Besluit van de Vlaamse Regering m.b.t. de uitvoering van leersteun
goedkeuringsdatum
5 MEI 2023
publicatiedatum
B.S.04/08/2023
datum laatste wijziging
27/11/2023
COORDINATIE
(1)
B.Vl.R. van 22/09/2023 (B.S. 23/11/2023)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten van de Vlaamse
Regering betreffende de structuur, organisatie en financiering van het leerplichtonderwijs en betreffende
onderwijsinfrastructuur en onderwijsinspectie ;
Rechtsgrond(en)
Dit besluit is gebaseerd op:
- de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar
personeel, artikel 10;
- de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen, artikel 20;
- het decreet betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs van
27 maart 1991, artikel 3, 12°, laatst gewijzigd bij het decreet van 15 juni 2007, en artikel 5;
- het decreet betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de
gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding van 27 maart 1991, artikel 5, 13°, laatst gewijzigd bij het decreet van
15 juni 2007, en artikel 7;
- het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, artikel 3, laatst gewijzigd bij het decreet van 5 mei 2023,
artikel 130, § 2, laatst gewijzigd bij het decreet van 5 mei 2023, en artikel 163, § 4, laatst gewijzigd bij het decreet van
5 mei 2023;
- de Codex Secundair Onderwijs van 27 december 2010, artikel 3, laatst gewijzigd bij het decreet van 5 mei 2023,
artikel 115, laatst gewijzigd bij het decreet van 8 juli 2022, artikel 122/1/0, ingevoegd bij het decreet van 5 mei 2023,
en artikel 259, § 4, laatst gewijzigd bij het decreet van 5 mei 2023;
- de codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016, bekrachtigd bij het decreet van
23 december 2016, artikel V.2, gewijzigd bij het decreet van 5 april 2019, artikel V.3 en V.4, gewijzigd bij het decreet van
5 april 2019, artikel V.28, 1° en 2°, artikel V.47, gewijzigd bij het decreet van 16 juni 2017, artikel V.48 en artikel V.53,
tweede lid, en artikel V.54;
- het decreet van 5 mei 2023 over leersteun, artikel 6, 7, 20, 23, vijfde lid, artikel 44, § 2, artikel 50, § 2, artikel 58,
§ 3, artikel 120, 165, 3°, artikel 171, 178 en 194.
Vormvereiste(n)
De volgende vormvereiste(n) is/zijn vervuld:
- Inspectie van Financiën heeft advies gegeven op 6 december 2022;.
- De Minister van Begroting heeft zijn akkoord gegeven op 22 december 2022;
- De Raad van State heeft advies nr 73.102/1 gegeven op 15 maart 2023.
Motivering
Dit besluit is gebaseerd op het volgende motief:
- Met het decreet over leersteun wordt het leersteunmodel geïntroduceerd in het Vlaamse onderwijs. Dat model
komt er voor het verlenen van leersteun aan scholen voor gewoon onderwijs waar leerlingen met specifieke
onderwijsbehoeften schoollopen. Met voorliggend besluit wordt er verder uitvoering gegeven aan de bepalingen van
het decreet over leersteun.
Initiatiefnemer
Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Onderwijs, Sport, Dierenwelzijn en Vlaamse Rand.
Na beraadslaging,
DE VLAAMSE REGERING BESLUIT:
HOOFDSTUK 1. — Samenstelling en opdracht van de onafhankelijke commissie inclusief onderwijs
Artikel 1.
De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, stelt de leden en de voorzitter aan van de
onafhankelijke commissie inclusief onderwijs, vermeld in artikel 58, § 3 van het decreet van 5 mei 2023 over leersteun.
Art. 2.
De commissie bestaat uit:
1° de voorzitter van de commissie;
2° vier experten uit het hoger onderwijs met deskundigheid op het vlak van onderwijs aan leerlingen met
specifieke onderwijsbehoeften, vanuit het perspectief van een inclusieve onderwijscontext, vanuit de context van het
buitengewoon onderwijs en vanuit een juridisch perspectief;
3° zes onderwijsprofessionals waarvan twee uit het gewoon onderwijs, één uit het leersteunmodel, twee uit het
buitengewoon onderwijs en één uit de centra voor leerlingenbegeleiding;
4° één ouder van een leerling met specifieke onderwijsbehoeften, op voordracht van Noozo, de Vlaamse
adviesraad handicap;
5° één persoon met een handicap, op voordracht van Noozo, de Vlaamse adviesraad handicap;
6° één leerling, op voordracht van de Vlaamse scholierenkoepel;
7° twee personeelsleden van het Departement Onderwijs en Vorming, die de werking van de commissie
ondersteunen.
Als een aangewezen vertegenwoordiger van een geleding niet meer kan deelnemen, wordt een plaatsvervanger
aangesteld.
Personeelsleden van het Departement Onderwijs en Vorming kunnen niet als voorzitter aangewezen worden. De
functie van secretaris wordt vervuld door een van beide personeelsleden van het Departement Onderwijs en Vorming.
Art. 3.
De leden van de commissie behartigen de belangen van het onderwijs in de Vlaamse Gemeenschap. Ze
oefenen de opdrachten van de commissie op een onafhankelijke wijze uit.
De leden van de commissie verstrekken geen informatie over interne werkzaamheden aan derden, met behoud van
de toepassing van de regels van openbaarheid van bestuur.
Art. 4.
Het mandaat van de leden van de commissie loopt tot en met 30 juni 2024.
Art. 5.
De commissie heeft als opdracht een advies te formuleren over de evolutie naar een nog meer inclusief
onderwijs en de rol van gewoon en buitengewoon onderwijs. Dat houdt ten minste in dat de commissie:
1° nagaat op welke wijze een gefaseerde evolutie naar een nog meer inclusief onderwijssysteem verder gezet kan
worden, conform het decreet van 8 mei 2009 houdende instemming met het verdrag inzake de rechten van personen
met een handicap, en het facultatief protocol bij het verdrag inzake de rechten van personen met een handicap,
opgemaakt in New York op 13 december 2006;
2° een visie en strategie ontwikkelt over hoe dat beleidsmatig aangepakt kan worden;
3° een concreet plan van aanpak voorstelt dat maximaal rekening houdt met de haalbaarheid en uitvoerbaarheid
voor de onderwijsinstellingen en hun personeelsleden, voor ouders en leerlingen;
4° de rol van het buitengewoon onderwijs expliciteert die ze ziet in de gefaseerde evolutie naar een nog meer
inclusief onderwijssysteem.
De commissie kan een beroep doen op de diensten van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming om
gegevens te verkrijgen die nuttig kunnen zijn voor de opmaak van het advies.
Personeelsleden van de onderwijsinstellingen, centra voor leerlingenbegeleiding, leersteuncentra, pedagogische
begeleidingsdiensten, belangenorganisaties en andere organisaties van het middenveld die de commissie als relevant
beschouwt, worden bij de opmaak van het advies betrokken. De commissie is vrij de werkwijze daarvoor te bepalen.
Art. 6.
Het advies wordt in consensus tussen de leden van de commissie opgesteld en uiterlijk tegen
30 juni 2024 bezorgd aan de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs.
De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, bezorgt het advies aan het Vlaams Parlement en legt het advies
voor aan de Vlaamse onderwijsraad.
HOOFDSTUK 2. — Personeel
Afdeling 1. — Algemene bepalingen
Art. 7.
Dit hoofdstuk is van toepassing op:
1° de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, het ondersteunend personeel en het leerondersteunend
personeel, vermeld in artikel 2, § 1, van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van
27 maart 1991 en artikel 4, § 1, a), van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van
27 maart 1991, die tewerkgesteld zijn in een leersteuncentrum als vermeld in artikel 20, § 1, van het decreet van
5 mei 2023 over leersteun;
2° de leden van het leerondersteunend personeel, vermeld in artikel 2, § 1, van het decreet rechtspositie
personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991 en artikel 4, § 1, a), van het decreet rechtspositie
personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991, die tewerkgesteld zijn in een leersteuncentrum als
vermeld in artikel 20, § 2, van het decreet van 5 mei 2023 over leersteun.
Afdeling 2. — De ambten
Art. 8.
De ambten die de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, vermeld in artikel 7, 1°, kunnen
uitoefenen in een leersteuncentrum, worden als volgt vastgelegd en ingedeeld:
1° wervingsambten: nihil;
2° selectieambten: nihil;
3° bevorderingsambten: directeur.
Art. 9.
De ambten die de leden van het ondersteunend personeel, vermeld in artikel 7, 1°, kunnen uitoefenen in
een leersteuncentrum, worden als volgt vastgelegd en ingedeeld:
1° wervingsambten: administratief medewerker;
2° selectieambten: nihil;
3° bevorderingsambten: nihil.
Art. 10.
De ambten die de leden van het leerondersteunend personeel, vermeld in artikel 7, kunnen uitoefenen in
een leersteuncentrum, worden als volgt vastgelegd en ingedeeld:
1° wervingsambten: leerondersteuner;
2° selectieambten: coördinator;
3° bevorderingsambten: nihil.
Afdeling 3. — De wijze waarop het salaris wordt toegekend
Art. 11.
Het personeelslid dat aangesteld is in een bevorderingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel,
in een wervingsambt van het ondersteunend personeel of in een wervings- of selectieambt van het leerondersteunend
personeel in een leersteuncentrum, heeft recht op een salaris dat wordt uitgedrukt in zesendertigsten.
Art. 12.
De bezoldiging van een personeelslid dat een ambt van het leerondersteunend personeel of het ambt van
directeur uitoefent, wordt vastgesteld op grond van de bepalingen van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het
Ministerie van Openbaar Onderwijs.
De bezoldiging van een personeelslid dat het ambt van administratief medewerker uitoefent, wordt vastgesteld op
grond van de bepalingen van het koninklijk besluit van 1 december 1970 houdende bezoldigingsregeling van het
administratief personeel, het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor
lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs.
Afdeling 4. — De bekwaamheidsbewijzen en salarisschalen
Art. 13.
Voor de toepassing van deze afdeling gelden artikel 4, § 1 en § 2, artikel 6 en artikel 7, § 1, 1., 7. en 25.,
van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juni 1989 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen, het
prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs.
Art. 14.
§ 1. De vereiste bekwaamheidsbewijzen en salarisschalen van de personeelsleden vermeld in artikel 7,
worden als volgt bepaald:
1° de directeur:
vereist bekwaamheidsbewijs | salarisschaal |
ten minste bachelor; | 748 |
ten minste master. | 711 |
2° de administratief medewerker:
vereist bekwaamheidsbewijs | salarisschaal |
ten minste hso; | 202 |
ten minste bachelor; | 158 |
ten minste master. | 542 |
3° de coördinator:
vereist bekwaamheidsbewijs | salarisschaal |
ten minste bachelor; | 413 |
ten minste master. | 540 |
4° de leerondersteuner:
vereist bekwaamheidsbewijs | salarisschaal |
ten minste bachelor; | 148 |
ten minste master. | 501 |
De salarisschalen, vermeld in paragraaf 1, zijn vastgesteld bij het besluit van de Vlaamse Regering van 5 oktober 2018 houdende de salarisschalen van bepaalde personeelsleden van het onderwijs.
Afdeling 5. — De prestatieregeling en de opdracht
Art. 15.
De wekelijkse opdracht voor de leerondersteuner bedraagt 36 klokuren en omvat:
1° de kerntaak, vermeld in artikel 73quinquies, § 4, van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991 en artikel 47quinquies, § 4, van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd
onderwijs van 27 maart 1991;
2° de administratieve taken die verbonden zijn aan de eigen functie;
3° de dienstverplaatsingen, vermeld in artikel 12septies van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991 en artikel 17septies van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd
onderwijs van 27 maart 1991.
De wekelijkse opdracht voor de leerondersteuner die deeltijds is aangesteld, bedraagt een evenredig deel van de
klokuren vermeld in het eerste lid. Een deeltijdse opdracht kan worden uitgeoefend in hele klokuren vanaf minstens
één klokuur.
Art. 16.
De wekelijkse opdracht voor de coördinator bedraagt 36 klokuren.
De wekelijkse opdracht voor de coördinator die in een deeltijdse betrekking is aangesteld, bedraagt een evenredig
deel van de klokuren vermeld in het eerste lid. Een deeltijdse opdracht kan worden uitgeoefend in hele klokuren vanaf
minstens één klokuur.
Art. 17.
De wekelijkse opdracht voor het ondersteunend personeel bedraagt 36 klokuren.
De wekelijkse opdracht voor het ondersteunend personeel dat in een deeltijdse betrekking is aangesteld, bedraagt
een evenredig deel van de klokuren vermeld in het eerste lid. Een deeltijdse opdracht kan worden uitgeoefend in hele
klokuren vanaf minstens één klokuur.
Art. 18.
Het personeelslid dat zitting heeft in een lokaal inspraakorgaan dat opgericht is door of krachtens een wet
of een decreet, krijgt dienstvrijstelling om de vergaderingen van dat inspraakorgaan bij te wonen. De dienstvrijstelling
wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.
Afdeling 6. — De jaarlijkse vakantie
Art. 19.
§ 1. De personeelsleden van het ondersteunend personeel, vermeld in artikel 7, hebben een jaarlijkse
vakantie die bestaat uit de periodes, vermeld in artikel 4 en 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van
17 april 1991 tot organisatie van het schooljaar in het basisonderwijs en in het deeltijds kunstonderwijs, dat erkend of
gesubsidieerd is door de Vlaamse Gemeenschap, eventueel verminderd met een aantal te presteren dagen als vermeld
in artikel 20 en 21.
§ 2. Een personeelslid heeft recht op een ononderbroken vakantie van vijf weken tijdens de zomervakantie, waarin
de periode van 15 juli tot en met 15 augustus valt.
Art. 20.
§ 1. De inrichtende macht kan de personeelsleden van het ondersteunend personeel, vermeld in artikel 7,
tijdens de jaarlijkse vakantie, vermeld in artikel 19, verplichten om maximaal twaalf dagen prestaties te leveren,
waarvan maximaal tien prestatiedagen tijdens de zomervakantie.
Die prestatiedagen zijn volledige dagen. De inrichtende macht kan na akkoord met het betrokken personeelslid
ook beslissen om de prestatiedagen in halve prestatiedagen op te delen.
§ 2. De inrichtende macht legt jaarlijks het totale aantal in paragraaf 1 vermelde prestatiedagen vast, alsook de
verdeling van die prestatiedagen. Ze deelt uiterlijk vóór de kerstvakantie voor het daaropvolgende kalenderjaar aan de
betrokken personeelsleden van het ondersteunend personeel hun prestatiedagen mee alsook de verdeling ervan. Als de
inrichtende macht, behalve in geval van overmacht, vóór de kerstvakantie geen prestatiedagen meedeelt, betekent dat
dat de inrichtende macht voor het daaropvolgende kalenderjaar niet gebruikmaakt van de mogelijkheid, vermeld in
paragraaf 1. Als een personeelslid in dienst treedt na de kerstvakantie, deelt de inrichtende macht aan dat personeelslid
op het ogenblik van de indiensttreding het aantal prestatiedagen mee, bepaald conform paragraaf 1, alsook de
verdeling van die prestatiedagen over de resterende vakantieperiodes van het kalenderjaar.
§ 3. De inrichtende macht spreidt de prestatiedagen, vermeld in paragraaf 1 en 2, over de betrokken
personeelsleden van het ondersteunend personeel volgens een regeling die zo veel mogelijk rekening houdt met de
aard van het ambt, de omvang van de opdracht, de concrete mogelijkheden van de betrokkene en de werkzaamheden
die in de instelling moeten worden verricht, en die bovendien rekening houdt met een billijke verdeling van de taken.
Die regeling maakt het voorwerp uit van onderhandelingen die worden gevoerd binnen het bevoegde
onderhandelingscomité.
§ 4. Het personeelslid van het ondersteunend personeel dat naast de prestatiedagen, vermeld in paragraaf 1, om
uitzonderlijke dienstredenen op verzoek van de inrichtende macht ermee instemt om een of meer extra prestatiedagen
te werken tijdens de jaarlijkse vakantie, vermeld in artikel 19, krijgt voor die extra prestatiedagen in evenredige mate
vervangende vakantiedagen, die hij buiten de jaarlijkse vakantie kan opnemen.
Art. 21.
§ 1. De prestatiedagen tijdens de jaarlijkse vakantie, vermeld in artikel 20, gelden altijd voor
personeelsleden die belast zijn met een voltijdse opdracht.
Als een personeelslid belast is met een deeltijdse opdracht, wordt het aantal gevraagde prestatiedagen
verhoudingsgewijs aangepast.
§ 2. Een begonnen dag wordt altijd aangerekend als een volledige prestatiedag.
Als de inrichtende macht na akkoord met een personeelslid beslist heeft om de prestatiedagen in te delen in halve
prestatiedagen, in overeenstemming met artikel 20, § 1, tweede lid, wordt een begonnen dag als een halve prestatiedag
aangerekend.
Afdeling 7. — Overgangsbepalingen
Art. 22.
§ 1. Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder een betrekking van ondersteuner: een
betrekking die is opgericht op basis van de personeelsomkadering, vermeld in artikel 172quinquies en 172quinquies/1
van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 en artikel 314/8 en 314/9 van de Codex Secundair Onderwijs van
17 december 2010.
§ 2. Voor een personeelslid dat uiterlijk op 30 juni 2023 aangesteld was in een betrekking van ondersteuner en dat
vanaf 1 september 2023 en uiterlijk op 15 november 2023 aangesteld wordt in een ambt van het leerondersteunend
personeel, geldt het volgende:
1° wie op basis van de reglementering die van kracht was voor 1 september 2023, organiek of via
overgangsmaatregelen, in het bezit was van hetzij een vereist, hetzij een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs voor
het ambt of vak waarin hij was aangesteld tijdens de uitoefening van de betrekking van ondersteuner en geen vereist
bekwaamheidsbewijs heeft voor het ambt van het leerondersteunend personeel waarin hij wordt aangesteld, wordt
geacht in het bezit te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs voor dat ambt;
2° voor het personeelslid blijft de salarisschaal gelden die hem op grond van de reglementering die gold voor
1 september 2023, werd verleend voor het ambt of vak waarin hij was aangesteld tijdens de uitoefening van de
betrekking van ondersteuner, tenzij die salarisschaal gelijk is aan een van de salarisschalen, zoals vermeld in artikel 14,
§ 1, 3° en 4°, of tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover hij beschikt, recht geeft op een hogere salarisschaal;
3° het personeelslid behoudt voor de berekening van zijn salaris de tijd waarin het personeelslid diensten heeft
verstrekt als werknemer of als zelfstandige, en die als nuttige ervaring was erkend conform artikel 17 van het koninklijk
besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee
gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs;
4° voor het personeelslid blijven de niet-verworven salarisschalen gelden, vermeld in het besluit van de Vlaamse
Regering van 15 april 2005 betreffende de toekenning van een bepaalde niet-verworven salarisschaal aan sommige
personeelsleden van het onderwijs en het besluit van de Vlaamse Regering van 5 maart 2004 betreffende de toekenning
van een niet-verworven salarisschaal voor de houders van het getuigschrift grondige kennis verplichte tweede taal
Frans, die hem werden verleend voor het ambt of vak, waarin hij was aangesteld
[tijdens de uitoefening van de betrekking van ondersteuner;]
.
[5° het personeelslid behoudt voor de berekening van zijn salaris de in aanmerkingneming van de diensten
verstrekt in de privésector, als werknemer of als zelfstandige, op voorwaarde dat ze werden erkend als geldelijke
anciënniteit volgens artikel 16ter van het Koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het
onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs.]
§ 3. De overgangsmaatregel, vermeld in paragraaf 2, 3°, is ook van toepassing op een personeelslid dat uiterlijk op
30 juni 2023 aangesteld was in een betrekking van ondersteuner en dat vanaf 1 september 2023 en uiterlijk op
15 november 2023 aangesteld wordt in een ambt van directeur in een leersteuncentrum, als vermeld in artikel 20, § 1,
van het decreet van 5 mei 2023 over leersteun.
§ 4. De overgangsmaatregelen, vermeld in paragraaf 2, worden toegekend vanaf 1 september 2023. De
personeelsleden voor wie die overgangsmaatregelen gelden, behouden die overgangsmaatregelen na die datum, ook
als ze na die datum uit dienst treden en nadien opnieuw in dienst treden.
HOOFDSTUK 3. — De aanwending van de omkaderingspunten
Art. 23.
De personeelsomkadering waar een leersteuncentrum recht op heeft conform artikel 35 tot en met
artikel 43 van het decreet van 5 mei 2023 over leersteun en artikel 50 van het decreet van 5 mei 2023 over leersteun,
wordt als volgt aangewend:
1° voor een voltijdse betrekking:
ambt | salarisschaal | puntenwaarde |
directeur | 748 | 110 |
| 711 | 160 |
administratief medewerker | 202 | 63 |
| 158 | 82 |
| 542 | 120 |
coördinator | 413 | 100 |
| 540, 599 | 140 |
leerondersteuner | 143, 148, 302, 346, 347 | 85 |
| 501, 599 | 126 |
2° bij een halftijdse betrekking in het ambt van directeur: de voormelde puntenwaarden worden gehalveerd;
3° bij een deeltijdse betrekking in het ambt van administratief medewerker: de punten voor de omkadering worden als volgt berekend:
| puntenwaarde |
uren | 63 | 82 | 120 |
1 | 2 | 2 | 3 |
2 | 4 | 5 | 7 |
3 | 5 | 7 | 10 |
4 | 7 | 9 | 13 |
5 | 9 | 11 | 17 |
6 | 11 | 14 | 20 |
7 | 12 | 16 | 23 |
8 | 14 | 18 | 27 |
9 | 16 | 21 | 30 |
10 | 18 | 23 | 33 |
11 | 19 | 25 | 37 |
12 | 21 | 27 | 40 |
13 | 23 | 30 | 43 |
14 | 25 | 32 | 47 |
15 | 26 | 34 | 50 |
16 | 28 | 36 | 53 |
17 | 30 | 39 | 57 |
18 | 31,5 | 41 | 60 |
19 | 33 | 43 | 63 |
20 | 35 | 46 | 67 |
21 | 37 | 48 | 70 |
22 | 39 | 50 | 73 |
23 | 40 | 52 | 77 |
24 | 42 | 55 | 80 |
25 | 44 | 57 | 83 |
26 | 46 | 59 | 87 |
27 | 47 | 62 | 90 |
28 | 49 | 64 | 93 |
29 | 51 | 66 | 97 |
30 | 53 | 68 | 100 |
31 | 54 | 71 | 103 |
32 | 56 | 73 | 107 |
33 | 58 | 75 | 110 |
34 | 60 | 77 | 113 |
35 | 61 | 80 | 117 |
36 | 63 | 82 | 120 |
4° bij een deeltijdse betrekking in het ambt van coördinator: de punten voor de omkadering worden als volgt berekend:
uren | puntenwaarde |
| 100 | 140 |
1 | 3 | 4 |
2 | 6 | 8 |
3 | 8 | 12 |
4 | 11 | 16 |
5 | 14 | 19 |
6 | 17 | 23 |
7 | 19 | 27 |
8 | 22 | 31 |
9 | 25 | 35 |
10 | 28 | 39 |
11 | 31 | 43 |
12 | 33 | 47 |
13 | 36 | 51 |
14 | 39 | 54 |
15 | 42 | 58 |
16 | 44 | 62 |
17 | 47 | 66 |
18 | 50 | 70 |
19 | 53 | 74 |
20 | 56 | 78 |
21 | 58 | 82 |
22 | 61 | 86 |
23 | 64 | 89 |
24 | 67 | 93 |
25 | 69 | 97 |
26 | 72 | 101 |
27 | 75 | 105 |
28 | 78 | 109 |
29 | 81 | 113 |
30 | 83 | 117 |
31 | 86 | 121 |
32 | 89 | 124 |
33 | 92 | 128 |
34 | 94 | 132 |
35 | 97 | 136 |
36 | 100 | 140 |
5° bij een deeltijdse betrekking in het ambt van leerondersteuner: de punten voor de omkadering worden als volgt berekend:
uren | puntenwaarde |
| 85 | 126 |
1 | 2 | 4 |
2 | 5 | 7 |
3 | 7 | 11 |
4 | 9 | 14 |
5 | 12 | 18 |
6 | 14 | 21 |
7 | 17 | 25 |
8 | 19 | 28 |
9 | 21 | 32 |
10 | 24 | 35 |
11 | 26 | 39 |
12 | 28 | 42 |
13 | 31 | 46 |
14 | 33 | 49 |
15 | 35 | 53 |
16 | 38 | 56 |
17 | 40 | 60 |
18 | 42 | 63 |
19 | 45 | 67 |
20 | 47 | 70 |
21 | 50 | 74 |
22 | 52 | 77 |
23 | 54 | 81 |
24 | 57 | 84 |
25 | 59 | 88 |
26 | 61 | 91 |
27 | 64 | 95 |
28 | 66 | 98 |
29 | 68 | 102 |
30 | 71 | 105 |
31 | 73 | 109 |
32 | 76 | 112 |
33 | 78 | 116 |
34 | 80 | 119 |
35 | 83 | 123 |
36 | 85 | 126 |
Art. 24.
In afwijking van artikel 23 kan de personeelsomkadering waar een leersteuncentrum recht op heeft conform artikel 35 tot en met artikel 43 van het decreet van 5 mei 2023 over leersteun en artikel 50 van het decreet van 5 mei 2023 over leersteun, niet aangewend worden om een betrekking op te richten van directeur in een leersteuncentrum als vermeld in artikel 20, § 2, van het decreet van 5 mei 2023 over leersteun.
HOOFDSTUK 4. - Wijzigingsbepalingen
Afdeling 1. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs
...
Afdeling 2. - Wijziging van het koninklijk besluit van 1 december 1970 houdende bezoldigingsregeling van het administratief personeel, het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs
...
Afdeling 3. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juni 1997 betreffende opdracht van het personeel in het basisonderwijs
...
Afdeling 4. — Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juni 1997 betreffende de personeelsformatie
in het buitengewoon basisonderwijs en betreffende coördinatieopdrachten door ondersteuningsnetwerken in het
basis- en secundair onderwijs
...
Afdeling 5. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 november 1997
...
Afdeling 6. — Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 augustus 2000 houdende oprichting
en samenstelling van de lokale comités voor de personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs.
...
Afdeling 7. — Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2002
betreffende de organisatie van het voltijds secundair onderwijs
...
Afdeling 8. — Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 december 2002
betreffende de organisatie van het buitengewoon secundair onderwijs van opleidingsvorm 3
...
Afdeling 9. — Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 april 2005 betreffende de toekenning
van een bepaalde niet-verworven salarisschaal aan sommige personeelsleden van het onderwijs
...
Afdeling 10. — Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 september 2005 betreffende de toekenning
van een niet-verworven salarisschaal aan personeelsleden die houder zijn van een getuigschrift of diploma
buitengewoon onderwijs
...
Afdeling 11. — Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 februari 2015 tot bepaling van de inhoud
van het gemotiveerd verslag en van het attest bij het verslag voor toegang tot een individueel aangepast
curriculum in een school voor gewoon onderwijs of tot het buitengewoon onderwijs
...
Afdeling 12. — Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2015 tot wijziging van diverse besluiten
van de Vlaamse Regering en tot verdere uitvoering van het decreet van 21 maart 2014 betreffende maatregelen voor
leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften
...
Afdeling 13. — Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 2018 tot operationalisering
van de leerlingenbegeleiding in het basisonderwijs, het secundair onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding
...
Afdeling 14. — Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2022
over de organisatie van het secundair onderwijs, wat leerlingen betreft
...
HOOFDSTUK 5. — Slotbepalingen
Art. 64.
Dit besluit treedt in werking op 1 september 2023
Art. 65.
De Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming, is belast met de uitvoering van dit besluit.