Ministerieel besluit houdende het huishoudelijk reglement van de nederlandstalige examencommissie betreffende de organisatie van taalexamens bij het bestuurs-, onderwijzend en administratief personeel.

  • goedkeuringsdatum
    28 JUNI 1972
  • publicatiedatum
    B.S.07/11/1972
  • zie ook
  • datum laatste wijziging
    10/10/2000

COORDINATIE

M.B. 27-4-1982 - B.S. 29-6-1982

De Minister van Nationale Opvoeding,

De Minister van Nederlandse Cultuur,

Gelet op de wet van 30 juli 1963 houdende taalregeling in het onderwijs, inzonderheid op artikel 15;

Gelet op het koninklijk besluit van 25 november 1970 betreffende de organisatie van de taalexamens;

Gelet op het ministerieel besluit van 21 september 1971 betreffende de organisatie van de taalexamens en de vrijstellingen, gewijzigd bij ministerieel besluit van 6 december 1971;

Gelet op het ministerieel besluit van 16 december 1971 betreffende de benoeming van de leden van de Nederlandstalige examencommissie bevoegd inzake de beoordeling van de taalkennis van het personeel der onderwijsinrichtingen;

Gelet op het advies van de Syndicale Raad van Advies van 20 april 1972;

Gelet op de wet van 23 december 1946 houdende oprichting van een Raad van State, inzonderheid op artikel 2, lid 2;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid,

Besluiten :

HOOFDSTUK I. - Algemene werking van de examencommissie en onverenigbaarheden

Artikel 1.

De verschillende verrichtingen van de afdelingen van de examencommissie worden door de respectieve voorzitters onder de leden verdeeld. De voorzitters zorgen voor het regelmatig verloop van de verrichtingen, treffen alle nuttige maatregelen voor de organisatie van de examens en leiden de beraadslagingen.

Art. 2.

[Voor de commissie en voor de afdelingen worden secretarissen aangesteld.]

M.B. van 27-4-1982

Art. 3.

De secretaris maakt de processen-verbaal op en houdt alle andere geschriften bij die betrekking hebben op de algemene verrichtingen van de examencommissie. Per afdeling geschiedt zulks door de verantwoordelijke secretarissen overeenkomstig de indeling van artikel 2 hierboven.

Art. 4.

[De nederlandstalige examencommissie bestaat uit acht afdelingen :

1. de afdeling niveau lager onderwijs;

2. de afdeling niveau lager secundair onderwijs;

3. de afdeling niveau hoger secundair onderwijs;

4. de afdeling niveau hoger onderwijs 1e graad;

5. de afdeling niveau hoger onderwijs 2e graad;

6. de afdeling niveau hoger onderwijs 3e graad;

7. de afdeling grondige kennis verplichte tweede taal Nederlands in het lager onderwijs;

8. de afdeling grondige kennis verplichte tweede taal Frans in het lager onderwijs.]

M.B. van 27-4-1982

Art. 5.

De voorzitters roepen de leden en de kandidaten op en stellen de datum van de zitting vast.

Het secretariaat voert de beslissing uit. Het neemt de nodige maatregelen voor de goede gang van zaken. Een werkend lid zorgt zelf voor zijn vervanging maar verwittigt ook het secretariaat.

Art. 6.

De commissie of afdelingen kunnen slechts geldig beraadslagen en beslissen op voorwaarde dat :

1. de voorzitter (of zijn plaatsvervanger) aanwezig is;

2. de meerderheid der leden aanwezig is;

3. de leden die behoren tot de officiële onderwijsinrichtingen en tot de vrije onderwijsinrichtingen in gelijk aantal aanwezig zijn.

Art. 7.

De commissie of afdelingen beraadslagen en beslissen met gesloten deuren.

Ze beraadslagen over het geheel van het examen dat door iedere kandidaat werd afgelegd.

Ze kunnen beraadslagen over elke vraag die door de voorzitter of door een lid wordt gesteld.

Art. 8.

De beslissingen worden genomen bij meerderheid van stemmen van de aanwezige leden.

Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter beslissend.

Art. 9.

Geen enkel lid van de examencommissie mag ondervragen, de examens beoordelen of deelnemen aan de beraadslagingen, indien de kandidaat een echtgenoot is of een bloedverwant tot en met de vierde graad.

Art. 10.

Indien de bepalingen van artikel 26 van toepassing zijn op de voorzitter, wordt hij vervangen door zijn plaatsvervanger. Indien deze ook niet mag zetelen dient een andere voorzitter aangesteld.

Art. 11.

De volgorde van het examen wordt vastgesteld :

a) schriftelijk;

b) mondeling : conversatieproef; didactische proef (voor de klas).

HOOFDSTUK II. - Specifieke verrichtingen van de examencommissie

Art. 12.

Per afdeling worden de opgaven bepaald voor de schriftelijke en de conversatieproeven.

Minstens twee dagen voor de zitting, wordt de opgavenlijst door de secretaris van de examencommissie op het vereiste aantal exemplaren gedrukt.

Deze exemplaren worden onder verzegelde omslag bewaard. De titel van de te beluisteren tekst wordt op de dag zelf van het examen uit de opgaven getrokken.

Art. 13.

De duur van elk van de schriftelijke of mondelinge examengedeelten evenals het maximumaantal punten worden toegekend overeenkomstig de criteria vermeld in de artikelen 6, 8 en 10 van het ministerieel besluit van 21 september 1971.

Art. 14.

Na afloop van elke zitting en in afwachting van de beoordeling, worden de werken van de kandidaten door de secretaris van de examencommissie onder verzegelde omslag be-waard.

Art. 15.

Alvorens de examenwerken aan de commissieleden die met de beoordeling zijn belast, te overhandigen, vergewist de secretaris zich ervan dat die werken volkomen in orde zijn, inzonderheid in opzicht van de anonimiteit.

Art. 16.

De kandidaten die tijd te kort kwamen om een gedeelte in het net te schrijven kunnen naar hun kladschrift verwijzen. De examinatoren kunnen hiermee rekening houden, maar dan uitsluitend wat betreft het niet overgeschreven gedeelte.

Art. 17.

Zijn geslaagd voor een van de bovenvermelde examens de kandidaten, die voor elk gedeelte van de proef ten minste 50 pct. van de punten behalen, die bij de beoordeling van de taalbeheersing 50 pct. van de punten behalen en die bovendien over het geheel van het examen 60 pct. van de punten behalen. De taalbeheersing wordt afzonderlijk gekwoteerd op de globaliteit van alle examengedeelten. Deliberatie over gezakte kandidaten blijft mogelijk. Een niet geslaagde kandidaat kan zich steeds bij een volgende zitting aanbieden.

Art. 18.

Het onderwerp van de les dat door de examencommissie wordt opgelegd zal minstens 48 uur voor de proef aan de kandidaten worden medegedeeld.

Per afdeling worden de beoordelingscijfers voor de didactische proef per halve dag vastgelegd.

Art. 19.

Voor de mondelinge examens worden de kandidaten opgeroepen in de volgorde bepaald door de voorzitter van de afdeling van de examencommissie die, zo nodig, het lot laat beslissen.

De aldus vastgestelde volgorde mag ingevolge een overeenkomst tussen de kandidaten worden gewijzigd, mits de voorzitter toestemt.

Art. 20.

De examinatoren tekenen hun beoordelingscijfer aan naast het volgnummer van het beoordeelde werk, op een lijst die hun daartoe wordt ter hand gesteld. Zij mogen hun beoordelingslijsten aan elkander niet mededelen.

Art. 21.

Zodra alle examenwerken definitief beoordeeld zijn, worden de uitslagen op de examenschriften overgebracht. De aan die examenschriften gehechte omslagen worden dan opengemaakt en aantekening wordt genomen van de naam der kandidaten waarop de beoordelingscijfers betrekking hebben.

Art. 22.

De beoordelingslijsten worden door de examinatoren ondertekend. Zij worden overgemaakt aan de voorzitter, die oordeelt of deliberatie nodig is. In dit geval treedt hij zelf op als corrector.

Wanneer de voorzitter van de afdeling in het bezit is van de definitieve beoordelingscijfers, laat hij het proces-verbaal van het gehele examen opmaken.

In dat proces-verbaal worden de geslaagde en de niet-geslaagde kandidaten, in afzonderlijke groepen, alfabetisch gerangschikt.

HOOFDSTUK III. - Tucht op de zittingen

Art. 23.

De kandidaten die zich op de zitting van een schriftelijk examen aanbieden, worden per tafel ingedeeld.

Art. 24.

Op elke reeks tafels wordt toezicht gehouden door een personeelslid dat daartoe door de Administratie van het Departement van Nationale Opvoeding en Nederlandse Cultuur is aangesteld.

De toezichters handhaven de orde en de stilte in hun afdeling; zij beijveren zich om de pogingen tot bedrog op te sporen en te beletten. Zij vermijden elk gesprek, hetzij met andere toezichters, hetzij met de kandidaten. Het is hun verboden zich langdurig bij een van de kandidaten op te houden.

De toezichters hebben er in het bijzonder voor te zorgen dat, wanneer de kandidaten hun werk hebben geëindigd, al de hun overhandigde bescheiden verzameld en aan de secretaris van de afdeling der examencommissie bezorgd worden.

Art. 25.

Elke kandidaat vindt op zijn plaats een examenschrift waaraan een omslag met losse vouwen is gehecht. In de omslag schrijft hij zeer leesbaar zijn naam, voornamen en adres; daaronder plaatst hij zijn handtekening. De toezichter vergelijkt de vermeldingen en de handtekening met die welke voorkomen op de identiteitskaart van de kandidaat. De omslag wordt in bijzijn van de toezichter gesloten en voorzien van de stempel van het Ministerie van Nationale Opvoeding en Nederlandse Cultuur.

Art. 26.

De kandidaten mogen slechts gebruik maken van het papier dat door het Ministerie van Nationale Opvoeding en Nederlandse Cultuur wordt geleverd. Kandidaten die aantekeningen of boeken bij zich hebben, moeten ze neerleggen op de door de secretaris van de afdeling van de examencommissie daartoe aangewezen plaats.

Art. 27.

De toezichters mogen geen ophelderingen aan de kandidaten verstrekken. Dezen moeten zich met hun vragen om inlichtingen tot de secretaris van de afdeling van de examencommissie wenden.

Art. 28.

Elke kandidaat die de orde stoort, hetzij door woorden, hetzij op elke andere wijze, elke kandidaat die betrapt wordt op bedrog of poging tot bedrog, wordt onmiddellijk uit de examenzaal verwijderd.

Art. 29.

De kandidaten mogen de examenzaal slechts één uur na de opening van de zitting verlaten. Van dat ogenblik af mag geen kandidaat nog in de examenzaal toegelaten worden en aan het examen deelnemen.

Art. 30.

Toezicht wordt gehouden op de kandidaten die de zaal verlaten. Geen kandidaat mag de zaal verlaten vooraleer zijn examenschrift, alsmede zijn kladschrift en alle bijkomende stukken die hij ontvangen had, aan de secretaris van de afdeling van de examencommissie te hebben overhandigd. Die bescheiden worden op staande voet vluchtig nagezien.

HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen

Art. 31.

Alle niet in dit huishoudelijk reglement voorziene gevallen dienen in een algemene vergadering van de examencommissie behandeld, alvorens zij in het huishoudelijk reglement worden ingeschreven.

Art. 32.

Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.