Decreet tot bescherming van klokkenluiders in het onderwijs in de Vlaamse Gemeenschap

  • goedkeuringsdatum
    23 JUNI 2023
  • publicatiedatum
    B.S.10/08/2023
  • zie ook
  • datum laatste wijziging
    18/08/2023

COORDINATIE

Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt:

Decreet tot bescherming van klokkenluiders in het onderwijs in de Vlaamse Gemeenschap

HOOFDSTUK 1. — Inleidende bepalingen

Artikel 1.

Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.

Art. 2.

Dit decreet voorziet in de gedeeltelijke omzetting van richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden.

HOOFDSTUK 2. — Bescherming van klokkenluiders in het niet-hoger onderwijs

Afdeling 1. — Definities

Art. 3.

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

1° betrokken persoon: een natuurlijke of rechtspersoon die in de interne of externe melding of bij de openbaarmaking wordt genoemd als persoon aan wie de inbreuk wordt toegeschreven of met wie die persoon in verband wordt gebracht;

2° externe: een van de volgende personen die in het kader van hun werk informatie over inbreuken hebben:

a) aandeelhouders en personen die behoren tot het bestuurlijk, leidinggevend of toezichthoudend orgaan van een instelling, met inbegrip van leden die niet bij het dagelijks bestuur zijn betrokken, vrijwilligers en bezoldigde of onbezoldigde stagiairs;

b) aannemers, onderaannemers en leveranciers en iedereen die werkt onder hun toezicht en leiding;

c) personen die informatie over inbreuken hebben verkregen in een werkrelatie die ondertussen is beëindigd;

d) personen van wie de werkrelatie nog moet beginnen en die informatie over inbreuken hebben verkregen tijdens de wervingsprocedure of andere precontractuele onderhandelingen;

3° externe melding: het melden van informatie over inbreuken aan een extern meldkanaal als vermeld in artikel 9;

4° facilitator: een natuurlijke persoon die in een werkgerelateerde context een melder bijstaat in het meldingsproces en van wie de bijstand vertrouwelijk moet zijn;

5° inbreuk: een handeling of nalatigheid die voldoet aan een van de volgende voorwaarden:

a) ze is onrechtmatig en heeft betrekking op de uniehandelingen en beleidsterreinen die vallen binnen het toepassingsgebied, vermeld in artikel 4;

b) ze ondermijnt het doel of de toepassing van de regels in de uniehandelingen en beleidsterreinen die vallen binnen het toepassingsgebied, vermeld in artikel 4;

6° informatie over inbreuken: informatie, met inbegrip van redelijke vermoedens, over:

a) feitelijke of mogelijke inbreuken die hebben plaatsgevonden of zeer waarschijnlijk zullen plaatsvinden binnen de instelling waar de melder werkt, heeft gewerkt of gesolliciteerd heeft of binnen een andere instelling waarmee de melder in de context van zijn werk in contact is geweest;

b) pogingen tot het verhullen van inbreuken binnen de instelling waar de melder werkt, heeft gewerkt of gesolliciteerd heeft of binnen een andere instelling waarmee de melder in de context van zijn werk in contact is geweest;

7° instelling: een instelling als vermeld in:

a) artikel 2, § 1, van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991;

b) artikel 4, § 1, van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991;

c) artikel 3 van het decreet Rechtspositie Basiseducatie van 7 juli 2017;

8° interne melding: het melden van informatie over inbreuken binnen de instelling;

9° melden: het schriftelijk of mondeling verstrekken van informatie overinbreuken;

10° melder: een natuurlijke persoon die in de context van zijn werk informatie over inbreuken die hij heeft verkregen, meldt of openbaar maakt;

11° openbaar maken: het publiek toegankelijk maken van informatie over inbreuken;

12° personeelslid: een van de volgende personeelsleden:

a) een contractueel personeelslid van een instelling op wie de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten van toepassing is;

b) een personeelslid als vermeld in artikel 4, § 1, van het decreet betreffende de rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991;

c) een personeelslid als vermeld in artikel 2, § 1, van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991;

d) een personeelslid als vermeld in artikel 3 van het decreet Rechtspositie Basiseducatie van 7 juli 2017;

13° represaille: een directe of indirecte handeling of nalatigheid die in een werkgerelateerde context plaatsvindt naar aanleiding van een interne of externe melding of openbaarmaking, en die tot ongerechtvaardigde benadeling van de melder leidt of kan leiden;

14° werkgerelateerde context: huidige of vroegere arbeidsactiviteiten in de instelling waardoor, ongeacht de aard van die activiteiten, personen informatie kunnen verkrijgen over inbreuken en waarbij die personen te maken kunnen krijgen met represailles als ze dergelijke informatie zouden melden.

Afdeling 2. — Materieel toepassingsgebied

Art. 4.

§ 1. Dit hoofdstuk bevat gemeenschappelijke minimumnormen voor de bescherming van melders van de volgende inbreuken die een instelling begaat:

1° inbreuken die betrekking hebben op de hierna volgende gebieden en voor zover ze betrekking hebben op uniehandelingen vermeld in deel I van de bijlage bij de richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden:

a) overheidsopdrachten;

b) financiële diensten, producten en markten, voorkoming van witwassen van geld en terrorismefinanciering;

c) productveiligheid en productconformiteit;

d) veiligheid van het vervoer;

e) bescherming van het milieu;

f) stralingsbescherming en nucleaire veiligheid;

g) veiligheid van levensmiddelen en diervoeders, diergezondheid en dierenwelzijn;

h) volksgezondheid;

i) consumentenbescherming;

j) bescherming van de persoonlijke levenssfeer en persoonsgegevens, en beveiliging van netwerk- en informatiesystemen;

2° inbreuken waardoor de financiële belangen van de Unie, vermeld in artikel 325 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en nader toegelicht in relevante uniemaatregelen worden geschaad;

3° inbreuken in verband met de interne markt, vermeld in artikel 26, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met inbegrip van inbreuken op de unieregels voor de mededinging en de staatssteun.

§ 2. Dit hoofdstuk heeft geen betrekking op interpersoonlijke klachten die alleen de melder betreffen.

Art. 5.

Dit hoofdstuk is niet van toepassing op het melden van informatie waarvan de bekendmaking niet toegestaan is om een van de volgende redenen:

1° de veiligheid van het land;

2° de bescherming van geclassificeerde gegevens;

3° de bescherming van het medisch beroepsgeheim;

4° de bescherming van het beroepsgeheim van advocaten;

5° de geheimhouding van rechterlijke beraadslagingen;

6° het strafprocesrecht.

Art. 6.

Dit hoofdstuk doet geen afbreuk aan wetgeving die in een ruimere bescherming voor klokkenluiders voorziet.

Dit hoofdstuk doet evenmin afbreuk aan:

1° het recht van personeelsleden om hun vertegenwoordiger of vakbond te raadplegen;

2° de regelgeving tegen onrechtmatige benadelende maatregelen als gevolg van de raadplegingen, vermeld in punt 1°;

3° de autonomie van de sociale partners en hun recht om collectieve arbeidsovereenkomsten of akkoorden van sectorale programmatie af te sluiten.

Afdeling 3. — Meldkanalen

Art. 7.

Informatie over inbreuken kan op de volgende manieren gemeld worden:

1° via een intern meldkanaal als vermeld in artikel 8;

2° via een extern meldkanaal als vermeld in artikel 9;

3° via een openbaarmaking.

Art. 8.

§ 1. Iedere instelling heeft een intern meldkanaal.

Het interne meldkanaal kan door de instelling zelf worden beheerd of extern ter beschikking worden gesteld door een derde. De waarborgen voor een interne melding en de opvolging van de meldingen, vermeld in afdeling 4 en 5 van dit hoofdstuk, zijn ook van toepassing als het interne meldkanaal door een derde wordt beheerd.

§ 2. Het interne meldkanaal bestaat uit ten minste een persoon die bevoegd is om meldingen te ontvangen en te behandelen. Personeelsleden met een mandaat in een beslissingsorgaan of personeelsafgevaardigden kunnen geen deel uitmaken van het interne meldkanaal.

§ 3. Iedere instelling werkt, na overleg in het bevoegd lokaal comité, een procedure uit om interne meldingen in te dienen, te behandelen en te beheren. Als het interne meldkanaal door een derde ter beschikking gesteld wordt, wordt het bevoegd lokaal comité eveneens op de hoogte gebracht van de inhoud van de overeenkomst met de derde.

De procedure, vermeld in het eerste lid, bevat systemen die door hun ontwerp, opzet en beheer op beveiligde wijze de geheimhouding van de informatie waarborgen en de vertrouwelijkheid beschermen van al de volgende elementen:

1° de identiteit van de melder;

2° de identiteit van (een) perso(o)n(en) die in de melding word(t)en genoemd;

3° informatie waaruit de identiteit van de melder of (een) perso(o)n(en) kanblijken.

Als het meldkanaal een melding behandelt, neemt het daarbij een strikte neutraliteit in acht. Een melding kan in geen geval behandeld worden door een persoon die betrokken is of was bij de feiten waarop de melding betrekking heeft.

Alleen personeelsleden die daarvoor gemachtigd zijn, hebben toegang tot de informatie, vermeld in het tweede lid.

Art. 9.

§ 1. Personeelsleden en externen kunnen informatie over inbreuken die instellingen begaan hebben, extern melden bij de Vlaamse Ombudsdienst conform het decreet van 7 juli 1998 houdende instelling van de Vlaamse Ombudsdienst.

§ 2. Het externe meldkanaal, vermeld in paragraaf 1, ontvangt meldingen via systemen die door hun ontwerp, opzet en beheer op beveiligde wijze de geheimhouding van de informatie waarborgen en de vertrouwelijkheid beschermen van al de volgende elementen:

1° de identiteit van de melder;

2° de identiteit van derden die in de melding worden genoemd;

3° informatie waaruit de identiteit van de melder of een derde kan blijken.

Als het meldkanaal een melding behandelt, neemt het daarbij een strikte neutraliteit in acht. Een melding kan in geen geval behandeld worden door een persoon die betrokken is of was bij de feiten waarop de melding betrekking heeft.

Alleen personeelsleden die daarvoor gemachtigd zijn, hebben toegang tot de informatie, vermeld in het eerste lid.

Art. 10.

§ 1. Een personeelslid meldt informatie over inbreuken in de instelling waar het tewerkgesteld is, via het interne meldkanaal, vermeld in artikel 8. Een personeelslid kan informatie over inbreuken ook rechtstreeks melden via het externe meldkanaal, vermeld in artikel 9, als het meent dat de inbreuk intern niet doeltreffend behandeld kan worden of dat er een risico op represailles bestaat.

Externen melden informatie over inbreuken die een instelling begaat aan het externe meldkanaal, vermeld in artikel 9.

Een onderwijsinstelling kan het interne meldkanaal, vermeld in artikel 8, ook openstellen voor bepaalde of alle externen.

§ 2. Personeelsleden en externen die informatie over inbreuken openbaar maken komen in aanmerking voor bescherming uit hoofde van dit decreet indien is voldaan aan een van de volgende voorwaarden:

1° ze hebben eerst intern en extern gemeld of ze hebben meteen extern gemeld conform paragraaf 1, en er zijn geen passende maatregelen genomen binnen drie maanden nadat het meldkanaal in kwestie de melding heeft ontvangen;

2° ze hebben gegronde redenen om aan te nemen dat:

a) de inbreuk een dreigend of reëel gevaar kan vormen voor het algemeen belang, bijvoorbeeld wanneer er sprake is van een noodsituatie of een risico op onherstelbare schade; of

b) er een risico bestaat op represailles bij externe meldingen, of het niet waarschijnlijk is dat de inbreuk doeltreffend wordt behandeld wegens de bijzondere omstandigheden van de zaak, omdat bijvoorbeeld bewijsmateriaal kan worden achtergehouden of vernietigd, of een autoriteit kan samenspannen met de pleger van de inbreuk of met iemand die bij de inbreuk is betrokken.

Deze paragraaf is niet van toepassing op gevallen waarin een personeelslid of een externe rechtstreeks informatie aan de pers verstrekt op grond van specifieke bepalingen die een stelsel voor de bescherming van de vrijheid van meningsuiting en informatie instellen.

Ook bij de openbaarmaking dient de algemene verordening gegevensbescherming steeds in acht te worden genomen.

Afdeling 4. — Gemeenschappelijke bepalingen voor interne en externe meldingen

Art. 11.

§ 1. Melders kunnen schriftelijk en via de telefoon of een ander spraakberichtensysteem informatie over inbreuken melden bij de meldkanalen, vermeld in artikel 8 en 9. Ze hebben ook het recht op een fysieke ontmoeting binnen een redelijke termijn.

§ 2. De meldkanalen, vermeld in artikel 8 en 9, kunnen van mondelinge meldingen via een spraakberichtsysteem met gesprekopname:

1° een opname van het gesprek in een duurzame, opvraagbare vorm maken;

2° een volledig en nauwkeurig verslag laten opstellen door de personeelsleden die verantwoordelijk zijn om de melding te behandelen. De meldkanalen, vermeld in artikel 8 en 9, stellen de melders voor de start van het gesprek op de hoogte van de mogelijkheid van het systeem om gesprekken op te nemen.

§ 3. De personeelsleden van de meldkanalen, vermeld in artikel 8 en 9, die verantwoordelijk zijn om de melding te behandelen, kunnen een nauwkeurig verslag opmaken van mondelinge meldingen via een spraakberichtsysteem zonder gespreksopnamefaciliteit.

§ 4. Als de melder toestemt, maken de meldkanalen, vermeld in artikel 8 en 9, bij een fysieke ontmoeting op verzoek van de melder:

1° een opname van het gesprek in een duurzame en opvraagbare vorm;

2° een nauwkeurig verslag van het onderhoud, dat de personeelsleden opstellen die verantwoordelijk zijn voor de behandeling van de melding.

§ 5. Melders kunnen de schriftelijke weergave van het gesprek, vermeld in paragraaf 2 tot en met 4, controleren, corrigeren en voor akkoord tekenen.

Art. 12.

§ 1. De meldkanalen, vermeld in artikel 8 en 9, bevestigen de ontvangst van de melding aan de melder binnen zeven dagen na de dag waarop ze de melding hebben ontvangen, als ze binnen die termijn de melding nog niet afgehandeld hebben, tenzij in één van de volgende gevallen:

1° de melder verzet zich uitdrukkelijk tegen het krijgen van die ontvangstmelding;

2° het krijgen van die ontvangstmelding brengt de bescherming van de identiteitvan de melder in gevaar.

Tenzij er nieuwe wettelijke of feitelijke omstandigheden zijn die een andere opvolging rechtvaardigen, kan het externe meldkanaal, vermeld in artikel 9, bij meldingen over een instelling beslissen om de melding niet in behandeling te nemen wanneer de externe melding betrekking heeft op feiten die in een eerdere externe melding van de melder al zijn behandeld en de nieuwe melding geen nieuwe informatie van betekenis bevat.

In de gevallen, vermeld in het tweede lid, stuurt het externe meldkanaal, vermeld in artikel 9, de melder binnen zeven dagen na de dag waarop het de melding heeft ontvangen, naast de ontvangstmelding, vermeld in het eerste lid, de beslissing om de melding niet in behandeling te nemen en een motivatie voor die beslissing.

§ 2. De meldkanalen, vermeld in artikel 8 en 9, gaan de juistheid na van de informatie en nemen de gepaste maatregelen als er een vermoeden van een inbreuk is.

§ 3. De meldkanalen, vermeld in artikel 8 en 9, informeren de melder binnen drie maanden na de dag waarop ze de ontvangstmelding hebben verstuurd, of, als er geen ontvangstmelding naar de melder is gestuurd, binnen drie maanden nadat de periode van zeven dagen nadat de melding is gedaan, is verstreken, over de als opvolging geplande of genomen maatregelen en over de redenen daarvoor. De meldkanalen, vermeld in artikel 8 en 9, geven daarbij geen informatie vrij die afbreuk doet aan het interne onderzoek of die het onderzoek of de rechten van de betrokken persoon schaadt.

Het externe meldkanaal, vermeld in artikel 9, kan de termijn van drie maanden, vermeld in het eerste lid, verlengen tot maximaal zes maanden. In dat geval informeert het externe meldkanaal de melder schriftelijk over de verlenging van de termijn en de reden daarvoor, voor de voormelde termijn van drie maanden verstreken is.

§ 4. Het externe meldkanaal, vermeld in artikel 9, brengt de melder op de hoogte van het eindresultaat van de onderzoeken.

Art. 13.

Als een melder een melding richt aan een onbevoegd extern meldkanaal, stuurt dat onbevoegde externe meldkanaal de melding zo snel mogelijk op veilige wijze door naar het bevoegde meldkanaal. Het onbevoegde externe meldkanaal brengt de melder onmiddellijk op de hoogte van die doorzending.

Indien het interne meldkanaal niet bevoegd is om de melding te behandelen, dan brengt het meldkanaal de melder daarvan op de hoogte.

Afdeling 5. — Verwerking van gegevens

Art. 14.

Ieder meldkanaal als vermeld in artikel 8 en 9, houdt een register bij van de ontvangen meldingen.

Ieder meldkanaal als vermeld in artikel 8 en 9, houdt al de volgende gegevensbij:

1° het aantal ontvangen meldingen;

2° het aantal onderzoeken en procedures die naar aanleiding van de meldingen zijn ingeleid en het resultaat ervan;

3° als dat wordt vastgesteld, de geschatte financiële schade en de bedragen die zijn teruggevorderd na onderzoeken en procedures over de gemelde inbreuken.

Meldingen worden niet langer opgeslagen dan noodzakelijk en evenredig is om te voldoen aan de vereisten die door dit decreet of door andere wetgeving zijn opgelegd.

Art. 15.

§ 1. In dit artikel wordt verstaan onder algemene verordening gegevensbescherming: verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming).

§ 2. Als die gegevens beschikbaar zijn, verwerken de meldkanalen, vermeld in artikel 8 en 9, de volgende persoonsgegevens op grond van artikel 6, eerste lid, e), van de algemene verordening gegevensbescherming bij de behandeling en registratie van meldingen:

1° de naam van de melder;

2° de contactgegevens en de functie van de melder;

3° de naam van de facilitator of van derden die verbonden zijn met de melder en die het slachtoffer kunnen worden van represailles in een werkgerelateerde context;

4° de naam en de functie van de betrokken persoon en informatie over de inbreuken van de betrokken persoon;

5° de naam van de getuigen;

6° schriftelijke meldingen;

7° het schriftelijke verslag van mondelinge meldingen en stemopnames, vermeld in artikel 11, § 2 en § 3, van dit decreet.

De meldkanalen, vermeld in artikel 8 en 9, wissen onmiddellijk andere gegevens dan de persoonsgegevens, vermeld in het eerste lid, die niet relevant zijn om de melding te behandelen.

§ 3. De meldkanalen, vermeld in artikel 8 en 9, maken de identiteit van de melder en alle informatie waarmee de identiteit van de melder direct of indirect achterhaald kan worden niet bekend aan anderen dan de personeelsleden die bevoegd zijn om de melding te ontvangen en op te volgen tenzij in één van de volgende gevallen:

1° de melder stemt daarmee in;

2° er is een noodzakelijke en evenredige wettelijke verplichting in het kader van een onderzoek door nationale autoriteiten of gerechtelijke procedures, om de rechten van verdediging van de melder te waarborgen.

De meldkanalen, vermeld in artikel 8 en 9, maken de identiteit van de betrokken persoon en alle informatie waarmee de identiteit van de betrokken persoon direct of indirect achterhaald kan worden, niet bekend aan anderen dan de personeelsleden die bevoegd zijn om de melding te behandelen, zolang onderzoeken naar aanleiding van de melding of openbaarmaking lopen.

§ 4. Vóór de meldkanalen, vermeld in artikel 8 en 9, de identiteit van de melder of de betrokken persoon bekendmaken, brengen ze de melder, respectievelijk de betrokken persoon daarvan schriftelijk op de hoogte, samen met de redenen daarvoor, tenzij die informatie de onderzoeken of gerechtelijke procedures in gevaar brengt.

§ 5. Met toepassing van artikel 23, lid 1, e) en h), van de algemene verordening gegevensbescherming kunnen de personeelsleden van een meldkanaal die daarvoor bevoegd zijn, bij wie een melding is ingediend, beslissen om de verplichtingen en de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, niet toe te passen bij de verwerking van persoonsgegevens in het kader van een onderzoek dat betrekking heeft op een welbepaalde natuurlijke persoon, als voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in het tweede tot en met het negende lid.

De afwijkingsmogelijkheid, vermeld in het eerste lid, geldt alleen gedurende de periode waarin de betrokken persoon het voorwerp uitmaakt van een onderzoek, op voorwaarde dat het voor het goede verloop van het onderzoek noodzakelijk is of kan zijn dat de verplichtingen en de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, niet worden toegepast. De duur van het onderzoek mag in voorkomend geval niet meer bedragen dan een jaar vanaf de ontvangst van een verzoek tot uitoefening van een van de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening.

De afwijkingsmogelijkheid, vermeld in het eerste lid, heeft geen betrekking op de gegevens die losstaan van het voorwerp van het onderzoek dat de weigering of de beperking van de rechten, vermeld in het tweede lid, rechtvaardigt.

Als de betrokken persoon in het geval, vermeld in het eerste lid, tijdens de periode, vermeld in het tweede lid, een verzoek indient op basis van artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, bevestigt de bevoegde functionaris voor gegevensbescherming de ontvangst daarvan.

De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming brengt de betrokken persoon schriftelijk, zo snel mogelijk en in elk geval binnen een maand vanaf de dag die volgt op de dag waarop hij het verzoek heeft ontvangen, op de hoogte van elke weigering of beperking van de rechten, vermeld in het eerste lid. Verdere informatie over de nadere redenen voor die weigering of beperking hoeft niet te worden verstrekt als dat het onderzoek zou ondermijnen, met behoud van de toepassing van het achtste lid. Als het nodig is, kan de voormelde termijn met twee maanden worden verlengd, rekening houdend met het aantal aanvragen en de complexiteit ervan. De verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming, brengt de betrokken persoon binnen dertig dagen vanaf de dag die volgt op de dag waarop hij het verzoek heeft ontvangen, op de hoogte van die verlenging en van de redenen voor het uitstel.

De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming informeert de betrokken persoon ook over de mogelijkheid om een verzoek in te dienen bij de Vlaamse Toezichtcommissie voor de verwerking van persoonsgegevens conform artikel 10/5 van het decreet van 18 juli 2008 betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer, en om een beroep in rechte in te stellen.

De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming noteert de feitelijke of juridische gronden waarop de beslissing is gebaseerd. Die informatie houdt hij ter beschikking van de Vlaamse toezichtcommissie, vermeld in artikel 10/1 van het decreet van 18 juli 2008 betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer.

Nadat het onderzoek afgesloten is, worden de rechten, vermeld in artikel 13 tot en met 22 van de voormelde verordening, in voorkomend geval, conform artikel 12 van de voormelde verordening opnieuw toegepast.

Als een dossier dat persoonsgegevens als vermeld in het eerste lid bevat, naar het openbaar ministerie is gestuurd en kan leiden tot activiteiten onder leiding van het openbaar ministerie of een onderzoeksrechter, en er onduidelijkheid is over het geheim van het onderzoek onder leiding van het openbaar ministerie of een onderzoeksrechter, mag de bevoegde functionaris voor gegevensbescherming, op het verzoek van de betrokken persoon overeenkomstig artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening pas antwoorden nadat het openbaar ministerie of, in voorkomend geval, de onderzoeksrechter heeft bevestigd dat een antwoord het onderzoek niet in het gedrang brengt of kan brengen.

§ 6. De meldkanalen, vermeld in artikel 8 en 9, respecteren de regels met betrekking tot de verwerking en de bescherming van de persoonsgegevens in uitvoering van de algemene verordening gegevensbescherming.

Art. 16.

Meldkanalen als vermeld in artikel 8 en 9 mogen bedrijfsgeheimen niet gebruiken of bekendmaken voor andere doeleinden dan hetgeen noodzakelijk is voor een gedegen opvolging.

Afdeling 6. — Informatie over ontvangst en opvolging van meldingen

Art. 17.

De dienst die de Vlaamse Regering aanwijst, publiceert op een afzonderlijke, gemakkelijk herkenbare en toegankelijke pagina van de website onderwijs al de volgende informatie:

1° de voorwaarden om in aanmerking te komen voor bescherming tegen represailles;

2° de elektronische adressen, de postadressen en de telefoonnummers van het externe meldkanaal, vermeld in artikel 9, met de vermelding of de telefoongesprekken en de gesprekken via andere spraaksystemen worden opgenomen;

3° de procedures voor meldingen van informatie over inbreuken bij de meldkanalen, vermeld in artikel 8 en 9, met inbegrip van al de volgende informatie:

a) de wijze waarop de meldkanalen, vermeld in artikel 8 en 9, de melder kunnen vragen om de informatie te verduidelijken of bijkomende informatie te verstrekken;

b) de termijn voor het geven van feedback;

c) de soort en de inhoud van de feedback;

4° de informatie over de verwerking van persoonsgegevens;

5° de wijze waarop de melding wordt opgevolgd;

6° de remedies en procedures voor de bescherming tegen represailles en de beschikbaarheid van vertrouwelijk advies voor personen die overwegen een melding in te dienen;

7° met behoud van de toepassing van artikel 5, een duidelijke toelichting van de voorwaarden waaronder melders beschermd worden bij het schenden van enige geheimhoudingsregel;

8° de rechten van de betrokken persoon.

In het eerste lid wordt verstaan onder website onderwijs: de officiële website van de Vlaamse overheid, uitgegeven door het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming.

De webpagina, vermeld in het eerste lid, vermeldt dat personeelsleden intern melden als de inbreuk doeltreffend intern kan worden behandeld en de melder van mening is dat er geen risico op represailles bestaat.

De instellingen publiceren de informatie, vermeld in het eerste en derde lid, op hun website of verwijzen op hun website naar de webpagina op de website, vermeld in het eerste lid. Ze vermelden op hun website ook het elektronische adres, het postadres en de telefoonnummers van het interne meldkanaal, vermeld in artikel 8, met de vermelding of de telefoongesprekken en de gesprekken via andere spraaksystemen worden opgenomen.

Afdeling 7. — Beschermingsmaatregelen

Art. 18.

§ 1. Een instelling of een van haar personeelsleden mag ten aanzien van een melder die onder de bescherming van dit decreet valt, geen van de volgende maatregelen nemen als vergelding voor een melding of openbaarmaking of dreigen een van die maatregelen te nemen:

1° schorsing, ontslag of soortgelijke maatregelen;

2° een evaluatie onvoldoende, negatieve beoordeling voor tijdelijken, degradatie of het onthouden van bevordering;

3° het onthouden van een benoeming;

4° overdracht van taken, verandering van locatie van de arbeidsplaats of verandering van de werktijden;

5° het onthouden van opleiding;

6° een negatieve arbeidsreferentie;

7° het opleggen of toepassen van een tuchtmaatregel, disciplinaire maatregel, berisping of financiële sanctie;

8° dwang, intimidatie, pesterijen en uitsluiting;

9° niet-omzetting van een tijdelijk contract in een contract voor onbepaalde duur, als het personeelslid de gerechtvaardigde verwachting had dat het een contract van onbepaalde duur zou krijgen;

10° schade, met inbegrip van reputatieschade op sociale media of financieel nadeel, met inbegrip van omzetderving en inkomstenderving;

11° opname op een zwarte lijst op basis van een informele of formele overeenkomst voor de hele instelling waardoor de melder geen baan meer kan vinden bij die instelling;

12° intrekking van een licentie of vergunning, afgeleverd door een overheidsinstantie;

13° psychiatrische of medische verwijzingen;

14° vroegtijdige beëindiging of opzegging van een contract voor de levering van goederen of diensten;

15° elke andere vorm van represailles.

Het verbod, vermeld in het eerste lid, is van toepassing ten aanzien van melders indien aan alle hierna volgende voorwaarden is voldaan:

1° de melders hebben informatie gemeld over een inbreuk conform artikel 10,§ 1, hebben informatie over een inbreuk openbaar gemaakt conform artikel 10,§ 2, of hebben informatie gemeld over een inbreuk bij een instelling, orgaan of instantie van de Europese Unie;

2° de melders hadden gegronde redenen om te geloven dat de gemelde informatie op het moment van de melding juist was en dat die informatie binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn viel;

3° de identiteit van de melders is bij ten minste een meldkanaal gekend.

Indien de anonieme melder na een tijd alsnog geïdentificeerd wordt, wordt deze beschouwd alsof de identiteit initieel gekend was en geniet de melder bijgevolg de bescherming zoals opgenomen in dit decreet.

Het verbod, vermeld in het eerste lid, geldt ook voor de facilitatoren en derden die verbonden zijn met de melders en juridische entiteiten die eigendom zijn van de melders, voor met wie de melders werken of met wie de melders in een andere werkgerelateerde context verbonden zijn alsook voor getuigen.

§ 2. Ieder personeelslid dat maatregelen als vermeld in paragraaf 1, eerste lid, neemt als vergelding voor een melding of openbaarmaking, wordt bestraft met een administratieve of tuchtrechtelijke sanctie.

Iedere instelling die maatregelen als vermeld in paragraaf 1, eerste lid, neemt als vergelding voor een melding of openbaarmaking, kan bestraft worden met een gedeeltelijke terugbetaling van het werkingsbudget van de betrokken instelling. De terugvordering of inhouding kan niet meer bedragen dan 5 procent van het werkingsbudget en kan er niet toe leiden dat het aandeel in het werkingsbudget dat bestemd is voor personeelsaangelegenheden in absolute cijfers kleiner wordt dan wanneer de maatregel niet zou genomen zijn. De terugvordering wordt uitgesproken door de Vlaamse Regering.

§ 3. Bij gerechtelijke of administratiefrechtelijke procedures over maatregelen als vermeld in paragraaf 1, eerste lid, waarbij de melder aantoont dat hij een melding of openbaarmaking heeft gemaakt en met benadeling is geconfronteerd, wordt aangenomen dat de maatregel een vergelding is voor de melding of de openbaarmaking. In die gevallen toont de persoon of instelling die de benadelende maatregel heeft genomen aan dat die maatregel naar behoren is gemotiveerd.

§ 4. Melders zijn niet aansprakelijk voor:

1° de verwerving van de informatie die ze melden of openbaar maken, conform paragraaf 1, tweede lid, of artikel 10, § 2, eerste lid, behalve als de verwerving of openbaarmaking een strafbaar feit was;

2° het melden of openbaar maken van de informatie, conform paragraaf 1, tweede lid, of artikel 10, § 2, eerste lid, als ze redelijke gronden hadden om aan te nemen dat de melding of openbaarmaking van de informatie noodzakelijk was om een inbreuk te onthullen.

§ 5. Met behoud van de toepassing van paragraaf 4, wordt een bedrijfsgeheim verkrijgen, gebruiken of openbaar maken enkel als rechtmatig beschouwd voor de toepassing van dit decreet als het wordt verkregen conform artikel XI.332/3 van het Wetboek van Economisch Recht. Art. 19. De volgende personen worden bestraft met een administratieve of tuchtrechtelijke sanctie: 1° personen die een melding belemmeren of proberen te belemmeren; 2° personen die de geheimhouding van de identiteit van melders schenden; 3° personen die bewust onjuiste informatie hebben gemeld of openbaar gemaakt.

Art. 20.

Een overeenkomst of de arbeidsvoorwaarden kunnen geen bepalingen bevatten waarin afstand wordt gedaan van de rechten, vermeld in dit decreet. Bepalingen in die zin zijn nietig

HOOFDSTUK 3. — Wijzigingen van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013

...

HOOFDSTUK 4. — Inwerkingtreding

Art. 51.

Dit decreet treedt in werking de dag na de publicatie in het Belgisch Staatsblad.