Besluit van de Vlaamse Regering houdende de salarisschalen van bepaalde
personeelsleden van het onderwijs
goedkeuringsdatum
5 OKTOBER 2018
publicatiedatum
B.S.31/10/2018
datum laatste wijziging
28/08/2024
COORDINATIE
(1)
B.Vl.R. van 29/03/2019 (B.S. 26/06/2019)
(2)
B.Vl.R. van 30/10/2020 (B.S. 11/12/2020)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten, wat betreft de
toekenning van een bijkomende lineaire loonsverhoging en een bijkomende baremieke verhoging ter
uitvoering van cao_XI_leerplicht, cao_IV_basiseducatie en cao_ V_hoger onderwijs, en tot wijziging van het
besluit van de Vlaamse Regering van 15 april 2005 betreffende de toekenning van een bepaalde niet-verworven
salarisschaal aan sommige personeelsleden van het onderwijs ;
(3)
B.Vl.R. van 22/04/2022 (B.S. 22/09/2022)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van maatregelen uit cao V voor de basiseducatie, cao VI voor het hoger onderwijs en cao XII voor de andere onderwijsniveaus die uitwerking hebben op 1 september 2021 en 1 januari 2022 ;
(4)
B.Vl.R. van 09/09/2022 (B.S. 14/12/2022)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van dringende maatregelen
om het lerarenambt in het basis- en secundair onderwijs te herwaarderen
;
(5)
B.Vl.R. van 15/09/2023 (B.S. 01/12/2023)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van maatregelen over het lerarenambt ;
(6)
B.Vl.R. van 05/07/2024 (B.S. 08/08/2024)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering tot het waarborgen van toereikende wettelijke minimumlonen
voor het personeel van het onderwijs in de Vlaamse Gemeenschap ;
(7)
B.Vl.R. van 05/07/2024 (B.S. 28/08/2024)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering over de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal
;
DE VLAAMSE REGERING,
Gelet op de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016, bekrachtigd bij het decreet
van 23 december 2016, artikel V.47, gewijzigd bij het decreet van 16 juni 2017, en artikel V.66;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 21 november 2003 houdende de salarisschalen van bepaalde
personeelsleden van het onderwijs;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 12 juli 2018;
Gelet op protocol nr. 106 van 5 oktober 2018 houdende de conclusies van de onderhandelingen die werden gevoerd
in de gemeenschappelijke vergadering van Sectorcomité X, van onderafdeling Vlaamse Gemeenschap van afdeling 2
van het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en van het overkoepelend onderhandelingscomité, vermeld in het decreet van 5 april 1995 tot oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd
onderwijs;
Gelet op protocol nr. 87 van 5 oktober 2018 houdende de conclusies van de onderhandelingen die werden gevoerd
in het Vlaams Onderhandelingscomité voor de basiseducatie, vermeld in het decreet van 23 januari 2009 tot oprichting
van onderhandelingscomités voor de basiseducatie en voor het Vlaams Ondersteuningscentrum voor het Volwassenenonderwijs;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs;
Na beraadslaging,
Besluit :
HOOFDSTUK 1. — Toepassingsgebied
Artikel 1.
Dit besluit is van toepassing op :
1° de personeelsleden, vermeld in artikel 2, § 1, van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991;
2° de personeelsleden, vermeld in artikel 4, § 1, van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd
onderwijs van 27 maart 1991;
3° de leden van de onderwijsinspectie, vermeld in artikel 61 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de
kwaliteit van onderwijs;
4° de personeelsleden, vermeld in artikel 10 van het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de
begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken;
5° de personeelsleden, vermeld in artikel 3 van het decreet van 7 juli 2017 betreffende de rechtspositie van de
personeelsleden in de basiseducatie;
6° de contractuelen betaald door het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming als vermeld in het besluit van
de Vlaamse Regering van 29 oktober 2004 houdende geldelijke en administratieve bepalingen voor de
contractuele personeelsleden in het onderwijs betaald door het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming.
HOOFDSTUK 2. — Vaststelling van de salarisschalen
Art. 2.
De salarisschalen die gelden voor de personeelsleden, vermeld in artikel 1 worden, overeenkomstig de
bezoldigingsregeling die op hen van toepassing is, aangeduid door een kengetal. Het kengetal van het ambt
[en, voor de
personeelsleden die voor 1 september 2021 in dienst zijn getreden, de minimumleeftijd worden]
vermeld bij elke salarisschaal die voorkomt in de bijlage, die bij dit besluit is gevoegd.
[Voor de personeelsleden die vanaf 1 september 2021 voor het eerst in dienst treden, geldt geen minimumleeftijd
meer. De minimumleeftijden, vermeld in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd, zijn niet van toepassing op hen.]
[
Art. 2/1.
Met ingang van 1 november 2024 wordt iedere vier jaar de toereikendheid beoordeeld van de
minimumsalarissen van de salarisschalen 121 en 229, vermeld in de bijlage bij dit besluit. De Vlaamse minister, bevoegd
voor het onderwijs, beslist wie de beoordeling uitvoert. Bij die beoordeling wordt rekening gehouden met:
1° de koopkracht van de personeelsleden die de minimumsalarissen van de salarisschalen 121 en 229, vermeld in
de bijlage bij dit besluit, ontvangen, rekening houdend met de kosten voor levensonderhoud;
2° het algemene niveau van de wedden en lonen en de verdeling ervan;
3° het groeipercentage van de wedden en lonen;
4° nationale productiviteitsniveaus en -ontwikkelingen op lange termijn;
5° de indicatieve referentiewaarde van 50% van de gemiddelde brutowedde en het gemiddelde brutoloon.
De beoordeling, vermeld in het eerste lid, wordt door de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, voor
advies voorgelegd aan een commissie die samengesteld is uit een afvaardiging van de representatieve vakorganisaties
en van de onderwijsverstrekkers. De commissie bezorgt uiterlijk twee maanden na de aanvraag haar advies aan de
Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs.
Een afvaardiging als vermeld in het tweede lid, bestaat uit maximaal tien leden. Een personeelslid van het
beleidsdomein Onderwijs en Vorming treedt op als secretaris van de commissie.
]
HOOFDSTUK 3. — Bijzondere bepalingen om het salaris van sommige personeelsleden vast te stellen
Afdeling 1. — Volwassenenonderwijs en deeltijds kunstonderwijs
Art. 3.
Het salaris van het personeelslid dat zich in een van de volgende gevallen bevindt, wordt vastgesteld
rekening houdend met de volgende elementen :
1° voor een personeelslid dat zijn prestaties in het onderwijs uitoefent als bijbetrekking als vermeld in artikel 2
van het koninklijk besluit nr. 63 van 20 juli 1982 houdende wijziging van de bezoldigingsregels van toepassing op het onderwijzend en daarmee gelijkgesteld personeel van het onderwijs met volledig leerplan en van het
onderwijs voor sociale promotie of met beperkt leerplan, wordt de vastgestelde salarisschaal verminderd met
[1150,05 euro]
;
2° voor een personeelslid dat in het onderwijs twee of meer hoofdambten met onvolledige prestaties uitoefent als
vermeld in titel IV van het koninklijk besluit van 10 maart 1965 houdende bezoldigingsregeling van het
personeel der leergangen met beperkt leerplan afhangend van het Ministerie van Nationale Opvoeding en
Cultuur, waarvan de gezamenlijke opdracht de eenheid overtreft, wordt de volgende formule toegepast : (jw’
x OB1 + jw’ x OB2 + ... + jw’ x OBx) +
[1127,46 euro]
;
3° voor een personeelslid dat in het onderwijs fungeert in een niet-vacante betrekking en bezoldigd wordt op
grond van artikel 24, § 3, van het voormelde koninklijk besluit van 10 maart 1965, wordt de volgende formule
toegepast : [{jw’ x (dp/30)} + {
[1127,46 euro]
x (dp’/30)}].
In het eerste lid wordt verstaan onder :
1° jw : het jaarsalaris à 100%;
2° jw’ : jw -
[1127,46 euro]
;
3° OB : opdrachtbreuk, dit is een breuk waarvan de teller een getal is dat gelijk is aan het aantal uren dat het
personeelslid presteert in het ambt en waarvan de noemer een getal is dat gelijk is aan het minimale aantal
uren dat vereist is opdat hetzelfde ambt een ambt met volledige prestaties zou zijn;
4° dp : aantal prestatiedagen, dit is het aantal dagen dat het personeelslid tijdens de maand in kwestie heeft
gefungeerd;
5° dp’ : is gelijk aan dp, met dien verstande dat het altijd gelijk is aan 30 als het personeelslid een volledige maand
heeft gefungeerd.
Afdeling 2. — Onderwijs met volledig leerplan
Art. 4.
Het salaris van het personeelslid dat zich in een van de volgende gevallen bevindt, wordt vastgesteld
rekening houdend met de volgende elementen :
1° voor een personeelslid dat zijn prestaties in het onderwijs uitoefent als bijbetrekking als vermeld in artikel 5
van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend,
wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, wordt de
vastgestelde salarisschaal verminderd met
[1150,05 euro]
;
2° voor een personeelslid dat zijn prestaties in het onderwijs uitoefent als niet-uitsluitend ambt als vermeld in het
voormelde artikel 5 en daarnaast in het onderwijs een hoofdambt uitoefent als vermeld in het voormelde
artikel 5 of artikel 2 van het koninklijk besluit nr. 63 van 20 juli 1982 houdende wijziging van de
bezoldigingsregels van toepassing op het onderwijzend en daarmee gelijkgesteld personeel van het onderwijs
met volledig leerplan en van het onderwijs voor sociale promotie of met beperkt leerplan, wordt de volgende
formule toegepast : (jw’ x OB hoofdambt + jw’ x OB niet-uitsluitend ambt) +
[1127,46 euro]
;
3° voor een personeelslid dat in het onderwijs twee of meer hoofdambten met onvolledige prestaties uitoefent als
vermeld in artikel 2, § 1, van het koninklijk besluit van 29 augustus 1985 houdende harmonisering van de
bezoldigingsregels van toepassing op het onderwijzend en daarmee gelijkgesteld personeel van het onderwijs
met volledig leerplan en van het onderwijs voor sociale promotie of met beperkt leerplan of als vermeld in titel
III van het voormelde koninklijk besluit van 15 april 1958, waarvan de gezamenlijke opdracht de eenheid
overtreft, en van wie het salaris wordt vastgesteld op grond van artikel 42, § 2, van het voormelde koninklijk
besluit van 15 april 1958, wordt de volgende formule toegepast : (jw’ x OB1 + jw’ x OB2 +... + jw’ x OBx) +
[1127,46 euro]
;
4° voor een personeelslid dat in het onderwijs fungeert in een niet-vacante betrekking en bezoldigd wordt op
grond van artikel 31, § 3, van het voormelde koninklijk besluit van 15 april 1958, wordt de volgende formule
toegepast : [{jw’ x (dp/30)} + {
[1127,46 euro]
x (dp’/30)}].
In het eerste lid wordt verstaan onder :
1° jw : het jaarsalaris à 100%;
2° jw’ : jw -
[1127,46 euro]
;
3° OB : opdrachtbreuk, dit is een breuk waarvan de teller een getal is dat gelijk is aan het aantal uren dat het
personeelslid presteert in het ambt en waarvan de noemer een getal is dat gelijk is aan het minimale aantal
uren dat vereist is opdat hetzelfde ambt een ambt met volledige prestaties zou zijn;
4° dp : aantal prestatiedagen, dit is het aantal dagen dat het personeelslid tijdens de maand in kwestie heeft
gefungeerd;
5° dp’ : is gelijk aan dp, met dien verstande dat het altijd gelijk is aan 30 als het personeelslid een volledige maand
heeft gefungeerd.
HOOFDSTUK 3. — Slotbepalingen
Art. 5.
Het besluit van de Vlaamse Regering van 21 november 2003 houdende de salarisschalen van bepaalde
personeelsleden van het onderwijs, het laatst gewijzigd bij het besluit van 28 oktober 2016, wordt opgeheven.
Art. 6.
Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 2018.
Art. 7.
De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Bijlage
[Tabel salarisschalen als vermeld in artikel 2]