Decreet over leersteun

  • goedkeuringsdatum
    5 MEI 2023
  • publicatiedatum
    B.S.02/08/2023
  • zie ook
  • datum laatste wijziging
    16/08/2023

COORDINATIE

Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt:

Decreet over leersteun

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

Artikel 1.

Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.

Art. 2.

Dit decreet is van toepassing op:

1° de door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde basis- en secundaire scholen;

2° de centra voor deeltijds beroepssecundair onderwijs;

3° de centra voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen, voor wat duale structuuronderdelen en aanloopstructuuronderdelen betreft;

4° de scholen voor voltijds secundair onderwijs die de opleiding Verpleegkunde van het hoger beroepsonderwijs organiseren;

5° de leersteuncentra;

6° de centra voor leerlingenbegeleiding;

7° de pedagogische begeleidingsdiensten;

8° de onderwijsinspectie.

Art. 3.

In uitvoering van artikel 22ter van de Grondwet en het recht op redelijke aanpassingen dat erin vervat is, beoogt dit decreet voor alle leerlingen een kwaliteitsvolle leer- en leefcontext in het Vlaamse basis- en secundair onderwijs.

Art. 4.

De Vlaamse Regering kan initiatieven nemen voor een verdere versterking van de brede basiszorg en verhoogde zorg in de scholen. De Vlaamse Regering kan hiertoe middelen vrijmaken en bepaalt de inhoudelijke, organisatorische en procedurele regels voor de toekenning van de middelen, rekening houdend met de noden en kenmerken van scholen en hun leerlingen.

Hoofdstuk 2. Afkortingen en definities

Art. 5.

Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder:

1° AGODI: Agentschap voor onderwijsdiensten als vermeld in artikel 22, §1, 1°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;

2° bestuur: het bestuur met rechtspersoonlijkheid dat voor een leersteuncentrum de bestuurshandelingen verricht overeenkomstig de bevoegdheden die naargelang het geval, door of krachtens de wet, het decreet, het bijzonder decreet of de statuten, toegewezen zijn;

3° CLB: een centrum voor leerlingenbegeleiding zoals bepaald in het decreet betreffende de leerlingenbegeleiding in het basisonderwijs, het secundair onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding van 27 april 2018;

4° Codex Secundair Onderwijs: de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010;

5° decreet basisonderwijs: het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997;

6° GC-verslag: verslag gemeenschappelijk curriculum, een verslag dat toegang geeft tot leersteun bij een gemeenschappelijk curriculum als vermeld in artikel 16 van het decreet basisonderwijs en artikel 352 van de Codex Secundair Onderwijs;

7° handelingsplanmatig werken: een manier van werken waarbij een cyclisch proces wordt gehanteerd dat bestaat uit een beginsituatiebepaling, doelenselectie, voorbereiding, uitvoering en evaluatie;

8° IAC-verslag: verslag individueel aangepast curriculum, een verslag dat toegang geeft tot een individueel aangepast curriculum als vermeld in artikel 15 van het decreet basisonderwijs en in artikel 294, §2, 1°, van de Codex Secundair Onderwijs;

9° leerondersteuner: een personeelslid van een leersteuncentrum dat is aangesteld in het ambt van leerondersteuner;

10° leersteuncentrum: een zelfstandig centrum of een centrum dat deel uitmaakt van een school voor buitengewoon onderwijs, dat leersteun biedt aan scholen voor gewoon onderwijs met leerlingen met een GC-verslag, IAC-verslag of OV4-verslag, in het gewoon basisonderwijs en het gewoon secundair onderwijs;

11° leersteunraad: een raad met adviserende bevoegdheid bestaande uit een vertegenwoordiging van scholen die zijn aangesloten bij het leersteuncentrum, of in het geval van een specifiek leersteuncentrum type 4, 6 of 7 een raad met adviserende bevoegdheid bestaande uit een vertegenwoordiging van scholen die leersteun van het specifieke leersteuncentrum type 4, 6 of 7 ontvangen;

12° ouders: de personen die het ouderlijk gezag uitoefenen of in rechte of in feite de minderjarige onder hun bewaring hebben of de meerderjarige leerling zelf;

13° OV4-verslag: het verslag, vermeld in artikel 294, §2, 2°, van de Codex Secundair Onderwijs;

14° school voor gewoon onderwijs: een autonome entiteit die voltijds gewoon onderwijs organiseert en die door de Vlaamse Gemeenschap wordt gefinancierd of gesubsidieerd en daartoe aan de hand van een uniek nummer wordt geïdentificeerd. Onder school voor gewoon onderwijs wordt ook een centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs verstaan alsook een centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen, wat duale structuuronderdelen en aanloopstructuuronderdelen betreft, alsook een school voor voltijds secundair onderwijs die de opleiding Verpleegkunde van het hoger beroepsonderwijs organiseert;

15° specifiek leersteuncentrum type 4, 6 of 7: een leersteuncentrum dat deel uitmaakt van een school voor buitengewoon onderwijs en dat alleen leersteun biedt voor leerlingen met een GC-verslag, IAC-verslag of OV4-verslag type 4, type 6 of type 7, in het gewoon basisonderwijs en het gewoon secundair onderwijs;

16° structurele samenwerking voor leersteun type 4, 6 of 7: een samenwerking van een leersteuncentrum met een ander leersteuncentrum voor het voorzien van leersteun voor de leerlingen met een GC-verslag, IAC-verslag of OV4-verslag type 4, type 6 of type 7, in de scholen die zijn aangesloten bij het leersteuncentrum.

Hoofdstuk 3. Het leersteunmodel met leersteuncentra

Afdeling 1. Opdracht van de leersteuncentra

Art. 6.

Leersteun is ondersteuning die:

1° de maximale ontplooiing, de leerwinst, het welbevinden, de zelfredzaamheid en de volwaardige participatie bevordert van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften in het gewoon basis- en secundair onderwijs die beschikken over een GC-verslag, IAC-verslag of OV4-verslag;

2° de competenties versterkt van leerkrachten en schoolteams in scholen voor gewoon basis- en secundair onderwijs in het begeleiden van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften en het creëren van een inclusieve klaspraktijk en schoolcultuur;

3° leerlinggericht, leerkrachtgericht of teamgericht ingezet wordt.

Art. 7.

Een leersteuncentrum heeft de opdracht om scholen voor gewoon basis- en secundair onderwijs leersteun te bieden op basis van de ondersteuningsbehoeften van de leerling, de leerkracht en het schoolteam met een maximaal effect op de klasvloer. De leersteun krijgt vorm op basis van een proces van handelingsplanmatig werken en vanuit een handelingsgerichte samenwerking tussen minstens de leerondersteuner, de leerkracht, de leerling, de ouders en het schoolteam. Verschillende vormen van expertise als vermeld in artikel 8 worden daarvoor ingezet.

De leersteun die in scholen voor gewoon onderwijs geboden wordt, is van toepassing op de fase van uitbreiding van zorg en de ondersteuning van een individueel aangepast curriculum binnen het zorgcontinuüm, vermeld in artikel 3, 59°, van het decreet basisonderwijs en in artikel 3, 47°/2, van de Codex Secundair Onderwijs.

Art. 8.

Elk leersteuncentrum beschikt over zowel onderwijskundige expertise, handicapspecifieke expertise, inclusie-expertise als expertise op het vlak van coaching.

Handicapspecifieke expertise heeft betrekking op de types, vermeld in artikel 10, §1, eerste lid, 1°, 2°, 3°, 4°, 6°, 7° en 8°, van het decreet basisonderwijs of artikel 259, §1, 1°, 2°, 3°, 4°, 6°, 7° en 8°, van de Codex Secundair Onderwijs.

Elk leersteuncentrum, met uitzondering van een specifiek leersteuncentrum type 4, 6 of 7, biedt leersteun voor alle types. Voor leersteun voor type 4, 6 of 7 kan dit via een structurele samenwerking met een ander leersteuncentrum, waarbij per type slechts met één leersteuncentrum structureel kan samengewerkt worden.

Het leersteuncentrum beschikt voor het bieden van leersteun als vermeld in artikel 6, over een multidisciplinair team van leerondersteuners waarin onderwijskundige, paramedische, sociale, psychologische en orthopedagogische expertises vertegenwoordigd zijn.

Het leersteuncentrum borgt en ontwikkelt de expertise, vermeld in het eerste tot en met het derde lid, die nodig is om leersteun te bieden en zet continu in op professionalisering van het team en betrekt daarbij relevante partners.

Art. 9.

§1. Scholen voor gewoon onderwijs ontvangen leersteun voor regelmatige leerlingen voor wie blijkt dat de maatregelen van de fasen van brede basiszorg en de verhoogde zorg van het zorgcontinuüm onvoldoende zijn en een GC-verslag, een IAC-verslag of OV4-verslag afgeleverd wordt door het CLB.

In afwijking van het eerste lid kunnen leerlingen met een GC-verslag, een IAC-verslag of een OV4-verslag die doorheen het schooljaar het statuut van regelmatige leerling verliezen, leersteun blijven ontvangen gedurende het lopende schooljaar.

§2. Gemotiveerde verslagen die werden opgemaakt voor 1 september 2023, worden gelijkgesteld aan GC-verslagen. Leerlingen die nog beschikken over een dergelijk gemotiveerd verslag, voldoen aan dezelfde voorwaarden en hebben dezelfde rechten als leerlingen met een GC-verslag. Een CLB heft een gemotiveerd verslag op als niet meer is voldaan aan de voorwaarden van een GC-verslag, vermeld in artikel 16 van het decreet basisonderwijs en artikel 352 van de Codex Secundair Onderwijs.

§3. Verslagen voor toegang tot een individueel aangepast curriculum in het gewoon onderwijs of tot het buitengewoon onderwijs die werden opgemaakt voor 1 september 2023, worden gelijkgesteld aan een IAC-verslag als het een verslag basisonderwijs of een verslag OV1, OV2 of OV3 betreft of gelijkgesteld aan een OV4-verslag als het een verslag OV4 betreft. Leerlingen die nog beschikken over een dergelijk verslag, voldoen aan dezelfde voorwaarden en hebben dezelfde rechten als leerlingen met een IAC-verslag of OV4-verslag. Een CLB heft een verslag op als niet meer is voldaan aan de voorwaarden van een IAC-verslag, vermeld in artikel 15 van het decreet basisonderwijs, of de voorwaarden van een IAC-verslag of OV4-verslag, vermeld in artikel 294 van de Codex Secundair Onderwijs.

Afdeling 2. Werking

Onderafdeling 1. Algemene werkingsprincipes

Art. 10.

Het leersteuncentrum ontwikkelt een visie en beleid over leersteun.

Het leersteuncentrum communiceert over dat beleid naar de scholen voor gewoon onderwijs die van het leersteuncentrum leersteun ontvangen, de ouders, de centra voor leerlingenbegeleiding en de pedagogische begeleidingsdiensten die verbonden zijn aan die scholen voor gewoon onderwijs. In geval van structurele samenwerking met een ander leersteuncentrum voor leersteun type 4, 6 of 7 communiceert het leersteuncentrum ook actief over die samenwerking.

Leersteuncentra die structureel samenwerken, communiceren actief over hun visie en beleid met elkaar.

Art. 11.

Het bestuur van het leersteuncentrum voert een personeelsbeleid dat erop gericht is om de opdracht van het leersteuncentrum, vermeld in artikel 6 tot en met 9, kwaliteitsvol uit te voeren.

De zorg voor kwaliteit is een taak van het leersteuncentrum. Het leersteuncentrum streeft naar een optimale realisatie van zijn opdracht, vermeld in artikel 6 tot en met 9. Het voert daarbij een beleid op leersteun dat is afgestemd op het referentiekader voor kwaliteitsvolle leersteun, vermeld in artikel 2, 16°/3, van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs. Om dat te bereiken zet het leersteuncentrum in op continue kwaliteitsontwikkeling en bewaking, met betrokkenheid van de scholen voor gewoon onderwijs, leerlingen en hun ouders.

Art. 12.

Het leersteuncentrum, met uitzondering van een specifiek leersteuncentrum type 4, 6 of 7, bepaalt met inspraak van de scholen voor gewoon onderwijs, via de leersteunraad, vermeld in artikel 23, op welke wijze aanvragen tot leersteun worden ingediend, op welke wijze de aanvragen worden opgenomen, en op welke wijze leersteun kan worden geboden in de scholen voor gewoon onderwijs.

Bij een structurele samenwerking voor leersteun type 4, 6 of 7 tussen leersteuncentra bepalen de leersteuncentra die de leersteun type 4, 6 of 7 aanbieden, in overleg met de leersteuncentra waarmee ze samenwerken, de wijze waarop die aanvragen tot leersteun worden opgenomen en de wijze waarop leersteun wordt geboden in de scholen voor gewoon onderwijs.

Art. 13.

. Een leersteuncentrum organiseert een informatiepunt voor ouders, leerlingen en scholen waar ze op een laagdrempelige manier informatie over leersteun kunnen verkrijgen. Bij vragen of onduidelijkheid over leersteun kunnen scholen en ouders bij het informatiepunt terecht.

Een leersteuncentrum voorziet in een klachtenprocedure voor leerlingen die recht hebben op leersteun, hun ouders en scholen, over klachten omtrent de leersteun.

Art. 14.

Een leersteuncentrum bouwt samenwerkingsrelaties uit voor het voorzien van leersteun, alsook voor expertiseontwikkeling en expertisedeling, minstens met de scholen voor gewoon onderwijs die zijn aangesloten bij het leersteuncentrum, de centra voor leerlingenbegeleiding die samenwerken met de aangesloten scholen voor gewoon onderwijs, de pedagogische begeleidingsdiensten van de aangesloten scholen voor gewoon onderwijs, scholen voor buitengewoon onderwijs, welzijnspartners en andere relevante partners.

Onderafdeling 2. Werkingsprincipes op het niveau van de school voor gewoon onderwijs

Art. 15.

Elke school voor gewoon onderwijs maakt in het kader van leersteun praktische afspraken met het leersteuncentrum.

Art 16.

De school voor gewoon onderwijs en het leersteuncentrum communiceren onderling over de leersteun die gevraagd en geboden wordt.

De school voor gewoon onderwijs communiceert minimaal via het schoolreglement aan de ouders over leersteun voor leerlingen met een GC-verslag, IAC-verslag of OV4-verslag en over het leersteuncentrum waarbij ze is aangesloten.

De school voor gewoon onderwijs informeert haar CLB, haar pedagogische begeleidingsdienst en andere relevante partners waarmee ze samenwerkt over het leersteuncentrum waarbij de school is aangesloten.

Onderafdeling 3. Werkingsprincipes op het niveau van leersteuntrajecten

Art. 17.

De leersteuncentra starten met het bieden van leersteun in de scholen voor gewoon onderwijs binnen de vijf schooldagen na de start van het schooljaar voor alle leerlingen met een GC-verslag, IAC-verslag of OV4-verslag die al bekend zijn en waarvoor er nood is aan leersteun.

Elke nieuwe aanvraag tot leersteun van een school voor gewoon onderwijs voor de begeleiding van leerlingen met een GC-verslag, IAC-verslag of OV4-verslag leidt tot het bieden van leersteun aan de school voor gewoon onderwijs binnen de tien schooldagen nadat het leersteuncentrum de aanvraag heeft ontvangen. Bij een structurele samenwerking met een ander leersteuncentrum voor leersteun type 4, 6 of 7 wordt de aanvraag tot leersteun binnen de vijf schooldagen nadat het leersteuncentrum de aanvraag heeft ontvangen, bezorgd aan het andere leersteuncentrum.

Art. 18.

De school voor gewoon onderwijs heeft de regie over het totale leerproces van een leerling. Ze is verantwoordelijk voor de coördinatie van en de afstemming met de partners die betrokken zijn of aanvullende vormen van ondersteuning die aan de leerling worden geboden in functie van een kwaliteitsvol traject voor de leerling.

Het leersteuncentrum geeft elk leersteuntraject vorm met betrokkenheid van de school, de leerling tenzij dat niet mogelijk is, en de ouders. De school en het leersteuncentrum betrekken het CLB waar nodig.

Afdeling 3. Organisatie

Art. 19.

. §1. Er kunnen binnen het Nederlandse taalgebied en het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad maximaal 47 leersteuncentra opgericht worden, met uitzondering van specifieke leersteuncentra voor type 4, 6 of 7, waarvan 23 met een privaatrechtelijke rechtspersoon als bestuur, 12 met een scholengroep van het gemeenschapsonderwijs als bestuur, en 12 met een andere publiekrechtelijke rechtspersoon dan het gemeenschapsonderwijs als bestuur.

§2. Naast de 47 leersteuncentra, vermeld in paragraaf 1, kunnen er specifieke leersteuncentra type 4, 6 of 7 worden opgericht die structureel samenwerken met de leersteuncentra, vermeld in paragraaf 1, voor de organisatie van leersteun type 4, type 6 of type 7.

§3. Elke privaatrechtelijke rechtspersoon, elke scholengroep en elke andere publiekrechtelijke rechtspersoon dan het gemeenschapsonderwijs kan een leersteuncentrum oprichten.

§4. Een rechtspersoon als vermeld in paragraaf 3, kan alleen een specifiek leersteuncentrum type 4, 6 of 7 oprichten als het beschikt over een school voor buitengewoon onderwijs waarbinnen het specifiek leersteuncentrum type 4, 6 of 7 zal worden opgericht. Het leersteuncentrum in de school voor buitengewoon onderwijs kan enkel leersteun bieden voor de types waarvoor de school voor buitengewoon onderwijs een onderwijsaanbod en ondersteuningsteam heeft. Voorafgaand aan de oprichting van het specifieke leersteuncentrum type 4, 6 of 7 moet voldaan zijn aan de volgende cumulatieve voorwaarden:

1° de school voor buitengewoon onderwijs heeft type 4, 6 of 7 in haar onderwijsaanbod;

2° de school voor buitengewoon onderwijs heeft een aantoonbare structurele, intensieve en nauwe samenwerking met welzijnspartners zoals een multifunctioneel centrum, thuisbegeleidingsdienst, diagnostisch centrum of een revalidatiecentrum, die bijdraagt aan een kwaliteitsvolle ondersteuning type 4, 6 of 7;

3° de school voor buitengewoon onderwijs heeft in het kader van het ondersteuningsmodel een ondersteuningsaanbod voor type 4, 6 of 7 zoals bepaald in artikel 172quinquies/1 van het decreet basisonderwijs en artikel 314/9 van de Codex Secundair Onderwijs;

4° de school voor buitengewoon onderwijs heeft op basis van de telling van de eerste schooldag van oktober 2022 minstens 40 voltijdse equivalenten ondersteuners aangesteld in de types waarvoor het leersteuncentrum wordt opgericht.

Een bestuur van een school voor buitengewoon onderwijs die voldoet aan het eerste lid, 1° tot en met 3°, maar in schooljaar 2022-2023 slechts ondersteuning biedt voor een van de onderwijsniveaus, moet om te voldoen aan de bepalingen van artikel 7, eerste lid, of de voorwaarde in het eerste lid, 4°, een team ondersteuners van het andere onderwijsniveau opnemen. Dat ondersteuningsteam komt van een school voor buitengewoon onderwijs die voldoet aan de voorwaarden in het eerste lid, 1° tot en met 3°.

Een bestuur van een school voor buitengewoon onderwijs die voldoet aan het eerste lid, 1° tot en met 3°, kan omwille van expertise-uitbreiding of om te voldoen aan de voorwaarde in het eerste lid, 4°, een team of teams van ondersteuners opnemen van type 4, 6 of 7. Het team of de teams die worden opgenomen, komen van een school of scholen die voor dat type of die types voldoen aan de voorwaarden in het eerste lid, 1° tot en met 3°. Het bestuur dat met toepassing van dit lid een leersteuncentrum opricht, kan op deze manier ook leersteun bieden voor een type of types die niet in het onderwijsaanbod zitten van de school voor buitengewoon onderwijs. Het bestuur moet ervoor zorgen dat de ondersteuningsteams die worden samengevoegd om een specifiek leersteuncentrum te vormen, expertise basisonderwijs en expertise secundair onderwijs omvatten voor de types waarvoor leersteun zal worden geboden.

§5. Het bestuur van het leersteuncentrum bepaalt de administratieve zetel van het leersteuncentrum. Het leersteuncentrum dat deel uitmaakt van een school voor buitengewoon onderwijs heeft als administratieve zetel de administratieve vestigingsplaats van de school voor buitengewoon onderwijs.

Art. 20.

§1. Het leersteuncentrum, met uitzondering van een specifiek leersteuncentrum type 4, 6 of 7, kan de vorm aannemen van een zelfstandige instelling.

§2. Het leersteuncentrum kan deel uitmaken van een erkende en gefinancierde of gesubsidieerde school voor buitengewoon onderwijs.

§3. Ongeacht de vorm die het leersteuncentrum aanneemt, heeft het uitsluitend de opdrachten, vermeld in artikel 6 tot en met 9. In het leersteuncentrum kunnen geen leerlingen ingeschreven worden.

Art. 21.

De Vlaamse Regering sluit in het schooljaar 2022-2023 een protocol af samen met het gemeenschapsonderwijs en de representatieve verenigingen van inrichtende machten. In dit protocol is opgenomen:

1° waar de leersteuncentra worden opgericht;

2° waar specifieke leersteuncentra type 4, 6 of 7 worden opgericht;

3° welke besturen een leersteuncentrum zullen oprichten. De besturen maken daarbij een overzicht van de scholen voor gewoon basis- en secundair onderwijs die willen aansluiten bij het leersteuncentrum, met uitzondering van de specifieke leersteuncentra type 4, 6 of 7. Voor een specifiek leersteuncentrum type 4, 6 of 7 toont een bestuur aan dat het voldoet aan de voorwaarden, bepaald in artikel 18, §4, en toont het aan met welke leersteuncentra zal worden samengewerkt en voor welke types.

Art. 22.

Om leersteun te ontvangen, sluiten scholen voor gewoon onderwijs zich aan bij één leersteuncentrum naar keuze, met uitzondering van een specifiek leersteuncentrum type 4, 6 of 7, georganiseerd door een bestuur van het eigen of een ander onderwijsnet. Het gekozen leersteuncentrum kan de school niet weigeren tenzij de school op een onredelijke afstand van het leersteuncentrum gelegen is die een efficiënte inzet van leerondersteuners onevenredig zou belasten. Een weigering op basis van afstand kan pas worden toegepast met het oog op schooljaar 2024-2025 en volgende schooljaren voor scholen die zich bij een ander leersteuncentrum wensen aan te sluiten.

Het leersteuncentrum motiveert een weigering op basis van afstand ten aanzien van de betrokken school en meldt de weigering aan AGODI. Het leersteuncentrum behandelt alle scholen op gelijke wijze.

De scholen voor gewoon onderwijs delen hun keuze mee aan het leersteuncentrum van keuze en aan AGODI uiterlijk een maand na de publicatie van het protocol, vermeld in artikel 21. Vanaf schooljaar 2023-2024 moet een school een wijziging van keuze voor een leersteuncentrum uiterlijk 1 februari meedelen aan het leersteuncentrum van keuze en aan AGODI. De wijziging gaat steeds in vanaf het volgende schooljaar.

Art. 23.

Het bestuur van het leersteuncentrum richt een leersteunraad op voor het leersteuncentrum. De leersteunraad legt zijn werkingsprincipes vast.

Elke school voor gewoon onderwijs die bij het leersteuncentrum is aangesloten, is vertegenwoordigd in de leersteunraad. De leersteunraad kan andere partners betrekken bij zijn werkzaamheden.

De leersteunraad volgt het beleid over leersteun van het leersteuncentrum op en heeft een adviserende bevoegdheid.

De leersteunraad geeft ten minste advies over:

1° de procedure voor het toewijzen van leersteun aan de verschillende scholen voor gewoon onderwijs;

2° een eventuele structurele samenwerking met andere leersteuncentra voor het bieden van leersteun voor type 4, type 6 of type 7;

3° het principe om scholen te kunnen weigeren op basis van afstand, vermeld in artikel 22.

In het geval van een specifiek leersteuncentrum type 4, 6 of 7 worden alle scholen voor gewoon onderwijs die leersteun ontvangen van het specifieke leersteuncentrum type 4, 6 of 7 vertegenwoordigd in de leersteunraad. De leersteunraad van een specifiek leersteuncentrum type 4, 6 of 7 geeft ten minste advies over de organisatie en het bieden van leersteun in de scholen voor gewoon onderwijs.

Een leersteuncentrum legt verantwoording af aan de leersteunraad over minstens de volgende elementen:

1° de procedure voor het toewijzen van leersteun aan scholen;

2° de eventuele structurele samenwerking met andere leersteuncentra voor het bieden van leersteun voor type 4, type 6 of type 7;

3° in voorkomend geval, over de toepassing van het principe om scholen te weigeren op basis van afstand.

Jaarlijks wordt in de leersteunraad van het leersteuncentrum, met uitzondering van een specifiek leersteuncentrum, in aanwezigheid van betrokken CLB’s het overzicht van het aantal GC-verslagen, IAC-verslagen en OV4-verslagen in de scholen die zijn aangesloten bij het leersteuncentrum kenbaar gemaakt en besproken.

Art. 24.

Waar een leersteuncentrum van het gemeenschapsonderwijs en een leersteuncentrum van het officieel gesubsidieerd onderwijs in meerdere dezelfde gemeenten actief zijn, werken beide leersteuncentra verplicht samen. De leersteuncentra maken minstens afspraken omtrent de wijze waarop aanvragen tot leersteun worden opgenomen.

Art. 25.

De scholen voor gewoon onderwijs richten zich voor elke vraag naar leersteun voor leerlingen met een GC-verslag, IAC-verslag of OV4-verslag tot het leersteuncentrum waarbij ze zijn aangesloten.

Voor vragen naar leersteun type 4, type 6 of type 7 kan een leersteuncentrum structureel samenwerken met een ander leersteuncentrum. Het leersteuncentrum meldt een structurele samenwerking aan AGODI uiterlijk één week na de publicatie van het protocol, vermeld in artikel 21. Vanaf schooljaar 2023-2024 moet het leersteuncentrum een wijziging van structurele samenwerking uiterlijk op 1 februari meedelen aan AGODI. De structurele samenwerking gaat in vanaf het daaropvolgende schooljaar.

Het leersteuncentrum kan in samenspraak met of op vraag van ouders voor een vraag naar leersteun ad hoc samenwerken met een ander leersteuncentrum als dat nodig is om expertise te kunnen bieden die vereist is voor een leerling en een school.

Art. 26.

Op de leersteuncentra die deel uitmaken van een school voor buitengewoon onderwijs zijn de bepalingen met betrekking tot scholen voor buitengewoon basis- en secundair onderwijs in het decreet basisonderwijs en de Codex Secundair Onderwijs alleen van toepassing voor zover ze niet in strijd zijn met dit decreet.

Afdeling 4. Erkennings-, subsidiërings- en financieringsvoorwaarden

Art. 27.

Een voorlopige erkenning of erkenning van een leersteuncentrum is de toekenning van de bevoegdheid aan het bestuur van het leersteuncentrum om leersteun te bieden.

Art. 28.

Het leersteuncentrum wordt erkend als het voldoet aan de volgende voorwaarden:

1° het leersteuncentrum eerbiedigt de internationaalrechtelijke en grondwettelijke beginselen inzake de rechten van de mens en van het kind in het bijzonder;

2° het leersteuncentrum is georganiseerd onder de verantwoordelijkheid van een bestuur;

3° het bestuur kan aantonen, via een omgevingsanalyse, dat het leersteuncentrum doelmatig en leefbaar is;

4° het leersteuncentrum is gevestigd in gebouwen en lokalen die aan de voorwaarden voor de hygiëne, de veiligheid en de bewoonbaarheid voldoen;

5° het leersteuncentrum beschikt over een infrastructuur en uitrusting waardoor de taken kwaliteitsvol uitgevoerd kunnen worden en de reglementering over de bescherming van de persoonlijke levenssfeer nageleefd kan worden;

6° het bestuur maakt de controle van de onderwijsinspectie mogelijk;

7° het leersteuncentrum leeft de bepalingen over de taalregeling in het onderwijs en de taalkennis van het personeel na;

8° het leersteuncentrum voert de opdrachten uit conform dit decreet;

9° het leersteuncentrum voert een kwaliteitsbeleid;

10° het leersteuncentrum werkt samen met zowel scholen voor gewoon basisonderwijs als scholen voor gewoon secundair onderwijs;

11° een specifiek leersteuncentrum type 4, 6 of 7 heeft een structurele samenwerking met een of meerdere leersteuncentra voor de types waarvoor het leersteun aanbiedt. Een specifiek leersteuncentrum kan geen erkenning krijgen voor een type waarvoor het geen structurele samenwerking heeft;

12° een specifiek leersteuncentrum type 4, 6 of 7 maakt deel uit van een erkende en gefinancierde of gesubsidieerde school voor buitengewoon onderwijs met een onderwijsaanbod in minstens één type waarvoor leersteun wordt geboden;

13° het leersteuncentrum beschikt over een leersteunraad als vermeld in artikel 23;

14° het leersteuncentrum voert een doeltreffend beleid rond het rookverbod, vermeld in artikel 4 tot en met 7 van het decreet van 6 juni 2008 houdende het instellen van een rookverbod in onderwijsinstellingen en centra voor leerlingenbegeleiding.

Art. 29.

§1. Leersteuncentra die opgenomen zijn in het protocol, vermeld in artikel 21, zijn voorlopig erkend voor schooljaar 2023-2024 en schooljaar 2024-2025.

§2. In het schooljaar 2023-2024 onderzoekt de onderwijsinspectie, via een doorlichting ter plaatse, of het leersteuncentrum dat is opgenomen in het protocol, vermeld in artikel 21, en is opgericht vanaf schooljaar 2023-2024, voldoet aan de decretaal vastgelegde voorwaarden voor een erkenning als vermeld in artikel 28.

Na de doorlichting bezorgt de onderwijsinspectie een rapport met een advies aan de Vlaamse Regering. De Vlaamse Regering beslist uiterlijk op 30 november 2024 over de erkenning.

§3. Een erkenning of het besluit om een leersteuncentrum niet te erkennen heeft uitwerking vanaf de start van het schooljaar dat volgt op de beslissing van de Vlaamse Regering, vermeld in paragraaf 2.

Art. 30.

. §1. Als een bestuur een leersteuncentrum, met uitzondering van een specifiek leersteuncentrum type 4, 6 of 7, wil oprichten na het schooljaar 2023-2024, kan dat als het maximale aantal leersteuncentra, vermeld in artikel 19, §1, niet is bereikt. Een bestuur kan een aanvraag doen bij AGODI tot oprichting van een nieuw leersteuncentrum uiterlijk 1 oktober van het schooljaar dat voorafgaat aan de opstart van het leersteuncentrum.

§2. Voor de oprichting van een nieuw leersteuncentrum, met uitzondering van een specifiek leersteuncentrum type 4, 6 of 7, wordt het protocol, vermeld in artikel 21, aangepast door middel van een addendum.

Het addendum vermeldt:

1° welk leersteuncentrum is opgeheven;

2° waar het nieuwe leersteuncentrum wordt opgericht;

3° welk bestuur een leersteuncentrum zal oprichten. Het bestuur geeft daarbij een overzicht van de scholen voor gewoon basis- en secundair onderwijs die willen aansluiten bij het leersteuncentrum.

De Vlaamse Regering sluit een akkoord over het addendum met het gemeenschapsonderwijs en de representatieve verenigingen van inrichtende machten.

§3. Het leersteuncentrum dat wordt opgericht na het schooljaar 2023-2024 en dat opgenomen is in het bij addendum aangepaste protocol, vermeld in paragraaf 2, is voorlopig erkend in het schooljaar van opstart.

§4. Uiterlijk drie maanden na de start van het schooljaar onderzoekt de onderwijsinspectie, via een doorlichting ter plaatse, of het leersteuncentrum voldoet aan de voorwaarden voor een erkenning, vermeld in artikel 28.

Na de doorlichting bezorgt de onderwijsinspectie een rapport met een advies aan de Vlaamse Regering.

Op basis van het advies van de onderwijsinspectie neemt de Vlaamse Regering een beslissing over de erkenning. De Vlaamse Regering beslist uiterlijk op 31 december van het schooljaar van voorlopige erkenning over de erkenning.

§5. Een erkenning of het besluit om een leersteuncentrum niet te erkennen heeft uitwerking vanaf de start van het schooljaar dat volgt op de beslissing van de Vlaamse Regering, vermeld in paragraaf 2.

Art. 31.

§1. Het bestuur van een leersteuncentrum dat voorlopig is erkend, verkrijgt financiering of subsidiëring vanaf het schooljaar waarin het voorlopig is erkend. De Vlaamse Gemeenschap komt financieel tegemoet, voor het gemeenschapsonderwijs door een financiering, en voor het gesubsidieerd onderwijs door een subsidiëring, in de vorm van:

1° salarissen;

2° een werkingsbudget;

3° investeringsmiddelen.

Het bestuur van een leersteuncentrum dat definitief erkend is, met uitzondering van een specifiek leersteuncentrum type 4, 6 of 7, blijft de financiering of subsidiering, vermeld in het eerste lid, ontvangen.

Een specifiek leersteuncentrum type 4, 6 of 7 dat definitief erkend is, blijft de financiering of subsidiëring, vermeld in het eerste lid, ontvangen zolang het specifieke leersteuncentrum type 4, 6 of 7 een omkadering van minstens 3825 punten genereert. Indien een specifiek leersteuncentrum type 4, 6 of 7 het minimumaantal 3825 punten niet genereert op de eerste schooldag van februari van het lopende schooljaar, behoudt het haar erkenning voor het daaropvolgende schooljaar. Indien het specifieke leersteuncentrum type 4, 6 of 7 op de eerste schooldag van februari van dat schooljaar opnieuw niet de vereiste 3825 punten genereert, verliest het haar erkenning vanaf 1 september daaropvolgend.

§2. Elk bestuur van een leersteuncentrum draagt de kosten van en de financiële verantwoordelijkheid voor de organisatie en de werking van het leersteuncentrum.

Art. 32.

Met inachtneming van artikel 36 tot en met 41 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs, kan de Vlaamse Regering de erkenning van een leersteuncentrum intrekken. Bij de intrekking van de erkenning wordt de financiering of subsidiëring van het leersteuncentrum stopgezet.

De intrekking van de erkenning heeft uitwerking vanaf de start van het schooljaar dat volgt op de beslissing van de Vlaamse Regering, vermeld in het eerste lid.

Art. 33.

Een bestuur verkrijgt voor zijn personeelsleden een salaris als die personeelsleden:

1° voldoen aan al de volgende voorwaarden:

a) onderdaan zijn van de Europese Unie of de Europese Vrijhandelsassociatie, behalve in geval van een door de Vlaamse Regering te verlenen vrijstelling;

b) de burgerlijke en politieke rechten genieten, behalve in het geval van een door de Vlaamse Regering te verlenen vrijstelling die samengaat met de vrijstelling, vermeld in punt a);

c) in het bezit zijn van een door de Vlaamse Regering bepaald bekwaamheidsbewijs voor het ambt waarin ze zijn aangesteld;

d) voldoen aan de taalvereisten zoals bepaald in artikel 17bis tot en met 17quinquies van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991, respectievelijk artikel 19bis tot en met 19quinquies van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991;

2° aangeworven zijn conform de reglementering over de reaffectatie en wedertewerkstelling;

3° in dienst zijn op grond van de reglementering over de personeelsformatie.

De salarissen worden door de bevoegde diensten van de Vlaamse Regering rechtstreeks en maandelijks aan de betrokken personeelsleden uitbetaald.

Art. 34.

Ieder bestuur van een gesubsidieerd leersteuncentrum houdt de verantwoordingsstukken over het gebruik van zijn werkingsbudget ter beschikking voor een controle door de verificatiediensten van AGODI, zonder dat deze controle betrekking mag hebben op de opportuniteit.

Afdeling 5. Omkadering

Onderafdeling 1. Omkadering voor leersteun voor leerlingen met een IAC-verslag type 2, 4, 6 of 7 of OV4-verslag type 4, 6 of 7

Art. 35.

De omkadering die leerlingen met een IAC-verslag type 2, 4, 6 of 7 of OV4-verslag type 4, 6 of 7 in scholen voor gewoon onderwijs genereren met toepassing van artikel 36, wordt toegekend aan het leersteuncentrum waarbij de school voor gewoon onderwijs is aangesloten.

Als een leersteuncentrum met toepassing van artikel 23, §2, structureel samenwerkt met een of meer andere leersteuncentra, kent AGODI de omkadering rechtstreeks toe aan het leersteuncentrum of de leersteuncentra waar het mee samenwerkt. De toegekende omkadering correspondeert met de leerlingen met een IAC-verslag of OV4-verslag type 4, 6 of 7 waarvoor het leersteuncentrum met het andere leersteuncentrum of de andere leersteuncentra structureel samenwerkt.

Art. 36.

§1. Voor leerlingen met een IAC-verslag type 2, 4, 6 of 7 in het gewoon basisonderwijs wordt voorzien in een omkadering in punten die gelijk is aan de omkadering voor een leerling met een IAC-verslag van hetzelfde type in het buitengewoon basisonderwijs en die bestaat uit:

1° de lestijden per type voor de eerste leerling met een IAC-verslag in de lestijdenschalen voor buitengewoon basisonderwijs, vermeld in artikel 137bis en 137ter van het decreet basisonderwijs, met toepassing van het geldende aanwendingspercentage en verminderd met de gemiddelde omkadering die een leerling in het gewoon basisonderwijs genereerde op basis van de telling van de eerste schooldag van februari van 2014. Voor de berekening van de gemiddelde omkadering voor een leerling in het gewoon basisonderwijs werden de lestijden volgens de schalen, vermeld in artikel 132 van het decreet basisonderwijs, de SES-lestijden, vermeld in artikel 134 van het decreet basisonderwijs, en de lestijden levensbeschouwelijke vakken, vermeld in artikel 138, §1, eerste lid, 1°, van het decreet basisonderwijs, meegenomen;

2° de uren volgens de richtgetallen per type voor een leerling met een IAC-verslag, vermeld in artikel 148 van het decreet basisonderwijs.

§2. De lestijden die verkregen worden volgens de berekeningswijze, vermeld in paragraaf 1, 1°, worden vermenigvuldigd met de coëfficiënt van 3,841 punten per lestijd. De uren volgens de richtgetallen, vermeld in paragraaf 1, 2°, worden vermenigvuldigd met de coëfficiënt van 2,870 punten per uur.

De punten per lestijd en per uur, vermeld in het eerste lid, worden per type gesommeerd tot een aantal punten voor leersteun per leerling met een IAC-verslag:

1° type 2: 23,583 punten;

2° type 4: 26,741 punten;

3° type 6: 22,046 punten;

4° type 7: 24,343 punten.

§3 Als de lestijden volgens de schalen, vermeld in artikel 137bis en 137ter van het decreet basisonderwijs, of de uren volgens de richtgetallen, vermeld in artikel 148 van het decreet basisonderwijs, voor type 2, 4, 6 of 7 worden aangepast, wordt die aanpassing doorgerekend in de punten voor leersteun voor de betreffende types, vermeld in paragraaf 2, tweede lid, met toepassing van de coëfficiënten, vermeld in paragraaf 2, eerste lid.

§4. Voor leerlingen met een IAC-verslag type 2, 4, 6 of 7 of OV4-verslag type 4, 6 of 7 in het gewoon secundair onderwijs wordt voorzien in een omkadering die gelijk is aan de omkadering voor een leerling met een IAC-verslag of OV4-verslag van hetzelfde type in het buitengewoon secundair onderwijs en die bestaat uit:

1° het gewogen gemiddelde van de lesuren van de telling van 1 februari 2015 over de opleidingsvormen heen per type in buitengewoon secundair onderwijs met toepassing van de geldende aanwendingspercentages, vermeld in artikel 298, 301, 302 en 303 van de Codex Secundair Onderwijs, verminderd met de gemiddelde omkadering van de telling van 1 februari 2015 die een leerling genereert in het gewoon secundair onderwijs, waarbij een uitzondering voorzien wordt voor opleidingsvorm 3, waar alleen verminderd wordt met de gemiddelde omkadering die een leerling genereert in de B-stroom, het bso en dbso op basis van de telling van 1 februari 2015. Die gemiddelde omkadering voor het gewoon onderwijs is gebaseerd op uren leraar volgens de coëfficiënten zoals vastgelegd in uitvoering van artikel 89 van het decreet van 10 juli 2008 betreffende het stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap en artikel 209 van de Codex Secundair Onderwijs;

2° de uren volgens de richtgetallen per type voor een leerling met een IAC-verslag of OV4-verslag, vermeld in artikel 311 van de Codex Secundair Onderwijs.

§5. De lesuren die verkregen worden volgens de berekeningswijze, vermeld in paragraaf 4, 1°, worden vermenigvuldigd met de coëfficiënt van 4,232 punten per lesuur. De uren volgens de richtgetallen, vermeld in paragraaf 4, 2°, worden vermenigvuldigd met de coëfficiënt van 2,949 punten per uur.

De punten per lesuur en per uur, vermeld in het eerste lid, worden per type opgeteld tot een aantal punten voor leersteun per leerling met een IAC-verslag of OV4-verslag:

1° type 2: 21,354 punten;

2° type 4: 24,797 punten;

3° type 6: 23,199 punten;

4° type 7: 21,014 punten.

§6. Als de lesuren volgens de richtgetallen, vermeld in artikel 301 en 302 van de Codex Secundair Onderwijs, of de uren volgens de richtgetallen, vermeld in artikel 311 van dezelfde codex, voor de types 2, 4, 6 of 7 worden aangepast, wordt die aanpassing doorgerekend in de punten voor leersteun voor de betreffende types, vermeld in paragraaf 5, tweede lid, met toepassing van de coëfficiënten, vermeld in paragraaf 5, eerste lid.

Art. 37.

De punten die de leersteuncentra ontvangen op basis van de leerlingen met een IAC-verslag type 2, 4, 6 of 7 of OV4-verslag type 4, 6 of 7 in scholen voor gewoon onderwijs die bij het leersteuncentrum zijn aangesloten of in geval van structurele samenwerking worden toegekend aan het betreffende leersteuncentrum of de betreffende leersteuncentra, worden telkens per type en apart voor het basisonderwijs en voor het secundair onderwijs opgeteld en in geval van een decimaal getal naar de hogere eenheid afgerond.

Art. 38.

. §1. De teldagen voor de berekening van het aantal punten dat wordt toegekend aan de leersteuncentra voor leersteun aan scholen voor gewoon onderwijs met leerlingen met een IAC-verslag type 2, 4, 6 of 7 of OV4-verslag type 4, 6 of 7, zijn:

1° de eerste schooldag van oktober van het lopende schooljaar;

2° de eerste schooldag van februari van het lopende schooljaar.

§2. De punten die op basis van de telling op de eerste schooldag van oktober van het lopende schooljaar worden toegekend per type in het basisonderwijs en per type in het secundair onderwijs, vormen het gegarandeerde basispakket punten voor leerlingen met een IAC-verslag type 2, 4, 6 of 7 of OV4-verslag type 4, 6 of 7 voor het volledige schooljaar.

Als op basis van artikel 36, 37 en 38, §1, op de eerste schooldag van februari van het lopende schooljaar een hoger aantal punten per type gegenereerd wordt voor het basisonderwijs of een hoger aantal punten per type gegenereerd wordt voor het secundair onderwijs in vergelijking met het aantal dat op de eerste schooldag van oktober van het lopende schooljaar is toegekend, ontvangt het leersteuncentrum dat verschil aan punten per type voor het basisonderwijs en per type voor het secundair onderwijs met ingang van de eerste schooldag van februari van het lopende schooljaar. In geval van een daling behoudt het leersteuncentrum de punten per type voor het basisonderwijs of de punten per type voor het secundair onderwijs dat is berekend op basis van de eerste schooldag van oktober van het lopende schooljaar.

Onderafdeling 2. Omkadering voor leersteun voor leerlingen met een GC-verslag type 2, 4, 6 of 7

Art. 39.

De omkadering voor het bieden van leersteun aan scholen voor gewoon onderwijs met leerlingen met een GC-verslag type 2, 4, 6 of 7 wordt toegekend aan het leersteuncentrum waarbij de scholen voor gewoon onderwijs zijn aangesloten.

Als een leersteuncentrum met toepassing van artikel 25, §2, structureel samenwerkt met een of meer andere leersteuncentra, kent AGODI de omkadering rechtstreeks toe aan het leersteuncentrum of de leersteuncentra waar het mee samenwerkt. De toegekende omkadering correspondeert met de leerlingen met een GC-verslag type 4, 6 of 7 waarvoor het leersteuncentrum met het andere leersteuncentrum of de andere leersteuncentra structureel samenwerkt.

Art. 40.

§1. Per leerling met een GC-verslag type 2, 4, 6 of 7 in het gewoon basisonderwijs worden de volgende punten voorzien:

1° type 2: 6,865 punten;

2° type 4: 6,865 punten;

3° type 6: 12,220 punten;

4° type 7: 7,208 punten.

§2. Per leerling met een GC-verslag type 2, 4, 6 of 7 in het gewoon secundair onderwijs worden de volgende punten voorzien:

1° type 2: 8,218 punten;

2° type 4: 8,218 punten;

3° type 6: 14,423 punten;

4° type 7: 9,780 punten.

§3. De teldagen voor de berekening van het aantal punten dat wordt toegekend aan de leersteuncentra voor leersteun aan scholen voor gewoon onderwijs met leerlingen met een GC-verslag type 2, 4, 6 of 7, zijn:

1° de eerste schooldag van oktober van het lopende schooljaar;

2° de eerste schooldag van februari van het lopende schooljaar.

De punten die op basis van de telling op de eerste schooldag van oktober van het lopende schooljaar worden toegekend per type in het basisonderwijs en per type in het secundair onderwijs, vormen het gegarandeerde basispakket punten voor leerlingen met een GC-verslag type 2, 4, 6 of 7 voor het volledige schooljaar.

Als op basis van paragraaf 1 en 2, op de eerste schooldag van februari van het lopende schooljaar een hoger aantal punten per type gegenereerd wordt voor het basisonderwijs of een hoger aantal punten per type gegenereerd wordt voor het secundair onderwijs in vergelijking met het aantal dat op de eerste schooldag van oktober van het lopende schooljaar is toegekend, ontvangt het leersteuncentrum dat verschil aan punten per type voor het basisonderwijs en per type voor het secundair onderwijs met ingang van de eerste schooldag van februari van het lopende schooljaar. In geval van een daling behoudt het leersteuncentrum de punten per type voor het basisonderwijs of de punten per type voor het secundair onderwijs dat is berekend op basis van de eerste schooldag van oktober van het lopende schooljaar.

§4. De punten die de leersteuncentra ontvangen op basis van de leerlingen met een GC-verslag in scholen voor gewoon onderwijs die bij het leersteuncentrum zijn aangesloten of in geval van structurele samenwerking worden toegekend aan het betreffende leersteuncentrum of de betreffende leersteuncentra, worden telkens per type en binnen het onderwijsniveau opgeteld en in geval van een decimaal getal naar de hogere eenheid afgerond.

Onderafdeling 3. Bijkomende omkadering op basis van leerlingen met een IAC-verslag, OV4-verslag of GC-verslag type 2, 4, 6 en 7 in het gewoon secundair onderwijs

Art. 41.

Voor leerlingen met een GC-verslag type 2, 4, 6 of 7, een IAC-verslag type 2, 4, 6 of 7 en OV4-verslag type 4, 6 of 7 worden over de leersteuncentra jaarlijks bijkomend 6085 punten verdeeld a rato van het aantal leerlingen met een GC-verslag type 2, 4, 6 of 7, een IAC-verslag type 2, 4, 6 of 7 en OV4-verslag type 4, 6 of 7 op de eerste schooldag van oktober van het lopende schooljaar in de scholen voor gewoon secundair onderwijs die zijn aangesloten bij de leersteuncentra.

Wanneer een leersteuncentrum structureel samenwerkt met een ander leersteuncentrum type 4, 6 of 7 wordt een deel van de punten die het leersteuncentrum op deze manier genereert door AGODI rechtstreeks toegekend aan het andere leersteuncentrum waarmee structureel wordt samengewerkt. Dit gebeurt a rato van het aantal leerlingen met een GC-verslag, IAC-verslag of OV4-verslag van het type waarvoor structureel wordt samengewerkt in de scholen voor secundair onderwijs van het leersteuncentrum ten opzichte van het totaal aantal leerlingen met een GC-verslag, IAC-verslag of OV4-verslag type 2, 4, 6 en 7 in de scholen voor secundair onderwijs van het leersteuncentrum.

Onderafdeling 4. Omkadering voor leersteun voor leerlingen met een IAC-verslag, OV4-verslag of GC-verslag type basisaanbod, 3 of 9

Art. 42.

Voor de leersteun aan scholen voor gewoon onderwijs met leerlingen met een IAC-verslag, OV4-verslag of GC-verslag type basisaanbod, 3 en 9 garandeert de Vlaamse Regering elk schooljaar 120.386 punten voor basisonderwijs en 61.115 punten voor secundair onderwijs.

Als in toepassing van artikel 173septies van het decreet basisonderwijs en artikel 314/5 van de Codex Secundair Onderwijs en volgens de berekeningswijze als bepaald in het besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten van de Vlaamse Regering en tot bepaling van de berekeningswijze van de waarborgregeling ter uitvoering van het decreet van 21 maart 2014 betreffende maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften, waarborglestijden, -lesuren of -uren beschikbaar komen, worden deze met toepassing van de coëfficiënten, vermeld in artikel 36, §2 en §5, omgezet naar punten en toegevoegd aan de puntenaantallen voor basis- en secundair onderwijs, vermeld in paragraaf 1.

Art. 43.

. De omkadering voor leerlingen met een IAC-verslag, OV4-verslag of GC-verslag type basisaanbod, 3 of 9, vermeld in artikel 42, §1, wordt door de Vlaamse Regering als volgt toegewezen aan de leersteuncentra, voor het bieden van leersteun in scholen voor gewoon onderwijs met leerlingen met een IAC-verslag, OV4-verslag of GC-verslag type basisaanbod, 3 en 9:

1° 60% wordt verdeeld op basis van het leerlingenaantal op de eerste schooldag van februari van het voorafgaande schooljaar van de scholen voor gewoon onderwijs die aangesloten zijn bij het leersteuncentrum;

2° 40% wordt verdeeld op basis van het gemiddelde aantal leerlingen met een IAC-verslag, OV4-verslag en GC-verslag type basisaanbod, 3 of 9 in de scholen voor gewoon onderwijs die aangesloten zijn bij het leersteuncentrum op de eerste schooldag van februari van de drie voorafgaande schooljaren.

Voor het bepalen van het gemiddelde aantal leerlingen met een IAC-verslag, OV4-verslag of GC-verslag type basisaanbod, 3 of 9, vermeld in het eerste lid, 2°, wordt voor de schooljaren 2020-2021, 2021-2022, 2022-2023 het aantal leerlingen met een verslag of gemotiveerd verslag type basisaanbod, 3 en 9 geteld.

De berekeningswijze, vermeld in het eerste en tweede lid, wordt apart toegepast voor het puntenaantal voor basisonderwijs en voor het puntenaantal voor secundair onderwijs, vermeld in artikel 42.

Onderafdeling 5. Aanwending van de omkadering voor leersteun

Art. 44.

§1. De omkadering wordt aangewend om de opdrachten, vermeld in artikel 6 tot en met 9, uit te voeren.

§2. De omkadering wordt doeltreffend ingezet voor leersteun met maximaal effect op de klasvloer. Verplaatsingstijden worden beperkt en mogen de ondersteuningstijd die beschikbaar is voor leerlingen en leraren niet verminderen.

De leerondersteuners worden in staat gesteld om op een kwaliteitsvolle wijze leersteun te blijven bieden gegeven de evolutie van de leerlingen met een GCverslag, IAC-verslag of OV4-verslag type basisaanbod, 3 en 9. De planlast van de ondersteuner wordt beperkt. Beide elementen worden meegenomen in het onderzoek, vermeld in artikel 58, §2.

De Vlaamse Regering bepaalt de ambten en de puntenwaarde die aan elk ambt wordt toegekend. De puntenwaarde van een ambt wordt bepaald op basis van een bekwaamheidsbewijs of een salarisschaal.

Art. 45.

Voor een leerling met een IAC-verslag type 2, 4, 6 of 7 of OV4-verslag type 4, 6 of 7 wordt de omkadering zoals die wordt gegenereerd door de leerling, aangewend voor de leersteun voor die leerling, zijn leerkrachten en het schoolteam.

In afwijking van paragraaf 1 kan het leersteuncentrum binnen de school voor gewoon onderwijs en over scholen voor gewoon onderwijs heen, na overleg met de school, de leerling tenzij dat niet mogelijk is, en de ouders, de omkadering voor leersteun voor leerlingen met een IAC-verslag type 2, 4, 6 of 7 of OV4-verslag type 4, 6 of 7 flexibel aanwenden over verschillende leerlingen met een IAC-verslag type 2, 4, 6 of 7 of OV4-verslag type 4, 6 of 7 of een GC-verslag type 2, 4, 6 en 7 heen in functie van een optimale leersteun voor de betrokken leerlingen, hun leerkrachten en schoolteams.

Art. 46.

De omkadering voor leerlingen met een GC-verslag type 2, 4, 6 en 7 kan door het leersteuncentrum flexibel aangewend worden op basis van de ondersteuningsbehoeften die er zijn bij de leerlingen met een GC-verslag type 2, 4, 6 of 7, en een IAC-verslag type 2, 4, 6 of 7 of OV4-verslag type 4, 6 of 7 en hun leerkrachten en schoolteams.

Art. 47.

De bijkomende omkadering die wordt toegekend voor leerlingen met een GC-verslag type 2, 4, 6 of 7, een IAC-verslag type 2, 4, 6 of 7 of een OV4-verslag type 4, 6 of 7 als vermeld in artikel 41, kan door het leersteuncentrum flexibel worden aangewend op basis van de ondersteuningsbehoeften die er zijn bij de leerlingen met een GC-verslag type 2, 4, 6 en 7, een IAC-verslag type 2, 4, 6 of 7 of OV4-verslag type 4, 6 of 7 en hun leerkrachten en schoolteams in het basis- en secundair onderwijs.

Art. 48.

De omkadering voor leerlingen met een GC-verslag type basisaanbod, 3 of 9, een IAC-verslag type basisaanbod, 3 of 9 of een OV4-verslag type 3 of 9 kan door het leersteuncentrum flexibel aangewend worden op basis van de ondersteuningsbehoeften die er zijn bij de leerlingen, leerkrachten en schoolteams.

Art. 49.

Door de betrokken besturen van de leersteuncentra kunnen punten tussen de leersteuncentra worden overgedragen voor een ad-hocsamenwerking. De overdracht vindt plaats tegen uiterlijk 1 november van het betrokken schooljaar, of tegen uiterlijk 1 maart van het betrokken schooljaar als er bijkomende punten zijn toegekend op basis van de telling van de eerste schooldag van februari van het lopende schooljaar, op voorwaarde dat voldaan is aan al de volgende voorwaarden:

1° er is overlegd met het bevoegd lokaal comité;

2° de overdracht heeft niet tot gevolg dat personeelsleden ter beschikking gesteld worden wegens ontstentenis van betrekking. De niet-naleving daarvan heeft tot gevolg dat een terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking geen uitwerking heeft ten aanzien van de overheid;

3° de betrekkingen die worden ingericht op basis van overgedragen omkadering komen niet in aanmerking voor vacantverklaring. Het bestuur kan in geen geval een personeelslid vast benoemen, affecteren of muteren in die betrekkingen. Het niet-naleven daarvan heeft tot gevolg dat de vaste benoeming geen uitwerking heeft ten aanzien van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming;

4° het bestuur bezorgt met het oog op de controle een verklaring op eer aan AGODI, waarin het verklaart de bepalingen van punt 1° tot en met 3° in acht te nemen.

Onderafdeling 6. Omkadering voor secundaire processen

Art. 50.

§1. De Vlaamse Regering voorziet jaarlijks een pakket van 13.673 punten voor directie, coördinatie en administratie in de leersteuncentra. Elk leersteuncentrum ontvangt punten uit het pakket naar rato van:

1° het aantal punten dat het leersteuncentrum voor leersteun ontvangt met toepassing van artikel 42 en 43 voor leersteun type basisaanbod, 3 en 9;

2° het aantal punten dat het leersteuncentrum voor leersteun ontving in het voorgaande schooljaar met toepassing van artikel 35 tot en met 41 voor leersteun type 2, 4, 6 en 7.

In afwijking van het eerste lid, 2°, wordt voor de verdeling van de punten voor directie, coördinatie en administratie voor schooljaar 2023-2024, de eerste schooldag van februari van schooljaar 2022-2023 als teldag gehanteerd en toegepast op de leersteuncentra en structurele samenwerkingen tussen leersteuncentra zoals ze zullen gevormd zijn voor schooljaar 2023-2024.

§2. Het leersteuncentrum stelt op basis van de toegekende punten personeelsleden aan voor directie, administratie en coördinatie.

De Vlaamse Regering bepaalt de ambten en de puntenwaarde die aan elk ambt wordt toegekend. De puntenwaarde van een ambt wordt bepaald op basis van een bekwaamheidsbewijs of een salarisschaal.

Ieder leersteuncentrum dat de vorm aanneemt van een zelfstandige instelling richt een halftijdse betrekking of een volledige betrekking in het ambt van directeur in, op basis van de punten, vermeld in paragraaf 1.

Ieder leersteuncentrum dat deel uitmaakt van een bestaande school voor buitengewoon onderwijs richt minstens één volledige betrekking in, in het ambt van coördinator, op basis van de punten, vermeld in paragraaf 1.

Afdeling 6. Werkingsbudget

Art. 51.

§1. Er wordt jaarlijks werkingsbudget toegekend aan de besturen van de leersteuncentra voor de werking en de uitrusting van het leersteuncentrum. Het werkingsbudget voor het leersteuncentrum is enerzijds gebaseerd op de omkadering die het leersteuncentrum ontvangt voor de leerlingen met een GC-verslag type 2, 4, 6 en 7, voor de leerlingen met een IAC-verslag type basisaanbod, 3 en 9, de leerlingen met een OV4-verslag type 3 en 9 en de leerlingen met een GC-verslag type basisaanbod, 3 en 9, en anderzijds op het aantal leerlingen met een IAC-verslag of OV4-verslag type 2, 4, 6 en 7 in de scholen voor gewoon onderwijs die zijn aangesloten bij het leersteuncentrum.

§2. Voor de leerlingen met een GC-verslag type 2, 4, 6 en 7 en voor de leerlingen met een IAC-verslag type basisaanbod, 3 en 9, de leerlingen met een OV4-verslag type 3 en 9 en de leerlingen met een GC-verslag type basisaanbod, 3 en 9 wordt het werkingsbudget voor het schooljaar (X, X+1) berekend door het aantal aan de besturen van de leersteuncentra toegekende punten voor schooljaar (X, X+1) te vermenigvuldigen met 46,464 euro per punt.

Het bedrag wordt jaarlijks vermenigvuldigd met de aanpassingscoëfficiënt A, die berekend wordt conform de volgende formule:

A = (Cx-1/Cx-2), waarbij:

1° Cx-1: de gezondheidsindex van de maand januari van het begrotingsjaar x-1;

2° Cx-2: de gezondheidsindex van de maand januari van het begrotingsjaar x-2.

In afwijking van het tweede lid wordt voor het schooljaar 2023-2024 de volgende formule gehanteerd:

A = (Cx-1/Cx-3), waarbij:

1° Cx-1: de gezondheidsindex van de maand januari van het begrotingsjaar x-1;

2° Cx-3: de gezondheidsindex van de maand januari van het begrotingsjaar x-3.

§3. Voor de leerlingen met een IAC-verslag type 2, 4, 6 of 7 of OV4-verslag type 4, 6 of 7 krijgt het leersteuncentrum als volgt werkingsbudget toegekend:

1° voor het kleuteronderwijs:

a) type 2, 6 of 7: 366,810 euro per leerling;

b) type 4: 557,410 euro per leerling;

2° voor het lager onderwijs:

a) type 2, 6 of 7: 656,490 euro per leerling;

b) type 4: 858,190 euro per leerling;

3° voor het secundair onderwijs:

a) type 2, 6 of 7: 361,110 euro per leerling;

b) type 4: 538,280 euro per leerling.

§4. Voor leerlingen met een GC-verslag type 2, 4, 6 of 7 en voor leerlingen met een IAC-verslag type basisaanbod, 3 of 9, OV4-verslag type 3 of 9, of GC-verslag type basisaanbod, 3 of 9 wordt het werkingsbudget, vermeld in paragraaf 2, voor het einde van begrotingsjaar x+1 toegekend op basis van het aantal punten dat het leersteuncentrum in het schooljaar (x, x+1) toegekend kreeg voor leersteun aan scholen voor gewoon onderwijs met leerlingen met een GC-verslag type 2, 4, 6 of 7 en voor leerlingen met een IAC-verslag type basisaanbod, 3 of 9, OV4-verslag type 3 of 9, of GC-verslag type basisaanbod, 3 of 9.

§5. Voor leerlingen met een IAC-verslag type 2, 4, 6 en 7 of OV4-verslag type 4, 6 en 7 wordt het werkingsbudget toegekend aan het leersteuncentrum op basis van de leerlingen op de eerste schooldag van oktober van het lopende schooljaar en worden die gegarandeerd voor het volledige schooljaar.

Als op basis van de telling op de eerste schooldag van februari van het lopende schooljaar en met toepassing van de bedragen, vermeld in paragraaf 3, een hoger bedrag aan werkingsbudget wordt verkregen voor een leersteuncentrum in vergelijking met het werkingsbudget dat is toegekend op basis van de telling van de eerste schooldag van oktober van het lopende schooljaar, ontvangt het leersteuncentrum dat verschil aan werkingsbudget. In geval van een daling behoudt het leersteuncentrum het werkingsbudget dat is berekend op basis van de eerste schooldag van oktober van het lopende schooljaar.

§6. De bedragen, vermeld in paragraaf 3, worden jaarlijks vermenigvuldigd met de aanpassingscoëfficiënt A, die berekend wordt conform de volgende formule:

A = (Cx-1/Cx-2), waarbij:

1° Cx-1: de gezondheidsindex van de maand januari van het begrotingsjaar x-1;

2° Cx-2: de gezondheidsindex van de maand januari van het begrotingsjaar x-2.

In afwijking van het eerste lid wordt voor het schooljaar 2023-2024 de volgende formule gehanteerd:

A = (Cx-1/Cx-3), waarbij:

1° Cx-1: de gezondheidsindex van de maand januari van het begrotingsjaar x-1;

2° Cx-3: de gezondheidsindex van de maand januari van het begrotingsjaar x-3.

§7. Als het leersteuncentrum met toepassing van artikel 25, §2, structureel samenwerkt met een ander leersteuncentrum of met andere leersteuncentra voor de leersteun aan scholen voor gewoon onderwijs met leerlingen met een GC-verslag, IAC-verslag of OV4-verslag type 4, type 6 of type 7, keert AGODI het werkingsbudget dat correspondeert met de leerlingen type 4, type 6 en type 7 rechtstreeks uit aan het leersteuncentrum of de leersteuncentra waarmee structureel wordt samengewerkt.

§8. In schooljaar 2023-2024 en schooljaar 2024-2025 wordt per schooljaar 5 miljoen euro bijkomend werkingsbudget verdeeld over de leersteuncentra, naar rato van:

1° het aantal punten dat het leersteuncentrum voor leersteun ontvangt met toepassing van artikel 42 en 43 voor leersteun type basisaanbod, 3 en 9;

2° het aantal punten dat het leersteuncentrum voor leersteun ontving met toepassing van artikel 35, 36, 37, 38, §2, artikel 39, 40, §1, §2, §3, tweede en derde lid, §4, en artikel 41 voor leersteun type 2, 4, 6 en 7, in afwijking van artikel 40, §1, en 38, §3, eerste lid, op basis van de telling op de eerste schooldag van februari van het voorafgaande schooljaar.

In afwijking van punt 2° wordt voor de verdeling van het bijkomende werkingsbudget voor schooljaar 2023-2024, de eerste schooldag van februari van schooljaar 2022-2023 als teldag gehanteerd en toegepast op de leersteuncentra en structurele samenwerkingen tussen leersteuncentra zoals ze zullen gevormd zijn voor schooljaar 2023-2024.

De leersteuncentra ontvangen het bijkomende werkingsbudget uiterlijk op 30 september van het lopende schooljaar en wenden het aan voor een kwaliteitsvolle opstart en organisatie van leersteun in de nieuwe leersteuncentra.

Art. 52.

§1. Het ontvangen werkingsbudget moet worden aangewend voor de werking van het leersteuncentrum. Het bestuur van een leersteuncentrum dat deel uitmaakt van een school voor buitengewoon onderwijs, kan het werkingsbudget dat het heeft ontvangen voor het leersteuncentrum, gedeeltelijk samenvoegen met het werkingsbudget dat het heeft ontvangen voor de school voor buitengewoon onderwijs voor het financieren van gezamenlijke kosten.

§2. Het bestuur van een leersteuncentrum kan ten laste van het werkingsbudget, vermeld in artikel 51, ten laste van de Vlaamse ondersteuningspremie uitgekeerd door VDAB of ten laste van subsidies die het beleidsdomein Onderwijs en Vorming, vermeld in artikel 7 van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie, toekent om de kwaliteit van onderwijs te versterken, personeel aanwerven. In het gemeenschapsonderwijs kan een bestuur het voormelde principe aanwenden voor de personeelscategorieën, vermeld in artikel 2, §1, van het decreet van 27 maart 1991 rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs. In het gesubsidieerd onderwijs kan een bestuur het voormelde principe aanwenden voor de personeelscategorieën, vermeld in artikel 4, §1, a), van het decreet van 27 maart 1991 rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs.

De betrekking die met deze middelen wordt ingericht, kan niet worden vacant verklaard en het bestuur kan in geen geval een personeelslid vast benoemen, affecteren of muteren in deze betrekking.

Het personeelslid dat door een bestuur van een leersteuncentrum in het gemeenschapsonderwijs wordt aangeworven, wordt altijd als tijdelijk personeelslid aangesteld. Het decreet van 27 maart 1991 rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs is op hem van toepassing.

Het personeelslid dat door een bestuur van een leersteuncentrum in het gesubsidieerd onderwijs wordt aangeworven, wordt altijd als tijdelijk personeelslid aangesteld. Het decreet van 27 maart 1991 rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs is op hem van toepassing.

Het Agentschap voor Onderwijsdiensten betaalt het salaris of de salaristoelage rechtstreeks aan de betrokken personeelsleden. Diezelfde dienst vordert het brutosalaris of de brutosalaristoelage, verhoogd met de vergoedingen, bijslagen, vakantiegeld, eindejaarspremie en werkgeversbijdrage, van het schoolbestuur terug.

Afdeling 7. Terugvorderingen, inhoudingen en sancties

Art. 53.

Elke ten onrechte uitbetaalde financiering of subsidiëring wordt teruggevorderd van het bestuur van het leersteuncentrum. Een ten onrechte uitbetaald salaris of salarisgedeelte wordt evenwel teruggevorderd van het betrokken personeelslid als het bestuur niet verantwoordelijk is voor dat ten onrechte uitbetaalde salaris.

De ten onrechte uitbetaalde financiering of subsidiëring aan of voor rekening van het bestuur kan ook worden teruggevorderd door inhouding op het nog uit te betalen werkingsbudget.

Art. 54.

Met behoud van de toepassing van artikel 53 leiden de volgende overtredingen, na aanmaning, tot sancties:

1° misbruik van werkingsbudgetten en investeringsmiddelen;

2° misbruik bij de aanwending van de personeelsformatie.

Het bestuur dat in overtreding is, kan gesanctioneerd worden met een gedeeltelijke terugbetaling van het werkingsbudget, zonder dat de terugvordering of inhouding meer kan bedragen dan 10% van het werkingsbudget van het leersteuncentrum waarbij de overtreding is vastgesteld. De terugvordering of inhouding kan er niet toe leiden dat het aandeel in het werkingsbudget dat bestemd is voor personeelsaangelegenheden in absolute cijfers kleiner wordt dan wanneer de maatregel niet zou getroffen zijn.

Art. 55.

Het niet-naleven van de verplichtingen over het voeren van een boekhouding of over het invullen en tijdig doorsturen van de voorgeschreven formulieren of gevraagde gegevens voor elementen waarbij de directeur, of in voorkomend geval de coördinator, niet afhankelijk is van derden kan, na aanmaning, leiden tot tijdelijke inhouding van de betaling van het voorschot of het saldo op de werkingsbudgetten.

Afdeling 8. Gebruik en verwerking van persoonsgegevens

Art. 56.

§1. Een school die voor een leerling leersteun aanvraagt, stelt gegevens van die leerling ter beschikking aan het leersteuncentrum, onder de volgende voorwaarden:

1° de gegevens hebben alleen betrekking op de leerlingspecifieke gegevens die relevant zijn voor het bieden van leersteun. Dit zijn:

a) het GC-verslag, IAC-verslag of OV4-verslag, opgesteld conform de bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 februari 2015 tot bepaling van de inhoud van het gemotiveerd verslag en van het attest bij het verslag voor toegang tot een individueel aangepast curriculum in een school voor gewoon onderwijs of tot het buitengewoon onderwijs;

b) gegevens over het onderwijstraject van de leerling;

c) gegevens over de ondersteuningsbehoeften van de leerling en de leersteun die aan deze leerling geboden wordt om aan de ondersteuningsbehoeften tegemoet te komen;

2° het ter beschikking stellen van gegevens gebeurt alleen in het belang van de leerling op wie de leersteun betrekking heeft;

3° het schoolbestuur van de school waar de leerling is ingeschreven, het centrumbestuur van het CLB dat het GC-verslag, IAC-verslag of OV4-verslag heeft opgesteld en het bestuur van het leersteuncentrum zijn elk verwerkingsverantwoordelijke voor de opdrachten die hun zijn toebedeeld. Elke verwerkingsverantwoordelijke verwerkt gegevens om te voldoen aan de wettelijke verplichtingen die op de verwerkingsverantwoordelijke rusten.

Een leersteuncentrum dat ad hoc of structureel samenwerkt met een ander leersteuncentrum, stelt gegevens van de leerling, vermeld in het eerste lid, ter beschikking van dat andere leersteuncentrum.

De gegevens van de leerling worden bewaard tot vijf schooljaren na het einde van het schooljaar waarin het laatst leersteun werd geboden. Na afloop van deze bewaartermijn moeten de gegevens vernietigd worden.

§2. Het bestuur van het leersteuncentrum als verwerkingsverantwoordelijke:

1° verduidelijkt in een privacyverklaring welke verwerkingen er gebeuren. Het bestuur neemt met het oog op transparantie en de garantie van de rechten van betrokkenen in hun communicatie met de betrokkenen een verwijzing op naar de vindplaats van hun respectieve privacyverklaring;

2° neemt de nodige maatregelen om de juistheid van de gegevens, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, te garanderen.

Art. 57.

De betrokken leerling en de ouders hebben een recht op inzage in en toelichting bij de gegevens die betrekking hebben op de leerling.

Als na de toelichting blijkt dat de betrokken leerling of de ouders een kopie willen van de leerlingengegevens waarover het leersteuncentrum beschikt, hebben ze kopierecht. Iedere kopie wordt persoonlijk en vertrouwelijk behandeld en wordt alleen gebruikt voor de onderwijsloopbaan van de leerling.

Met toepassing van artikel 23, lid 1, i), van de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG wordt, in de gevallen waarin volledige inzage afbreuk zou doen aan de rechten van derden, inzage in de gegevens verleend in de vorm van een gesprek, gedeeltelijke inzage of rapportage.

Afdeling 9. Opvolging en monitoring

Art. 58.

§1. Het ministerie voor Onderwijs en Vorming monitort de implementatie van dit decreet. De monitoring omvat minstens:

1° de evolutie van het aantal leerlingen met een GC-verslag, IAC-verslag of OV4-verslag, over de verschillende types en opleidingsvormen;

2° de leerlingenbewegingen en schoolloopbaantrajecten voor leerlingen met een GC-verslag, IAC-verslag of OV4-verslag, over de verschillende types en opleidingsvormen;

3° de effecten op de tewerkstelling van personeelsleden in de leersteuncentra.

§ 2. Tegen uiterlijk december 2024 gebeurt er een onderzoek naar:

1° de doelmatige schaalgrootte van de leersteuncentra;

2° de planlast en de werkdruk van de leerondersteuners;

3° de mate waarin leerondersteuners op kwalitatieve wijze leersteun kunnen blijven bieden gegeven de evolutie van het aantal leerlingen met een GC-verslag, IAC-verslag of OV4-verslag;

4° de objectivering van de toeleiding naar leersteun.

Aansluitend op het onderzoek worden indien nodig mechanismes gecreëerd die moeten borgen dat de vraag naar leersteun type basisaanbod, 3 en 9 en de inzet van ondersteuners op zodanige wijze op elkaar afgestemd zijn dat een kwalitatieve ondersteuning mogelijk is rekening houdend met het prestatiestelsel van de ondersteuner.

§3. Een onafhankelijke commissie van experten, academici, onderwijsprofessionals en ervaringsdeskundigen wordt opgericht met de opdracht een advies te formuleren over een evolutie naar inclusief onderwijs en de rol van gewoon en buitengewoon onderwijs. Die onafhankelijke commissie wordt opgericht vanaf 1 september 2023 en legt de resultaten van haar werk neer uiterlijk 30 juni 2024.

De Vlaamse Regering bepaalt de samenstelling van deze commissie en concretiseert haar opdracht.

Hoofdstuk 4. Opheffings-, wijzigings- en overgangsbepalingen

Afdeling 1. Wijziging van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991

Wijzigingsbepalingen niet opgenomen in deze coördinatie.

Afdeling 2. Wijziging van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991

Wijzigingsbepalingen niet opgenomen in deze coördinatie.

Afdeling 3. Wijziging van het decreet van 5 april 1995 tot oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd onderwijs

Wijzigingsbepalingen niet opgenomen in deze coördinatie.

Afdeling 4. — Wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997

Wijzigingsbepalingen niet opgenomen in deze coördinatie.

Afdeling 5. — Wijziging van het decreet van 10 juli 2008 betreffende het stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap

Wijzigingsbepalingen niet opgenomen in deze coördinatie.

Afdeling 6. — Wijziging van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs

Wijzigingsbepalingen niet opgenomen in deze coördinatie.

Afdeling 7. — Wijziging van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010

Wijzigingsbepalingen niet opgenomen in deze coördinatie.

Afdeling 8. — Wijziging van het decreet van 21 maart 2014 betreffende maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften

Wijzigingsbepalingen niet opgenomen in deze coördinatie.

Afdeling 9. — Wijziging van het decreet van 27 april 2018 betreffende de leerlingenbegeleiding in het basisonderwijs, het secundair onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding

Wijzigingsbepalingen niet opgenomen in deze coördinatie.

Afdeling 10. — Wijziging van het decreet tot het nemen van dringende maatregelen in het onderwijs naar aanleiding van de Oekraïnecrisis en tot wijziging van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs voor leerlingen en studenten die ressorteren onder richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen–(II) van 3 juni 2022

Wijzigingsbepalingen niet opgenomen in deze coördinatie.

HOOFDSTUK 5. — Inwerkingtreding

Art. 194.

Dit decreet treedt in werking op 1 september 2023, met uitzondering van artikel 189 tot en met 193, die in werking treden op de dag na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad, en artikel 132, dat in werking treedt op 1 januari 2024. Artikel 4, 19, 20, 21, 22, 69 en 83 hebben uitwerking met ingang van 1 februari 2023.