Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de regels voor de toekenning van extra ICT-middelen 2021 voor de scholen in het buitengewoon secundair onderwijs OV1 en OV2 ,de centra voor deeltijds beroepssecundair onderwijs en de centra voor de vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen, tot toekenning van extra middelen aan de Centra voor Leerlingenbegeleiding, in het kader van de uitvoering van het plan “Van kwetsbaar naar weerbaar” en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 17 juni 1997 betreffende de personeelsformatie in het gewoon basisonderwijs, wat betreft de verhoging van het aantal uur kinderverzorging

  • goedkeuringsdatum
    12 NOVEMBER 2021
  • publicatiedatum
    B.S.20/12/2021
  • datum laatste wijziging
    20/12/2021

Rechtsgronden

Dit besluit is gebaseerd op:

— decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, artikel 146bis.

— codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, artikel 48/1.

— decreet betreffende de leerlingenbegeleiding in het basisonderwijs, het secundair onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding van 27 april 2018, artikel 32/1.

Vormvereisten

De volgende vormvereisten zijn vervuld:

— De Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, heeft zijn akkoord gegeven op 16 juli 2021.

— De gemeenschappelijke vergadering van Sectorcomité X, van onderafdeling Vlaamse Gemeenschap van afdeling 2 van het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en van het overkoepelend onderhandelingscomité, vermeld in het decreet van 5 april 1995 tot oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd onderwijs, heeft protocol nr. 188 gesloten op datum 3 september 2021;

— De Raad van State heeft advies 70.231/1 gegeven 25 oktober 2021, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

Motivering

Dit besluit is gebaseerd op de volgende motieven:

— In het kader van de coronapandemie en het verplichte afstandsonderwijs is gebleken dat heel wat scholen en leerlingen te kampen hebben met gebrekkige ICT-infrastructuur.

— De coronacrisis wordt aangegrepen om van een (ICT-)achterstand naar een voorsprong te evolueren. Een eerste voorwaarde daarvoor is een toekomstgerichte en veilige ICT-infrastructuur.

— Het plan Digisprong voorziet in bijkomende ICT-middelen voor het leerplichtonderwijs, met uitzondering van het buitengewoon secundair onderwijs opleidingsvorm 1 en 2, en de opleidingsverstrekkers binnen het stelsel voor leren en werken.

— de CLB dienen in te zetten op de gevolgen van de COVID 19-pandemie door samen met de school leerlingen met extra zorgnoden te detecteren, een actief onthaal te bieden aan leerlingen en ouders, en verder in te staan voor het contactonderzoek dat vandaag al bovenop de reguliere taken wordt opgenomen. De bijkomende middelen moeten toelaten dat de CLB deze extra opdrachten kunnen opnemen.

— Met dit besluit worden de investeringen in het basisonderwijs uitgevoerd die bepaald zijn in het regeerakkoord en de beleidsnota onderwijs voor wat betreft de verhoging van het de uren kinderverzorging.

Initiatiefnemer

Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Onderwijs, Sport, Dierenwelzijn en Vlaamse Rand. Na beraadslaging,

DE VLAAMSE REGERING BESLUIT:

HOOFDSTUK 1. — Definities

Artikel 1.

In dit besluit wordt verstaan onder AGODI: het Agentschap voor Onderwijsdiensten, opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 september 2005 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap Agentschap voor Onderwijsdiensten.

HOOFDSTUK 2. — Extra ICT-middelen

Art. 2.

Aan de schoolbesturen van het buitengewoon secundair onderwijs, de centrumbesturen van de centra voor deeltijds beroepssecundair onderwijs en de centrumbesturen van de centra voor de vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen, voor wat betreft het duaal leren en de Leertijd, worden extra ICT-middelen gegeven voor een totaalbedrag van 10.228.008 euro (tien miljoen tweehonderdachtentwintigduizend en acht euro).

De middelen worden aangewend voor ICT-infrastructuur in de ruime zin en ICT-toestellen voor de leerlingen.

De middelen worden op de volgende wijze verdeeld:

1° 4.544.616 euro voor ICT-infrastructuur in de ruime zin en ICT-toestellen voor de opleidingsvormen 1 en 2 van het buitengewoon secundair onderwijs;

2° 4.950.888 euro voor ICT-infrastructuur in de ruime zin en ICT-toestellen voor de centra voor deeltijds beroepssecundair onderwijs;

3° 732.504 euro voor ICT-infrastructuur in de ruime zin en ICT-toestellen voor de centra voor de vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen, voor wat betreft het duaal leren en de Leertijd.

Art. 3.

Het bedrag per leerling voor de toelage, vermeld in artikel 2, wordt vastgesteld op 552 euro.

De bedragen worden tussen de schoolbesturen en centrumbesturen van de centra voor deeltijds beroepssecundair onderwijs verdeeld op basis van de leerlingenaantallen die in aanmerking worden genomen voor de extra ICT-middelen op de teldag voor de berekening van de werkingsmiddelen voor het schooljaar 2020-2021.

De bedragen worden tussen de centrumbesturen van de centra voor de vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen verdeeld op basis van de leerlingenaantallen die in aanmerking worden genomen voor de extra ICT-middelen in duale opleidingen of Leertijd, op teldag 1 februari 2020.

Art. 4.

Het totaal van de middelen die de schoolbesturen en centrumbesturen conform artikel 2 krijgen, gebruiken ze voor de doelstellingen vermeld in dit artikel 2, uiterlijk in het schooljaar 2022-2023.

Wanneer schoolbesturen en centrumbesturen inzetten op ICT-toestellen kunnen zij deze aankopen, leasen of huren. De schoolbesturen en centrumbesturen bepalen dan autonoom welk type ICT-toestel ze aankopen, huren of leasen.

Wordt ook als huur beschouwd: het model waarbij het schoolbestuur of centrumbestuur kiest voor een systeem waar leerlingen gebruik maken van een eigen ICT-toestel. In dit geval wordt op de schoolrekening op advies van de schoolraad een af te spreken bedrag in mindering van de schoolrekening gebracht.

Wanneer zij reeds in het schooljaar 2020-2021 werkten met een huur, huurkoop of aankoopprogramma kunnen zij, in afwijking van het eerste lid, de middelen uiterlijk tot en met het schooljaar 2023-2024 aanwenden.

Art. 5.

Bij de aankopen houden de schoolbesturen en centrumbesturen rekening met de wet van 17 juni 2016 inzake de overheidsopdrachten.

Art. 6.

De aanwending van de middelen wordt verantwoord op basis van facturen met ingangsdatum vanaf 1 januari 2021.

Schoolbesturen en centrumbesturen moeten hun verantwoording uiterlijk op 30 april 2024 aan AGODI bezorgen. De schoolbesturen en centrumbesturen die hun middelen uiterlijk in schooljaar 2023-2024 kunnen aanwenden, verstrekken de verantwoording uiterlijk op 30 april 2025.

De documenten voor de verantwoording worden ook in de scholen en de centra bewaard, om de rapportering aan en de controle door AGODI mogelijk te maken.

Art. 7.

De schoolbesturen en centrumbesturen dienen onverwijld de middelen of een gedeelte van de middelen terug te betalen indien AGODI vaststelt dat de toekenningsvoorwaarden, vermeld in art. 2 niet zijn nageleefd of als die middelen of een gedeelte van die middelen voor andere doeleinden zijn gebruikt dan waarvoor ze zijn verleend.

HOOFDSTUK 3. — Verhoging uren kinderverzorging in het gewoon basisonderwijs

Art. 8.

Artikel 27quater van het besluit van de Vlaamse regering van 17 juni 1997 betreffende de personeelsformatie in het gewoon basisonderwijs , ingevoegd bij het besluit van 5 december 2003, wordt vervangen door wat volgt:

Art. 27quater. § 1 Scholen met minder dan 35 kleuters hebben recht op 4 uur.

§ 2. Het urenpakket wordt per school met 35 kleuters of meer als volgt berekend:

1° er worden 8 klokuren gefinancierd of gesubsidieerd;

2° per bijkomende schijf van 55 kleuters wordt 1 klokuur gefinancierd of gesubsidieerd;

3° daarbovenop wordt per gewogen kleuter 0,05999 uur gefinancierd of gesubsidieerd. Voor de berekening in dit punt 3° worden de kleuters als volgt gewogen: kleuters die aan een of meer van de leerlingenkenmerken, vermeld in artikel 133, § 1, van het decreet Basisonderwijs van 25 februari 1997, voldoen worden vermenigvuldigd met 1,2.

4° voor scholen bestaande uit meerdere vestigingsplaatsen kleuteronderwijs worden er per vestigingsplaats kleuteronderwijs bijkomend 2 klokuren gefinancierd of gesubsidieerd.

Het aldus bekomen aantal uren wordt als volgt afgerond: als het eerste cijfer na de komma groter is dan vier, wordt er afgerond naar het hogere geheel getal. Als het eerste cijfer na de komma kleiner is dan of gelijk is aan vier wordt er afgerond naar het lagere geheel getal.”.

HOOFDSTUK 4. — CLB

Art. 9.

§ 1. Voor de periode van 1 september 2021 tot en met 30 juni 2022 wordt 14.141.183 euro toegekend aan de CLB ’s voor:

1° het samen met de school detecteren van de leerlingen die extra zorg nodig hebben omwille van de coronapandemie en noden waarop nog geen antwoord gekomen is;

2° het actief aanbieden van een onthaal aan alle leerlingen en hun ouders die omwille van de coronapandemie mogelijks bepaalde noden hebben waarop nog geen antwoord gekomen is. Leerlingen en hun ouders zijn vrij om al dan niet in te gaan op dit aanbod;

3° de uitvoering van het contactonderzoek in scholen en internaten.

§ 2. Het bedrag van 14.141.183 euro wordt onder de CLB ’s verdeeld op basis van hun aandeel in de nieuwe omkadering zoals berekend conform artikel 40 en 41 van het decreet betreffende de leerlingenbegeleiding in het basisonderwijs, het secundair onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding van 27 april 2018.

§ 3. De inzet van de middelen zoals opgenomen in paragraaf 1 wordt gemonitord door de CLB’s. De bevoegde diensten van de Vlaamse minister bevoegd voor het onderwijs stellen het monitoringskader op, na consultatie van de vertegenwoordigers van de centrumnetten CLB.

HOOFDSTUK 5. — Slotbepalingen

Art. 10.

Dit besluit treedt in werking op 1 september 2021. Artikelen 2, 3, 4 en 5 houden op uitwerking te hebben op 31 augustus 2023.

Art. 11.

De Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming, is belast met de uitvoering van dit besluit.