Besluit van de Vlaamse Regering houdende de verlenging van diverse maatregelen ingevolge COVID-19 voor het onderwijspersoneel, voor uitzonderlijke opvang in de internaten, IPO en MPIGO, busbegeleiders in het buitengewoon onderwijs en contactonderzoek door de centra voor leerlingenbegeleiding voor het tweede trimester van schooljaar 2020-2021

  • goedkeuringsdatum
    22 JANUARI 2021
  • publicatiedatum
    B.S.16/02/2021
  • zie ook
  • datum laatste wijziging
    16/02/2021

Rechtsgrond(en)

Dit besluit is gebaseerd op:

- het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs, artikel 77, eerste lid;

- het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, artikel 51, eerste lid;

- de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013, bekrachtigd bij het decreet van 20 december 2013, artikel V.84;

- de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016, bekrachtigd bij het decreet van 23 december 2016, artikel V.2 en V.4, gewijzigd bij het decreet van 5 april 2019, artikel V.47, § 2, en artikel V.48;

- het decreet van 7 juli 2017 betreffende de rechtspositie van de personeelsleden in de basiseducatie, artikel 17.

- het decreet van 4 mei 2004 betreffende de regionale technologische centra en houdende noodzakelijke en dringende onderwijsbepalingen, artikel 55;

- de codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016, deel III. Internaten en tehuizen voor kinderen met ouders die geen vaste verblijfplaats hebben;

- het decreet betreffende de leerlingenbegeleiding in het basisonderwijs, het secundair onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding van 27 april 2018, artikel 4, § 4, 48, 29, 30 en 31;

Vormvereiste(n)

De volgende vormvereisten zijn vervuld:

- de inspectie van Financiën heeft advies gegeven op 5 januari 2021.

- de Vlaamse minister bevoegd voor de Financiën en begroting heeft zijn akkoord gegeven op 22 januari 2021.

- Omwille van de dringende noodzakelijkheid wordt dit ontwerp niet voorgelegd aan het advies van de afdeling wetgeving van de Raad van State (cfr. Art. 3, § 1 gecoördineerde wetten op de Raad van State). Het besluit wordt direct voorgelegd voor definitieve goedkeuring.

De verlenging van maatregelen is afhankelijk van de concrete impact op het onderwijs van de recentste ontwikkelingen in de coronapandemie. Dit vereist een voorafgaande evaluatie van de meest actuele toestand. Het ontwerp verlengt een aantal maatregelen uit de besluiten van 4 september en 13 november 2020. Voor de rechtszekerheid van de onderwijsinstellingen, hun personeelsleden en hun leerlingen is het nodig dat de verlenging voor 2021 zo snel mogelijk beslist wordt. Dit heeft er toe geleid dat de termijn van het besluitvormingsproces voor dit ontwerp te kort is om aan de Raad van State een advies te vragen.

Motivering

Dit besluit is gebaseerd op de volgende motieven:

- De COVID-19 pandemie zal nog geruime tijd blijven aanhouden tijdens het schooljaar 2020-2021 en dit heeft een grote impact op de organisatie van het leerlingenvervoer in het buitengewoon onderwijs, de CLB 's en de internaten. Om het onderwijsaanbod te continueren in veilige omstandigheden en om het recht op leren voor deze leerlingen te garanderen, moeten reeds genomen maatregelen dringend verlengd worden vanaf 1 januari 2021.

- Extra busbegeleiders zijn nodig voor de extra ritten van het collectief leerlingenvervoer dat de Lijn organiseert in kader van de coronamaatregelen.

- Een goede en kwaliteitsvolle contactopsporing is een noodzakelijke voorwaarde om scholen maximaal open te kunnen houden. Bovendien hebben de centra voor leerlingenbegeleiding ook hun reguliere opdrachten, alwaar een achterstand ingehaald dient te worden.

- In de onderwijsinternaten, IPO en MPIGO worden heel wat kwetsbare kinderen opgevangen die bij de sluiting van een school of een opgelegde quarantaine niet zomaar naar huis kunnen. In dat geval dienen zij te worden opgevangen in een veilige omgeving.

- Wegens het sluiten van scholen, kinderdagverblijven .. ontstaat de nood bij onderwijspersoneel aan bijkomend verlof wegens overmacht;

Juridisch kader

Dit besluit sluit aan bij de volgende regelgeving:

- de codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016, deel III. Internaten en tehuizen voor kinderen met ouders die geen vaste verblijfplaats hebben;

Initiatiefnemer(s)

Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Onderwijs, Sport, Dierenwelzijn en Vlaamse Rand.

Na beraadslaging,

DE VLAAMSE REGERING BESLUIT:

Artikel 1.

Er wordt een extra bedrag t.b.v. maximaal 1.735.833 euro voorzien voor uitzonderlijke opvang tijdens de periode van 1 januari 2021 tot en met 18 april 2021 door:

1° internaten vermeld in de artikelen III.21 en III.35, van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016;

2° tehuizen vermeld in de artikelen III.1, § 1, eerste lid, III.20, III.35, § 1, 2° en III.37, van dezelfde codificatie;

3° internaten buitengewoon onderwijs vermeld in hoofdstuk 4, afdeling 1, onderafdeling 2, van dezelfde codificatie;

4° internaten met permanente openstelling vermeld in hoofdstuk 6, van dezelfde codificatie.

Het bedrag per instelling wordt berekend door per halve dag uitzonderlijke opvang het aantal aanwezige uitzonderlijk opgevangen internen te vermenigvuldigen met 50 euro.

De meerkosten dienen te worden verantwoord naar AGODI toe.

Art. 2.

Voor de busbegeleiding wordt een extra personeelskost van 1.283.317,83 euro aangerekend voor de periode van 1 januari 2021 tot en met 18 april 2021 voor de extra ritten van het collectief leerlingenvervoer die de Lijn organiseert in kader van de corona-maatregelen.

Art. 3.

Voor de periode van 1 januari 2021 tot en met 18 april 2021 worden extra middelen toegekend aan de CLB ’s om tegemoet te komen aan de extra kosten ten gevolge van de stijgende impact van de coronapandemie. Het totale extra budget dat maximaal wordt toegekend bedraagt 4.742.482,95 euro.

Art. 4.

Het bedrag van 4.742.482,95 euro wordt als volgt verdeeld:

- Een bedrag van 4.672.482,95 euro voor het uitvoeren van de opdrachten rond contactonderzoek. Het bedrag wordt onder de CLB ’s verdeeld op basis van hun aandeel in de nieuwe omkadering.

- Een bedrag van 70.000 euro voor de aanpassing van het elektronisch dataregistratiesysteem LARS in het kader van het contactonderzoek van leerlingen en personeelsleden. Elk CLB ontvangt een forfaitair bedrag van 1.206,89 euro.

Art. 5.

§ 1. Dit artikel is van toepassing op:

1° de personeelsleden, vermeld in artikel 2, § 1, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs;

2° de personeelsleden, vermeld in artikel 4, § 1, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding;

3° de personeelsleden vermeld in artikel 3 van het decreet van 7 juli 2017 betreffende de rechtspositie van de personeelsleden in de basiseducatie;

4° de tijdelijke en de benoemde personeelsleden van de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap, die behoren tot de categorieën van het onderwijzend of van het administratief en technisch personeel, bedoeld in deel 5, titel 2 en titel 5, hoofdstuk 2 van de Codex Hoger Onderwijs, gecodificeerd op 11 oktober 2013;

5° de personeelsleden, vermeld in artikel III.35, § 1, 1° tot en met 3° en in artikel III.36, § 4, van de Codex Hoger Onderwijs, die effectief in een hogeschool zijn tewerkgesteld;

6° de vastbenoemde personeelsleden van de kinderdagverblijven van het gemeenschapsonderwijs in het tweetalige hoofdstedelijke gebied Brussel, vermeld in artikel X.22 van het decreet van 14 februari 2003 betreffende het onderwijs XIV.

§ 2. Bovenop het verlof wegens overmacht, vermeld in artikel 3, § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juli 2009 betreffende het omstandigheidsverlof, het verlof wegens overmacht, het onbezoldigd ouderschapsverlof en het geboorteverlof in geval van overlijden of hospitalisatie van de moeder voor bepaalde personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 april 1990 betreffende het verlof voor verminderde prestaties, gewettigd door sociale of familiale redenen en de afwezigheid voor verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheid ten gunste van de personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding, of bovenop het verlof wegens overmacht vermeld in artikel 8/1 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 31 maart 2006 tot regeling van sommige verloven voor de personeelsleden van de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap en van de Hogere Zeevaartschool, heeft het personeelslid vanaf 1 januari 2021 tot en met 31 maart 2021 bijkomend recht op verlof wegens overmacht in één van de volgende gevallen:

1° als met het personeelslid een minderjarig kind samenwoont dat aan een van de volgende voorwaarden voldoet:

a) het kind kan niet naar zijn kinderdagverblijf of school gaan, omdat het kinderdagverblijf, de klas of de school waarvan het deel uitmaakt, sluit als gevolg van een maatregel om de verspreiding van het coronavirus SARS-CoV-2 te beperken;

b) het kind moet verplicht afstandsonderwijs volgen;

c) het kind moet in quarantaine of in isolatie om de verspreiding van het coronavirus SARS-CoV-2 te beperken;

2° als het personeelslid een gehandicapt kind ten laste heeft, ongeacht de leeftijd van dat kind, en dat kind niet naar een centrum voor opvang van gehandicapte personen kan gaan, of de intramurale of extramurale dienstverlening of behandeling georganiseerd of erkend door de Gemeenschappen niet langer kan genieten, als gevolg van een maatregel om de verspreiding van het coronavirus SARS-CoV-2 te beperken.

Dit recht op verlof wegens overmacht geldt enkel wanneer telewerk niet mogelijk is. Het verlof geldt maximaal gedurende de hele periode waarop het attest of de aanbeveling, vermeld in het derde lid, betrekking heeft.

Het personeelslid brengt al naargelang het geval zijn inrichtende macht, zijn centrumbestuur of zijn hogeschoolbestuur onmiddellijk op de hoogte en bezorgt onmiddellijk een van de volgende documenten:

a) een medisch attest tot bevestiging van quarantaine of isolatie van het kind;

b) een aanbeveling tot quarantaine of isolatie afgegeven door de bevoegde instantie;

c) een attest van het kinderdagverblijf, van de school of het centrum voor opvang van gehandicapte personen, dat de sluiting bevestigt van de betrokken instelling of de betrokken klas als gevolg van een maatregel om de verspreiding van het coronavirus SARS-CoV-2 te beperken. In dit attest staat de periode vermeld waarin de sluiting van toepassing is.

Als het personeelslid samenwoont met de andere ouder van het kind, kan maar één persoon voor eenzelfde periode het verlof, vermeld in dit artikel of het verlof, vermeld in artikel 2 van de wet van 23 oktober 2020 tot het openstellen van tijdelijke werkloosheid overmacht corona voor werknemers in de gevallen waarin het onmogelijk is voor hun kind om naar het kinderdagverblijf, de school, of het centrum voor opvang voor personen met een handicap te gaan, opnemen.

Dit verlof wordt gelijkgesteld met dienstactiviteit.

Het personeelslid ontvangt tijdens dit verlof wegens overmacht 80 % van zijn brutosalaris op jaarbasis.

Voor de toepassing van het tweede lid geldt er een beperking van het brutosalaris op jaarbasis tot 21.000 euro aan 100%.

Art. 6.

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2021.

Art. 7.

De Vlaamse minister, bevoegd voor het Onderwijs is belast met de uitvoering van dit besluit.