door de zinsnede “tot en met 2021-2022”;

3° in paragraaf 8, eerste lid, wordt de zinsnede “2020-2021” vervangen door de zinsnede “2021-2022”

HOOFDSTUK 3. — Afwijkingen van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010

Art. 3.

In afwijking van artikel 3, 35°, b), van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december kan voor het schooljaar 2020-2021 na 1 oktober 2020 een niet-duaal structuuronderdeel worden heropgericht onmiddellijk nadat een inhoudelijk verwant duaal structuuronderdeel door de coronacrisis moest worden stopgezet. De heroprichting wordt niet als een programmatie beschouwd.

Art. 4.

In artikel 314/8 van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 16 juni 2017 en gewijzigd bij de decreten van 6 juli 2018, 5 april 2019, 26 juni 2020 en 3 juli 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1° aan paragraaf 3, eerste lid, 3°, wordt een punt e) toegevoegd, dat luidt als volgt:

“e) voor het schooljaar 2021-2022: de eerste schooldag van oktober van de schooljaren 2015-2016 en 2016-2017 en de eerste schooldag van februari van de schooljaren 2017-2018, 2018-2019, 2019-2020 en 2020-2021.”;

2° in paragraaf 4, eerste lid, wordt de zinsnede “2020-2021” vervangen door de zinsnede “2021-2022”;

3° in paragraaf 8, eerste lid, wordt de zinsnede “2020-2021” vervangen door de zinsnede “2021-2022”.

Art. 5.

In afwijking van artikel 357/22 van dezelfde codex kan een leerling in het schooljaar 2020- 2021 ingeschreven blijven in een duale opleiding, ook als die leer- ling tussen de datum van inwerkingtreding van dit artikel en 30 juni 2021 geen overeenkomst heeft. In dat geval wordt de opleiding volledig georganiseerd via onderwijs bij de aanbieder duaal leren en bedraagt ze minstens 28 opleidingsuren.

HOOFDSTUK 4. — Afwijkingen van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013

Art. 6.

In afwijking van artikel II.305 van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013, kan een zitting bij de Raad gedurende de periode dat er beperkende maatregelen gelden omwille van COVID-19, eveneens gebeuren via teleof video- conferentie, op voorwaarde dat alle partijen daarmee instemmen.

Art. 7.

Studenten aan wie overeenkomstig artikel II.352 en II.353 van de Codex Hoger Onderwijs een mobiliteitsbeurs toegekend werd en die omwille van COVID-19 hun verblijf in het buitenland hebben moeten afbreken of hebben moeten annuleren, kunnen de gemaakte onkosten voor transport en verblijf recupereren bij de afrekening van het beursbedrag in het geval deze onkosten niet terugbetaald werden door een vliegtuigmaatschappij, een verzekeringsmaatschappij, een reisbureau, een verhuurder van studentenverblijven of enige andere organisatie. Deze recupereerbare onkosten kunnen nooit hoger zijn dan het toegekende initiële beursbedrag, met inbegrip van het initiële voorziene bedrag voor de transport- kosten en eventueel de extra toelage voor ondervertegenwoordigde groepen. De studenten leggen daartoe de bewijsstukken voor de onkosten voor aan hun hoger- onderwijsinstelling of VLUHR alsook het bewijsstuk dat staaft dat de onkosten niet worden terugbetaald door een van de vermelde organisaties.

In het geval zij dit bewijsstuk dat bevestigt dat de onkosten niet worden terug- betaald door de organisaties, vermeld in het eerste lid, niet kunnen voorleggen, dan bezorgt de student een ondertekende verklaring op eer aan de hogeronderwijsinstelling of VLUHR om de kosten te recupereren bij de eindafrekening van het beursbedrag.

Deze bepaling is van toepassing op studenten binnen een Vlaams mobiliteits- programma in het kader van het actieplan ‘Brains on the Move’ en is niet van toepassing op studenten die een beurs ontvangen via het Erasmus+-programma.

Art. 8.

In afwijking van artikel III.73, III.74, III.114, III.116, III.118 en III.119 van dezelfde codex, kan de Vlaamse Regering tijdens het academiejaar 2020- 2021 een bijkomende toelage naar aanleiding van COVID-19 toekennen aan: de Bijzondere Universitaire Instituten, de Evangelische Theologische Faculteit en de Faculteit voor Protestantse Theologie en Religiestudies, de stichtingen van open- baar nut voor postinitieel onderwijs en de hogere instituten en andere instellingen voor Schone Kunsten.

HOOFDSTUK 5. — Afwijking van het decreet van 9 maart 2018 betreffende het deel- tijds kunstonderwijs

Art. 9.

De academies van het deeltijds kunstonderwijs kunnen voor het schooljaar 2020-2021 afwijken van de bepalingen die ze krachtens artikel 58, 2°, 3°, 4°, 7°, 10°, 11° en 13°, en artikel 60 van het decreet van 9 maart 2018 betreffende het deeltijds kunstonderwijs in hun academiereglement hebben opgenomen. Als die gewijzigde evaluatiemaatregelen gevolgen hebben voor het personeel, wordt er vooraf overleg gepleegd met de lokale personeelsvertegenwoordiging. De ouders of meerderjarige leerlingen worden schriftelijk of elektronisch van de maatregelen op de hoogte gebracht.

Art. 10.

In afwijking van artikel 125 van hetzelfde decreet, blijven structuuronderdelen in vestigingsplaatsen in de eerste en de tweede graad die in het schooljaar 2020-2021 voor het tweede jaar op rij op de teldag niet aan de voor hen geldende rationalisatienormen voldoen, gesubsidieerd of gefinancierd in het schooljaar 2021-2022.

HOOFDSTUK 6. — Wijziging van het decreet van 30 oktober 2020 tot het nemen van dringende tijdelijke maatregelen in het onderwijs naar aanleiding van de coronacrisis (IV)

Art. 11.

In artikel 28 van het decreet van 30 oktober 2020 tot het nemen van dringende tijdelijke maatregelen in het onderwijs naar aanleiding van de coronacrisis (IV) wordt het getal “204” vervangen door het getal “240”.

HOOFDSTUK 7. — Inwerkingtreding

Art. 12.

Dit decreet treedt in werking op de dag na bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Artikelen 7 en 8 hebben uitwerking met ingang van 16 maart 2020. Artikel 9 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2020.

Artikel 11 heeft uitwerking met ingang van 11 november 2020.