OPGEHEVEN : Koninklijk besluit houdende algemene regeling
van de studiën in het secundair technisch onderwijs.
goedkeuringsdatum
01 JULI 1957
publicatiedatum
B.S.02/08/1957
datum laatste wijziging
31/08/2007
COORDINATIE
K.B. 30-1-1958 - B.S. 7-3-1958
K.B.
16-9-1958 - B.S. 6-11-1958
K.B. 20-12-1965 - B.S.
3-3-1966
K.B. 14-3-1966 - B.S.
12-5-1966
K.B. 19-1-1967 - B.S.
15-3-1967
K.B. 29-5-1967 - B.S.
7-7-1967
K.B. 20-8-1968 - B.S.
14-1-1969
K.B. 30-7-1969 - B.S.
14-11-1969
K.B. 11-2-1970 - B.S.
16-5-1970
K.B. 1-6-1970 - B.S.
3-10-1970
K.B. 20-7-1970 - B.S.
1-10-1970
K.B. 24-7-1970 - B.S.
22-10-1970
K.B. 30-3-1971 - B.S.
8-9-1971
K.B. 19-1-1972 - B.S.
26-2-1972
K.B. 31-7-1975 - B.S.
6-9-1975
K.B. 30-7-1976 - B.S. 27-8-1976
K.B.
28-6-1978 - B.S. 29-8-1978
K.B. 26-10-1987 - B.S.
8-12-1987
B.Vl.R. 30-5-1996 - B.S.
21-8-1996
Decr. 2-3-1999 - B.S.
21-8-1999
opgeheven door Decr. 15-6-2007 - B.S.
31-8-2007
BOUDEWIJN, Koning der Belgen,
Aan allen, tegenwoordigen en toekomenden, Heil.
Gelet op de wet van 29 juli 1953 tot regeling van het technisch
onderwijs, namelijk op de artikelen 5, 7, 8, 10, 17 en 19;
Gelet op de wet van 27 juli 1955 houdende regelen inzake
inrichting van het onderwijs van de Staat, de provincies en de gemeenten, en
inzake subsidiëring door de Staat van inrichtingen voor middelbaar,
normaal- en technisch onderwijs, namelijk op de artikelen 2, § 3, 3, 9,
13, § 1, en 44;
Gelet op het advies van de
Hoge Raad voor het technisch onderwijs;
Gelet op
het advies van de Raad van State;
Op de
voordracht van Onze Minister van Openbaar Onderwijs,
Hebben Wij besloten en
besluiten Wij :
Artikel 1.
In de door de Staat, de
provincies en de gemeenten tot stand gebrachte of van Staatswege gesubsidieerde
afdelingen van de secundaire technische scholen en leergangen, van de
beroepsscholen en beroepsleergangen en van de speciale scholen en leergangen
worden de studiën geregeld zoals bepaald in dit besluit, [behoudends
schikkingen die door Onze Minister van Nationale Opvoeding kunnen genomen
worden voor de experimentele afdelingen.]
K.B.
van 20-7-1970
HOOFDSTUK I. - Aard en duur der
studiën
Art. 2.
Onderwijs volgens volledig
leerplan is het onderwijs dat gedurende veertig weken per jaar, naar rata van
ten minste achtentwintig lestijden van vijftig minuten per week, aan de
regelmatige leerlingen wordt verstrekt.
De
Minister van Openbaar Onderwijs bepaalt het hoogste aantal wettelijke
feestdagen en gelegenheidsverlofdagen die in deze weken mogen begrepen worden.
(voetnoot 1)
Art. 3.
[§ 1. De
studiën in de afdelingen van de technische en de beroepsschool omvatten
principieel vier leerjaren en, desgevallend één specialisatie- of
vervolmakingsjaar in de lagere secundaire cyclus en drie leerjaren en,
desgevallend, één specialisatiejaar of vervolmakingsjaar in de
hogere secundaire cyclus.
(voetnoot 1)
§ 2. Parallel
met het eerste jaar van de lagere secun-daire technische school en met het
eerste jaar van de lagere secundaire beroepsschool kan een aanpassingsjaar
opgericht worden.
§ 3. Het
onderwijs voor sociale promotie wordt ingedeeld in een lange en een korte
opleiding. In de afdelingen van de technische leergangen en de
beroepsleergangen omvatten de studiën principieel twee of drie jaar
eventueel aangevuld met een vervolmakings- of specialisatiejaar voor de lange
opleiding. De korte opleiding omvat ten hoogste één
leerjaar.]
K.B.
van 19-1-1972
HOOFDSTUK II. - Inrichting der
studiën
Afdeling A. - Algemene bepalingen
Art. 4.
Iedere inrichting
ontwerpt, op het advies van haar bestuurscommissie en onder inachtneming van
het bepaalde in dit besluit en van de andere regelen die Wij mochten stellen,
de regeling van de studiën in elk van haar afdelingen.
De ontwerpregeling wordt aan de Minister van Openbaar Onderwijs
ter goedkeuring voorgelegd.
(voetnoot 1)
Art. 5.
Het aantal lestijden dat
iedere leerling wekelijks mag volgen mag niet hoger zijn dan zesendertig in het
1e jaar (normale leeftijd 12 jaar) en veertig in de volgende jaren.
(voetnoot 2)
[Men verstaat onder
regelmatige leerling de leerling die, beantwoordend aan de
toelatingsvoorwaarden, ingeschreven is voor het geheel der lessen van een
bepaalde afdeling, en die werkelijk en nauwgezet de lessen en oefeningen
bijwoont met het doel, als daartoe aanleiding is, op het einde van het
schooljaar de rechtsgevolgen, verbonden aan het slagen in de proeven, te
verkrijgen.
(voetnoot 1)
De
regelmatige leerling van een school met volledig leerplan zal evenwel ook als
regelmatige leerling beschouwd worden van een afdeling van technische of
beroepscursussen met beperkte uurrooster, indien hij in deze afdeling werkelijk
een onderwijs volgt dat (maximum) 6 of 8 wekelijkse perioden beslaat naargelang
deze perioden enkel algemene en technische vakken bevatten of dat zij
beroepspraktijk behelzen.]
K.B.
van 20-8-1968
Art. 6.
In elk van de eerste drie
jaren van de technische scholen, beroepsscholen en speciale scholen, normaal
bestemd voor leerlingen van 12 tot 15 jaar, worden op de wekelijkse lesrooster
tenminste twintig lestijden gewijd aan het onderricht van algemeen vormende
vakken.
Dit onderricht loopt ieder jaar over de
volgende vakken : godsdienst of zedenleer en burgerzin, moedertaal,
geschiedenis, aardrijkskunde, wiskunde, wetenschappen, lichamelijke opvoeding
en plastische en grafische opvoeding.
(voetnoot 1)
Afdeling 2. - Bijzondere bepalingen voor de
technische school
Art. 7.
In elk der eerste drie
jaren van de technische school, normaal bestemd voor leerlingen van 12 tot 15
jaar, worden op de wekelijkse lesrooster tenminste twintig en ten hoogste
achtentwintig lestijden gewijd aan het onderricht van theoretische vakken.
(voetnoot 1)
Art. 8.
In elk der eerste drie
jaren van de hogere secundaire technische school worden op de wekelijkse
lesrooster tenminste vijftien lestijden gewijd aan het onderricht van de
volgende algemeen vormende vakken : godsdienst of zedenleer en burgerzin,
moedertaal, tweede landstaal, geschiedenis, aardrijkskunde, wiskunde,
wetenschappen en lichamelijke opvoeding.
In elk
van deze jaren worden op de wekelijkse lesrooster tenminste achttien en ten
hoogste dertig lestijden gewijd aan het onderricht van theoretische vakken.
(voetnoot 1)
HOOFDSTUK III. - Eisen van toelating en overgang der
leerlingen
Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 9.
In de gevallen waar dit
besluit een toelatings- of een heroriëntatieëxamen eist, wordt dit
examen afgelegd ten overstaan van een examencommissie, samengesteld uit leden
van het onderwijzend personeel van de school waar de examinandus zich wenst in
te schrijven.
Deze toelatings- of
heroriëntatieëxamens worden door de Minister van Openbaar Onderwijs
geregeld.
(voetnoot 2)
Art. 10.
Het examen voor toelating
tot het eerste jaar van de lagere secundaire cyclus loopt over de leerstof
moedertaal en rekenen van het 6e jaar van het lager onderwijs.
Voor de andere leerjaren van de secundaire cyclus loopt het over
de vakken van het onmiddellijk lagere jaar dat er de plano toegang verleent,
met uitsluiting van lichamelijke opvoeding, muzikale opvoeding en plastische
opvoeding, indien deze vakken niet als essentieel worden beschouwd door de
Minister van Openbaar Onderwijs.
[Voor het
toelatingsexamen is geslaagd hij die voor elk vak ten minste 50 t.h. van de
punten behaalt.
In het onderwijs met beperkt
leerplan wordt evenwel het toelatingsexamen beperk tot de kennis die
onontbeerlijk is voor de voortzetting der studiën.]
(voetnoot 2)
K.B.
van 14-3-1966
Art. 11.
Het
heroriëntatieëxamen loopt over de vakken welke de kandidaat in de
loop van zijn vroegere studiën niet heeft gestudeerd, dan wel heeft
gestudeerd volgens een leerplan dat niet ten minste gelijkwaardig is aan dat
van de afdeling waar hij zich wenst in te schrijven.
De beoordeling van de kandidaat slaat zowel op zijn aanleg om de
lessen te volgen als op zijn kennis.
Voor het
heroriëntatieëxamen is geslaagd hij die voor elk vak ten minste 50
t.h. van de punten behaalt.
(voetnoot 2)
Art. 12.
Tot de overgangsexamens
wordt alleen toegelaten de leerling die, behoudens door de Minister van
Openbaar Onderwijs verleende afwijking, de lessen regelmatig heeft bijgewoond
in de inrichting waar hij het examen wenst af te leggen.
(voetnoot 1)
[Beëindigt met vrucht een leerjaar de leerling die voor elk
vak ten minste de helft van het algemeen totaal der punten heeft behaalt.]
K.B.
van 1-6-1970
Behoudens de voor iedere afdeling geldende bijzondere bepalingen,
die de Minister van Openbaar Onderwijs betreffende de praktische vakken kan
vaststellen, kan de leerling die in totaal de helft der punten behaalt, maar
wiens noteringen in bepaalde vakken ontoereikend zijn, een examen over ieder
dezer vakken afleggen bij het begin van het volgend schooljaar. Voor elk
voorgedragen vak wordt een minimum van 50 t.h. van de punten vereist.
(voetnoot 2)
Art. 13.
De Minister van Openbaar
Onderwijs kan vrijstelling verlenen aan de toelatingsvoorwaarden, van de
inachtneming van de voorschriften betreffende de duur der studiën en van
de ondervraging over de leervakken van het programma, aan de kandidaat die het
bewijs levert, in België of in de vreemde, geslaagd te zijn in
gelijkwaardige examens.
De vrijstelling mag niet
tot gevolg hebben dat betrokkene zijn diploma vroeger kan verkrijgen dan
wanneer zijn studiën een normaal verloop hadden gekend.
(voetnoot 2)
Afdeling 2. - Bijzondere bepalingen voor de
technische school
Art. 14.
[In het eerste jaar van de
lagere secundaire technische school kan als regelmatig leerling toegelaten
worden hij die met vrucht het zesde jaar lager onderwijs in een door de Staat
opgerichte, gesubsidieerde of erkende lagere school heeft beëindigd, of
die houder is van het getuigschrift van lagere studiën.]
(voetnoot 2)
K.B.
van 19-1-1972
[Art. 14bis.
In het aanpassingsjaar
kan als regelmatig leerling toegelaten worden :
1° hij die met vrucht het zesde leerjaar lager onderwijs in
een door de Staat opgerichte, gesubsidieerde of erkende lagere school heeft
beëindigd of die houder is van het getuigschrift van lagere studiën,
en die, naar het advies van het P.M.S.-centrum, niet op nuttige wijze het
onderwijs zal kunnen volgen van het eerste jaar van een lagere secundaire
technische school;
2° hij die uiterlijk op 31
december van het lopende jaar de leeftijd van 13 jaar bereikt en die het lager
onderwijs niet met vrucht heeft beëindigd.]
(voetnoot 2)
K.B.
van 19-1-1972
Art. 15.
In het tweede jaar van de
lagere secundaire tech-nische school kan als regelmatig leerling toegelaten
worden :
1° hij die met vrucht het eerste
leerjaar van een zelfde afdeling van de lagere secundaire technische of
beroepsschool heeft beëindigd;
2° op
proef gedurende een kwartaal, hij die met vrucht het eerste leerjaar van een
andere afdeling van een lagere secundaire technische of beroepsschool dan wel
het eerste jaar van een middelbaar-onderwijsinrichting heeft beëindigd;
3° hij die uiterlijk op 31 december van het
lopende jaar de leeftijd van 13 jaar bereikt en voor een toelatingsexamen
slaagt.
(voetnoot 2)
Art. 16.
In het derde jaar van de
lagere secundaire tech-nische school kan als regelmatig leerling toegelaten
worden :
1° hij die met vrucht het tweede
jaar van een zelfde afdeling van een lagere secundaire technische school heeft
beëindigd;
2° hij die met vrucht het
tweede jaar van een andere afdeling van een lagere secundaire technische school
dan wel het tweede jaar van een middelbaar-onderwijsinrichting heeft
beëindigd en, uiterlijk drie maanden na de hervatting der lessen, voor een
heroriëntatiexamen slaagt;
3° hij die
uiterlijk op 31 december van het lopende jaar de leeftijd van 14 jaar bereikt
en voor een toelatingsexamen slaagt.
(voetnoot 2)
Art. 17.
In het vierde jaar of in
het specialisatie- of volmakingsjaar van de lagere secundaire technische school
kan als regelmatig leerling toegelaten worden, hij die met vrucht
onderscheidenlijk het derde of het vierde jaar van een zelfde afdeling van een
lagere secundaire technische school heeft beëindigd.
(voetnoot 2)
Art. 18.
In het eerste jaar van de
hogere secundaire tech-nische school kan als regelmatig leerling worden
toegelaten:
1° hij die met vrucht het derde
jaar van een andere afdeling van een lagere secundaire technische school heeft
beëindigd;
2° hij die met vrucht het
derde jaar van een andere afdeling van een lagere secundaire technische school
dan wel het derde jaar van een middelbaar-onderwijsinrichting heeft
beëindigd en, uiterlijk drie maanden na de hervatting der lessen, voor een
heroriëntatieëxamen slaagt;
3° hij
die uiterlijk op 31 december van het lopende jaar de leeftijd van 15 jaar
bereikt en voor een toelatingsexamen slaagt.
(voetnoot 2)
Art. 19.
[a) In het tweede jaar
van de hogere secundaire technische school kan als regelmatige leerling
toegelaten worden :
1° de kandidaat die met
vrucht het eerste jaar van een zelfde afdeling van een hogere secundaire
technische school heeft beëindigd;
2° de
kandidaat die met vrucht het eerste jaar van een andere afdeling van een hogere
secundaire technische school heeft beëindigd en uiterlijk drie maanden na
de hervatting der lessen voor en heroriëntatieëxamen slaagt.
b) In het derde jaar, in het specialisatie- of
vervolmakingsjaar van de hogere secundaire technische school, kan als
regelmatig leerling toegelaten worden, de kandidaat die met vrucht, het tweede,
respectievelijk derde jaar van een zelfde afdeling van een hogere secundaire
technische school heeft beëindigd.]
(voetnoot 2)
K.B.
van 20-12-1965
Afdeling 3. - Bijzondere bepalingen voor de
beroepsschool
Art. 20.
[In het eerste jaar van
de lagere secundaire beroepsschool kan als regelmatig leerling toegelaten
worden hij die met vrucht het zesde jaar lager onderwijs in een door de Staat
opgerichte, gesubsidieerde of erkende lagere school heeft beëindigd, of
die houder is van het getuigschrift van lagere studiën.]
(voetnoot 2)
K.B.
van 19-1-1972
Art. 21.
[In het tweede jaar van
de lagere secundaire be-roepsschool kan als regelmatig leerling toegelaten
worden :
1° hij die met vrucht het eerste
jaar lager secundair onderwijs heeft beëindigd;
2° hij die uiterlijk op 31 december van het lopende jaar de
leeftijd van 13 jaar bereikt en die met vrucht het zesde jaar lager onderwijs
in een door de Staat opgerichte, gesubsidieerde of erkende lagere school heeft
beëindigd, of die houder is van het getuigschrift van lagere studiën,
en voor wie, op uitdrukkelijk advies van het P.M.S.-centrum, de ouders tot de
opneming beslissen.]
K.B.
van 19-1-1972
Art. 22.
In het derde jaar van de
lagere secundaire beroeps-school kan als regelmatig leerling toegelaten worden
:
[1° hij die 50% van het algemeen totaal der
punten heeft behaald in het tweede jaar van een zelfde afdeling van een lagere
secundaire technische of beroepsschool;]
[2°
hij die 50% van het algemeen totaal der punten heeft behaald in het tweede jaar
van een andere afdeling van een lagere secundaire technische of beroepsschool
of in het tweede jaar van een middelbaar-onderwijsinrichting en, uiterlijk drie
maanden na de hervatting van de lessen voor een heroriëntatieëxamen
slaagt;]
K.B.
van 1-6-1970
3° hij die uiterlijk op 31 december van het lopende jaar de
leeftijd van [15 jaar] bereikt en slaagt voor een toelatingsexamen.
(voetnoot 2)
K.B.
van 19-1-1972
Art. 23.
[In het vierde jaar of in
het specialisatie- of volmakingsjaar van de lagere secundaire beroepsschool kan
als regelmatig leerling toegelaten worden, hij die 50% van het algemeen totaal
der punten heeft behaald in het derde, respectievelijk het vierde jaar van een
zelfde afdeling van een lagere secundaire technische of beroepsschool.]
(voetnoot 2)
K.B.
van 1-6-1970
Art. 24.
In het eerste jaar van de
hogere secundaire beroepsschool kan als regelmatig leerling toegelaten worden:
1° hij die met vrucht het derde jaar van een
zelfde afdeling van een lagere secundaire technische of beroepsschool heeft
beëindigd;
2° hij die met vrucht het
derde jaar van een andere afdeling van een lagere secundaire technische of
beroepsschool dan wel het derde jaar van een middelbaar-onderwijsinrichting
heeft beëindigd, en uiterlijk drie maanden na de hervatting der lessen,
voor een heroriëntatieëxamen slaagt;
3° hij die uiterlijk op 31 december van het lopende jaar de
leeftijd van 15 jaar bereikt en voor een toelatingsexamen slaagt.
(voetnoot 2)
Art. 25.
In het tweede, het derde
of het specialisatie- of volmakingsjaar van de hogere secundaire beroepsschool
kan als regelmatig leerling toegelaten worden hij die met vrucht
onderscheidelijk het eerste, het tweede of het derde jaar van een zelfde
afdeling van een hogere secundaire technische of beroepsschool heeft
beëindigd.
(voetnoot 2)
Art. 26.
De eisen van toelating tot
de aanvullende secundaire beroepsschool worden door Ons bepaald.
Afdeling 4. - Bijzondere bepalingen voor de
speciale school
Art. 27.
[...]
(impl. opgeh. K.B. 28-6-1978; Art. 10)
Afdeling 5. - Bijzondere bepalingen voor de
leergangen
Art. 28.
[Niemand kan als
regelmatig leerling in de leergangen van het onderwijs voor sociale promotie
worden toegelaten zolang hij onderworpen is aan de voltijdse leerplicht tenzij
in de opleidingen waarvoor de Minister van Onderwijs afwijkingen toestaat.]
K.B.
van 26-10-1987
Art. 29.
In het eerste jaar van de
lagere secundaire technische leergangen kan als regelmatig leerling toegelaten
worden hij die aan de in artikel 28 gestelde leeftijdsvereiste voldoet en
bovendien met vrucht het zesde jaar lager onderwijs in een door de Staat
opgerichte school dan wel in een gemeentelijke, een aangenomen of een
aanneembare lagere school heeft beëindigd, of houder is van het
getuigschrift van lagere studiën of voor een toelatingsexamen slaagt.
Art. 30.
In het eerste jaar van de
hogere secundaire technische leergangen kan als regelmatig leerling toegelaten
worden :
[a) de kandidaat die met vrucht het
derde jaar van een lagere secundaire technische school of leergang of het derde
jaar van een middelbaar-onderwijsinrichting heeft beëindigd;
b) de kandidaat die uiterlijk op 31 december van
het lopende jaar de leeftijd van 15 jaar bereikt en die voor een
toelatingsexamen slaagt.]
K.B.
van 14-3-1966
Art. 31.
Iedere inrichting bepaalt
de eisen van toelating tot de beroeps- en de speciale leergangen.
HOOFDSTUK IV. - Sanctie der
studiën
Afdeling 1. - Eindexamen
Art. 32.
Het eindexamen wordt
afgelegd ten overstaan van een examencommissie waarvan de leden worden benoemd
door de schooloverheid, dit is door de overheid of de persoon die de inrichting
heeft opgericht of die de verantwoordelijkheid ervan heeft overgenomen.
Er is maar één zittijd, waarvan de
Minister van Openbaar Onderwijs, voor elke afdeling, de duur bepaalt.
(voetnoot 1)
Art. 33.
[De commissie moet, voor
ten hoogste twee derden, bestaan uit leraars van de inrichting en, voor het
andere gedeelte, uit niet tot deze laatste behorende leden.
De leden van de examencommissie worden gekozen uit personen die
bevoegd zijn voor de vakken waarover het examen gaat.]
K.B.
van 30-3-1971
Het voorzitterschap van de examencommissie wordt waargenomen door
de voorzitter of, bij diens ontstentenis, door een lid van de
bestuurscommissie.
De directeur neemt met
raadgevende stem aan de werkzaamheden van de examencommissie deel.
Hij tekent de processen-verbaal.
Leraren die de vakken waarover ondervraagd wordt, onderwezen
hebben en leden van de bestuurscommissie kunnen, indien zij niet tot de
examencommissie behoren, aan de werkzaamheden met raadgevende stem deelnemen.
(voetnoot 1)
Art. 34.
[Tot het eindexamen wordt
alleen toegelaten de leerling die, behoudens door de Minister van Nationale
Opvoeding verleende afwijking, de lessen van het jaar regelmatig heeft
bijgewoond in de inrichting waar hij het examen wenst af te leggen en aan de
door het leerplan opgelegde verplichtingen heeft voldaan.]
(voetnoot 1)
Art. 35.
[Beëindigt met vrucht
zijn studiën, de leerling die voor de schriftelijke, mondelinge en
praktische proeven van het eindexamen 50 pct. der punten behaalt, voor elk vak.
De leerling die voor het eindexamen in totaal de
helft van de punten behaalt maar wiens beoordelingscijfers in bepaalde vakken
ontoereikend zijn, kan evenwel, behalve voor de praktische vakken, een examen
over ieder dezer vakken afleggen bij het begin van het volgend schooljaar. Voor
elk voorgedragen vak wordt een minimum van 50 pct. vereist.
[[Wat evenwel de lagere en hogere secundaire beroepsafdelingen
betreft, beëindigt met vrucht zijn studiën de leerling die voor de
schriftelijke, de mondelinge en de praktische proeven van het eindexamen :
- 50 pct. der punten toegekend voor het geheel
der praktische vakken behaalt.
- 50 pct. der
punten toegekend voor het geheel der andere vakken behaalt.]] ]
(1)
K.B. 19-1-1967; [[ ]]
K.B.
van 11-2-1970
Afdeling 2. - Getuigschriften, diploma's, brevetten
en attesten
Art. 36.
Aan leerlingen die met
vrucht de studiën van een afdeling dan wel een specialisatie- of
volmakingsjaar beëindigen, wordt een getuigschrift afgegeven.
(voetnoot 1)
Art. 37.
Aan leerlingen der
technische scholen en leergangen die de studiën van een afdeling dan wel
van een specialisatie- of volmakingsjaar met ten minste 60 t.h. van het
algemeen totaal der punten met vrucht beëindigen, wordt een diploma
afgegeven. Aan leerlingen van de beroepsscholen en -leergangen die deze uitslag
behalen wordt een brevet afgegeven.
[...]
K.B.
van 31-7-1975
[In het onderwijs [[voor sociale promotie]] wordt een diploma, een
brevet of een getuigschrift van een afdeling eveneens uitgereikt aan de
leerlingen die in het bezit zijn van een geheel van attesten, waaruit blijkt
dat ze alle vakken voorkomend op het programma van deze afdeling, met vrucht
gevolgd hebben.
Bij het geheel van de attesten
kunnen die worden gevoegd waaruit blijkt dat zij met vrucht de vakken van het
zelfde niveau hebben gevolgd zowel in het onderwijs met volledig leerplan als
in het onderwijs [[voor sociale promotie.]] ]
(voetnoot 1)
K.B. 30-7-1969; [[ ]] K.B.
van 19-1-1972
Art. 38.
Iedere leerling die de
inrichting verlaat zonder op een eindgetuigschrift een brevet of een diploma
aanspraak te hebben, heeft recht op een door de directeur getekend attest met
vermelding van de jaren welke hij met vrucht heeft beëindigd.
[Een attest kan eveneens uitgereikt worden voor
elk van de vakken die voorkomen op het programma en met vrucht werden gevolgd.]
(voetnoot 1)
K.B.
van 30-7-1969
Afdeling 3. - Vorm en inhoud
Art. 39.
[De eindgetuigschriften,
de brevetten, de diploma's of de attesten worden opgemaakt overeenkomstig de
modellen, vastgesteld door de Minister van Nationale Opvoeding.]
K.B.
van 30-7-1969
[Brevetten en niet gehomologeerde diploma's van de hogere
secundaire cyclus moeten aan de Minister van Nationale Opvoeding ter
goedkeuring worden voorgelegd alvorens aan de titularissen te worden
overhandigd.]
(voetnoot 1)
K.B.
van 29-5-1967
Art. 40.
Brevetten en diploma's
dragen één der volgende vermeldingen : voldoening,
onderscheiding, grote onderscheiding of grootste onderscheiding naargelang ten
minste onderscheidenlijk 60, 70, 80 of 90 t.h. van het algemeen totaal
bedragen. In dit totaal komen de werken van het jaar, de examens van het jaar
en het eindexamen elk voor een derde der punten tussen.
(voetnoot 1)
Art. 41.
Na afloop der
studiën van het secundair technisch onderwijs kunnen slechts beroepsgraden
of beroepstitels worden verleend aan de leerlingen die ten minste 60 t.h. van
het algemeen totaal der punten hebben behaald.
(voetnoot 1)
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art. 42.
Niemand mag zich gedurende
dezelfde zittijd tweemaal voor een examen aanmelden.
(voetnoot 1)
Art. 43.
Niemand mag als lid van een
examencommissie zitting nemen voor het examen van een bloed- of aanverwant tot
en met de 4e graad.
Dit verbod geldt voor leden
van een geestelijke gemeenschap ten aanzien van de leden van dezelfde
gemeenschap.
(voetnoot 1)
Art. 44.
De datum van al de examens
wordt vastgesteld door de schooloverheid, op advies van de bestuurscommissie en
van de directeur. Hij wordt uiterlijk vijftien dagen vóór het
begin der examens aan de Rijksinspectie medegedeeld samen met de samenstelling
van de examencommissies.
(voetnoot 1)
Art. 45.
In iedere inrichting worden
van al de examens de schriftelijke proefwerken gedurende vier jaar en de
processen-verbaal gedurende tien jaar ter beschikking gehouden van de
Rijksinspectie.
(voetnoot 1)
Art. 46.
De Minister van Openbaar
Onderwijs kan, wanneer het gaat om beslissingen in individuele gevallen, de hem
bij dit besluit verleende bevoegdheid overdragen.
(voetnoot 1)
Art. 47.
Dit besluit treedt 1
september 1957 in werking, behalve de artikelen 5, 6, 7 en 8, die van kracht
worden op 1 september 1958.
[Het bepaalde in
hoofdstuk III, alsmede het 2e en 3e lid van artikel 37, zijn niet van
toepassing op leerlingen, die op grond van de vroegere regeling, ten laatste op
[[30 september 1959]] regelmatig in het secundair technisch onderwijs
ingeschreven waren en er hun studiën ononderbroken voortzetten.]
K.B. 30-1-1958; [[ ]] K.B.
van 16-9-1958
Art. 48.
Onze Minister van Openbaar
Onderwijs is belast met de uitvoering van dit besluit.
- (3):
Houdt op van toepassing te zijn op
het voltijds secundair onderwijs (B.Vl.R. 30-5-1996; Art. 49,
1°)
- (1):
- opgeheven bij K.B.
31-7-1975; Art. 58 § 1, a, voor zover het betrekking heeft op het
secundair onderwijs met volledig leerplan, met uitzondering van het
buitengewoon onderwijs en het aanvullend secundair beroepsonderwijs.
- impl. opgeh. bij K.B. 28-6-1978, wat betreft
het buitengewoon onderwijs.
- (1):
- opgeheven bij K.B.
31-7-1975; Art. 58 § 1, a, voor zover het betrekking heeft op het
secundair onderwijs met volledig leerplan, met uitzondering van het
buitengewoon onderwijs en het aanvullend secundair beroepsonderwijs.
- impl. opgeh. bij K.B. 28-6-1978, wat betreft
het buitengewoon onderwijs.
- (1):
- opgeheven bij K.B.
31-7-1975; Art. 58 § 1, a, voor zover het betrekking heeft op het
secundair onderwijs met volledig leerplan, met uitzondering van het
buitengewoon onderwijs en het aanvullend secundair beroepsonderwijs.
- impl. opgeh. bij K.B. 28-6-1978, wat betreft
het buitengewoon onderwijs.
- (2):
- opgeh. bij K.B.
30-7-1976; Art. 59, a voor zover het betrekking heeft op het secundair
onderwijs met volledig leerplan met uitzondering van het buitengewoon en het
aanvullend secundair beroepsonderwijs; - impl. opgeh. bij K.B.
28-6-1978, voor wat betreft het buitengewoon
onderwijs.
- (1):
- opgeheven bij K.B.
31-7-1975; Art. 58 § 1, a, voor zover het betrekking heeft op het
secundair onderwijs met volledig leerplan, met uitzondering van het
buitengewoon onderwijs en het aanvullend secundair beroepsonderwijs.
- impl. opgeh. bij K.B. 28-6-1978, wat betreft
het buitengewoon onderwijs.
- (1):
- opgeheven bij K.B.
31-7-1975; Art. 58 § 1, a, voor zover het betrekking heeft op het
secundair onderwijs met volledig leerplan, met uitzondering van het
buitengewoon onderwijs en het aanvullend secundair beroepsonderwijs.
- impl. opgeh. bij K.B. 28-6-1978, wat betreft
het buitengewoon onderwijs.
- (1):
- opgeheven bij K.B.
31-7-1975; Art. 58 § 1, a, voor zover het betrekking heeft op het
secundair onderwijs met volledig leerplan, met uitzondering van het
buitengewoon onderwijs en het aanvullend secundair beroepsonderwijs.
- impl. opgeh. bij K.B. 28-6-1978, wat betreft
het buitengewoon onderwijs.
- (1):
- opgeheven bij K.B.
31-7-1975; Art. 58 § 1, a, voor zover het betrekking heeft op het
secundair onderwijs met volledig leerplan, met uitzondering van het
buitengewoon onderwijs en het aanvullend secundair beroepsonderwijs.
- impl. opgeh. bij K.B. 28-6-1978, wat betreft
het buitengewoon onderwijs.
- (2):
- opgeh. bij K.B.
30-7-1976; Art. 59, a voor zover het betrekking heeft op het secundair
onderwijs met volledig leerplan met uitzondering van het buitengewoon en het
aanvullend secundair beroepsonderwijs;- impl. opgeh. bij K.B.
28-6-1978, voor wat betreft het buitengewoon
onderwijs.
- (2):
- opgeh. bij K.B.
30-7-1976; Art. 59, a voor zover het betrekking heeft op het secundair
onderwijs met volledig leerplan met uitzondering van het buitengewoon en het
aanvullend secundair beroepsonderwijs; - impl. opgeh. bij K.B.
28-6-1978, voor wat betreft het buitengewoon
onderwijs.
- (2):
- opgeh. bij K.B.
30-7-1976; Art. 59, a voor zover het betrekking heeft op het secundair
onderwijs met volledig leerplan met uitzondering van het buitengewoon en het
aanvullend secundair beroepsonderwijs; - impl. opgeh. bij K.B.
28-6-1978, voor wat betreft het buitengewoon
onderwijs.
- (1):
- opgeheven bij K.B.
31-7-1975; Art. 58 § 1, a, voor zover het betrekking heeft op het
secundair onderwijs met volledig leerplan, met uitzondering van het
buitengewoon onderwijs en het aanvullend secundair beroepsonderwijs.
- impl. opgeh. bij K.B. 28-6-1978, wat betreft
het buitengewoon onderwijs.
- (2):
- opgeh. bij K.B.
30-7-1976; Art. 59, a voor zover het betrekking heeft op het secundair
onderwijs met volledig leerplan met uitzondering van het buitengewoon en het
aanvullend secundair beroepsonderwijs; - impl. opgeh. bij K.B.
28-6-1978, voor wat betreft het buitengewoon
onderwijs.
- (2):
- opgeh. bij K.B.
30-7-1976; Art. 59, a voor zover het betrekking heeft op het secundair
onderwijs met volledig leerplan met uitzondering van het buitengewoon en het
aanvullend secundair beroepsonderwijs; - impl. opgeh. bij K.B.
28-6-1978, voor wat betreft het buitengewoon onderwijs.
- (2):
- opgeh. bij K.B.
30-7-1976; Art. 59, a voor zover het betrekking heeft op het secundair
onderwijs met volledig leerplan met uitzondering van het buitengewoon en het
aanvullend secundair beroepsonderwijs; - impl. opgeh. bij K.B.
28-6-1978, voor wat betreft het buitengewoon
onderwijs.
- (2):
- opgeh. bij K.B.
30-7-1976; Art. 59, a voor zover het betrekking heeft op het secundair
onderwijs met volledig leerplan met uitzondering van het buitengewoon en het
aanvullend secundair beroepsonderwijs; - impl. opgeh. bij K.B.
28-6-1978, voor wat betreft het buitengewoon
onderwijs.
- (2):
- opgeh. bij K.B.
30-7-1976; Art. 59, a voor zover het betrekking heeft op het secundair
onderwijs met volledig leerplan met uitzondering van het buitengewoon en het
aanvullend secundair beroepsonderwijs; - impl. opgeh. bij K.B.
28-6-1978, voor wat betreft het buitengewoon
onderwijs.
- (2):
- opgeh. bij K.B.
30-7-1976; Art. 59, a voor zover het betrekking heeft op het secundair
onderwijs met volledig leerplan met uitzondering van het buitengewoon en het
aanvullend secundair beroepsonderwijs; - impl. opgeh. bij K.B.
28-6-1978, voor wat betreft het buitengewoon
onderwijs.
- (2):
- opgeh. bij K.B.
30-7-1976; Art. 59, a voor zover het betrekking heeft op het secundair
onderwijs met volledig leerplan met uitzondering van het buitengewoon en het
aanvullend secundair beroepsonderwijs; - impl. opgeh. bij K.B.
28-6-1978, voor wat betreft het buitengewoon
onderwijs.
- (2):
- opgeh. bij K.B.
30-7-1976; Art. 59, a voor zover het betrekking heeft op het secundair
onderwijs met volledig leerplan met uitzondering van het buitengewoon en het
aanvullend secundair beroepsonderwijs; - impl. opgeh. bij K.B.
28-6-1978, voor wat betreft het buitengewoon
onderwijs.
- (2):
- opgeh. bij K.B.
30-7-1976; Art. 59, a voor zover het betrekking heeft op het secundair
onderwijs met volledig leerplan met uitzondering van het buitengewoon en het
aanvullend secundair beroepsonderwijs; - impl. opgeh. bij K.B.
28-6-1978, voor wat betreft het buitengewoon onderwijs.
- (2):
- opgeh. bij K.B.
30-7-1976; Art. 59, a voor zover het betrekking heeft op het secundair
onderwijs met volledig leerplan met uitzondering van het buitengewoon en het
aanvullend secundair beroepsonderwijs; - impl. opgeh. bij K.B.
28-6-1978, voor wat betreft het buitengewoon
onderwijs.
- (2):
- opgeh. bij K.B.
30-7-1976; Art. 59, a voor zover het betrekking heeft op het secundair
onderwijs met volledig leerplan met uitzondering van het buitengewoon en het
aanvullend secundair beroepsonderwijs; - impl. opgeh. bij K.B.
28-6-1978, voor wat betreft het buitengewoon onderwijs.
- (2):
- opgeh. bij K.B.
30-7-1976; Art. 59, a voor zover het betrekking heeft op het secundair
onderwijs met volledig leerplan met uitzondering van het buitengewoon en het
aanvullend secundair beroepsonderwijs; - impl. opgeh. bij K.B.
28-6-1978, voor wat betreft het buitengewoon
onderwijs.
- (2):
- opgeh. bij K.B.
30-7-1976; Art. 59, a voor zover het betrekking heeft op het secundair
onderwijs met volledig leerplan met uitzondering van het buitengewoon en het
aanvullend secundair beroepsonderwijs; - impl. opgeh. bij K.B.
28-6-1978, voor wat betreft het buitengewoon
onderwijs.
- (2):
- opgeh. bij K.B.
30-7-1976; Art. 59, a voor zover het betrekking heeft op het secundair
onderwijs met volledig leerplan met uitzondering van het buitengewoon en het
aanvullend secundair beroepsonderwijs; - impl. opgeh. bij K.B.
28-6-1978, voor wat betreft het buitengewoon
onderwijs.
- (1):
- opgeheven bij K.B.
31-7-1975; Art. 58 § 1, a, voor zover het betrekking heeft op het
secundair onderwijs met volledig leerplan, met uitzondering van het
buitengewoon onderwijs en het aanvullend secundair beroepsonderwijs.
- impl. opgeh. bij K.B. 28-6-1978, wat betreft
het buitengewoon onderwijs.
- (1):
- opgeheven bij K.B.
31-7-1975; Art. 58 § 1, a, voor zover het betrekking heeft op het
secundair onderwijs met volledig leerplan, met uitzondering van het
buitengewoon onderwijs en het aanvullend secundair beroepsonderwijs.
- impl. opgeh. bij K.B. 28-6-1978, wat betreft
het buitengewoon onderwijs.
- (1):
- opgeheven bij K.B.
31-7-1975; Art. 58 § 1, a, voor zover het betrekking heeft op het
secundair onderwijs met volledig leerplan, met uitzondering van het
buitengewoon onderwijs en het aanvullend secundair beroepsonderwijs.
- impl. opgeh. bij K.B. 28-6-1978, wat betreft
het buitengewoon onderwijs.
- (1):
- opgeheven bij K.B.
31-7-1975; Art. 58 § 1, a, voor zover het betrekking heeft op het
secundair onderwijs met volledig leerplan, met uitzondering van het
buitengewoon onderwijs en het aanvullend secundair beroepsonderwijs.
- impl. opgeh. bij K.B. 28-6-1978, wat betreft
het buitengewoon onderwijs.
- (1):
- opgeheven bij K.B.
31-7-1975; Art. 58 § 1, a, voor zover het betrekking heeft op het
secundair onderwijs met volledig leerplan, met uitzondering van het
buitengewoon onderwijs en het aanvullend secundair beroepsonderwijs.
- impl. opgeh. bij K.B. 28-6-1978, wat betreft
het buitengewoon onderwijs.
- (1):
- opgeheven bij K.B.
31-7-1975; Art. 58 § 1, a, voor zover het betrekking heeft op het
secundair onderwijs met volledig leerplan, met uitzondering van het
buitengewoon onderwijs en het aanvullend secundair beroepsonderwijs.
- impl. opgeh. bij K.B. 28-6-1978, wat betreft
het buitengewoon onderwijs.
- (1):
- opgeheven bij K.B.
31-7-1975; Art. 58 § 1, a, voor zover het betrekking heeft op het
secundair onderwijs met volledig leerplan, met uitzondering van het
buitengewoon onderwijs en het aanvullend secundair beroepsonderwijs.
- impl. opgeh. bij K.B. 28-6-1978, wat betreft
het buitengewoon onderwijs.
- (1):
- opgeheven bij K.B.
31-7-1975; Art. 58 § 1, a, voor zover het betrekking heeft op het
secundair onderwijs met volledig leerplan, met uitzondering van het
buitengewoon onderwijs en het aanvullend secundair beroepsonderwijs.
- impl. opgeh. bij K.B. 28-6-1978, wat betreft
het buitengewoon onderwijs.
- (1):
- opgeheven bij K.B.
31-7-1975; Art. 58 § 1, a, voor zover het betrekking heeft op het
secundair onderwijs met volledig leerplan, met uitzondering van het
buitengewoon onderwijs en het aanvullend secundair beroepsonderwijs.
- impl. opgeh. bij K.B. 28-6-1978, wat betreft
het buitengewoon onderwijs.
- (1):
- opgeheven bij K.B.
31-7-1975; Art. 58 § 1, a, voor zover het betrekking heeft op het
secundair onderwijs met volledig leerplan, met uitzondering van het
buitengewoon onderwijs en het aanvullend secundair beroepsonderwijs.
- impl. opgeh. K.B. 28-6-1978, wat betreft het
buitengewoon onderwijs.
- (1):
- opgeheven bij K.B.
31-7-1975; Art. 58 § 1, a, voor zover het betrekking heeft op het
secundair onderwijs met volledig leerplan, met uitzondering van het
buitengewoon onderwijs en het aanvullend secundair beroepsonderwijs.
- impl. opgeh. K.B. 28-6-1978, wat betreft het
buitengewoon onderwijs.
- (1):
- opgeheven bij K.B.
31-7-1975; Art. 58 § 1, a, voor zover het betrekking heeft op het
secundair onderwijs met volledig leerplan, met uitzondering van het
buitengewoon onderwijs en het aanvullend secundair beroepsonderwijs.
- impl. opgeh. bij K.B. 28-6-1978, wat betreft
het buitengewoon onderwijs.
- (1):
- opgeheven bij K.B.
31-7-1975; Art. 58 § 1, a, voor zover het betrekking heeft op het
secundair onderwijs met volledig leerplan, met uitzondering van het
buitengewoon onderwijs en het aanvullend secundair beroepsonderwijs.
- impl. opgeh. bij K.B. 28-6-1978, wat betreft
het buitengewoon onderwijs.
- (1):
- opgeheven bij K.B.
31-7-1975; Art. 58 § 1, a, voor zover het betrekking heeft op het
secundair onderwijs met volledig leerplan, met uitzondering van het
buitengewoon onderwijs en het aanvullend secundair beroepsonderwijs.
- impl. opgeh. bij K.B. 28-6-1978, wat betreft
het buitengewoon onderwijs.