Decreet tot het nemen van dringende maatregelen in het onderwijs naar aanleiding van de
Oekraïnecrisis en tot wijziging van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs voor
leerlingen en studenten die ressorteren onder richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende
minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van
ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de
opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen - (II)
goedkeuringsdatum
3 JUNI 2022
publicatiedatum
B.S.30/06/2022
datum laatste wijziging
10/07/2025
COORDINATIE
(1)
Decr. van 15/07/2022 (B.S. 08/08/2022)
detail
Decreet tot het nemen, naar aanleiding van de Oekraïnecrisis, van dringende maatregelen in het
onderwijs voor kleuters, leerlingen en cursisten die ressorteren onder richtlijn 2001/55/EG van de Raad van
20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale
toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de
lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen (III) ;
(2)
Decr. van 23/12/2022 (B.S. 05/01/2023)
detail
Decreet tot het nemen, naar aanleiding van de Oekraïnecrisis, van dringende maatregelen
in het onderwijs voor kleuters, leerlingen en cursisten die ressorteren onder richtlijn 2001/55/EG van de Raad
van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van
massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning
van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen (IV) ;
(3)
Decr. van 05/05/2023 (B.S. 02/08/2023)
detail
Decreet over leersteun ;
(4)
Decr. van 07/07/2023 (B.S. 03/08/2023)
detail
Decreet tot het nemen, naar aanleiding van de Oekraïnecrisis, van dringende maatregelen in het
onderwijs voor kleuters, leerlingen, studenten en cursisten die ressorteren onder richtlijn 2001/55/EG van de
Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van
massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning
van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen (V) ;
(5)
Decr. van 06/06/2025 (B.S. 09/07/2025)
detail
Decreet over het onderwijs XXXV ;
Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt:
Decreet tot het nemen van dringende maatregelen in het onderwijs naar aanleiding van de Oekraïnecrisis en tot
wijziging van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs voor leerlingen en studenten
die ressorteren onder richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het
verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter
bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de
consequenties van de opvang van deze personen (II)
HOOFDSTUK 1. — Inleidende bepaling
Artikel 1.
Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.
HOOFDSTUK 2. — Ondersteuning van huisonderwijs door lokale besturen
Art. 2.
De Vlaamse Regering kan een subsidie toekennen aan lokale besturen voor het faciliteren en ondersteunen
van huisonderwijs dat gevolgd wordt door de kleuters en de leerplichtige leerlingen, vermeld in artikel 23 en 35, die
ressorteren onder een uitvoeringsbesluit van richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 tijdens de periode van
4 maart 2022 tot en met 30 juni 2022, binnen de perken van de beschikbare middelen.
Alleen lokale besturen die ook een subsidie ontvangen met toepassing van artikel 7 van het besluit van de Vlaamse
Regering van 8 april 2022 tot toekenning van een subsidie aan lokale besturen voor de opbouw van opvangcapaciteit
voor tijdelijk ontheemden uit Oekraïne, tot wijziging van diverse besluiten van de Vlaamse Regering en tot intrekking
van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 maart 2022 tot toekenning van een subsidie aan lokale besturen voor
het creëren van bijkomende opvangplaatsen voor de tijdelijk ontheemden uit Oekraïne, komen in aanmerking voor de
subsidie, vermeld in het eerste lid.
De ondersteuning van huisonderwijs door het lokaal bestuur is gratis voor de kleuters en de leerplichtige
leerlingen, vermeld in het eerste lid.
De subsidie wordt aangewend voor de werkings- en personeelskosten, voor het faciliteren en ondersteunen van
het huisonderwijs, en voor de uitrusting van de lokalen.
Het inzetten van personeelsleden gebeurt overeenkomstig de wettelijke of decretale bepalingen die van toepassing
zijn op de arbeidsverhouding tussen de lokale besturen en de personeelsleden in kwestie.
Voor het faciliteren en ondersteunen van huisonderwijs kunnen lokale besturen samenwerken met onderwijsinstellingen en andere organisaties die zinvolle ondersteuning kunnen bieden.
Art. 3.
Het lokaal bestuur ontvangt per deelnemende kleuter of leerplichtige leerling voor wie het huisonderwijs
faciliteert en ondersteunt, een forfaitair subsidiebedrag van 22,5 euro per halve lesdag voor de kosten, vermeld in
artikel 2.
Art. 4.
Het lokaal bestuur dient uiterlijk op 31 augustus 2022 digitaal een subsidiedossier in voor het
ondersteunen en faciliteren van het huisonderwijs bij de bevoegde dienst van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en
Vorming.
Het dossier, vermeld in het eerste lid, bevat minstens de volgende elementen:
1° de identificatiegegevens van het lokaal bestuur, de onderwijsinstellingen of andere instellingen en organisaties
waarmee de organisator samenwerkt voor de organisatie van het onderwijsaanbod;
2° de financiële gegevens van het lokaal bestuur dat het subsidiedossier indient;
3° de locatie waar het onderwijsaanbod plaatsvindt;
4° per gestarte halve lesdag het aantal kleuters en leerlingen dat deelneemt, uitgesplitst per onderwijsniveau;
5° een verklaring op erewoord dat de kleuters en leerlingen, vermeld in punt 4°, niet tegelijk ingeschreven zijn in
het erkend onderwijs.
Art. 5.
De bevoegde dienst van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming beoordeelt alle subsidiedossiers
op basis van de volgende criteria:
1° het dossier is tijdig ingediend;
2° het dossier is opgesteld in het Nederlands;
3° alle elementen, vermeld in artikel 4, zijn in het dossier opgenomen.
De bevoegde dienst van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming beoordeelt de subsidiedossiers en legt
zijn beoordeling voor aan de Vlaamse Regering, die beslist over de goedkeuring van de subsidiedossiers. De Vlaamse
Regering bepaalt in het kader van deze beslissing de verdere toekenning van de subsidie en de betalingsmodaliteiten.
Alle goedgekeurde subsidiedossiers komen voor een projectsubsidie in aanmerking.
Art. 6.
De subsidie wordt uitbetaald na afloop van de subsidieperiode op basis van de effectieve leerlingenaantallen en het aantal gevolgde lesdagen. De uitbetaalde subsidie kan niet hoger liggen dan deze die werd aangevraagd
in artikel 4.
Art. 7.
Elk lokaal bestuur dat een subsidie ontvangt in het kader van het ondersteunen en faciliteren van
huisonderwijs als vermeld in artikel 2 is verantwoordelijk voor de organisatie van een kwaliteitsvol onderwijsaanbod.
Art. 8.
De projecten worden administratief opgevolgd door de bevoegde dienst van het Vlaams Ministerie van
Onderwijs en Vorming.
HOOFDSTUK 3. — Zomeraanbod
Art. 9.
De Vlaamse Regering kan een subsidie toekennen aan scholen van het basis- of secundair onderwijs en aan
lokale besturen voor de organisatie tijdens de zomervakantie van 2022 van een zomeraanbod voor kleuters en
leerplichtige leerlingen die ressorteren onder een uitvoeringsbesluit van de Raad van de Europese Unie tot vaststelling
van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden in de zin van artikel 5 van richtlijn 2001/55/EG, en tot
invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan, binnen de perken van de beschikbare middelen.
Een zomeraanbod bestaat uit een gevarieerd en doelgericht aanbod van onderwijs- en vrijetijdsactiviteiten, en is
gericht op het werken aan de algemene competenties of de specifieke behoeften van de leerlingen.
Een zomeraanbod duurt ofwel tien volle dagen of twintig halve dagen, ofwel vijf volle dagen of tien halve dagen.
Een zomeraanbod is gratis voor de leerlingen en de leerlingen nemen eraan deel op vrijwillige basis.
Het inzetten van personeelsleden binnen een zomeraanbod gebeurt overeenkomstig de wettelijke of decretale
bepalingen die van toepassing zijn op de arbeidsverhouding tussen de school of het lokaal bestuur dat een
zomeraanbod organiseert en het personeelslid in kwestie. Het personeelslid in kwestie stemt daar uitdrukkelijk mee in.
Art. 10.
De scholen van het basis- en secundair onderwijs of de lokale besturen kunnen voor de organisatie van
een zomeraanbod onderling samenwerken of kunnen samenwerken met instellingen van het volwassenenonderwijs,
instellingen van het hoger onderwijs of andere organisaties.
De lokale besturen kunnen een regierol opnemen voor de organisatie van een zomeraanbod ten aanzien van
minstens twee scholen van het basis- of secundair onderwijs. Voor die regierol kunnen de lokale besturen onderling
samenwerken. De regierol bestaat minimaal uit de volgende taken:
1° ondersteuning bieden aan de scholen in kwestie bij de organisatie van een lokaal zomeraanbod. Die
ondersteuning kan bestaan uit de volgende opdrachten:
a) organisaties zoeken die het zomeraanbod mee vormgeven;
b) infrastructuur, didactisch materiaal of ander materiaal ter beschikking stellen om het zomeraanbod te
organiseren;
2° afstemming verzekeren tussen de lokale zomeraanbodinitiatieven;
3° een gezamenlijk subsidiedossier indienen voor het zomeraanbod dat lokaal georganiseerd wordt en zorgen voor
de administratieve afhandeling ervan;
4° zorgen voor de toeleiding van leerlingen naar het zomeraanbod;
5° leerlingen, hun ouders en eventueel andere betrokken organisaties informeren over het lokale zomeraanbod;
6° de communicatie over het lokale zomeraanbod verzorgen.
Art. 11.
§1. De school van het basis- of secundair onderwijs die of het lokaal bestuur dat een zomeraanbod
organiseert, ontvangt een forfaitair subsidiebedrag van maximaal 22,5 euro per deelnemende leerling per halve dag
voor de kosten die verbonden zijn aan de organisatie van een aanbod van onderwijs- en vrijetijdsactiviteiten.
Als scholen van het basis-of secundair onderwijs of lokale besturen onderling samenwerken voor de organisatie
van een zomeraanbod, ontvangt de school die of het lokaal bestuur dat het subsidiedossier indient, het forfaitaire
subsidiebedrag, vermeld in het eerste lid.
Een lokaal bestuur dat een regierol opneemt voor de organisatie van een zomeraanbod, ontvangt naast het
forfaitaire subsidiebedrag, vermeld in het eerste lid, een forfaitair subsidiebedrag van maximaal 20 euro per
deelnemende leerling voor de volledige duur van het zomeraanbod voor de kosten die verbonden zijn aan het
opnemen van de regierol.
Een organiserende school die geen beroep doet op een regierol van een lokaal bestuur, ontvangt naast het
forfaitaire subsidiebedrag, vermeld in het eerste lid, een forfaitair subsidiebedrag van maximaal 5 euro per
deelnemende leerling voor de volledige duur van het zomeraanbod voor de overheadkosten.
§2. Scholen van het basis- of secundair onderwijs of lokale besturen die onderling samenwerken of samenwerken
met andere instellingen of organisaties, of die een regierol opnemen, kunnen in het kader daarvan onderling afspraken
maken over de interne verdeling en besteding van de subsidiebedragen, vermeld in paragraaf 1.
Art. 12.
De school van het basis- of secundair onderwijs of het lokaal bestuur dient uiterlijk op
[30 september 2022]
digitaal een subsidiedossier in voor de organisatie van een zomeraanbod bij de bevoegde dienst van de Vlaamse
overheid.
Het subsidiedossier, vermeld in het eerste lid, bevat minstens de volgende elementen:
1° de identificatie- en financiële gegevens van de school die of het lokaal bestuur dat het zomeraanbod organiseert;
2° in voorkomend geval de identificatiegegevens van de lokale besturen, scholen of andere instellingen en
organisaties waarmee de organisator samenwerkt voor de organisatie van een zomeraanbod;
3° in voorkomend geval de identificatie- en financiële gegevens van het lokaal bestuur dat een regierol opneemt
voor de organisatie van een zomeraanbod, en de identificatie- en financiële gegevens van de scholen waarvoor het die
regierol opneemt;
4° het aantal keer dat een zomeraanbod wordt georganiseerd, en de duur van elk zomeraanbod, conform artikel
9, derde lid;
5° het aantal leerlingen dat aan het zomeraanbod heeft deelgenomen.
Art. 13.
De bevoegde dienst van de Vlaamse overheid toetst de subsidiedossiers aan de volgende criteria:
1° het dossier is tijdig ingediend;
2° het dossier is opgesteld in het Nederlands;
3° alle elementen, vermeld in artikel 12, zijn in het dossier opgenomen.
De bevoegde dienst van de Vlaamse overheid legt de subsidiedossiers voor aan de Vlaamse Regering, die beslist
over de goedkeuring van de subsidiedossiers. De Vlaamse Regering bepaalt in het kader van deze beslissing de verdere
toekenning van de subsidie en de betalingsmodaliteiten.
Alle goedgekeurde subsidiedossiers komen voor een projectsubsidie in aanmerking.
Art. 14.
De subsidie wordt uitbetaald na afloop van de subsidieperiode op basis van de effectieve leerlingenaantallen.
Art. 15.
Elke school die of elk lokaal bestuur dat een subsidie ontvangt in het kader van de organisatie van een
zomeraanbod als vermeld in artikel 9 is verantwoordelijk voor de organisatie van een kwaliteitsvol zomeraanbod.
Art. 16.
De projecten worden administratief opgevolgd door de bevoegde dienst van de Vlaamse overheid.
HOOFDSTUK 4. —
[...]
Art. 17.
[...]
Art. 18.
[...]
Art. 19.
[...]
HOOFDSTUK 5. —
[...]
Art. 20.
[...]
Art. 21.
[...]
Art. 22.
[...]
HOOFDSTUK 6. — Afwijkingen van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997
Art. 23.
In aanvulling op artikel 3, 24°, van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 wordt onder
huisonderwijs ook verstaan, het onderwijs dat wordt gefaciliteerd en ondersteund door lokale besturen die op hun
grondgebied een nooddorp als vermeld in artikel 2 hebben en dat wordt verstrekt aan een kind dat nog niet leerplichtig
is, de leeftijd van 2 jaar en 6 maanden bereikt heeft en onder een uitvoeringsbesluit van richtlijn 2001/55/EG van de
Raad van 20 juli 2001 ressorteert, of dat wordt verstrekt aan een leerplichtige leerling die onder een uitvoeringsbesluit
van richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 ressorteert. Het volgen van huisonderwijs impliceert meteen dat
een gelijktijdige inschrijving in het erkend onderwijs niet mogelijk is.
Art. 24.
In afwijking van artikel 26bis/1 van hetzelfde decreet geldt de termijn voor het indienen van een
verklaring van huisonderwijs met bijhorende informatie over het huisonderwijs bij de bevoegde diensten van de
Vlaamse Gemeenschap niet voor het huisonderwijs dat wordt georganiseerd voor kinderen die ressorteren onder een
uitvoeringsbesluit van de Raad van de Europese Unie tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van
ontheemden in de zin van artikel 5 van richtlijn 2001/55/EG, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar
aanleiding daarvan. Voor die kinderen kan dus op elk moment een verklaring van huisonderwijs met bijhorende
informatie over het huisonderwijs ingediend worden bij de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.
Met behoud van de toepassing van het eerste lid en in afwijking van artikel 26bis/1 van hetzelfde decreet geldt
voor het huisonderwijs dat gefaciliteerd en ondersteund wordt door het lokaal bestuur, vermeld in artikel 2, dat:
1° de verklaring van huisonderwijs met bijhorende informatie over het huisonderwijs ook wordt ingediend voor
nog niet leerplichtige kinderen;
2° het lokaal bestuur de verklaring van huisonderwijs met bijhorende informatie over het huisonderwijs indient
voor elk kind waarvoor het lokaal bestuur subsidies als vermeld in artikel 2 ontvangt om het huisonderwijs te
ondersteunen en te faciliteren;
3° de verklaring van huisonderwijs met bijhorende informatie alleen de bijhorende informatie over het
huisonderwijs, vermeld in artikel 26bis/1, §1, tweede lid, 1°, van hetzelfde decreet bevat, met uitzondering van de
persoonsgegevens van de ouders, alsook de bijhorende informatie, vermeld in artikel 26bis/1, §1, tweede lid, 4°, van
hetzelfde decreet bevat.
Art. 25.
Artikel 26bis/2 tot en met 26quater van hetzelfde decreet zijn niet van toepassing op het huisonderwijs dat
georganiseerd wordt voor kinderen die ressorteren onder een uitvoeringsbesluit van de Raad van de Europese Unie tot
vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden in de zin van artikel 5 van richtlijn
2001/55/EG, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan.
Art. 26.
In afwijking van artikel 37novies, §4, en in aanvulling op artikel 37novies, §5, 1°, van hetzelfde decreet kan
een schoolbestuur toch overgaan tot een inschrijving voor de toelating van leerlingen die voldoen aan de definitie van
een anderstalige nieuwkomer in het buitengewoon onderwijs, vermeld in artikel 3, 4°quater, van hetzelfde decreet, met
uitzondering van de leeftijdsvereisten, vermeld in artikel 3, 4°quater, a), van hetzelfde decreet.
Art. 27.
[...]
Art. 28.
[...]
HOOFDSTUK 7. — Afwijkingen en wijzigingen van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs
Afdeling 1. — Afwijkingen van en aanvullingen op het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs
Art. 29.
[...]
Art. 30.
[...]
Art. 31.
[...]
Art. 32.
In aanvulling op artikel 196sexies, §1, zevende lid, van hetzelfde decreet, kunnen de centra voor
volwassenenonderwijs na een voorafgaand akkoord in het bevoegde lokale comité de toegekende leraarsuren ten laste
van het begrotingsjaar 2022 omzetten in werkingsmiddelen voor contractuele aanwervingen. Voor de omzetting geldt
één leraarsuur voor 62,39 euro.
[Uiterlijk twee maanden na de melding aan het Agentschap voor Hoger
Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelagen van de om te zetten leraarsuren voor de
aanwerving van contractuele personeelsleden wordt 80 procent van die omgezette werkingsmiddelen als voorschot aan
de centra uitbetaald. Het resterende saldo van 20 procent wordt uiterlijk op 31 december 2022 uitbetaald. Het centrum
bewijst alle aangewende middelen met facturen of betalingen die werden uitgevoerd in het kader van die contractuele
aanstellingen.]
Niet-aangewende middelen worden na het einde van het
kalenderjaar 2022 teruggestort. Daarvoor deelt het centrum het niet-aangewende bedrag mee aan de bevoegde
administratie.
Afdeling 2. — Wijziging van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs
Art. 33.
In artikel 113novies, §4, van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs, ingevoegd
bij het decreet van 16 maart 2018 en gewijzigd bij de decreten van 5 april 2019, 3 juli 2020 en 9 juli 2021, wordt een punt
3°bis ingevoegd, dat luidt als volgt:
“3°bis op het moment van inschrijving tijdelijke bescherming genieten ter uitvoering van richtlijn 2001/55/EG van
de Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van
massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de
lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen;”.
HOOFDSTUK 8. — Afwijking van het decreet van 20 februari 2009 betreffende de Hogere Zeevaartschool
Art. 34.
In afwijking van artikel 2 van het decreet van 20 februari 2009 betreffende de Hogere Zeevaartschool kan
de Vlaamse Regering, binnen de perken van de beschikbare middelen, in 2022 en 2023 een bijkomende werkingstoelage
of projecttoelage toekennen aan de Hogere Zeevaartschool, ter ondersteuning van de dienstverlening voor studenten
die ressorteren onder een uitvoeringsbesluit van de Raad van de Europese Unie tot vaststelling van het bestaan van een
massale toestroom van ontheemden in de zin van artikel 5 van richtlijn 2001/55/EG, en tot invoering van tijdelijke
bescherming naar aanleiding daarvan. De Vlaamse Regering bepaalt de verdeling van die bijkomende middelen en
stelt de aanwending ervan vast.
HOOFDSTUK 9. — Afwijkingen van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010
Art. 35.
In aanvulling op artikel 3, 15°/1, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010 wordt onder
huisonderwijs ook verstaan, het onderwijs, vermeld in artikel 2, dat door lokale besturen die een nooddorp op hun
grondgebied hebben wordt gefaciliteerd en ondersteund en dat wordt verstrekt aan een kind dat nog niet leerplichtig
is, de leeftijd van 2 jaar en 6 maanden bereikt heeft en onder een uitvoeringsbesluit van richtlijn 2001/55/EG van de
Raad van 20 juli 2001 ressorteert of dat wordt verstrekt aan een leerplichtige leerling die onder een uitvoeringsbesluit
van richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 ressorteert. Het volgen van huisonderwijs impliceert meteen dat
een gelijktijdige inschrijving in het erkend onderwijs niet mogelijk is.
Art. 36.
[...]
Art. 37.
In aanvulling op artikel 110/9, §6 en §8, van dezelfde codex kan een schoolbestuur bij, in voorkomend
geval, de overschrijding van een vastgelegde capaciteit of, in voorkomend geval, na een volzetverklaring toch overgaan
tot een inschrijving voor de toelating van leerlingen die voldoen aan de definitie van een anderstalige nieuwkomer in
het buitengewoon onderwijs als vermeld in artikel 3, 2°/1, van dezelfde codex, met uitzondering van de vereiste dat
die leerlingen les volgen in het voltijds gewoon secundair onderwijs of deeltijds beroepssecundair onderwijs.
Art. 38.
In afwijking van artikel 110/29, §1, van dezelfde codex geldt de termijn voor het indienen van een
verklaring van huisonderwijs met bijhorende informatie over het huisonderwijs bij de bevoegde diensten van de
Vlaamse Gemeenschap niet voor het huisonderwijs dat wordt georganiseerd voor kinderen die ressorteren onder een
uitvoeringsbesluit van de Raad van de Europese Unie tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van
ontheemden in de zin van artikel 5 van richtlijn 2001/55/EG, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar
aanleiding daarvan. Voor die kinderen kan dus op elk moment een verklaring van huisonderwijs met bijhorende
informatie over het huisonderwijs ingediend worden bij de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.
Met behoud van de toepassing van het eerste lid en in afwijking van artikel 110/29 van dezelfde codex geldt voor
het huisonderwijs, vermeld in artikel 2, dat gefaciliteerd en ondersteund wordt door het lokaal bestuur dat:
1° de verklaring van huisonderwijs met bijhorende informatie over huisonderwijs ook wordt ingediend voor nog
niet leerplichtige kinderen;
2° het lokaal bestuur de verklaring van huisonderwijs met bijhorende informatie over het huisonderwijs indient
voor elk kind waarvoor een lokaal bestuur subsidies als vermeld in artikel 2 ontvangt om het huisonderwijs te
ondersteunen en te faciliteren;
3° de verklaring van huisonderwijs alleen de bijhorende informatie over het huisonderwijs, vermeld in
artikel 110/29, §1, eerste lid, 1°, van dezelfde codex bevat, met uitzondering van de persoonsgegevens van de ouders,
alsook de bijhorende informatie, vermeld in artikel 110/29, §1, eerste lid, 4°, van dezelfde codex.
Art. 39.
Artikel 110/30 tot en met 110/32 van dezelfde codex zijn niet van toepassing op het huisonderwijs dat
georganiseerd wordt voor kinderen die ressorteren onder een uitvoeringsbesluit van de Raad van de Europese Unie tot
vaststelling van bestaan van een massale toestroom van ontheemden in de zin van artikel 5 van richtlijn 2001/55/EG,
en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan.
Art. 40.
[...]
HOOFDSTUK 10. — Afwijking van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013
Art. 41.
In afwijking van artikel III.25 van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013 kan de Vlaamse
Regering, binnen de perken van de beschikbare middelen, in
[2023 en 2024]
een bijkomende werkingstoelage of
projecttoelage toekennen aan de hogescholen en universiteiten, ter ondersteuning van de dienstverlening voor
studenten die ressorteren onder een uitvoeringsbesluit van de Raad van de Europese Unie tot vaststelling van het
bestaan van een massale toestroom van ontheemden in de zin van artikel 5 van richtlijn 2001/55/EG, en tot invoering
van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan. De Vlaamse Regering bepaalt de verdeling van die bijkomende
middelen over de hogescholen en universiteiten en stelt de aanwending ervan vast.
HOOFDSTUK 11. —
[...]
Art. 42.
[...]
HOOFDSTUK 12. — Afwijkingen van het decreet van 27 april 2018 betreffende de leerlingenbegeleiding in het basisonderwijs, het secundair onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding
Art. 43.
[...]
Art. 44.
[
In aanvulling op artikel 26 van hetzelfde decreet wordt vanaf het begrotingsjaar 2023 en tot het einde van het
schooljaar waarin er een uitvoeringsbesluit van de Raad van de Europese Unie tot vaststelling van het bestaan van
een massale toestroom van ontheemden in de zin van artikel 5 van de richtlijn 2001/55/EG, en tot invoering van
tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan in werking is, per leerling die ressorteert onder een uitvoeringsbesluit
van de Raad van de Europese Unie tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden in de
zin van artikel 5 van de richtlijn 2001/55/EG, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan en
die voor het eerst wordt ingeschreven in een door de Vlaamse Gemeenschap gesubsidieerde of gefinancierde school,
een extra werkingsbudget van 150,7662 euro toegekend aan het centrum voor leerlingenbegeleiding dat samenwerkt
met de school waarin de leerling aldus wordt ingeschreven om de kosten te compenseren voor het onthaal en de
begeleiding van Oekraïense vluchtelingen.
De betaling vindt plaats uiterlijk vier maanden na afloop van het schooljaar in kwestie.
]
Art. 45.
In aanvulling op artikel 29, §1, tweede lid, van hetzelfde decreet wordt vanaf het begrotingsjaar 2022 een
extra werkingsbudget van 59.017 euro toegekend aan de permanente ondersteuningscellen die netoverstijgend
samenwerken als vermeld in artikel 15 van het decreet van 27 april 2018 betreffende de leerlingenbegeleiding in het
basisonderwijs, het secundair onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding.
De middelen worden onverdeeld toegekend aan een van de permanente ondersteuningscellen, vermeld in artikel
40 van hetzelfde decreet, en worden ingezet voor de aanstelling van een technisch personeelslid met als doel alle CLB’s
netoverstijgend te ondersteunen in hun opdracht om personen die ressorteren onder een uitvoeringsbesluit van
richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 te onthalen en te begeleiden, met aandacht voor een
traumasensitieve werking en een gelijkgerichte aanpak. Dat personeelslid fungeert ook als aanspreekpunt voor de
CLB’s, de vertegenwoordigers van de centrumnetten CLB, de overheid en de andere betrokken actoren op de
leerlingenbegeleiding van de CLB’s.
[Hoofdstuk 12/1. Afwijkingen van het decreet van 5 mei 2023 over leersteun]
[
Art. 45/1.
§1. In aanvulling op artikel 42 en 43 van het decreet van 5 mei 2023 over
leersteun wordt voor het schooljaar x-x+1 vanaf het schooljaar 2023-2024 bijkomende omkadering toegekend aan de leersteuncentra, vermeld in artikel 7, 8 en 9
van het decreet van 5 mei 2023 over leersteun, per leerling die een school voor gewoon
onderwijs die aangesloten is bij het leersteuncentrum, op de eerste schooldag van
oktober x meer telt dan op de teldag van de eerste schooldag van februari x, als
die leerling aan de volgende voorwaarden voldoet:
1° ressorteren onder een uitvoeringsbesluit van de Raad van de Europese Unie
tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden
in de zin van artikel 5 van richtlijn 2001/55/EG, en tot invoering van tijdelijke
bescherming naar aanleiding daarvan;
2° voor het basisonderwijs: beschikken over een GC-verslag als vermeld in artikel 16 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 of over een
IAC-verslag als vermeld in artikel 15 van hetzelfde decreet, type basisaanbod,
3 en 9 als vermeld in respectievelijk artikel 10, §1, eerste lid, 1°, 3° en 8°,
van hetzelfde decreet;
3° voor het secundair onderwijs: beschikken over een GC-verslag als vermeld in
artikel 352 van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010 of over
een IAC-verslag of OV4-verslag als vermeld in artikel 294 van dezelfde codex,
type basisaanbod, 3 en 9 als vermeld in respectievelijk artikel 259, §1, 1°, 3°
en 8°, van dezelfde codex.
De bijkomende omkadering per leerling bedraagt:
1° 7,65 punten voor leerlingen met een GC-verslag of IAC-verslag type basisaanbod, 3 en 9 als vermeld in artikel 10, §1, eerste lid, 1°, 3° en 8°, van het
decreet basisonderwijs van 25 februari 1997;
2° 8,2 punten voor leerlingen met een GC-verslag, IAC-verslag of OV4-verslag
type basisaanbod, 3 en 9 als vermeld in artikel 259, §1, 1°, 3° en 8°, van de
Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010.
§2. In aanvulling op artikel 42 en 43 van het decreet van 5 mei 2023 over leersteun wordt
voor het schooljaar x-x+1 vanaf het schooljaar 2023-2024 bijkomende omkadering toegekend aan de leersteuncentra, vermeld in artikel 7, 8 en 9 van het decreet
van 5 mei 2023 over leersteun, per leerling die een school voor gewoon onderwijs die aangesloten is bij het leersteuncentrum, op de eerste schooldag van oktober x meer
telt dan op de teldag van de eerste schooldag van februari x, als die leerling aan
de volgende voorwaarden voldoet:
1° voor het basisonderwijs:
a) anderstalige nieuwkomer zijn als vermeld in artikel 3, 4°quater, van
het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, met uitzondering van
de leeftijdsvereisten, vermeld in artikel 3, 4°quater, a), van hetzelfde
decreet, en niet ressorteren onder een uitvoeringsbesluit van de Raad
van de Europese Unie tot vaststelling van het bestaan van een massale
toestroom van ontheemden in de zin van artikel 5 van richtlijn 2001/55/
EG, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan;
b) beschikken over een GC-verslag als vermeld in artikel 16 van het decreet
basisonderwijs van 25 februari 1997 of over een IAC-verslag als vermeld
in artikel 15 van hetzelfde decreet, type basisaanbod, 3 en 9 als vermeld
in respectievelijk artikel 10, §1, eerste lid, 1°, 3° en 8°, van hetzelfde
decreet;
2° voor het secundair onderwijs:
a) anderstalige nieuwkomer zijn als vermeld in artikel 3, 2°/1, van dezelfde
codex en niet ressorteren onder een uitvoeringsbesluit van de Raad
van de Europese Unie tot vaststelling van het bestaan van een massale
toestroom van ontheemden in de zin van artikel 5 van richtlijn 2001/55/
EG, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan;
b) beschikken over een GC-verslag als vermeld in artikel 352 van de Codex
Secundair Onderwijs van 17 december 2010 of over een IAC-verslag
of OV4-verslag als vermeld in artikel 294 van dezelfde codex, type
basisaanbod, 3 en 9 als vermeld in respectievelijk artikel 259, §1, 1°, 3°
en 8°, van dezelfde codex.
De bijkomende omkadering per leerling bedraagt:
1° 7,65 punten voor leerlingen met een GC-verslag of IAC-verslag type basisaanbod, 3 en 9 als vermeld in artikel 10, §1, eerste lid, 1°, 3° en 8°, van het
decreet basisonderwijs van 25 februari 1997;
2° 8,2 punten voor leerlingen met een GC-verslag, IAC-verslag of OV4-verslag
type basisaanbod, 3 en 9 als vermeld in artikel 259, §1, 1°, 3° en 8°, van de
Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010.
§3. De bijkomende punten, berekend volgens paragraaf 1 en 2, worden over de
scholen voor gewoon onderwijs heen die tot hetzelfde leersteuncentrum behoren,
als volgt afgerond: als het eerste cijfer na de komma groter is dan vier, wordt er
afgerond naar het hogere geheel getal en als het eerste cijfer na de komma kleiner
is dan of gelijk is aan vier, wordt er afgerond naar het lagere geheel getal.
§4. De bijkomende punten, vermeld in paragraaf 1 tot en met 3, worden door de
leersteuncentra aangewend conform de bepalingen van het decreet van 5 mei 2023 over
leersteun. De betrekkingen die georganiseerd worden met de bijkomende punten
komen niet in aanmerking voor vacantverklaring en het schoolbestuur kan in geen
geval een personeelslid vast benoemen, affecteren of muteren in die betrekkingen.
§5. Voor de leerlingen, vermeld in paragraaf 1 en 2, wordt een bijkomend werkingsbudget toegekend met toepassing van artikel 51 van het decreet van 5 mei 2023
over leersteun.
]
HOOFDSTUK 13. — Inwerkingtreding en toepassingsgebied in de tijd
Art. 46.
Artikel 1, 32, 34, 41 en 46 treden in werking op de dag na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
[Artikel 45 en 45/1]
treden in werking op de dag na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad en treden
buiten werking op het einde van het schooljaar waarin er een uitvoeringsbesluit van de Raad van de Europese Unie
tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden in de zin van artikel 5 van de richtlijn
2001/55/EG, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan, in werking is.
Artikel 44 treedt in werking tien dagen na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
Artikel 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 23, 33 en 35 hebben uitwerking met ingang van 4 maart 2022.
Artikel 24, 25, 26, 37, 38, en 39 hebben uitwerking met ingang van 4 maart 2022 en treden buiten werking op het
einde van het schooljaar waarin er een uitvoeringsbesluit van de Raad van de Europese Unie tot vaststelling van het
bestaan van een massale toestroom van ontheemden in de zin van artikel 5 van de richtlijn 2001/55/EG, en tot
invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan, in werking is.
Artikel 17, 18, 19, 20, 21, 22, 27, 29, 30, 31, 36, 42 en 43 hebben uitwerking met ingang van 1 juni 2022.
Artikel 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15 en 16 treden in werking op 1 juli 2022.