Burgerschapseducatie maakt integraal deel uit van de opdracht van scholen. We verwachten van het onderwijs dat ze kinderen en jongeren opvoeden tot verantwoordelijke en actieve burgers. In dit onderzoek gaan we na aan welke vormen van ondersteuning scholen behoefte hebben. Hoe komt een vraag tot externe ondersteuning binnen een school tot stand? We wensen hiermee inzicht te krijgen in de mechanismen binnen scholen die een invloed hebben op de visie, de behoefte aan externe ondersteuning, de werkingsstrategieën en de randvoorwaarden. Een online bevraging en interviews met betrokken actoren binnen scholen (lager onderwijs en secundair ASO, TSO en BSO), leverden de nodige gegevens (anno 2009). Een waaier aan betekenissen en werkingen. Scholen geven in eerste instantie een zeer verschillende invulling aan burgerschapsvorming. Zowel lagere als secundaire scholen besteden aandacht aan het opvoeden tot burgerzin. Echter, de interpersoonlijke component van burgerzin (pesten, normbesef,…) overschaduwt de maatschappelijke component. Vooral in het lager onderwijs bestaat de tendens om burgerzin te reduceren tot persoonlijke tolerantie en respect voor regels. Het merendeel van de schoolactoren meent bovendien dat burgerschapseducatie geen hoofdtaak is van het onderwijs. De ruimere omgeving van de leerlingen (thuis, vrije tijd) staan volgens hen, eerder dan scholen, in voor het opvoeden tot actieve burgers. Er bestaan echter grote verschillen tussen scholen onderling. Naargelang de aandacht en het belang dat ze hechten aan burgerzin kunnen vier types scholen worden onderscheiden: scholen die doordrongen zijn van burgerschapseducatie (T1), scholen waarbij burgerschapseducatie in balans is met andere vaardigheden en kennis (T2), scholen waar burgerschapseducatie in basisvorm wordt aangeboden (T3) en scholen die burgerschapseducatie niet als een expliciete opdracht bekijken (T4). De meeste scholen in de bevraging behoren tot het tweede en derde type (lagere scholen eerder tot het derde). Voorwaarden en behoeften: tijd, visie, een gemotiveerd team en coördinatie. De belangrijkste stimulerende voorwaarden in de totstandkoming van een aanbod, zijn zonder meer de motivatie van leerkrachten en directie, de integratie in een schoolvisie en tijd. Een extern aanbod voor de werking blijkt een van de minst belangrijke condities te zijn. Toch blijft de interesse bestaan voor bijkomende ondersteuning via een extern aanbod. Vooral materiaal dat binnen de schoolmuren kan worden gebruikt (lesmateriaal, informatiepakketten, projectmateriaal) en structurerende overzichten zijn gewenst. Vormingen of een aanbod buiten de school hebben minder aantrek. Actieve scholen (T1) zijn echter meer vragende partij voor een eerder inspirerend, dan kant en klaar aanbod, omdat ze graag zelf materiaal ontwikkelen of aanpassen dat aansluit bij hun visie. Mening over het aanbod. Men is van mening dat het externe aanbod inhoudelijk interessant en up to date is. Voor bepaalde doelgroepen ervaart men echter een lacune. Voornamelijk het aanbod voor de jongste lagere schoolkinderen en BSO-jongeren is beperkt en kampt met een probleem van taalgebruik, visuele aantrekkelijkheid en themakeuze. Het kant en klare aanbod om binnen de school te gebruiken zou mogen uitbreiden. Het voornaamste probleem blijft de fragmentatie van het aanbod. Een betere samenwerking tussen aanbieders en een overzichtelijkheid van het aanbod is gewenst. Verder zou het aanbod aangepast moeten zijn aan de verschillende types scholen. Er is niet één manier om aan burgerschap te werken of één manier van onderwijs aanbieden. Bijgevolg varieert de vraag en zou het aanbod moeten kunnen inspelen op die verschillende behoeften en organisatievormen.