Decreet over de transitie van personeelsleden van sommige instellingen van Onderwijs naar Welzijn

  • goedkeuringsdatum
    28 APRIL 2023
  • publicatiedatum
    B.S.05/06/2023
  • datum laatste wijziging
    05/06/2023

Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt:

DECREET over de transitie van personeelsleden van sommige instellingen van Onderwijs naar Welzijn

HOOFDSTUK 1. — Algemene bepalingen

Artikel 1.

Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.

Art. 2.

In dit decreet wordt verstaan onder:

1° herplaatsingscommissie: de herplaatsingscommissie, vermeld in artikel III.40 van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016;

2° instelling:

a) tehuizen als vermeld in artikel III.20 en III.37 van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016;

b) internaten buitengewoon onderwijs als vermeld in deel III, hoofdstuk 4, afdeling 1, onderafdeling 2, van de voormelde codificatie;

c) internaten met permanente openstelling als vermeld in deel III, hoofdstuk 6, van de voormelde codificatie;

d) internaten gewoon onderwijs als vermeld in deel III, hoofdstuk 4, afdeling 1, onderafdeling 1, van de voormelde codificatie;

e) internaten gewoon onderwijs als vermeld in deel III, hoofdstuk 4, afdeling 2, van de voormelde codificatie;

3° MEDEX: de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, Medische Expertise, cel Pensioenen;

4° transitiekader: het geheel van de vastbenoemde personeelsleden die een instelling aan een voorziening overdraagt;

5° voorziening:

a) een voorziening als vermeld in artikel 2, 4°, van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap of artikel 2, § 1, 55°/1, van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp;

b) een jeugdhulpaanbieder als vermeld in artikel 2, § 1, 27°, van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp;

c) een multifunctioneel centrum als vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2016 houdende erkenning en subsidiëring van multifunctionele centra voor minderjarige personen met een handicap;

6° Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming: het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, vermeld in artikel 22, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie.

Art. 3.

Dit decreet is van toepassing op de instellingen die uiterlijk op 1 september 2023 voorlopig erkend of definitief erkend zijn als voorziening en de personeelsleden die in die als voorziening erkende instellingen tewerkgesteld zijn.

HOOFDSTUK 2. — Het transitiekader voor de vastbenoemde personeelsleden

Afdeling 1. — Vastleggen van het transitiekader per instelling

Art. 4.

Met behoud van de toepassing van artikel 5, § 1 en § 2, en 6, § 3, worden de volgende personeelsleden opgenomen in het transitiekader:

1° het vastbenoemde personeelslid dat op 1 september 2023 in aanmerking komt om ter beschikking gesteld te worden wegens volledige of gedeeltelijke ontstentenis van betrekking in een instelling;

2° het vastbenoemde personeelslid dat conform artikel 10 van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 november 2014 betreffende verblijf en begeleiding tijdens de schoolvrije dagen in de internaten van het Gemeenschapsonderwijs tijdens de transitiefase op 31 januari 2023 in een niet-organieke betrekking toegewezen is aan de instelling van eerste keuze of niet toegewezen is aan de instelling van eerste keuze.

Art. 5.

. § 1. Een personeelslid als vermeld in artikel 4, 1° of 2°, dat conform artikel 31, § 8, van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991 of artikel 45, § 8, van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991 voor 1 september 2023 een nieuwe affectatie of mutatie aangeboden krijgt of aanvraagt, deelt die beslissing uiterlijk op 30 april 2023 mee aan het bestuur van de instelling.

Als het personeelslid de aangevraagde of aangeboden nieuwe affectatie of mutatie op 1 september 2023 niet krijgt, wordt het personeelslid opgenomen in het transitiekader. Het personeelslid dat op 1 september 2023 wel een nieuwe affectatie of mutatie krijgt, wordt niet opgenomen in het transitiekader.

§ 2. Een personeelslid als vermeld in artikel 4, 1° of 2°, dat niet opgenomen wil worden in het transitiekader, deelt die beslissing uiterlijk op 30 april 2023 mee aan het bestuur van de instelling. In dat geval beëindigt het bestuur van de instelling de benoeming van het personeelslid in kwestie.

Het bestuur van de instelling kent aan het personeelslid, vermeld in het eerste lid, een opzeggingstermijn toe die ingaat op 1 juni 2023 en waarvan de duur wordt vastgesteld conform het aantal arbeidsdagen dat vereist is om aanspraak te kunnen maken op uitkeringen in het kader van de werkloosheidsreglementering en van de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering. In ieder geval eindigt de voormelde opzeggingstermijn als het betrokken personeelslid de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. Een vastbenoemd personeelslid wordt tijdens de opzeggingstermijn geacht als tijdelijk personeelslid te zijn aangesteld.

Het personeelslid, vermeld in het eerste lid, blijft zijn werkzaamheden in de instelling vervullen tot het einde van het schooljaar 2022-2023. Als de opzeggingstermijn die aan het personeelslid toegekend moet worden opdat het personeelslid aanspraak zou kunnen maken op uitkeringen in het kader van de werkloosheidsreglementering en van de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, het einde van het schooljaar 2022-2023 overschrijdt, kan het bestuur van de instelling vanaf het schooljaar 2023-2024 tot het einde van de opzeggingstermijn het personeelslid met een andere opdracht belasten.

Het personeelslid ontvangt het brutosalaris verbonden aan het ambt waarin het vastbenoemd was.

Het personeelslid kan geheel of gedeeltelijk afstand doen van die opzeggingstermijn.

Art. 6.

§ 1. Een instelling die een voorziening wordt, stelt een nominatieve lijst vast van de personeelsleden, vermeld in artikel 4, 1°. De lijst wordt samen met het akkoord van de voorziening en de instelling uiterlijk op 1 mei 2023 bezorgd aan de bevoegde dienst van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming.

De herplaatsingscommissie stelt een nominatieve lijst vast van de personeelsleden, vermeld in artikel 4, 2°. De voormelde lijst wordt uiterlijk op 1 mei 2023 bezorgd aan de bevoegde dienst van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming.

§ 2. Het bestuur van de instelling informeert de betrokken personeelsleden tijdig en voorziet in een procedure om administratieve onjuistheden in de lijsten, vermeld in paragraaf 1, eerste en tweede lid, recht te zetten. De leden van het bevoegde lokale onderhandelingscomité krijgen inzage in de lijsten, vermeld in paragraaf 1, eerste en tweede lid.

§ 3. In afwijking van paragraaf 1 worden de volgende personeelsleden niet opgenomen in de lijst, vermeld in paragraaf 1, eerste en tweede lid:

1° de personeelsleden die bij beslissing van MEDEX of de arbeidsarts definitief of tijdelijk ongeschikt bevonden zijn om hun gewone werkzaamheden uit te oefenen;

2° de personeelsleden die conform artikel 31, § 8, van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991 of artikel 45, § 8, van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991 op 1 september 2023 een nieuwe affectatie of mutatie krijgen.

Art. 7.

Na 1 september 2023 worden de volgende wijzigingen aangebracht in de lijst, vermeld in artikel 6, § 1, eerste en tweede lid, van dit decreet:

1° in de volgende gevallen worden personeelsleden geschrapt van de lijst:

a) bij definitieve ambtsneerlegging conform artikel 86 en 88 van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991;

b) bij definitieve ambtsneerlegging conform artikel 60 en 62 van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991;

2° in de volgende gevallen worden de gegevens van de personeelsleden gewijzigd:

a) wijzigingen in de omvang van de opdracht die aan het ambt is verbonden;

b) wijzigingen in de werkelijk uitgeoefende omvang van de opdracht die aan het ambt is verbonden, met vermelding van alle dienstonderbrekingen.

De wijzigingen, vermeld in het eerste lid, worden na de transitie door de voorziening doorgegeven aan de bevoegde dienst van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming.

Art. 8.

Een voorziening kan in het transitiekader geen nieuwe personeelsleden aanstellen of benoemen en ook geen uitbreiding van benoeming geven aan personeelsleden die al in het transitiekader zijn opgenomen.

In het eerste lid wordt verstaan onder nieuwe personeelsleden: de personeelsleden die op 1 september 2023 niet opgenomen zijn in het transitiekader.

Afdeling 2. — De gevolgen voor de vastbenoemde personeelsleden in het transitiekader

Art. 9.

De voorziening neemt met ingang van 1 september 2023 de personeelsleden in het transitiekader van de overeenkomstige instelling over.

De personeelsleden in het transitiekader worden vanaf 1 september 2023 personeelsleden van de voorziening, vermeld in het eerste lid.

De voorziening, vermeld in het eerste lid, treedt ten opzichte van de personeelsleden in het transitiekader vanaf 1 september 2023 in de rechten en verplichtingen van de instelling waar de personeelsleden in kwestie vóór de transitie werkten. In de voormelde overdracht zijn alle rechten en verplichtingen inbegrepen die verbonden zijn aan hangende en toekomstige procedures.

Art. 10.

. In samenspraak met het bestuur van de voorziening kunnen de personeelsleden in het transitiekader met de voorziening een arbeidsovereenkomst sluiten conform de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten en afzien van hun hoedanigheid van vastbenoemd personeelslid van Onderwijs.

De personeelsleden die conform het eerste lid een arbeidsovereenkomst sluiten, worden geschrapt uit de lijsten, vermeld in artikel 6, § 1, en conform artikel 7, en maken vanaf de ingang van hun arbeidsovereenkomst geen deel meer uit van het transitiekader.

Art. 11.

Het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991 en het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991 alsook de van toepassing zijnde uitvoeringsbepalingen blijven, met behoud van toepassing van de bepalingen van dit hoofdstuk, van toepassing op de personeelsleden in het transitiekader die ervoor kiezen om hun hoedanigheid van vastbenoemd personeel van Onderwijs te behouden.

Het bestuur van de voorziening of zijn gemandateerde oefent tegenover de vastbenoemde personeelsleden in het transitiekader de bevoegdheden uit die conform de rechtspositieregeling toegewezen zijn aan de directeur of, voor het gemeenschapsonderwijs, de raad van bestuur, en, voor het gesubsidieerd onderwijs, de inrichtende macht.

Art. 12.

De personeelsleden in het transitiekader behouden het recht op hun salaris volgens de salarisschaal en geldelijke anciënniteit die ze genieten op 31 augustus 2023. Ze behouden ook het recht op vakantiegeld en eindejaarstoelage en alle salarisverhogingen conform de geldelijke rechtspositie voor onderwijspersoneel.

Art. 13.

In afwijking van artikel 11, kunnen de personeelsleden in het transitiekader de volgende verlofstelsels niet meer opnemen vanaf 1 september 2023:

1° verlof wegens bijzondere opdracht als vermeld in artikel 77quater van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991 en artikel 51quater van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991;

2° verlof wegens opdracht als vermeld in artikel 77quater van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991 en artikel 51quater van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991;

3° verlof voor vakbondsopdrachten als vermeld in artikel 29 van het koninklijk besluit van 15 januari 1974 genomen ter toepassing van artikel 160 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen en artikel 53 van het decreet van 5 april 1995 tot oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd onderwijs of het koninklijk besluit van 16 december 1981 betreffende het syndicaal verlof in het gesubsidieerd onderwijs;

4° verlof om een ambt uit te oefenen in een ministerieel kabinet als vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juli 1995 betreffende het verlof om een ambt uit te oefenen in een ministerieel kabinet van een lid van een Gemeenschaps- of Gewestregering, van een lid van de Federale Regering of van een gewestelijk staatssecretaris, en bij een secretariaat, de cel algemene beleidscoördinatie en een cel algemeen beleid van een lid van de Federale Regering door personeelsleden van het onderwijs en van de centra voor leerlingenbegeleiding;

5° verlof erkende politieke groepen als vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 1991 betreffende het verlof dat aan de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra wordt verleend voor het verrichten van bepaalde prestaties ten behoeve van in de wetgevende vergaderingen van de Staat en van de Gemeenschappen of de Gewesten erkende politieke groepen, respectievelijk ten behoeve van de voorzitters van die groepen;

6° verlof om tijdelijk een andere opdracht uit te oefenen als vermeld in artikel 55bis en 55ter van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991 en artikel 44bis en 44ter van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991.

Art. 14.

De Vlaamse Regering kan voor de personeelsleden in het transitiekader een concordantietabel vastleggen met de personeelscategorieën en ambten in Onderwijs en de overeenstemmende personeelscategorieën en functies in Welzijn.

De Vlaamse Regering bepaalt voor de personeelsleden in het transitiekader de duur van de jaarlijkse vakantie en de wekelijkse of jaarlijkse arbeidsduur.

Art. 15.

De regelingen en reglementen die het bestuur van de instelling conform de wettelijke of decretale bepalingen en de uitvoeringsbesluiten ervan heeft opgesteld, blijven na de transitie van toepassing op de personeelsleden in het transitiekader.

De voorziening kan na de transitie een eigen regeling of reglement uitwerken voor de personeelsleden in het transitiekader. Bij de uitwerking van de voormelde aangepaste regelingen of reglementen neemt de voorziening alle voorwaarden in acht die bij wet of decreet worden opgelegd. De voormelde regelingen of reglementen zijn het voorwerp van onderhandelingen met de afvaardiging van het personeel.

Bij de inwerkingtreding van de nieuwe reglementen of regelingen zijn de initiele reglementen of regelingen, vermeld in het eerste lid, niet langer van toepassing op de personeelsleden in het transitiekader.

Art. 16.

Als een personeelslid dat is opgenomen in het transitiekader, afwezig is door ziekte, afwezig is als gevolg van een arbeidsongeval of afwezig is door een andere vorm van gewettigde of ongewettigde afwezigheid, kan er geen vervanger worden aangesteld die een salaris ontvangt van de bevoegde dienst van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming

Art. 17.

De voorziening gaat een overeenkomst aan met het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming over de betaling van de salarissen en wachtgelden, met inbegrip van het vakantiegeld en de eindejaarstoelage van de personeelsleden in het transitiekader.

De bevoegde dienst van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming verzorgt de betalingen voor de personeelsleden in het transitiekader. De betaling wordt uitgevoerd op basis van de gegevens die de voorziening bezorgt en onder haar verantwoordelijkheid.

De eerste overeenkomst heeft een minimale looptijd van vijf jaar.

HOOFDSTUK 3. — Personeelsleden buiten het transitiekader

Art. 18.

Dit hoofdstuk is van toepassing op de volgende personeelsleden die in een instelling werken:

1° de contractuele personeelsleden;

2° de personeelsleden met een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur;

3° de personeelsleden met een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur;

4° de personeelsleden die toegelaten zijn tot de proeftijd;

5° de vastbenoemde personeelsleden die conform artikel 10 afzien van hun hoedanigheid van vastbenoemd personeelslid van het Onderwijs.

Art. 19.

De geldelijke anciënniteit van de personeelsleden, vermeld in artikel 18, die door de transitie worden overgenomen op of na 1 september 2023 door een voorziening, wordt meegenomen.

HOOFDSTUK 4. — Wijzigingsbepalingen

Afdeling 1. — Wijziging van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991

Bepalingen niet opgenomen in coördinatie.

Afdeling 2. — Wijziging van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991

Bepalingen niet opgenomen in coördinatie.

HOOFDSTUK 5. — Inwerkingtreding

Art. 24.

Dit decreet heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2023.