Decreet van 9 maart 2018 betreffende het deeltijds kunstonderwijs
Het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2018 betreffende de einddoelen in het deeltijds kunstonderwijs
Het besluit van de Vlaamse Regering van 4 mei 2018 betreffende het opleidingsaanbod, de organisatie, de personeelsformatie, de inning van het inschrijvingsgeld en de certificering van het deeltijds kunstonderwijs (organisatiebesluit)
deeltijdskunsonderwijs.agodi@vlaanderen.be
1.
Uitgangspunten: competentiegericht kunstonderwijs
Competenties zijn bekwaamheden die leerlingen nodig hebben om een artistiek product te creëren. Dat kan het bedenken en vormgeven van een nieuw artistiek product zijn (bv, video, beeldhouwwerk) maar evenzeer het tot leven brengen van een reeds bestaand kunstwerk (bv. partituur, theatertekst). Typisch voor een competentiegerichte benadering is de sterke verwevenheid van kennis, vaardigheden en attitudes (bv. zelfstandigheid, concentratievermogen, stressbestendigheid). In competentiegericht onderwijs maakt het geïsoleerd inoefenen van vaardigheden plaats voor een meer holistische manier van leren.
Leerlingen in het kunstonderwijs verwerven een breed spectrum van competenties. Voor elke graad van elk domein is er een set van basiscompetenties opgesteld. De vierde graad is ingedeeld in verschillende studierichtingen waarvoor er verschillende beroepskwalificaties gelden.
Een brede evaluatie overziet het hele spectrum, maar zoomt ook in op de verschillende competenties afzonderlijk. Een brede evaluatie vergt dan ook een veelzijdige benadering: bv. de leerkracht observeert de leerling vanuit zes verschillende perspectieven en een veelvormige aanpak: bv. feedback van verschillende leerkrachten (eventueel externe deskundigen),verschillende informatiebronnen (bv. observatie, toetsing, zelfevaluatie, peer assessment), diversiteit aan evaluatie-activiteiten (bv. toonmoment, feedback a.d.h.v. portfolio, permanente evaluatie).
De pedagogische begeleidingsdiensten kunnen uw academie helpen bij specifieke knelpunten of vragen of ze kunnen op uw vraag een langer ondersteuningstraject uitwerken om uw team te ondersteunen.
coördinator pedagogische begeleidingsdienst dko bij OVSG: Hans Laureyn
hans.laureyn@ovsg.be
hoofd van de pedagogische begeleidingsdienst van het GO!: Saskia Lieveyns saskia.lieveyns@g-o.be
coördinatie Kunst en creatie/dko Katholiek Onderwijs Vlaanderen: Henk de Baene henk.debaene@katholiekonderwijs.vlaanderen
2.
Leerlingenevaluatie
2.1.
Visieontwikkeling
Het leerkrachtenteam en de directeur van de academie stellen een artistiek-pedagogische visie op over evalueren van leerlingen.
De visie besteedt expliciet aandacht aan de maatregelen die de academie zal nemen zodat de evaluatie transparant, valide en betrouwbaar zal verlopen.
Leerlingen kunnen zich maar goed voorbereiden op een evaluatie als zij de spelregels ervan kennen. Een transparante evaluatie hanteert een werkwijze en beoordelingscriteria die voor iedereen duidelijk zijn. De leerling krijgt feedback over de resultaten van de evaluatie in relatie tot die criteria.
bv.de beoordelingscriteria zijn helder en eenvoudig geformuleerd
bv. de leerkrachten hanteren een vooraf opgestelde waarderingsschaal
bv. de leerlingen worden bij het begin van het schooljaar op de hoogte gebracht van de doelen die ze moeten bereiken, de evaluatie-activiteiten en de beoordelingscriteria
Een valide evaluatie evalueert de leerling aan de hand van relevante en evenwichtige criteria. De basiscompetenties zijn het ijkpunt voor leerlingen die een opleiding volgen in de eerste, tweede of derde graad. Voor de leerlingen van de vierde graad is dat de beroepskwalificatie van de studierichting. In een kortlopende studierichting, bijvoorbeeld danscultuur of de specialisatie, selecteert de academie zelf een reeks doelen uit de basiscompetenties en beroepskwalificaties van dat domein.
De academie kan uiteraard nog bijkomende criteria meenemen die zij relevant acht om een zicht te krijgen op artistieke ontwikkeling van de leerling, bijvoorbeeld leerplandoelen.
bv. de evaluatiecriteria zijn een duidelijke afspiegeling van de basiscompetenties
bv. de beoordeling focust op de vooropgestelde criteria en laat andere informatie achterwege
bv. de juryvoorzitter waakt erover dat bepaalde criteria niet over- of onderbelicht worden
Een betrouwbare evaluatie streeft naar objectiviteit, ze berust niet op het oordeel van één iemand op één moment, maar hanteert een veelvormige aanpak en probeert de invloed van omgevingsfactoren te minimaliseren.
bv. de evaluator beschrijft waarneembaar gedrag
bv. inbreng van verschillende leerkrachten (eventueel ook externe deskundigen)
bv. verschillende informatiebronnen: observatie, portfolio, zelfevaluatie, peer assessment,
bv. diversiteit aan evaluatie-activiteiten: toonmoment, toetsing, feedback a.d.h.v. portfolio, permanente evaluatie
bv. voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften hanteert de academie een aangepaste evaluatievorm
Een competentiegerichte evaluatie staat niet op zich, maar is verweven met het leerproces. Naast de aanpak van de evaluatie gaat de visie expliciet in op die inbedding. Hoe zullen leerkrachten de evaluatie inzetten om het leerproces van de leerling te stimuleren (cf. begeleiden van het groeipotentieel)?
2.1.1.
Gedragenheid
Het spreekt voor zich dat een visie maar zin heeft als ze verankerd is in de organisatiecultuur van de academie. Om de gedragenheid in het team te bevorderen is het aangewezen om de leerkrachten al van bij de start van de visieontwikkeling zoveel mogelijk te informeren en consulteren. De afgeronde visie wordt geagendeerd op het lokaal comité.
2.1.2.
Academiereglement
De basisprincipes van de visie op leerlingenevaluatie staan duidelijk uitgelegd in het academiereglement. De academie hoeft de visie niet te bezorgen aan het Ministerie van Onderwijs en Vorming. Bij een doorlichting kan de inspectie wel inzage vragen in de visie.
2.2.
Operationalisering en communicatie
De academie bepaalt zelf hoe ze haar visie op evalueren in de praktijk brengt. Ze neemt beslissingen over de vorm van de evaluatieactiviteiten, de planning in het schooljaar, de beoordelingsprocedure (bv. samenstelling van de evaluatiecommissie, wijze van beraadslaging, beoordelingscriteria, waarderingsschaal), inzage en feedback enz.
Indien de academie beslist om een aantal instrumenten te ontwikkelen bv. beoordelingsfiche, online tool op digitaal leerplatform is het van belang dat deze materialen niet alleen gebruiksvriendelijk zijn maar ook aan de criteria transparantie, validiteit en betrouwbaarheid voldoen.
Met het oog op een transparant evaluatieproces is het van belang dat de leerlingen en leerkrachten goed geïnformeerd zijn en de planning, procedure en instrumenten in verband kunnen brengen met de visie.
2.3.
Kwaliteitsbewaking
De academie maakt duidelijk op welke manier ze de kwaliteit van het evaluatieproces gaat bewaken. Transparantie, validiteit en betrouwbaarheid vormen ook hier relevante kwaliteitsindicatoren.
2.4.
Rechten en plichten van leerlingen bij evaluatie
2.4.1.
Recht op feedback
De leerkrachten bespreken minstens tweemaal per schooljaar met elke leerling zijn brede artistieke ontwikkeling. De aandacht gaat daarbij naar het verwerven van de basiscompetenties, de competenties van de beroepskwalificatie of de doelen die de academie heeft geselecteerd voor een kortlopende studierichting. Een schriftelijke neerslag (op papier of digitaal) die de ontwikkeling van de leerling in kaart brengt, vormt de vertrekbasis voor dat gesprek.
2.4.2.
Aanwezigheidsverplichting
De leerlingen zijn verplicht om deel te nemen aan de evaluatieactiviteiten.
2.4.3.
Verlengen van het leertraject
Als de leerling te weinig vorderingen maakt in zijn competentieontwikkeling of niet geslaagd is, kunnen de directeur en betrokken leerkrachten beslissen om leerling een bijkomend leerjaar te laten volgen. In een langlopende studierichting kan er per graad maximaal één leerjaar bijkomen. In een kortlopende studierichting kan er maar één leerjaar bijkomen.
Een bijkomend leerjaar is geen recht van de leerling. De directeur en leerkrachten beslissen of overzitten verantwoord is of niet. Overzitten is een laatste redmiddel. De academie zet het alleen in als andere initiatieven om het leerproces bij te sturen onvoldoende effect hadden. Het document dat de academie gebruikt om feedback te geven (cf 2.4.1.) maakt duidelijk dat de ontwikkeling van bepaalde competenties tekortschiet. Het leertraject verlengen om andere redenen, bijvoorbeeld uitstellen van de eindevaluatie, is niet toegestaan.
Bijvoorbeeld: een leerling is in het eerste leerjaar van tweede graad muziek vaak ziek tussen januari en april. De leerkracht van muzikale en culturele vorming geeft de leerling drie keer extra uitleg en bijkomende oefeningen. Na de zangproef blijkt echter dat de leerling nog niet voldoende vlot noten kan lezen. De leerkrachten en directeur beslissen om de leerling het eerste leerjaar te laten overzitten.
Bijvoorbeeld: Een leerling in het laatste leerjaar vierde graad van de optie beeldhouwen en ruimtelijk ontwerp werkt aan een ambitieus project dat hij wil voorstellen aan de jury. Uiteindelijk kan de leerling niet alle werken tijdig afwerken. Op basis van de afgewerkte beeldhouwwerken kan de jury wel een valide en betrouwbare evaluatie uitvoeren. De leerling is geslaagd. In plaats van over te zitten in de vierde graad wordt de leerling toegelaten tot de specialisatie beeldende en audiovisuele kunsten om het volledige project uit te voeren.
3.
Certificeren
3.1.
Welke certificaten kan een leerling behalen?
3.1.1.
Overzicht van verplicht uit te reiken certificaten
Het volgende overzicht bevat de certificaten die een academie moet uitreiken aan alle leerlingen die hun leertraject of een deel ervan succesvol hebben afgelegd:
- na de eerste, tweede of derde graad van een domein:
- de leerling heeft alle basiscompetenties van een graad verworven: leerbewijs basiscompetenties van de graad van het domein in kwestie;
- de leerling heeft in een graad een individueel aangepast curriculum gevolgd: leerbewijs deeltijds kunstonderwijs met de verworven basiscompetenties als bijlage;
- na een kortlopende studierichting beeldende en audiovisuele cultuur, danscultuur, muziekcultuur, muziekgeschiedenis, woordkunst- en dramacultuur, specialisatie beeldende en audiovisuele kunsten, specialisatie dans, specialisatie muziek, specialisatie woordkunst-drama: een leerbewijs met de verworven basiscompetenties of competenties van de kortlopende studierichting in kwestie;
- na leeractiviteiten op maat: een leerbewijs leeractiviteiten op maat met de verworven basiscompetenties of competenties als bijlage;
- na de vierde graad van een langlopende studierichting:
- de leerling heeft alle competenties van een beroepskwalificatie verworven: bewijs van de beroepskwalificatie in kwestie;
- de leerling heeft een gedeelte van de competenties van een beroepskwalificatie verworven: bewijs van competenties met de verworven competenties als bijlage;
- de leerling heeft een individueel aangepast curriculum gevolgd eneen gedeelte van de competenties van een beroepskwalificatie verworven: bewijs van competentiesmet de verworven competenties als bijlage.
Een beroepskwalificatie is opgebouwd uit verschillende activiteiten. Elke activiteit bevat een onderliggende beschrijving van de kennis, vaardigheden en attitudes. De competentie is maar verworven als de leerling dat geheel van kennis, vaardigheden en attitudes beheerst.
Voorbeeld: De leerling heeft competentie 10 uit de beroepskwalificatie amateur beeldend kunstenaar verworven als hij blijk geeft van alle opgesomde activiteiten.
10. Treedt naar buiten met beeldend werk (co 02714)
- Bepaalt wanneer het werk kan getoond worden.
- Bepaalt langs welke kanalen (groepstentoonstelling, solotentoonstelling, wedstrijden, portfolio, online …) beeldend werk getoond wordt.
- Maakt een selectie van te tonen werk in functie van kanaal en doel.
- Gaat constructief om met feedback bij het naar buiten treden met beeldend werk.
- Hanteert eigen artistieke criteria.
- Bewaakt de artistieke kwaliteit van de presentatiewijze.
- Kiest bewust voor een bepaalde vormgeving.
- Bepaalt de frequentie en wijze van communicatie.
3.1.2.
Optionele certificaten
Het is aangewezen, maar niet verplicht, om ookaaneen leerling die niet alle basiscompetenties van een graad heeft verworven, een certificaat uit te reiken. In dat geval reikt de academie een leerbewijs deeltijds kunstonderwijs uit dat als bijlage de basiscompetenties bevat die de leerling verworven heeft.
Voorbeeld
Een leerling 2e graad muziek heeft de basiscompetentie “2.13 Leerlingen benoemen en beheersen elementaire instrument- en/of zangtechnische basisvaardigheden” onvoldoende verworven. Het leerbewijs somt in de bijlage alle andere basiscompetenties van de 2e graad op. Op die manier kan de leerling gebruik maken van artikel 32, tweede lid, van het dko-decreet om toegelaten te worden tot de 3e graad en het vak instrument in de tweede graad te volgen, ook wel “schuin zitten” genoemd. (cf. omzendbrief Inschrijvingen en toelatingsvoorwaarden in het deeltijds kunstonderwijs1.2.3.1.).
Op het einde van een leerjaar kan een academie ook een leerbewijs deeltijds kunstonderwijs uitreiken aan de leerlingen die geslaagd zijn voor dat leerjaar.
Bij het leerbewijs hoort een bijlage die alle basiscompetenties opsomt die de leerling al verworven heeft.
3.2.
Erkenning van verworven competenties (EVC)
Leerlingen die geen opleiding gevolgd hebben in het deeltijds kunstonderwijs, maar wel beschikken over de basiscompetenties of (een deel van) van de competenties van een beroepskwalificatie kunnen toch een certificaat verwerven.
Door het niveaudecreet is een erkende academie bevoegd om verworven competenties te beoordelen en te certificeren met een bewijs van beroepskwalificatie, een bewijs van competenties of een leerbewijs. De academie kan de leerling vragen om een test af te leggen.
3.3.
De opmaak van een certificaat
3.3.1.
Eigen documenten of sjablonen
De academie kan zelf de vormgeving van het document bepalen, of maakt gebruik van de sjablonen die als bijlage bij deze omzendbrief zijn gevoegd.
3.3.2.
Verplichte elementen voor alle certificaten
3.3.2.1.
Opschrift en referentie naar de regelgeving
Net als alle andere studiebewijzen die leerlingen in het Vlaamse Onderwijs behalen, bevat het studiebewijs de vermelding “Vlaamse Gemeenschap -Koninkrijk België” en “Ministerie van Onderwijs en Vorming”.
Naargelang de aard van het certificaat, draagt het certificaat één van de volgende teksten:
- Leerbewijs deeltijds kunstonderwijs;
- Leerbewijs basiscompetenties van een graad en domein;
- Leerbewijs leeractiviteiten op maat deeltijds kunstonderwijs;
- Bewijs van competenties;
- Bewijs van beroepskwalificatie.
Omwille van de rechtsgeldigheid vermeldt het certificaat ook de volgende tekst:
“uitgereikt conform de bepalingen van het Decreet van 9 maart 2018 betreffende het deeltijds kunstonderwijs en het Besluit van de Vlaamse Regering van 4 mei 2018 betreffende het opleidingsaanbod, de organisatie, de personeelsformatie, de inning van het inschrijvingsgeld en de certificering van het deeltijds kunstonderwijs”.
De directeur die het certificaat ondertekent, bevestigt datal de wettelijke, decretale en reglementaire voorschriften zijn nageleefd.
3.3.2.2.
Identificatiegegevens van de leerling
Het certificaat vermeldt alle voornamen, de familienaam en de geboortedatum en -plaats van de leerling.
3.3.2.3.
Naam van de opleiding
Het certificaat bevat de officiële benaming van de opleiding die de leerling gevolgd heeft. De bijlagen van de invulinstructies bij de sjablonen bevatten alle officiële opleidingsbenamingen.
3.3.2.4.
Studieomvang van de opleiding
De studieomvang wordt uitgedrukt in wekelijkse lestijden, voorafgegaan door de tekst: “met de globale studieomvang van”. Naargelang de graad van een langlopende studierichting en voor elke kortlopende studierichting bepaalt het niveaudecreet een minimale studieomvang. Academies kunnen ook meer lestijden organiseren. In dat geval bevat het certificaat de effectieve studieomvang.
Het certificaat houdt geen rekening met de bijkomende studieomvang die een leerling volgt bij een verlengd leertraject en evenmin met de verminderde studieomvang als de leerling een leerjaar overslaat.
De bijlagen van de invulinstructies bij de sjablonen bevatten de studieomvang van elke graad van een domein of kortlopende studierichting.
In het geval van leeractiviteiten op maat vermeldt het certificaat het aantal lestijden van de lessenreeks. Meestal zijn dat effectieve lestijden en geen wekelijkse lestijden.
3.3.2.5.
Plaats waar de opleiding gevolgd is en schoolbestuur
Alle officiële benamingen en adresgegevens van de academies waar de leerling (een deel van) de opleiding gevolgd heeft, staan vermeld op het certificaat, net als het schoolbestuur en het adres waar het gevestigd is.
3.3.2.6.
Eindbeoordeling
Het certificaat vermeldt dat de leerling de opleiding met succes heeft beëindigd, als hij alle basiscompetenties van een graad of competenties van een beroepskwalificatie heeft verworven. In de andere gevallen vermeldt het certificaat dat de leerling de opleiding heeft beëindigd.
De academie kan aan het certificaat een bijlage toevoegen die uitleg geeft bij de beoordelingsschaal die de academie gebruikt. Het certificaat bevat dan een verwijzing naar die bijlage.
3.3.2.7.
Authenticiteitsgegevens
Om de authenticiteit te staven bevat het certificaat de volgende elementen:
- plaats van uitreiking:
- datum van uitreiking:
- naam en handtekening van de directeur van de academie die het certificaat uitreikt. Enkel de originele handtekening van de directeur of de digitale handtekening met e-ID staaft de authenticiteit van het certificaat. Een ingescande versie van de handtekening volstaat niet.
3.3.3.
Bijkomende verplichte elementen voor een bewijs van beroepskwalificatie
Het certificaat vermeldt de officiële benaming van de beroepskwalificatie die de leerling behaald heeft.
Ook het niveau van de beroepskwalificatie (VKS-niveau) en het niveau van het Europese kwalificatiekader (EQF-niveau) worden vermeld. De bijlagen van de invulinstructies bij de sjablonen bevatten de officiële benaming van de beroepskwalificaties met hun VKS- en EQF-niveau.
Een bewijs van beroepskwalificatie bevat ook een zegel van de academie die de echtheid van het document aantoont. Dat kan een watermerk of een stempel zijn.
Ten slotte bevat het bewijs van beroepskwalificatie het logo van de Vlaamse kwalificatiestructuur.
3.4.
Bijlagen bij het certificaat
3.4.1.
Verplichte bijlagen
Als de leerling alle basiscompetenties van graad verworven heeft, verwijst het certificaat via een weblink naar de pagina in kwestie van de site onderwijsdoelen.be. De links naar de einddoelen van de verschillende domeinen en graden vindt u in de bijlage bij de invulinstructies van het leerbewijs basiscompetenties.
Als de leerling alle competenties van een beroepskwalificatie verworven heeft, verwijst het certificaat via een weblink naar de pagina in kwestie van de Vlaamse kwalificatiedatabank. De links naar de verschillende beroepskwalificaties vindt u in de bijlage bij de invulinstructies van het bewijs van beroepskwalificatie.
In het geval van een leerbewijs deeltijds kunstonderwijs, maakt de academie zelf een lijst met de basiscompetenties en/of competenties die de leerling verworven heeft. Die lijst wordt als bijlage aan het certificaat gehecht.
In het geval van een bewijs van competenties, gaat de academie na welke competenties van de beroepskwalificatie de leerling verworven heeft en hecht ze aan het certificaat als bijlage.
3.4.2.
Optionele bijlagen
De academie kan een bijlage toevoegen aan het certificaat die uitleg geeft bij het evaluatiesysteem: beoordelingsschaal, graden van verdienste.
Het portfolio of het repertoire dat de leerling heeft opgebouwd tijdens zijn opleiding kan een bijlage vormen bij het certificaat. Voor leerlingen die hun studies onderbreken is dat een handig instrument dat leerkrachten helpt bij de inschaling op het moment dat leerling zijn leerloopbaan voortzet.
Als het portfolio of het repertoire online te raadplegen is, vermeldt de bijlage het adres van die website.