Onderwijsonderzoeken

Titel
Leerlingenvervoer in Vlaanderen: mogelijkheden en voorwaarden
Korte omschrijving
In het buitengewoon onderwijs in Vlaanderen is er momenteel (recht op) leerlingenvervoer voor elke leerling die de dichtstbijzijnde school bezoekt die het gepaste (type) aanbod heeft. De huidige regelgeving (o.b.v. parameter afstand) m.b.t. dit leerlingenvervoer is verouderd en stoot vandaag op heel wat problemen. Het stijgend aantal leerlingen in het buitengewoon onderwijs, de capaciteitsproblematiek en de stijgende verkeerscongestie zijn o.a. oorzaken van lange reistijden voor deze leerlingen. In het kader van een nieuw concept leerlingenvervoer is er een wetenschappelijk onderzoek (review) nodig om gefundeerde maatregelen te kunnen treffen. Dit onderzoek dient op basis van een vergelijkende internationale review een zicht te geven op hoe het leerlingenvervoer in andere landen gebeurt: welke leerlingen worden vervoerd / op welke wijze / hoe is het vervoer georganiseerd / … Daarenboven dient deze vergelijkende studie te leiden tot een aantal onderbouwde scenario’s voor Vlaanderen. Hierin moet zeker het volgende opgenomen worden: - Alternatieven voor het criterium afstand Meer specifiek, willen we een zicht krijgen op een aantal mogelijke scenario’s voor het leerlingenvervoer in Vlaanderen: op basis van welke parameter (of combinatie van parameters) kan het recht op leerlingenvervoer best worden bepaald (afstand, reistijd, …)? Met andere woorden, dankzij een internationale review dienen aanzetten tot alternatieve vervoersmodellen voor het criterium afstand geformuleerd te worden. - Wetenschappelijk onderbouwde argumenten van voor- en nadelen van verschillende scenario’s. Meer specifiek willen we zicht krijgen op de voor- en nadelen voor o.m. leerlingen en ouders, de scholen, kostprijs (aanbieder), praktische organisatie, …
Status
Afgerond
Startdatum
01/11/2013
Einddatum
30/04/2014
Omschrijving van het onderzoeksopzet

In het buitengewoon onderwijs heeft een kind recht op vervoer naar de dichtstbijzijnde school van het gemeenschapsonderwijs, het vrij onderwijs, het officieel gesubsidieerd onderwijs of het niet-confessioneel onderwijs die het type en/of opleidingsvorm aanbiedt waarnaar het attest van de leerling verwijst. Voor de leerlingen uit het buitengewoon onderwijs heeft dit vervoersysteem steeds vaker te kampen met lange reistijden.

Het onderzoek heeft als doel om een alternatief uit te werken voor het criterium afstand voor het leerlingenvervoer in het buitengewoon onderwijs.

De onderzoekers integreren de mobiliteitsproblematiek met een pedagogische en organisatorische invalshoek. De lange reistijden bij leerlingenvervoer worden beïnvloed door verschillende factoren die we kunnen categoriseren onder 3 invalshoeken: de organisatie van het buitengewoon onderwijs, administratieve behandeling van het recht op leerlingenvervoer en ten slotte de organisatie van het leerlingenvervoer.

 

Voor de organisatie van het buitengewoon onderwijs lijken voornamelijk 2 factoren van invloed te zijn op de reistijden van leerlingen. Enerzijds is er de segmentatie in het onderwijsaanbod van het buitengewoon onderwijs. Die segmentatie zorgt voor een grote geografische spreiding van scholen en bepaalt in sterke mate de reisafstanden voor leerlingen in het buitengewoon onderwijs. Anderzijds speelt ook de vrije keuze van ouders een belangrijke rol.

Een 2de invalshoek is de administratieve behandeling van het recht op leerlingenvervoer. In het huidige onderwijssysteem liggen de bevoegdheden in het kader van leerlingenvervoer bij het Departement Onderwijs en Vorming en De Lijn zodat de scholen zelf slechts een beperkte rol hebben.

Ten slotte speelt ook de organisatie van het leerlingenvervoer een belangrijke rol in de lengte van de reistijden voor die leerlingen waarbij verschillende vervoersystemen mogelijk zijn.

De onderzoekers verfijnen die factoren verder in samenwerking met de stakeholders die nauw betrokken zijn bij het onderzoeksproject. De onderzoekers maken een vergelijking voor elk van die factoren tussen het Vlaamse buitengewoon onderwijs, het eigen algemeen onderwijs en buitenlandse praktijken, teneinde alternatieven voor het criterium afstand te formuleren. Voor de vergelijking van de alternatieven voert het onderzoeksteam een multicriteria-analyse om zo het meest efficiënt, haalbaar en betaalbaar alternatief voor het criterium afstand te kunnen kiezen en om na te gaan wat het effect van die alternatieve scenario’s is op leerlingen en hun gezin, scholen en de organisatie van het vervoer. Het onderzoek resulteert in een samenhangend eindrapport dat beleidssuggesties opneemt voor de Vlaamse overheid, en voor de opdrachtgever in het bijzonder.

 

Omschrijving van de onderzoeksresultaten

Er zijn lange reistijden bij leerlingenvervoer in Vlaanderen die, naast de gebruikelijke problematiek van de verkeerscongestie, toegeschreven kunnen worden aan de vrije schoolkeuze, het feit dat niet elke school alle types buitengewoon onderwijs aanbiedt en het toenemend aantal leerlingen dat recht heeft op leerlingenvervoer. De financiële omkadering bevat bovendien geen aansporing om de reistijden te beperken. Het criterium afstand, dat door de overheid wordt gebruikt om het recht te bepalen, houdt geen rekening met andere criteria zoals bijvoorbeeld reistijd, de problematiek van het kind, de thuissituatie, de afstand van de opstapplaats naar de school, enzovoorts.

In hun analyse kijken de onderzoekers naar twee buitenlandse cases, Nederland en het Schotland. In Nederland is het recht hetzelfde: leerlingen met een handicap of een beperking die zelfstandige verplaatsing bemoeilijkt, krijgen hulp om de school van hun keuze te bezoeken. In Nederland werkt men echter met een budget voor leerlingenvervoer en geeft men aan de Nederlandse gemeenten meer autonomie om dat budget aan te wenden. Op die manier kunnen andere oplossingen (kleine bussen, kortere reistijden, …) worden gezocht.

Schotland kent geen vrije schoolkeuze. De wetgeving verplicht de onderwijsinstanties (LAA) en de onafhankelijke gesubsidieerde scholen om toegankelijkheidstrategieën op te stellen en uit te voeren. Dit moet de toegang tot onderwijs voor leerlingen met een handicap verbeteren. De LAAs werken met meerjarenplannen (inclusief bereikbaarheidsplannen) en bijhorende begroting. Het Schots leerlingenvervoer wordt niet opgevat als collectief busvervoer. De meest voorkomende vervoersvorm is per 6 leerlingen met een chauffeur en een begeleider.

 

De belangrijkste aanknopingspunten voor een nieuw beleid rond leerlingenvervoer die de onderzoekers identificeerden, zijn de volgende:

  • * Het benadrukken van het belang van aangepast vervoer voor de facilitering van schoolparticipatie;
  • * Het koppelen van leerlingenvervoer aan de noden van kinderen met specifieke onderwijsbehoeften ongeacht of deze kinderen schoollopen in het gewoon of in het buitengewoon onderwijs;
  • * Het bewaken van het mogelijks nefaste effect van lange reistijden op het leergedrag van kinderen en participatie aan sociale en familiale activiteiten;
  • * De invoering van een concept “redelijke pendelafstand”;
  • * Het mogelijk maken van een rationele vervoerskeuze binnen het vervoersaanbod dankzij schoolvervoerplannen;
  • * De invoering van een redelijke reistijdverhouding voor gelijke woon-school afstand;
  • * De herdefiniëring van de verhouding tussen de bestuurslagen en de responsabilisering van scholen en andere stakeholders in elke regio;
  • * De actualisering van het concept ‘dichtstbijzijnd’ in het toekomstige onderwijslandschap.

 

Promotor
Hondeghem Annie (KU Leuven)
Trefwoord
LEERLINGENVERVOER
Onderwijsniveau
  • buitengewoon basisonderwijs
  • buitengewoon secundair onderwijs
Thema
Ad hoc
Documenten