Besluit van de Vlaamse Regering over de onderwijsinternaten

  • goedkeuringsdatum
    14 JULI 2023
  • publicatiedatum
    B.S.31/08/2023
  • zie ook
  • datum laatste wijziging
    01/09/2023

COORDINATIE

Rechtsgronden

Dit besluit is gebaseerd op: - het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991, artikel 3, 9°, artikel 3, 12°, gewijzigd bij de decreten van 15 juni 2007 en 30 april 2009, artikel 56ter, ingevoegd bij het decreet van 15 juli 2005 en gewijzigd bij de decreten van 7 juli 2006, 15 juni 2007 en 22 juni 2007, en artikel 56quater, ingevoegd bij het decreet van 22 juni 2007;

- het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991, artikel 5, 11°, artikel 5, 13°, gewijzigd bij de decreten van 15 juni 2007 en 30 april 2009, artikel 74quater, ingevoegd bij het decreet van 15 juli 2005 en gewijzigd bij de decreten van 7 juli 2006, 15 juni 2007 en 22 juni 2007, en artikel 74quinquies, ingevoegd bij het decreet van 22 juni 2007;

- het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp, artikel 78/1, § 2, eerste lid, ingevoegd bij het decreet van 15 maart 2019;

- de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016, bekrachtigd bij het decreet van 23 december 2016, artikel V.2 en V.4, gewijzigd bij het decreet van 5 april 2019, artikel V.28, artikel V.47, § 2, artikel V.48, artikel V.51, gewijzigd bij het decreet van 16 juni 2017, en artikel V.54;

- het decreet van 16 juni 2023 over de onderwijsinternaten, artikel 3, § 2, 4°, artikel 6, 7, 8, 27, 29, 30, 32, 33, 34, 42, 54, 162 en 171.

Vormvereisten De volgende vormvereisten zijn vervuld:

- De Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, heeft zijn akkoord gegeven op 2 februari 2023.

- De gemeenschappelijke vergadering van Sectorcomité X, van onderafdeling Vlaamse Gemeenschap van afdeling 2 van het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en van het overkoepelend onderhandelingscomité, vermeld in het decreet van 5 april 1995 tot oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd onderwijs, heeft protocol nr. 229 gesloten op 24 maart 2023.

- De Raad van State heeft advies 73.815/1 gegeven op 28 juni 2023, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

Initiatiefnemer

Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Onderwijs, Sport, Dierenwelzijn en Vlaamse Rand.

Na beraadslaging,

DE VLAAMSE REGERING BESLUIT:

HOOFDSTUK 1. — Algemene bepalingen

Artikel 1.

In dit besluit wordt verstaan onder:

1° AGODI: Agentschap voor Onderwijsdiensten;

2° decreet van 16 juni 2023: het decreet van 16 juni 2023 over de onderwijsinternaten.

Art. 2.

Dit besluit is van toepassing op de onderwijsinternaten die erkend, gefinancierd of gesubsidieerd zijn conform het decreet van 16 juni 2023.

HOOFDSTUK 2. — Uitvoering van het decreet van 16 juni 2023

Afdeling 1. — Referentiekader onderwijsinternaatskwaliteit

Art. 3.

Het referentiekader onderwijsinternaatskwaliteit, vermeld in artikel 6, 5°, van het decreet van 16 juni 2023, is vastgesteld in bijlage 4, die bij dit besluit is gevoegd.

Afdeling 2. — Aanvraag tot erkenning van onderwijsinternaten

Art. 4.

Voor de toepassing van artikel 7, § 1, eerste lid, van het decreet van 16 juni 2023 wordt AGODI aangewezen als de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap.

AGODI legt de wijze vast waarop een aanvraag als vermeld in artikel 7, § 1, eerste lid, van het voormelde decreet, kan worden ingediend.

Afdeling 3. — Aanvraag tot oprichting van een bijkomende vestigingsplaats of tot verhuizing van een vestigingsplaats

Art. 5.

Voor de toepassing van artikel 8, § 2, eerste lid, van het decreet van 16 juni 2023 wordt AGODI aangewezen als de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap.

Afdeling 4. — Tijdelijke onderbrenging van internen buiten de bekende vestigingsplaatsen

Art. 6.

In dit artikel wordt verstaan onder tijdelijke onderbrenging: een locatie, buiten de bekende vestigingsplaatsen, waar een onderwijsinternaat in noodsituaties internen tijdelijk kan onderbrengen.

Het bestuur dat conform artikel 8, § 3, van het decreet van 16 juni 2023 een tijdelijke onderbrenging wil gebruiken, meldt dat uiterlijk op het tijdstip van de ingebruikname aan AGODI.

In de melding, vermeld in het tweede lid, verklaart het bestuur dat de tijdelijke onderbrenging voldoet aan de erkenningsvoorwaarde, vermeld in artikel 6, 3°, van het voormelde decreet, en geeft het de reden voor het gebruik van de tijdelijke onderbrenging.

De onderwijsinspectie gaat binnen drie maanden na de melding, vermeld in het tweede lid, na of de tijdelijke onderbrenging voldoet aan de erkenningsvoorwaarde, vermeld in artikel 6, 3°, van het voormelde decreet.

Afdeling 5. — Inschrijvingen

Art. 7.

Voor de toepassing van artikel 15, eerste en vierde lid, van het decreet van 16 juni 2023 wordt AGODI aangewezen als de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap.

Afdeling 6. — Financierings- en subsidiëringsvoorwaarden

Art. 8.

Voor de toepassing van artikel 23, § 2, vijfde lid, § 3 en § 4, van het decreet van 16 juni 2023 wordt AGODI aangewezen als de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap.

Afdeling 7. — Aanvraag van aanvullende omkadering

Art. 9.

Een onderwijsinternaat dat conform artikel 27 van het decreet van 16 juni 2023 aanvullende omkadering voor de bijkomende verblijfsdagen aanvraagt, bezorgt de ingevulde bijkomende verblijfsdagen aan AGODI uiterlijk tien kalenderdagen na de telperiode, vermeld in artikel 24, § 2, van het voormelde decreet.

Afdeling 8. — Personeelsformatie

Onderafdeling 1. — De ambten

Art. 10.

De ambten die de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel kunnen uitoefenen in de onderwijsinternaten worden als volgt vastgelegd en ingedeeld:

1° bevorderingsambten: directeur;

2° selectieambten: nihil;

3° wervingsambten: nihil.

Art. 11

De ambten die de leden van het ondersteunend personeel kunnen uitoefenen in de onderwijsinternaten worden als volgt vastgelegd en ingedeeld:

1° bevorderingsambten: nihil;

2° selectieambten: nihil;

3° wervingsambten:

a) administratief medewerker;

b) internaatsmedewerker.

Onderafdeling 2. — De bekwaamheidsbewijzen

Art. 12.

De personeelsleden, vermeld in artikel 10 en 11, moeten houder zijn van een van de volgende vereiste bekwaamheidsbewijzen:

1° de directeur: een bekwaamheidsbewijs van ten minste bachelor;

2° de internaatsmedewerker:

a) een bekwaamheidsbewijs van ten minste hoger secundair onderwijs (HSO);

b) een bekwaamheidsbewijs van ten minste bachelor;

c) een bekwaamheidsbewijs van ten minste master;

3° de administratief medewerker:

a) een bekwaamheidsbewijs van ten minste hoger secundair onderwijs (HSO);

b) een bekwaamheidsbewijs van ten minste bachelor;

c) een bekwaamheidsbewijs van ten minste master.

Art. 13.

Voor de toepassing van dit hoofdstuk gelden artikel 5, 6 en 7, § 1, 1°, 7° en 22°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juni 1990 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen en de bezoldigingsregeling in het gewoon basisonderwijs.

Onderafdeling 3. — De salarisschalen en bezoldigingsregeling

Art. 14.

De personeelsleden die beantwoorden aan de voorwaarden, vermeld in artikel 12, worden betaald volgens de volgende salarisschalen:

1° de directeur: de salarisschaal 165: de houders van een bekwaamheidsbewijs van ten minste bachelor;

2° de internaatsmedewerker:

a) salarisschaal 125: de houders van een bekwaamheidsbewijs van ten minste hoger secundair onderwijs (HSO);

b) salarisschaal 159: de houders van een bekwaamheidsbewijs van ten minste bachelor;

c) salarisschaal 501: de houders van een bekwaamheidsbewijs van ten minste master;

3° de administratief medewerker:

a) salarisschaal 202: de houders van een bekwaamheidsbewijs van ten minste hoger secundair onderwijs (HSO);

b) salarisschaal 158: de houders van een bekwaamheidsbewijs van ten minste bachelor;

c) salarisschaal 542: de houders van een bekwaamheidsbewijs van ten minste master.

De salarisschalen, vermeld in het eerste lid, zijn vastgesteld bij het besluit van de Vlaamse Regering van 5 oktober 2018 houdende de salarisschalen van bepaalde personeelsleden van het onderwijs.

Art. 15.

De bezoldiging van een personeelslid dat het ambt van internaatsmedewerker of het ambt van directeur uitoefent, wordt vastgesteld op grond van de bepalingen van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs.

De bezoldiging van een personeelslid dat het ambt van administratief medewerker uitoefent, wordt vastgesteld op grond van de bepalingen van het koninklijk besluit van 1 december 1970 houdende bezoldigingsregeling van het administratief personeel, het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs.

Onderafdeling 4. — Vastleggen van de ORE

Art. 16.

Per ambt als vermeld in artikel 10 en 11, wordt het aantal ORE dat in rekening wordt gebracht, op de volgende wijze vastgelegd:

1° voor het ambt van directeur:

voor een voltijdse betrekking12.875 ORE
voor een halftijdse betrekking6.437 ORE

2° voor het ambt van internaatsmedewerker:

uren opdrachtsalarisschaal 125salarisschaal 159salarisschaal 501
aantal OREaantal OREaantal ORE
1251278353
2503556706
37548331.059
41.0051.1111.412
51.2571.3891.766
61.5081.6672.119
71.7591.9442.472
82.0102.2222.825
92.2622.5003.178
102.5132.7783.531
112.7643.0563.884
123.0163.3334.237
133.2673.6114.590
143.5183.8894.944
153.7704.1675.297
164.0214.4445.650
174.2724.7226.003
184.5245.0006.356
194.7755.2786.709
205.0265.5567.062
215.2775.8337.415
225.5296.1117.768
235.7806.3898.122
246.0316.6678.475
256.2836.9448.828
266.5347.2229.181
276.7857.5009.534
287.0377.7789.887
297.2888.05610.240
307.5398.33310.593
317.7908.61110.946
328.0428.88911.300
338.2939.16711.653
348.5449.44412.006
358.7969.72212.359
369.04710.00012.712

3° voor het ambt van administratief medewerker:

uren opdrachtsalarisschaal 202salarisschaal 158salarisschaal 542
aantal OREaantal OREaantal ORE
1235259307
2471519614
3706778920
49421.0371.227
51.1771.2971.534
61.4121.5561.841
71.6481.8152.147
81.8832.0752.454
92.1192.3342.761
102.3542.5933.068
112.5892.8533.374
122.8253.1123.681
133.0603.3713.988
143.2953.6314.295
153.5313.8904.601
163.7664.1494.908
174.0024.4095.215
184.2374.6685.522
194.4724.9275.828
204.7085.1876.135
214.9435.4466.442
225.1795.7056.749
235.4145.9657.055
245.6496.2247.362
255.8856.4837.669
266.1206.7437.976
276.3567.0028.282
286.5917.2618.589
296.8267.5218.896
307.0627.7809.203
317.2978.0399.509
327.5328.2999.816
337.7688.55810.123
348.0038.81710.430
358.2399.07710.736
368.4749.33611.043

4° voor de personeelsleden die conform artikel 103vicies van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991 met behoud van hun uren opdracht en artikel 84 tricies bis van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991 aangesteld worden in het ambt van internaatsmedewerker met behoud van hun salarisschaal 165:

uren opdracht salarisschaal 165
aantal ORE
1278
2556
3833
41.111
51.389
61.667
71.944
82.222
92.500
102.778
113.056
123.333
133.611
143.889
154.167
164.444
174.722
185.000
195.278
205.556
215.833
226.111
236.389
246.667
256.944
267.222
277.500
287.778
298.056
308.333
318.611
328.889
339.167
349.444
359.722
3610.000

Onderafdeling 5. - De prestatieregeling

Art. 17.

Het aantal uren voor een ambt met volledige prestaties in de wervingsambten van het ondersteunend personeel bedraagt 36 uren.

Het aantal uren voor een ambt met onvolledige prestaties in de wervingsambten van het ondersteunend personeel bedraagt een evenredig deel van het aantal uren, vermeld in het eerste lid. Een ambt met onvolledige prestaties kan worden uitgeoefend in hele uren vanaf één uur.

Na onderhandelingen in het bevoegde lokale onderhandelingscomité en mits compensaties kan van de wekelijkse grens van 36 uur afgeweken worden.

Art. 18.

De aanwezigheid van een personeelslid per dag, zonder overnachting, bedraagt niet meer dan negen uren. Na overleg met het personeelslid kan de aanwezigheid van een personeelslid per dag, zonder overnachting, meer dan negen uren bedragen tot een maximum van elf uren.

Als een personeelslid tijdens de dienst ook moet overnachten in het onderwijsinternaat, mag de aanwezigheid van het personeelslid niet meer dan zestien opeenvolgende uren bedragen.

Elk uur verplichte aanwezigheid tijdens de dag, tussen het opstaan en het slapengaan van de internen, telt mee als arbeidsprestatie. De uren aanwezigheid tijdens de nacht, tussen het slapengaan en het opstaan van de internen, tellen mee voor vier uren arbeidsprestatie.

In het derde lid wordt verstaan onder ‘tussen het slapengaan en het opstaan’: een aaneengesloten periode van 8 uur tussen 22 uur en 8 uur.

Art. 19.

Een internaatsmedewerker is niet meer dan vier nachten per week aanwezig.

Art. 20.

Een internaatsmedewerker heeft per drie zondagsprestaties minstens één zondag volledig vrij.

Onderafdeling 6. — De vakantieregeling

Art. 21.

De vakantieregeling voor de personeelsleden, vermeld in artikel 11 van dit besluit, wordt onderhandeld binnen het bevoegde lokale onderhandelingscomité en doet geen afbreuk aan de volgende voorwaarden:

1° het bestuur kan de personeelsleden verplichten om maximaal twaalf dagen te presteren tijdens de vakantieperioden, vermeld in artikel 4 van het besluit van de Vlaamse regering van 17 april 1991 tot organisatie van het schooljaar in het basisonderwijs en in het deeltijds onderwijs georganiseerd, erkend of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap. De laatste dag van een vakantieperiode telt niet mee om het voormelde maximum van twaalf dagen te berekenen;

2° van het maximum van twaalf dagen, vermeld in punt 1°, kunnen er maximaal tien dagen in de zomervakantie, vermeld in artikel 4, eerste lid, 1°, van het voormelde besluit, vallen;

3° tijdens de zomervakantie, vermeld in artikel 4, eerste lid, 1°, van het voormelde besluit, heeft elk personeelslid recht op een ononderbroken vakantie van vijf weken.

In de onderwijsinternaten die voorzien in bijkomende verblijfsdagen als vermeld in artikel 27 van het decreet van 16 juni 2023, kan de vakantieregeling voor de personeelsleden, vermeld in artikel 14 van dit besluit, afwijken van de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, 1° tot en met 3°, na onderhandelingen in het bevoegde lokale onderhandelingscomité.

In de onderwijsinternaten die voor 1 september 2023 een gunstigere vakantieregeling dan de vakantieregeling, vermeld in het eerste lid, onderhandeld hebben in het bevoegd lokaal onderhandelingscomité, kan die gunstigere vakantieregeling bestendigd worden.

Onderafdeling 7. — Vervangingen

Art. 22.

Een personeelslid dat tijdelijk een personeelslid vervangt dat aangesteld is in een wervings-, selectie- of bevorderingsambt in een onderwijsinternaat, krijgt alleen een salaris of een salaristoelage als de vervanging voldoet aan al de volgende voorwaarden:

1° het te vervangen personeelslid is aangesteld in een gefinancierde of gesubsidieerde betrekking in het onderwijs;

2° het te vervangen personeelslid is niet afwezig voor nascholing;

3° het te vervangen personeelslid is afwezig voor ten minste één werkdag.

Onderafdeling 8. — De individuele concordantie

Art. 23.

In een onderwijsinternaat kan op 1 september 2023 een individuele concordantie als vermeld in artikel 56quater, § 1, van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991, en artikel 74quinquies, § 1, van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991, toegekend worden van het ambt van beheerder naar het ambt van directeur. De voormelde individuele concordantie kan toegekend worden aan de personeelsleden die in het ambt van beheerder aangesteld zijn en die aan een van de volgende voorwaarden voldoen:

1° uiterlijk op 31 augustus 2023 vastbenoemd of toegelaten tot de proeftijd zijn;

2° tijdelijk aangesteld geweest zijn in een vacant ambt van beheerder tijdens het schooljaar 2022-2023.

Art. 24.

Bij een individuele concordantie als vermeld in artikel 23, gelden de volgende voorwaarden:

1° de diensten die gepresteerd zijn in het ambt van beheerder, tellen automatisch mee als gepresteerde diensten in het ambt van directeur;

2° de kandidaatstelling om toegelaten te worden tot de proeftijd in het ambt van beheerder, wordt geacht te zijn gebeurd in het ambt van directeur;

3° de vacantverklaring van het ambt van beheerder wordt geacht te zijn gebeurd in het ambt van directeur;

4° de persoon die toegelaten is tot de proeftijd voor het ambt van beheerder, is automatisch toegelaten tot de proeftijd voor het ambt van directeur;

5° de persoon die vastbenoemd is voor het ambt van beheerder, is automatisch vastbenoemd voor het ambt van directeur;

6° de persoon die gereaffecteerd of wedertewerkgesteld was in het ambt van beheerder, is dat automatisch in het ambt van directeur.

Art. 25.

In een onderwijsinternaat kan op 1 september 2023 een individuele concordantie als vermeld in artikel 56quater, § 1, van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991, en artikel 74quinquies, § 1, van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991, toegekend worden van het ambt van beheerder naar het ambt van internaatsmedewerker. Die individuele concordantie kan toegekend worden aan de personeelsleden die in het ambt van beheerder aangesteld zijn en die aan een van de volgende voorwaarden voldoen:

1° uiterlijk op 31 augustus 2023 vastbenoemd of toegelaten tot de proeftijd zijn;

2° tijdelijk aangesteld geweest zijn in het ambt van beheerder tijdens het schooljaar 2022-2023.

Art. 26.

Bij een individuele concordantie als vermeld in artikel 25, gelden de volgende voorwaarden:

1° de kandidaatstelling voor een tijdelijke aanstelling, als dat van toepassing is, in het ambt van beheerder, geldt als kandidaatstelling voor het ambt van internaatsmedewerker;

2° de diensten die gepresteerd zijn in het ambt van beheerder, tellen automatisch mee als gepresteerde diensten in het ambt van internaatsmedewerker;

3° de persoon die vastbenoemd is voor het ambt van beheerder, is automatisch vastbenoemd voor het ambt van internaatsmedewerker;

4° de persoon die niet vastbenoemd is voor het ambt van beheerder, maar onderliggend vastbenoemd is voor een wervingsambt, is automatisch vastbenoemd voor het ambt van internaatsmedewerker;

5° de vacantverklaring en de kandidaatstelling met het oog op mutatie, als dat van toepassing is, in het ambt van beheerder worden geacht te zijn gebeurd in het ambt van internaatsmedewerker;

6° de persoon die gereaffecteerd of wedertewerkgesteld was in het ambt van beheerder, is dat automatisch in het ambt van internaatsmedewerker.

De vastbenoemde beheerder die individueel geconcordeerd wordt naar het ambt van internaatsmedewerker, mag de titel adjunct-directeur voeren.

Art. 27.

Het individueel ondertekende concordantieformulier, vermeld in artikel 56quater, § 2, van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991, en artikel 74quinquies, § 2, van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991, moet ingediend worden bij AGODI uiterlijk op 15 september 2023.

Art. 28.

Als het personeelslid en het bestuur niet tot een akkoord komen, kan het personeelslid het bezwaarschrift, vermeld in artikel 56quater, § 3, van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991, en artikel 74quinquies, § 3, van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991, uiterlijk tien kalenderdagen nadat het bestuur de beslissing aan hem heeft meegedeeld, indienen bij de Commissie Bezwaarschriften, vermeld in de voormelde bepalingen.

De Commissie Bezwaarschriften, vermeld in het eerste lid, bestaat uit de administrateur-generaal van AGODI, of zijn afgevaardigde, en uit een bevoegde inspecteur.

De Commissie Bezwaarschriften, vermeld in het eerste lid, beslist collegiaal binnen dertig kalenderdagen nadat het bezwaarschrift, vermeld in het eerste lid, bij de Commissie Bezwaarschriften is ingediend.

Als het bestuur niet uiterlijk 15 september beslist, kan het personeelslid tot en met 5 oktober 2023 een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Commissie Bezwaarschriften.

Afdeling 9. — Overdragen ORE

Art. 29.

Voor de toepassing van artikel 33, § 2, en artikel 34, § 2, van het decreet van 16 juni 2023 wordt AGODI aangewezen als de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap.

AGODI bepaalt de wijze waarop onderwijsinternaten de overgedragen ORE moeten melden.

Afdeling 10. — Salarisfinanciering of -subsidiëring

Art. 30.

Voor de toepassing van artikel 35, § 2, van het decreet van 16 juni 2023 wordt AGODI aangewezen als de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap.

Afdeling 11. — Bijkomend werkingsbudget voor internen met ouders die geen vaste verblijfplaats hebben

Art. 31.

Voor de toepassing van artikel 40, vijfde lid, van het decreet van 16 juni 2023 wordt AGODI aangewezen als de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap.

Afdeling 12. — Aanwending van het werkingsbudget

Art. 32.

§ 1. Besturen van officiële gesubsidieerde onderwijsinternaten maken de controle op de besteding van het werkingsbudget mogelijk door de ontvangsten en uitgaven van het werkingsbudget chronologisch in een journaalboek bij te houden. Op het einde van elk kalenderjaar maken de besturen een slotrekening op.

§ 2. Als het boekhoudkundige plan dat al bestaat op 16 juni 2023, alle gegevens bevat die nodig zijn voor de controle, vermeld in artikel 42 van het decreet van 16 juni 2023, kan het na de voormelde datum ongewijzigd worden bijgehouden.

§ 3. Jaarlijks maken de besturen een verantwoordingsdocument op volgens een model dat AGODI bepaalt.

AGODI bepaalt de termijn waarin de onderwijsinternaten het verantwoordingsdocument, vermeld in het eerste lid, bezorgt.

Indien, na de controle van het verantwoordingsdocument, AGODI het noodzakelijk acht, kan AGODI alsnog vragen aan de besturen om hun slotrekening over te maken en een verdere controle uit te voeren op het journaalboek of het boekhoudkundige plan zoals bepaald in paragraaf 2.

Art. 33.

§ 1. Besturen van vrije gesubsidieerde onderwijsinternaten maken uiterlijk zes maanden na de afsluitingsdatum van het boekjaar de controle op de besteding van het werkingsbudget door AGODI mogelijk. De voormelde besturen houden de bijbehorende bewijsstukken ter beschikking, die, in voorkomend geval, minstens de jaarrekening of een financieel verslag dat gebaseerd is op de vereenvoudigde boekhouding omvatten.

§ 2. Jaarlijks maken de besturen een verantwoordingsdocument op volgens een model dat AGODI bepaalt.

AGODI bepaalt de termijn waarin de onderwijsinternaten het verantwoordingsdocument, vermeld in het eerste lid, bezorgt.

Indien, na de controle van het verantwoordingsdocument, AGODI het noodzakelijk acht, kan AGODI alsnog vragen om de bijhorende bewijsstukken over te maken en verdere controle uit te voeren.

Art. 34.

De controlerende ambtenaren van AGODI dienen over hun opdrachten een verslag in bij de Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming.

Een afschrift van het verslag, vermeld in het eerste lid, wordt bezorgd aan het bestuur in kwestie. Het voormelde bestuur kan een verweerschrift bij de Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming, indienen tegen het voormelde verslag.

Art. 35.

Voor de toepassing van artikel 43, § 2, zevende lid, van het decreet van 16 juni 2023 wordt AGODI aangewezen als de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap.

Afdeling 13. — Overheveling en fusie

Art. 36.

Voor de toepassing van artikel 46, derde lid, van het decreet van 16 juni 2023 wordt AGODI aangewezen als de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap.

Art. 37.

Voor de toepassing van artikel 47, vierde lid, van het decreet van 16 juni 2023 wordt AGODI aangewezen als de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap.

Afdeling 14. — Sancties en terugvorderingen

Art. 38.

Voor de toepassing van de sancties, vermeld in artikel 54 van het decreet van 16 juni 2023, wordt de definitieve vaststelling van de niet-naleving van de bepalingen van het voormelde decreet, alleen gedaan na onderzoek ter plaatse door twee ambtenaren van AGODI.

De Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming, wijst de ambtenaren, vermeld in het eerste lid, aan.

Art. 39.

§ 1. De definitieve vaststelling, vermeld in artikel 38, eerste lid, wordt met een aangetekende brief aan het bestuur betekend. Het bestuur kan binnen twee weken nadat het de voormelde aangetekende brief heeft ontvangen, een verweerschrift indienen bij AGODI.

§ 2. Op basis van een verslag van AGODI en het eventuele verweerschrift van het betrokken bestuur neemt de Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming, een beslissing over de sanctie nadat hij het betrokken bestuur gehoord heeft. Het betrokken bestuur wordt met een aangetekende brief opgeroepen om gehoord te worden.

§ 3. De beslissing over een sanctie wordt binnen vijftien kalenderdagen na het verhoor, vermeld in paragraaf 2, of nadat de oproeping om gehoord te worden conform paragraaf 2 is verstuurd als het betrokken bestuur niet is verschenen, met een aangetekende brief meegedeeld aan het bestuur in kwestie.

Nadat de termijn, vermeld in het eerste lid, is verstreken, kan de Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming, geen sanctie meer opleggen.

Afdeling 15. — Overgangsbepalingen

Art. 40.

AGODI legt de wijze vast waarop de melding van het fusiecompromis als vermeld in artikel 162, tweede lid, van het decreet van 16 juni 2023, kan gedaan worden.

Art. 41.

Voor de toepassing van artikel 167, § 2, van het decreet van 16 juni 2023 wordt AGODI aangewezen als de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap.

De waarde van één ORE wordt vastgelegd op 5,752 euro.

AGODI legt de wijze vast waarop de melding als vermeld in artikel 167, § 2, punt 2°, van het voormelde decreet, kan gedaan worden.

AGODI legt de wijze vast waarop ze het maximaal aantal ORE dat een onderwijsinternaat ingevolge punt 3° en 4° van artikel 167, § 1, van het voormelde decreet mag omzetten, berekent en meedeelt aan het bestuur van het desbetreffende onderwijsinternaat.

Art. 42.

Voor de toepassing van artikel 169 van het decreet van 16 juni 2023 wordt AGODI aangewezen als de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap.

Art. 43.

Voor de toepassing van artikel 170 van het decreet van 16 juni 2023 wordt AGODI aangewezen als de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap.

Art. 44.

Voor de toepassing van artikel 171 van het decreet van 16 juni 2023 wordt AGODI aangewezen als de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap.

AGODI legt de wijze vast waarop de melding van het fusiecompromis als vermeld in artikel 171, § 1, laatste lid, van het voormelde decreet, kan gedaan worden.

HOOFDSTUK 3. — Wijzigingsbepalingen

Wijzigingsbepalingen zijn niet opgenomen in deze coördinatie.

HOOFDSTUK 4. — Slotbepalingen

Afdeling 1. — Opheffingsbepalingen

Art. 68.

De volgende regelingen worden opgeheven:

1° het koninklijk besluit van 8 april 1959 tot regeling van het stelsel der dienstprestaties van de surveillanten en studiemeesters bij de Rijksinrichtingen voor middelbaar en technisch onderwijs, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 5 februari 2010;

2° het koninklijk besluit van 2 december 1969 tot vaststelling van de regels voor de oprichting van betrekkingen van opvoeder-huismeester, directiesecretaris en beheerder in de onderwijsinrichtingen van de Staat;

3° het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende toekenning van een bijwedde voor buitengewone en veranderlijke dienstverstrekkingen, die terzelfdertijd bestaan uit nachtwerk, zondagswerk en werk op feestdagen, aan sommige leden van het paramedisch personeel van het rijksonderwijs;

4° het besluit van de Vlaamse regering van 19 december 1990 tot vaststelling en indeling van de ambten van de leden van het opvoedend hulppersoneel van de onderwijsinstellingen, gewijzigd bij de besluit van de Vlaamse Regering van 19 oktober 1994, 28 augustus 2000, 24 januari 2003 en 25 juni 2004;

5° het besluit van de Vlaamse Regering van 21 november 2014 betreffende verblijf en begeleiding tijdens de schoolvrije dagen in de internaten van het Gemeenschapsonderwijs tijdens de transitiefase.

Afdeling 2. — Overgangsbepalingen

Art. 69.

Voor de personeelsleden die in het schooljaar 2022-2023 tijdelijk aangesteld of vastbenoemd zijn in de volgende ambten, gelden de overgangsmaatregelen, vermeld in het tweede en het derde lid:

1° klerk-typist;

2° opsteller;

3° rekenplichtig correspondent;

4° eerstaanwezend rekenplichtig correspondent.

De personeelsleden, vermeld in het eerste lid, die een ambtshalve concordantie verkregen hebben naar het ambt van administratief medewerker:

1° blijven de salarisschaal krijgen die hun op grond van de reglementering die gold voor 1 september 2023, mocht worden verleend voor het ambt, vermeld in het eerste lid, tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover ze beschikken, recht geeft op een hogere salarisschaal;

2° die niet in het bezit zijn van een bekwaamheidsbewijs van ten minste hoger secundair onderwijs (ten minste HSO), worden geacht in het bezit te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs met salarisschaal 202 voor het ambt van administratief medewerker.

De overgangsmaatregelen, vermeld in het tweede lid, gelden vanaf 1 september 2023. Voor de personeelsleden, vermeld in het eerste lid, blijven de voormelde overgangsmaatregelen na de voormelde datum gelden, ook als ze uit dienst treden en nadien opnieuw in dienst treden.

Art. 70.

Voor de personeelsleden die in het schooljaar 2022-2023 tijdelijk aangesteld of vastbenoemd zijn in het ambt van studiemeester-opvoeder, gelden de overgangsmaatregelen, vermeld in het tweede en het derde lid.

De personeelsleden, vermeld in het eerste lid, die een ambtshalve concordantie verkregen hebben naar het ambt van internaatsmedewerker en die niet in het bezit zijn van een bekwaamheidsbewijs van ten minste hoger secundair onderwijs (ten minste HSO) worden geacht in het bezit te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs met salarisschaal 125 voor het ambt van internaatsmedewerker.

De overgangsmaatregelen, vermeld in het tweede lid, gelden vanaf 1 september 2023. Voor de personeelsleden, vermeld in het eerste lid, blijven de voormelde overgangsmaatregelen na de voormelde datum gelden, ook als ze uit dienst treden en nadien opnieuw in dienst treden.

Art. 71.

Voor de personeelsleden die in het schooljaar 2022-2023 tijdelijk aangesteld of vastbenoemd zijn in het ambt van beheerder gelden de overgangsmaatregelen, vermeld in het tweede tot en met het vierde lid.

De personeelsleden, vermeld in het eerste lid, die een individuele concordantie verkregen hebben naar het ambt van directeur en die niet in het bezit zijn van een bekwaamheidsbewijs van ten minste bachelor, worden geacht in het bezit te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs met salarisschaal 165 voor het ambt van directeur.

De personeelsleden, vermeld in het eerste lid, die een individuele concordantie verkregen hebben naar het ambt van internaatsmedewerker en die niet in het bezit zijn van een bekwaamheidsbewijs van ten minste hoger secundair onderwijs (ten minste HSO) worden geacht in het bezit te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs met salarisschaal 165 voor het ambt van internaatsmedewerker.

De overgangsmaatregelen, vermeld in het tweede en derde lid, gelden vanaf 1 september 2023. Voor de personeelsleden, vermeld in het eerste lid, blijven de voormelde overgangsmaatregelen na de voormelde datum gelden, ook als ze uit dienst treden en nadien opnieuw in dienst treden.

Art. 72.

Voor de personeelsleden die in het schooljaar 2022-2023 tijdelijk aangesteld of vastbenoemd zijn in de volgende ambten, gelden de overgangsmaatregelen, vermeld in het tweede en het derde lid:

1° ergotherapeut;

2° kinderverzorger;

3° kinesitherapeut;

4° logopedist;

5° verpleger;

6° studiemeester-opvoeder internaat;

7° maatschappelijk werker;

8° orthopedagoog;

9° psycholoog;

10° hoofdopvoeder.

De personeelsleden, vermeld in het eerste lid, die een ambtshalve concordantie verkregen hebben naar het ambt van internaatsmedewerker, blijven de salarisschaal krijgen die hun op grond van de reglementering die gold voor 1 september 2023, mocht worden verleend voor het ambt, vermeld in het eerste lid, tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover ze beschikken, recht geeft op een hogere salarisschaal.

De overgangsmaatregelen, vermeld in het tweede lid, gelden vanaf 1 september 2023. Voor de personeelsleden, vermeld in het eerste lid, blijven de voormelde overgangsmaatregelen na die datum gelden, ook als ze uit dienst treden en nadien opnieuw in dienst treden.

Art. 73.

Voor de personeelsleden die in het schooljaar 2022-2023 in dienst zijn als contractueel personeelslid in een functie van opvoeder en aangesteld worden in een onderwijsinternaat overeenkomstig artikel 103undevicies van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991 of artikel 84tricies semel van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991, gelden de overgangsmaatregelen, vermeld in het tweede en het derde lid.

De personeelsleden, vermeld in het eerste lid, die aangesteld worden in het ambt van internaatsmedewerker en die niet in het bezit zijn van een bekwaamheidsbewijs van ten minste hoger secundair onderwijs (ten minste HSO) worden geacht in het bezit te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs met salarisschaal 125 voor het ambt van internaatsmedewerker.

De overgangsmaatregelen, vermeld in het tweede lid, gelden vanaf 1 september 2023. Voor de personeelsleden, vermeld in het eerste lid, blijven de voormelde overgangsmaatregelen na de voormelde datum gelden, ook als ze uit dienst treden en nadien opnieuw in dienst treden.

Art. 74.

Personeelsleden die krachtens artikel 1, § 1, 2°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 september 2005 betreffende de toekenning van een niet-verworven salarisschaal aan personeelsleden die houder zijn van een getuigschrift of diploma buitengewoon onderwijs, of krachtens artikel 1, 1° van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 april 2005 betreffende de toekenning van een bepaalde niet-verworven salarisschaal aan sommige personeelsleden van het onderwijs, zoals van kracht op 31 augustus 2023, een niet-verworven salarisschaal krijgen, behouden op persoonlijke titel de voormelde niet-verworven salarisschaal als ze aangesteld worden in een wervingsambt in een onderwijsinternaat.

Afdeling 3. — Inwerkingtredingsbepaling en uitvoeringsbepaling

Art. 75.

Dit besluit treedt in werking op 1 september 2023.

Art. 76.

De Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Bijlage 1-3

Deze bijlagen horen bij andere besluiten

Bijlage 4.

Referentiekader voor internaatskwaliteit - RiK