Decreet tot het nemen van dringende tijdelijke maatregelen in het onderwijs naar aanleiding van de coronacrisis (VI)
goedkeuringsdatum
12 FEBRUARI 2021
publicatiedatum
B.S.17/02/2021
datum laatste wijziging
06/07/2021
COORDINATIE
(1)
Decr. van 25/06/2021 (B.S. 06/07/2021)
detail
Decreet tot het nemen van dringende tijdelijke maatregelen in het onderwijs naar aanleiding van de coronacrisis (VIII) ;
Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt:
DECREET tot het nemen van dringende tijdelijke maatregelen in het onderwijs naar aanleiding van de coronacrisis (VI)
HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepaling
Artikel 1.
Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.
HOOFDSTUK 2. — Afwijkingen van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997
Art. 2.
Artikel 14/1, § 3, tweede tot en met vierde lid, van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 is niet
van toepassing tijdens het schooljaar 2020-2021.
Art. 3.
In aanvulling op artikel 84 van hetzelfde decreet kan de Vlaamse Regering in de periode van
1 maart 2020 tot en met
[31 december 2021]
aan scholen voor gewoon basisonderwijs bijkomende werkingsmiddelen
toekennen om de kosten te compenseren die ze gemaakt hebben om hun onderwijsaanbod in veilige omstandigheden
te organiseren. De Vlaamse Regering bepaalt de wijze waarop het bedrag per school berekend wordt en de wijze
waarop het uitbetaald wordt.
Art. 4.
In aanvulling op artikel 85sexies van hetzelfde decreet kan de Vlaamse Regering in de periode van
1 maart 2020 tot en met
[31 december 2021]
aan scholen voor buitengewoon basisonderwijs bijkomende werkingsmiddelen toekennen om de kosten te compenseren die ze gemaakt hebben om hun onderwijsaanbod in veilige
omstandigheden te organiseren. De Vlaamse Regering bepaalt de wijze waarop het bedrag per school berekend wordt
en de wijze waarop het uitbetaald wordt.
Art. 5
In afwijking van artikel 169, § 5, van hetzelfde decreet wordt de subsidie de eerste keer toegekend voor de
periode van 1 september 2015 tot en met 31 december 2021, en wordt het verlof wegens bijzondere opdracht toegekend
voor zes schooljaren.
HOOFDSTUK 3. — Afwijking van het decreet van 8 juni 2007 betreffende de studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap
Art. 6.
In afwijking van artikel 26 van het decreet van 8 juni 2007 betreffende de studiefinanciering van de
Vlaamse Gemeenschap ontvangt de student voor het opleidingsonderdeel, vermeld in artikel 12 en 13, § 1, van dit
decreet, ook een jokerbonus waarmee het jokerkrediet van de student wordt vermeerderd.
HOOFDSTUK 4. — Afwijkingen van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010
Art. 7.
In aanvulling op artikel 248 van de Codex Secundair Onderwijs kan de Vlaamse Regering in de periode
van 1 maart 2020 tot en met
[31 december 2021]
aan scholen voor gewoon secundair onderwijs en centra voor deeltijds
beroepssecundair onderwijs bijkomende werkingsmiddelen toekennen om de kosten te compenseren die ze gemaakt
hebben om hun onderwijsaanbod in veilige omstandigheden te organiseren. De Vlaamse Regering bepaalt de wijze
waarop het bedrag per school of per centrum berekend wordt en de wijze waarop het uitbetaald wordt.
Art. 8.
Artikel 259, § 4, van dezelfde codex, is niet van toepassing in het schooljaar 2020-2021.
Art. 9.
. In aanvulling op artikel 328 van dezelfde codex kan de Vlaamse Regering in de periode van
1 maart 2020 tot en met
[31 december 2021]
aan scholen voor buitengewoon secundair onderwijs bijkomende
werkingsmiddelen toekennen om de kosten te compenseren die ze gemaakt hebben om hun onderwijsaanbod in veilige
omstandigheden te organiseren. De Vlaamse Regering bepaalt de wijze waarop het bedrag per school berekend wordt
en de wijze waarop het uitbetaald wordt.
HOOFDSTUK 5. — Afwijkingen van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013
Art. 10.
Een hogeronderwijsinstelling kan voor het academiejaar 2020-2021 de evaluatie of deliberatie van een
student voor een opleidingsonderdeel of voor een opleiding uitstellen tot een later ogenblik dan het ogenblik dat is
opgenomen in het onderwijs- en examenreglement, vermeld in artikel II.220, II.221 en II.222 van de Codex Hoger
Onderwijs van 11 oktober 2013, als die evaluatie of deliberatie door de impact van COVID-19 niet op het vastgestelde
ogenblik kan plaatsvinden en de instelling daardoor niet tijdig kan oordelen of de student voor het opleidingsonderdeel of de opleiding geslaagd is.
De hogeronderwijsinstelling legt vooraf vast op welk ogenblik de uitgestelde evaluatie of deliberatie, vermeld in
het eerste lid, zal plaatsvinden. Die uitgestelde evaluatie of deliberatie kan in uitzonderlijke gevallen plaatsvinden op
een datum die na het beëindigen van het academiejaar 2020-2021 valt.
Als de hogeronderwijsinstelling beslist om de evaluatie of deliberatie uit te stellen overeenkomstig de bepalingen
van het eerste en tweede lid, worden de algemene voorwaarden van de toetredingsovereenkomst, vermeld in
artikel II.273 van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013, daaraan aangepast, op voorwaarde dat de
studentenvertegenwoordiging op een van de volgende wijzen wordt geraadpleegd:
1° via de studentenraad;
2° via een vorm van studentenvertegenwoordiging op opleidings-, faculteits- of departementsniveau waarover de
studentenraad geraadpleegd werd;
3° via de individuele student.
Studenten van wie de evaluatie of deliberatie door de impact van COVID-19 op een later tijdstip plaatsheeft dan
het tijdstip dat is bepaald in het onderwijs- en examenreglement, vermeld in artikel II.220, II.221 en II.222 van de Codex
Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013, en van wie daardoor het diploma op een later tijdstip wordt uitgereikt, worden,
als ze slagen, toch geproclameerd op de vastgestelde proclamatiedatum.
Art. 11.
Universiteiten kunnen de wegings- en selectiecriteria van het bekwaamheidsonderzoek voor de toelating
tot de master-na-masteropleiding in het studiegebied Geneeskunde, vermeld in artikel II.190 van de Codex Hoger
Onderwijs van 11 oktober 2013, wijzigen voor het academiejaar 2020-2021 om de gelijke behandeling van studenten te
waarborgen.
Art. 12.
Het leerkrediet, vermeld in artikel II.203 van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013, van een
student die tijdens het academiejaar 2020-2021 was ingeschreven voor een opleidingsonderdeel waarvan de
hogeronderwijsinstelling aan de bevoegde instanties van de Vlaamse overheid verklaart dat de evaluatie of het examen
niet kon worden georganiseerd ten gevolge van de COVID-19-maatregelen, wordt aan die student teruggegeven voor
de opgenomen studiepunten die betrekking hebben op dat opleidingsonderdeel.
Art. 13.
§ 1.
[Het leerkrediet, vermeld in artikel II.203 van dezelfde codex, van een student die tijdens het
academiejaar 2020-2021 na deelname aan de laatste examenkans niet geslaagd is voor een opleidingsonderdeel en
waarvoor die student verklaart dat hij zich bevond in een overmachtssituatie die toe te schrijven is aan de
COVID-19-maatregelen, wordt aan die student teruggegeven voor de opgenomen studiepunten die betrekking hebben
op het opleidingsonderdeel waarvoor de student niet geslaagd is.
Met behoud van de toepassing van het eerste lid wordt het leerkrediet van een student die in het
academiejaar 2020-2021 voor 15 maart 2021 van opleiding of instelling veranderd is, of van een student die naar een
opleiding van het hoger beroepsonderwijs overgestapt is, aan de student teruggeven voor de opgenomen studiepunten
in de initiële opleiding in het academiejaar 2020-2021 waarvoor hij niet geslaagd was in de eerste examenkans van dat
academiejaar, als die student verklaart dat hij zich bevond in een overmachtssituatie die toe te schrijven is aan de
COVID-19-maatregelen.
]
§ 2.
[Studenten die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1, die zich tijdens het academiejaar 2020-
2021 in een overmachtssituatie bevonden die toe te schrijven aan de COVID-19-maatregelen en die daardoor ofwel na
deelname aan de laatste examenkans niet geslaagd zijn voor een opleidingsonderdeel, ofwel na deelname aan de eerste
examenkans niet geslaagd zijn voor een opleidingsonderdeel en veranderd zijn van opleiding of overgestapt zijn naar
een opleiding van het hoger beroepsonderwijs, kunnen bij de bevoegde dienst van de Vlaamse Regering rechtstreeks
een aanvraag indienen om hun leerkrediet aan te passen.]
Die dienst controleert of de aanvraag
voldoet aan de voorwaarden, past het leerkredietsaldo in voorkomend geval aan en deelt de beslissing aan de student
mee.
§ 3. De student dient de aanvraag, vermeld in paragaaf 2, in bij de bevoegde dienst van de Vlaamse Regering
binnen een termijn van dertig kalenderdagen na de dag van de proclamatie van de examenresultaten van de laatste
zittijd.
De bevoegde dienst van de Vlaamse Regering stelt een aanvraagformulier ter beschikking waarmee studenten een
aanvraag kunnen indienen voor de teruggave van leerkrediet in het kader van een overmachtssituatie die toe te
schrijven is aan
[COVID-19-maatregelen]
. Daarin wordt minstens opgenomen dat de student de volgende gegevens op erewoord
verklaart:
1° de naam, het rijksregisternummer en het e-mailadres van de student;
2° de naam en het adres van de onderwijsinstelling
[of onderwijsinstellingen]
waar de student ingeschreven was tijdens het academiejaar 2020-2021;
3° de verklaring dat de student zich in een overmachtssituatie bevond die toe te schrijven was aan
[COVID-19-maatregelen]
;
4°
[het aantal opgenomen studiepunten voor de opleidingsonderdelen waarvoor de student niet geslaagd is, ofwel
na deelname aan de laatste examenkans, ofwel na deelname aan de eerste examenkans waarna de student veranderd
is van opleiding of overgestapt is naar een opleiding van het hoger beroepsonderwijs, en waarvoor het leerkrediet
wordt teruggevraagd.]
De bevoegde dienst van de Vlaamse Regering kan aan een student die een aanvraag als vermeld in paragraaf 2
heeft ingediend, vragen om een document van de hogeschool of de universiteit te bezorgen waarin de examenresultaten van de opleidingsonderdelen, vermeld in het tweede lid, 4°, zijn opgenomen.
Art. 14.
In afwijking van artikel II.205, eerste lid, van dezelfde codex wordt een student die bij de start van het
academiejaar 2021-2022 onvoldoende leerkrediet heeft en die overeenkomstig
[artikel 13]
een aanvraag bij de bevoegde
dienst van de Vlaamse Regering heeft ingediend, in afwachting van een definitieve beslissing over de teruggave van
zijn leerkrediet, onder voorbehoud ingeschreven onder de voorwaarden die gelden bij een gunstige beslissing van de
bevoegde dienst. Na de beslissing van de bevoegde dienst van de Vlaamse Regering neemt de instelling een definitieve
beslissing over de inschrijving van die student.
Art. 15.
De Vlaamse Regering monitort de impact van de teruggave van het leerkrediet, vermeld in artikel 13, op
de financiering van de hogescholen en de universiteiten.
Op basis van de monitoring, vermeld in het eerste lid, kan de Vlaamse Regering ingrijpen als er door die teruggave
verschuivingen in het toekennen van de werkingsmiddelen zouden plaatsvinden die zich zonder die teruggave niet
zouden voordoen.
Art. 16.
§ 1. Als de bevoegde dienst van de Vlaamse Regering beslist om de teruggave van het leerkrediet
overeenkomstig artikel 13 te weigeren, kan die beslissing worden aangevochten bij de Raad voor betwistingen inzake
studievoortgangsbeslissingen.
De Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen doet als administratief rechtscollege uitspraak
over de beroepen van studenten over de weigering om hun leerkrediet terug te geven.
§ 2. De beroepen bij de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen worden ingesteld binnen een
vervaltermijn van zeven kalenderdagen, die ingaat op de dag na de kennisgeving van de beslissing, vermeld in
paragraaf 1, over de teruggave van het leerkrediet, vermeld in artikel 13.
Als de zevende dag van de vervaltermijn een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag is, wordt de termijn verlengd
tot de eerstvolgende werkdag waarop de postdiensten open zijn.
§ 3. De beroepen worden ingesteld bij wijze van verzoekschrift. Daarin zijn ten minste de gegevens, vermeld in
artikel 13, § 3, opgenomen, alsook een feitelijke omschrijving en motivering van de ingeroepen bezwaren.
Het verzoekschrift is gedateerd en is alleen ontvankelijk als het ondertekend is door de verzoeker of zijn raadsman.
§ 4. Het verzoekschrift wordt met een aangetekende brief aan de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen bezorgd.
§ 5. De beroepsprocedure bij de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen verloopt, na
mededeling van een vereenvoudigde procedurekalender, louter schriftelijk. Er volgt geen concrete oproeping van de
partijen, tenzij die raad dat noodzakelijk acht voor de behandeling van de zaak of tenzij een van de partijen
uitdrukkelijk en gemotiveerd verzoekt om gehoord te worden.
§ 6. De uitspraak van de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen wordt met een
aangetekende brief aan de partijen bezorgd.
HOOFDSTUK 6. — Aanvulling van de codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016
Art. 17.
In aanvulling op artikel III.1 tot en met III.45 van de codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs
van 28 oktober 2016, kan de Vlaamse Regering in de periode van 1 maart 2020 tot en met
[31 december 2021]
aan de
daarin opgesomde internaten en tehuizen voor kinderen met ouders die geen vaste verblijfplaats hebben, bijkomende
werkingsmiddelen toekennen voor de vergoeding van de kosten van de veilige organisatie van het aanbod.
De Vlaamse Regering bepaalt de wijze waarop het bedrag per internaat of tehuis berekend wordt en de wijze
waarop het uitbetaald wordt.
HOOFDSTUK 7. — Aanvullingen van het decreet van 9 maart 2018 betreffende het deeltijds kunstonderwijs
Art. 18.
In aanvulling op artikel 83 van het decreet van 9 maart 2018 betreffende het deeltijds kunstonderwijs kan
de Vlaamse Regering in de periode van 1 maart 2020 tot en met
[31 december 2021]
tijdens de duur van de
COVID-19-pandemie aan academies van het gesubsidieerd onderwijs bijkomende werkingsmiddelen toekennen om de
kosten te compenseren die ze gemaakt hebben om het onderwijsaanbod in veilige omstandigheden te organiseren
tijdens de COVID-19-pandemie. De Vlaamse Regering bepaalt de wijze waarop het bedrag per academie berekend
wordt en de wijze waarop het uitbetaald wordt.
Art. 19.
In aanvulling op artikel 84 van hetzelfde decreet kan de Vlaamse Regering in de periode van
1 maart 2020 tot en met
[31 december 2021]
aan academies van het gemeenschapsonderwijs bijkomende werkingsmiddelen toekennen om de kosten te compenseren die ze gemaakt hebben om het onderwijsaanbod in veilige
omstandigheden te organiseren tijdens de coronapandemie. De Vlaamse Regering bepaalt de wijze waarop het bedrag
per academie berekend wordt en de wijze waarop het uitbetaald wordt.
HOOFDSTUK 8. — Aanvulling van het decreet van 27 april 2018 betreffende de leerlingenbegeleiding in het basisonderwijs,
het secundair onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding
Art. 20.
In aanvulling op artikel 26 van het decreet van 27 april 2018 betreffende de leerlingenbegeleiding in het
basisonderwijs, het secundair onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding kan de Vlaamse Regering in de
periode van 1 maart 2020 tot en met
[31 december 2021]
aan centra voor leerlingenbegeleiding bijkomende
werkingsmiddelen toekennen om de kosten te compenseren die ze gemaakt hebben om hun werking in veilige
omstandigheden te organiseren. De Vlaamse Regering bepaalt de wijze waarop het bedrag per centrum berekend
wordt en de wijze waarop het uitbetaald wordt.
HOOFDSTUK 9. — Inwerkingtreding
Dit decreet treedt in werking op de dag na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
Artikel 3, 4, 7, 9, 17, 18, 19 en 20 hebben uitwerking met ingang van 1 maart 2020.
Artikel 5 heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2021.