In het buitengewoon onderwijs heeft een kind recht op vervoer naar de dichtstbijzijnde school van het gemeenschapsonderwijs, het vrij onderwijs, het officieel gesubsidieerd onderwijs of het niet-confessioneel onderwijs die het type en/of opleidingsvorm aanbiedt waarnaar het attest van de leerling verwijst. Voor de leerlingen uit het buitengewoon onderwijs heeft dit vervoersysteem steeds vaker te kampen met lange reistijden.
Het onderzoek heeft als doel om een alternatief uit te werken voor het criterium afstand voor het leerlingenvervoer in het buitengewoon onderwijs.
De onderzoekers integreren de mobiliteitsproblematiek met een pedagogische en organisatorische invalshoek. De lange reistijden bij leerlingenvervoer worden beïnvloed door verschillende factoren die we kunnen categoriseren onder 3 invalshoeken: de organisatie van het buitengewoon onderwijs, administratieve behandeling van het recht op leerlingenvervoer en ten slotte de organisatie van het leerlingenvervoer.
Voor de organisatie van het buitengewoon onderwijs lijken voornamelijk 2 factoren van invloed te zijn op de reistijden van leerlingen. Enerzijds is er de segmentatie in het onderwijsaanbod van het buitengewoon onderwijs. Die segmentatie zorgt voor een grote geografische spreiding van scholen en bepaalt in sterke mate de reisafstanden voor leerlingen in het buitengewoon onderwijs. Anderzijds speelt ook de vrije keuze van ouders een belangrijke rol.
Een 2de invalshoek is de administratieve behandeling van het recht op leerlingenvervoer. In het huidige onderwijssysteem liggen de bevoegdheden in het kader van leerlingenvervoer bij het Departement Onderwijs en Vorming en De Lijn zodat de scholen zelf slechts een beperkte rol hebben.
Ten slotte speelt ook de organisatie van het leerlingenvervoer een belangrijke rol in de lengte van de reistijden voor die leerlingen waarbij verschillende vervoersystemen mogelijk zijn.
De onderzoekers verfijnen die factoren verder in samenwerking met de stakeholders die nauw betrokken zijn bij het onderzoeksproject. De onderzoekers maken een vergelijking voor elk van die factoren tussen het Vlaamse buitengewoon onderwijs, het eigen algemeen onderwijs en buitenlandse praktijken, teneinde alternatieven voor het criterium afstand te formuleren. Voor de vergelijking van de alternatieven voert het onderzoeksteam een multicriteria-analyse om zo het meest efficiënt, haalbaar en betaalbaar alternatief voor het criterium afstand te kunnen kiezen en om na te gaan wat het effect van die alternatieve scenario’s is op leerlingen en hun gezin, scholen en de organisatie van het vervoer. Het onderzoek resulteert in een samenhangend eindrapport dat beleidssuggesties opneemt voor de Vlaamse overheid, en voor de opdrachtgever in het bijzonder.